Site-archief
Het nevelen in haar hoofd
José van Zutphen
.
Op zondag 7 april jongstleden interviewde ik de Rotterdamse dichter en ‘rapgranny’ José van Zutphen op het dichterspodium van Dichter bij de dood op de begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag. Na het interview droeg José een aantal van haar gedichten voor en bij één gedicht voelde je in de zeer goed bezette aula een emotie bij het aanwezige publiek: herkenning, mededogen en een gevoel van verdriet. Ook ik merkte bij mezelf dat dit gedicht iets bij me deed, reden genoeg om José na afloop te vragen of ik het gedicht hier te mogen plaatsen.
Afgelopen Hemelvaartsdag, bij de Haarlemse Dichtlijn, kwam ik haar weer tegen en kreeg ik, zoals ze beloofd had, het bundeltje ‘Het nevelt in haar hoofd‘ waarin het desbetreffende gedicht ‘Mijn moeder’ uit 2006 is opgenomen. Voor dit bundeltje (A6 formaat wat het meteen sympathiek maakte, ik moest meteen aan de MUGzines denken) heeft José een keuze gemaakt uit de gedichten die zijn ontstaan vanuit een intens contact met haar moeder in de laatste jaren van haar leven. Haar moeder die erg van taal hield, verloor steeds meer het vermogen tot spreken en verstaan van taal, het schrijven en het lezen. Nog steeds wordt José door het onvermogen van mensen met een niet aangeboren hersenletsel en hun onvermogen tot lezen, schrijven en verstaan geraakt, en ze heeft in dit bundeltje een aantal gedichten bij de gedichten over haar moeder gevoegd.
.
Mijn moeder
.
Eens droeg ze mij naar water
en waste, al het spelen moe,
de laatste resten van de dag
schoon naar de avond toe.
.
Mijn dromen lagen teruggeslagen
als dekens donzig zacht
te wachten om beschermd toe te dekken
te wachten op mijn sprookjesnacht.
.
Nu baad ik haar, mijn moeder
zoals zij vroeger deed
spelend met waterdruppels
genietend van wat warmte heet
.
En om haar naakte schouders een doek
waar ik doorheen mijn woorden weef
zo zacht zo droog ik haar in mijn armen
zo zacht vertellend hoe ik om haar geef.
.
Als zij dan weer wat later
gekleed is voor een lange dag
voel ik me even moeder
kijkend naar haar blije lach.
.
En om haar te beschermen
zoals zij vroeger deed
leg ik mijn dromen op haar kussen
voor als zij niets te dromen weet.
.
De dichter die niet wilde zijn
Louis Th. Lehmann
De Rotterdamse dichter, danser, surrealist, jurist en scheepsarcheoloog Louis Th. Lehman (1920-2012) was een excentrieke man. Prominent aanwezig in kunstenaarsdorp Ruigoord maar ook bij internationale wetenschappelijke symposia. Al voor de oorlog, op zijn 18de, werd Lehmann erkend als een groot dichter door Menno ter Braak, Simon Vestdijk en Ed. Hoornik. Zij roemden zijn jeugdig elan, zijn moderne en pakkende beeldspraak: ‘Overrompelend oorspronkelijke verzen.’ Zijn hele leven bleef Lehmann poëzie schrijven. Hij kon niet anders maar liet geen kans voorbijgaan om te verklaren dat dans en muziek veel belangrijker voor hem waren. Bij vlagen keek hij neer op zijn eigen gedichten.
Nog maar achttien jaar oud debuteerde hij in de almanak ‘In Aanbouw’, in 1939 uitgegeven door Kees Lekkerkerker. In de Tweede Wereldoorlog werkte hij onder meer mee aan het surrealistische en dadaïstische tijdschrift De Schone Zakdoek met Emiel van Moerkerken, C. Buddingh’, Theo van Baaren en Gertrude Pape. In 1964 won hij de Jan Campert-prijs voor ‘Who’s who in Whatland’. In zijn latere poëzie geeft hij blijk van meer nuchterheid. In 2021 verscheen de biografie van Lehman, geschreven door Jaap van der Bent ‘De dichter die niet wilde zijn’. Daaruit dit gedicht.
.dichter
Als ’k dood ben zijn mijn kleren rare dingen:
de overhemden sierlijk in hun doos,
de pakken, hangend waar ze altijd hingen,
steeds wijzend naar omlaag, besluiteloos.
Ik was ze, ik alleen droeg hen altoos.
En, omdat ze mij zo vaak vervingen,
of omdat ik hen uit hun winkel koos;
zij weten iets van mijn herinneringen.
Gij vrienden, enigszins van mijn formaat,
ik roep U, als de dood te wachten staat,
(maak ik het sterven bij bewustzijn mee).
’k Geef U of leen, ’t zou niet de eerste keer zijn,
mijn pakken, vormt met hen die mij niet meer zijn
dan langs mijn kist een onzwart défilé.
.
Wanneer ik terugkom veeg ik stof af
Maureen Ghazal
.
Op de dag dat ik in het Volkskrant magazine een bijzonder leesbaar artikel en interview lees met Wim Pijbes, directeur van de stichting Tussen Droom en Daad van de familie Van der Vorm, een stichting die kunst en cultuur wil bevorderen in Rotterdam, loop ik in de kringloopwinkel tegen de bundel ‘Lockdown’ gedichten voor een ongewone tijd, aan. Toen in 2020 de wereld in de ban kwam van Corona, kwam deze zelfde stichting met het idee om jonge Rotterdams woordkunstenaars te vragen woorden te vinden voor de leegte, voor hun beleving van de stilgevallen stad. Droom en Daad werkte hierin samen met Poetry International en uit deze samenwerking kwam de bundel ‘Lockdown’ als resultaat.
In de bundel zijn gedichten opgenomen van Dean Bowen, Simone Atangana Bekono, Wessel Klootwijk, Frank Keizer, Maureen Ghazal, Derek Otte, Elten Kiene, Mariana Hirschfeld, Tomáš de Paauw en Elfie Tromp. Uit deze gedichten koos ik het gedicht van Maureen Ghazal (1995), getiteld ‘Wanneer ik terugkom veeg ik stof af’, waarin een stadsbewoner naar het platteland trekt en heimwee heeft naar de stad.
Wanneer ik terugkom veeg ik stof af
Aangezien mijn stadskamer niet geschikt is voor isolatie
– zelfs in isolatie zoeken we naar ruimte om gedachten aan te hangen –
vertrek ik naar de polder
rond de polder hangt een stilte
die ik niet gewend ben in mijn oren
echoot een fossiele stadsruis
de weken waaien geruisloos in elkaar over
Rotterdam vervaagt tot schim ik ben bang een gezicht
te verliezen de details ervan
rond mijn oren daalt de stilte in
ik vraag een huisgenoot straten te vangen in geluid
en ontvang per mail een zwijgende opname
de stad beweegt lineair aan de polder
de polder aan het land het continent
de aarde pauzeert
boven mij hoor ik het universum zuchten
ik maak van de gelegenheid gebruik te vragen
onder welke coördinaten ik mij in de toekomst bevind
het universum zucht harder met moeite
pauzeer ik mijn vooruitdenkend lichaam
in mijn polderbed beeld ik me mijn levenloze stadskamer in
stof dat zich dik rond meubels legt
vanuit een afgezonderd lichaam reis ik verder
naar mistige plekken ik tast ogen af, een mond, oren
tot ik de stad in handen heb
wanneer ik terugkom veeg ik stof af
.
Aubergine
Drs. P
.
Het is voor mij altijd een groot plezier om te lezen in de bundel ‘Tante Constance en Tante Mathilde’, liedteksten van Drs. P (1919-2015) uit 1999. Natuurlijk ken ik de teksten, liedjes en gedichten van Drs. P niet allemaal (het zijn er vele!) en dus word ik nog weleens verrast wanneer ik de bundel lees of doorblader. Zo ook dit keer. Om twee redenen eigenlijk.
Allereerst omdat het gedicht ‘Aubergine’ bij mij onmiddellijk de gedachte naar boven bracht aan de emoiji of emoticon van een aubergine, die, zoals je ongetwijfeld weet, wordt gebruikt als penis in SMS- en Whatsappberichten maar als tweede deed dit gedicht of deze liedtekst mij ook meteen teruggaan naar de tijd dat de poëziestichting Ongehoord! nog tweemaandelijks een poëziepodium organiseerde in de openbare bibliotheek van Rotterdam.
Vaste gastdichter daar was de onvolprezen en bijzondere Rieneke Minderman-Grobben (1944-2018), de lady in pink (ze was altijd volledig gekleed in het roze). Zij las haar gedichten steevast voor vanaf een behangrol die ze zelf beschreven had. In haar gedichten maakte ze graag gebruik van opsommingen en had daarbij ook soms een voorkeur voor Franse termen zoals bijvoorbeeld in haar gedicht ‘Op z’n Janboerenfluitjes’ en ‘Crime passionel’. Het gedicht ‘Aubergine’ deed me daar meteen aan denken.
.
Aubergine
.
De aanblik van la belle Philippine
Was een der top-attracties van de stad
Zij was een twintigjarige blondine
Elle est tres fine, elle est divine
Zowel de koopvaardij als de marine
Alsook de brandweerlieden zeiden dat
.
Het was opwekkender dan cocaine
Als Philippine voor ’t venster zat
Gekleed in allerfijnste Crepe de Chine
Of mousseline, of levantine
Gelijk een pronkjuweel in een vitrine
Gelijk een jonge prijsbekroonde kat
.
Zij was in hoge mate feminiene
De mannen die haar zagen gingen plat
En zij begeerden haar als concubine
Maar Philippine had discipline
Was ongenaakbaar als een capucine
Of als een dichtgevroren sleutelgat
.
Een oude rijkaard in een limousine
Kwam echter zeer strategisch op haar pad
Hij toonde haar een mooie aubergine
Een aubergine, een aubergine
Hij mocht naar binnen voor een aubergine
Een aubergine die ze daarna at
.
Twee gezichten
Riekus Waskowsky
.
Over de Rotterdamse dichter Riekus Waskowsky (1932-1977) schreef ik al eerder. Pas geleden las ik in ‘Verzamelde gedichten’ uit 1985 en wat me opviel was dat Waskowsky zowel een serieuze dichter was getuige bijvoorbeeld het gedicht ‘Archeoloog’ uit 1966, maar ook een kant had die helemaal niet serieus was. Die laatste vrolijke kant van zijn dichterschap doet denken aan gedichten van Jules Deelder. Een voorbeeld van deze vrolijke kant is bijvoorbeeld het gedicht ‘Lourdes’ uit deze ‘Verzamelde gedichten’.
Om deze twee kanten van Waskowsky nog eens te benadrukken wil ik hier nog twee gedichten van hem plaatsen. Allereerst het gedicht ‘Park’ wat een serieus gedicht is, gevolgd door een gedicht zonder titel uit 1976 dat vrolijk maakt.
.
Park
.
Stadspark in de middag…
‘Ik ben nog maagd’
zegt de achterkant van een eik.
.
De spreeuwen op het grintpad
schrikken en vliegen weg.
De huisvrouw op de bank,
zij volle chinese godin
haar boezem bloost over en over,
zucht,
en staat op en gaat verder.
.
Koester dan traag de rode zon
een licht ontgoochelend gebeuren.
.
*
Een vrouw mag dan
pakweg duizend gezichten hebben
haar borsten
zijn op een hand te tellen
.
Humpty Dumpty
Poëzie en kunst
.
Op het poëzie en kunstfestival van afgelopen 26 juni op het Noordereiland in Rotterdam, kocht ik bij boekhandel Bosch & de Jong het kleine maar mooie kunstwerkje / dichtwerkje ‘Humpty Dumpty’ van dichter Eelkje Christine Bosch en kunstenaar Hillegon Brunt. Een kunstig in elkaar gezet klein kunstwerkje waar je even moeite voor moet doen om het te kunnen lezen maar dat wel levert. Humpty Dumpty werd in een oplage van 450 stuks gemaakt in 2021, in samenwerking met grafisch ontwerper Art Collart. Ik kan de tekst (die bestaat uit twee delen) hier met jullie delen maar voor de totaal beleving is het raadzaam dit kleinood zelf ter hand te nemen. Het is voor € 5,- te koop bij Bosch & de Jong in de boekhandel in de Fenix Food Factory op Katendracht in Rotterdam.
.
Humpty Dumpty
.
onze laatste dag van de zomer
schroef ik mijn armen van
mijn romp mijn benen ook
berg ze op tot volgend jaar
mijn schroefgaten smeer ik in
met onze laatste woorden
.
zo blijf ik stabiel
als een tuimelaar
.
–
net op tijd hield ik iets vast
.
het staat hier al
geschreven van het einde tot het begin
en ingemetseld in papieren muren
en als je heel goed luistert
hoor je letters ongemakkelijk verschuiven
.
zet jij er nog iets bij omdat
je stem er ook wil zijn?
of wacht je tot er iemand naast je staat
een hand zacht op je schouder legt
en zegt
.
hier.
.
en als het waait groeit om
me heen mijn huis
mijn muren zijn al onderweg
naar de zon
.
Hoeveel letters
Bianca Boer
.
De Rotterdamse dichter Bianca Boer komt uit Groningen maar is inmiddels een ‘echte Rotterdammer’ geworden. Bianca schrijft boeken; romans, kinderboeken en poëzie. In Mugzines #9 staan tekeningen en poëtische teksten van Bianca. Haar achtergrond (Kunstacademie en Schrijversvakschool) staan garant voor veel fraais zowel in beeld als in tekst. Ze is eindredacteur bij literair kindertijdschrift BoekieBoekie en schrijfdocent bij de VAK in Delft en de SKVR in Rotterdam.
In haar laatste poëziebundel ‘Vaste grond’ uit 2022 (genomineerd voor de Mr. J. C. Bloem Poëzieprijs 2023) staat het verlies van een moeder aan Alzheimer centraal en wat dat betekent voor de wereld rondom die moeder.
Uit deze laatste bundel las ik het gedicht ‘Hoeveel letters maak ik aan je vuil’ waarin de tekst dit keer belangrijker is dan het beeld, komt de ziekte duidelijk naar voren.
.
Hoeveel letters maak ik aan je vuil
.
aan het eind van de wereld zwijgen de bomen
woorden spelen verstoppertje
liefde staat bij de z van zucht
.
het zijn de seizoenen geweest
die ons met regen willen troosten
bij eik staat begeerte
onder verliefd verlies
bij jou en mij staat hardhout
.
een snuitkever volgt de openstaande rand
van onze initialen in de stam van de boom
letters als littekens van jaren die verstreken
het bos is oud geworden zonder ons
.
Riekus Waskowsky
Haikoe
.
Rotterdamse dichter Riekus Waskowsky (1932 – 1977) was dichter en vertaler van onder andere de gedichten van Pablo Neruda en Evelyn Waugh. Om in zijn levensonderhoud te voorzien, verrichte hij allerlei werkzaamheden. Tijdens een van zijn baantjes behaalde hij een diploma ‘uitslaan van plaatwerk’ waarop hij, naar verluidt, trots was. In 1968 won hij de Alice van Nahuys-prijs voor zijn debuut ‘Tant pis pour le clown’. Waskowsky was bevriend met Jules Deelder en kon net als hem korte grappige gedichten schrijven zoals de haikoe uit ‘Verzamelde gedichten’ uit 1985:
apropos, heb jij
soms
f 1000,-
In Maatstaf jaargang 13 (1956-1966) verschenen een aantal gedichten van hem zoals het gedicht voor Simon V. (Vinkenoog) ‘Uit onze advertentie’.
.
Uit onze advertentie
Voor Simon V.
.















