Site-archief
De uitvinder
Chris Honingh
.
In een tweedehandsboekenwinkel (mooi scrabble/wordfeudwoord) kwam ik de bundel ‘De uitvinder’ van Chris Honingh (1951) tegen uit 1991. Beeldend kunstenaar en dichter Chris Honingh debuteerde met deze bundel in 1991 bij uitgeverij Querido. Tot 2004 werden door deze uitgeverij nog 5 dichtbundels uitgeven van Honingh en na 2004 begint hij met het in eigen beheer uitgeven van proza, meer poëzie en later ook poëzie in het Engels in eigen beheer. Zijn laatste dichtbundel in het Nederlands is alweer uit 2017 en is getiteld ‘De Schaal van Richter’. Honingh publiceerde werk in de tijdschriften Tirade, De Gids, Het Liegend Konijn, DW en B, De Tweede Ronde, Maatstaf en De Revisor. Maar ook hier zijn zijn bijdragen van voor 2016. Misschien is dat de reden dat ik deze dichter nog niet kende.
In de bundel ‘De uitvinder’ worden pioniers als Jacob van Lennep en de Franse fortograaf Nadar en hun werkzaamheden vanuit onverwachte invalshoeken belicht. De analogie tussen uitvinder en dichter lijkt hierbij evident, beiden ontginnen onbekende terreinen. Ik heb echter een gedicht over Baudelaire gekozen. Misschien op het eerste oog geen uitvinder maar door zijn werk op het snijpunt van romantiek en realisme wordt hij als een van de grondleggers van het decadentisme gezien.
.
Baudelaire I
.
Vloeipapier waarin men kaas verpakt lag
volgeschreven, plotseling vervuld van kracht.
Oppervlakte leek een gloeiend bad, of
het retourneerde wat hij in een ogenblik
van zwakte dacht. door huid scheen schemerinkt,
zoals in matglas zon verdicht.
.
Had zich langzaam opgericht van schaduw af
tot licht, zijn door de pen ontwrichte hand op
uitgestoken knie. Notities voor een verder leven
op een tafelblad, verzonken in het witte gat
omdat hij hen fixeerde als hem het harde oog.
.
Overlopend staren, kramp kroop uit een been omhoog,
hij werd zich zeer bewust van zitten. Maar het blad
verdonkerde, letters keerden om, toen de spiegel
toonde wat tussen vlindervleugels in gevangen zat.
,
Aandacht, schichtig wezens dat steeds vlucht bij
nadering, het zet hem aan tot opstandigheid; de blik
waarin men wordt verpakt, vingers die hem weigeren
te raken, omdat zijn afstand niet in alledaagsheid past.
.
De zwerver
Joseph von Eichendorff
.
Sommige bundeltjes lijken op het eerste oog niet heel aantrekkelijk of de moeite waard. In het geval van ‘Het jaar van de heer’ Gedichten voor het kerkelijk jaar, bewerkt door Gabriël Smit uit 1954 lijkt dit op het eerste oog zeker zo. Toch ben ik wat gaan bladeren en lezen in dit bundeltje van uitgeverij Het Spectrum en je gelooft het of niet (wel aardig in dit verband) er staan zomaar enkele gedichten in die heel de moeite waard zijn.
Ja, de meeste gedichten gaan over bijbelpersonages, religieuze feesten en psalmen maar zo nu en dan vond ik toch iets dat wat verder ging dan alleen het kerkelijke. Zo kwam ik het gedicht ‘De zwerver’ tegen van Joseph von Eichendorff.
Joseph Karl Benedikt Freiherr von Eichendorff (1788 – 1857)was een Duits schrijver en dichter uit de Romantiek. Op Wikipedia staat te lezen: Eichendorff verwerkte in zijn vertellingen een aanzienlijke hoeveelheid gedichten, die hij later bundelde, en het zijn deze die hem zijn grote roem brachten. De kracht van zijn poëzie zit voornamelijk in zijn eenvoud; zijn gedichten beschrijven altijd de natuur op evocatieve wijze. Deels is het een melancholisch heimwee naar het slot uit zijn jeugd, deels is het een transcendente zoektocht naar God. Aan alle geschriften van Eichendorff ligt een onbuigzaam, welhaast geborneerd vasthouden aan het oorspronkelijke en mystieke katholicisme ten gronde; hij achtte de verwatering van de fundamenten van de godsdienst verantwoordelijk voor de teloorgang van het romantische ideaal. Eichendorff staat reeds enigszins op het eind van de Romantiek; hij kondigt de overgang naar het realisme aan.
Gabriël Wijnand Smit (1910-1981) de samensteller van deze bundel was dichter, prozaïst, journalist, toneel- en jeugdboekenschrijver en vertaler. Hij gold als een van de bekendste katholieke dichters.
.
De zwerver
.
Kom troost der wereld, stille nacht,
hoe stijgt gij van de bergen zacht,
de wind rust vol erbarmen.
Alleen een schipper waakt aan ’t stuur,
zingt over zee van ’t avonduur
en Vaders havenarmen.
.
Al wolken snel de jaren gaan
zij laten mij hier eenzaam staan,
geen wil nog van mij weten.
Alleen uw zegen bracht mij thuis
als onder ’t wonder boomgeruis
ik peinzend was gezeten.
.
O troost der wereld, stille nacht,
de dag ontstal mij al mijn kracht,
de verre branding monkelt…
Laat mij hier rusten van mijn nood3totdat het eeuwig morgenrood
het stille bos doorfonkelt.
.
Zware pijnstillers
Rob Schouten
.
Uit mijn boekenkast vandaag de bundel ‘Zware pijnstillers’ van Rob Schouten (1954), zijn 13e en voorlaatste dichtbundel alweer. Rob Schouten is dichter, prozaschrijver, columnist voor Trouw en literatuurcriticus. Daarnaast verzorgt hij sinds 1981 voor het weekblad Vrij Nederland recensies van dichtbundels.
In 1986 en 1987 was hij writer in residence aan de University of Minnesota, van 1993 tot 1996 bijzonder hoogleraar literaire kritiek aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Hij zat in talloze literaire jury’s, schreef naast dichtbundels en romans ook essays en een verhalenbundel. Daarnaast stelde hij een aantal bloemlezingen samen.In 2002 kreeg hij de Herman Gorterprijs voor ‘Infauste dienstprognose’.
De romantisch decadente elitaristische inslag van zijn vroege werk evolueerde gestaag in de richting van een eigenaardig soort realisme, dat het midden houdt tussen ruwhartig en gevoelig. Zo ook in de bundel ‘Zware pijnstillers’ uit 2012.
Het gedicht ‘Vader’ uit deze bundel is een mooie illustratie van het ruwhartige en gevoelige in één gedicht.
.
Vader
.
Twee oorlogen had hij op zak, als twee horloges,
een peutertje, de ander een volwassen man.
Niemand van ons kende hem nog, misschien verzon
hij soms maar wat, dat hij eerst boekhouder
en later predikant, ‘van kasboek tot bijbel’,
Plots had hij ons verwekt, maar bleef even
‘hardcore’-gelovig als jongen van Jan de Wit.
Hij kon niet tegen onrecht en mijn puberteit.
.
Maar ’t echte werd tot allerlaatst bewaard
toen hij broodmager, zachtjes kotsend, snotterde:
ik wou m’n kleinkinderen groot zien worden.
.
O God, bewaar me, laat me nu afglijden,
sla me met pest, neem me mijn dochters af
en leg me als het erop aankomt kalm in bed!
.
Charles Baudelaire
Voorbijgangster
.
Charles Baudelaire (1821 – 1867) was een Frans dichter en kunstcriticus die vooral bekendheid kreeg door zijn poëziebundel ‘Les fleurs du mal’ uit 1857. Hoewel Baudelaire vaak gerekend wordt tot de symbolisten waarbij verbeeldingskracht, fantasie en intuïtie centraal werden gesteld, zijn er ook duidelijk tekenen van de Romantiek (waar de subjectieve ervaring als uitgangspunt werd genomen) en het Realisme (stroming waarin men poogt de werkelijkheid zo authentiek mogelijk weer te geven) in zin werk terug te vinden. Charles Baudelaire wordt gezien als één van de belangrijkste dichters van de Franse literatuur in de 19e eeuw.
Hieronder het gedicht ‘À une passante’ uit ‘Les fleurs du mal’ in het Frans en in de Nederlandse vertaling.
.
À une passante
La rue assourdissante autour de moi hurlait.
Longue, mince, en grand deuil, douleur majestueuse,
Une femme passait, d’une main fastueuse
Soulevant, balançant le feston et l’ourlet ;
Agile et noble, avec sa jambe de statue.
Moi, je buvais, crispé comme un extravagant,
Dans son oeil, ciel livide où germe l’ouragan,
La douceur qui fascine et le plaisir qui tue.
Un éclair… puis la nuit ! – Fugitive beauté
Dont le regard m’a fait soudainement renaître,
Ne te verrai-je plus que dans l’éternité ?
Ailleurs, bien loin d’ici ! trop tard ! jamais peut-être !
Car j’ignore où tu fuis, tu ne sais où je vais,
Ô toi que j’eusse aimée, ô toi qui le savais !
.
.
Aan een voorbijgangster
De straat rondom mij was vervuld van oorverdovend leven.
Groot, slank, gekleed in rouw, met droeve majesteit,
Ging mij een vrouw voorbij, die met een fraaie hand
De schulprand van haar rok oplichtte en liet dalen;
Soepel en vol gratie, haar been een beeldhouwwerk.
Ik, als een dwaas verstard, dronk uit haar ogen,
Als een loden lucht waarin storm kan ontstaan,
De zoetheid die betovert en het genot dat doodt.
Een bliksemflits… dan duister!… -Vluchtige schoonheid,
Wier blik mij plotseling weer deed geboren worden,
Zal ik je ooit nog zien, nog vóór de eeuwigheid?
Elders, ver weg van hier! te laat! of nooit misschien!
Want ik weet niet waarheen jij vlucht, jij niet waarheen ik ga,
O jij die ik beminnen zou, o jij die dat goed wist
.
Met dank aan Wikipedia en http://poezie-log.blogspot.nl/
.
“Charles Baudelaire – À une passante – Zoeterwoudsesingel 55, Leiden” by Tubantia
Het ene ‘isme’ is het andere ‘isme’ niet
Acmeïsme vs Symbolisme
.
Opzoek naar informatie over Futuristen (waarover later meer) kwam ik enige andere ismes tegen. Het Symbolisme en (een nog obscuurder isme) het Acmeïsme. Het Symbolisme was een stroming in de beeldende kunst, muziek en literatuur die in het fin de siècle (ca. 1890 – 1914) opgang maakte. Het ontstaan van het Symbolisme is te zien als een reactie op het rond 1850 dominante Realisme en Naturalisme in de kunst. Verbeeldingskracht, fantasie en intuïtie werden centraal gesteld. Het Symbolisme kenmerkte zich door een sterke hang naar het verleden en een gerichtheid op het onderbewuste, het ongewone en het onverklaarbare. Het symbool stond daarbij centraal. Deze stroming wortelt sterk in de Romantiek die rond 1800 onstond, ook al als een tegenbeweging voor de rede en de objectiviteit.
Het Acmeïsme was een beweging in de Russische dichtkunst die in 1910 ontstond onder leiding van Nikolaj Goemiljov en Sergej Gorodetski. De acmeïsmisten verzetten zich tegen het Symbolisme en streefden naar opperste helderheid. Acmeïsme komt van het Griekse woord ‘Acme’ dat hoogtepunt betekent. Vertegenwoordigers van deze stroming zijn o.a. Anna Achmatova en Osip Mandelstam.
Beide waren lid van het Dichtersgilde waarin de Acmeïsmisten waren verenigd. Als dichter verwierf Osip Mandelstam faam met zijn bundel Kamen (Steen). Mandelstam werd in 1934 gearresteerd vanwege het gedicht “de heerser” dat Stalin als een persoonlijke belediging opvatte. In dit gedicht werd Stalin omgeschreven als
.
“Kremlinbewoner uit de bergen, de wurger en boerendoder
zijn dikke vingers vet als wormen
en zijn woorden onwrikbaar als loden gewrichten
zijn kakkerlakkensnor lacht ” etc.
.
Naar aanleiding van dit gedicht werd Mandelstam verbannen naar het plaatsje Tsjerdyn in de Oeral, maar na een zelfmoordpoging werd zijn verbanning verplaatst naar Voronezj. Zijn verbanning eindigde in 1937. In 1938 werd hij weer opgepakt, wegens vermeende antirevolutionaire activiteiten, en tijdens zijn ondervraging bekende hij een antirevolutionair gedicht geschreven te hebben. Mandelstam werd veroordeeld tot vijf jaar in een werkkamp, maar lang voordat hij aankwam op zijn bestemming was hij al zo verzwakt, dat hij in een van de vele doorgangskampen bezweek. Hij stierf in een Goelagkamp in de buurt van Vladivostok, op 27 december 1938.
.
Meer over Osip Mandelstam lees je hier: http://www.kristienwarmenhoven.nl/russische-profielen.osip-mandelstam/











