Site-archief
Houtsnijder
W.D. Kuik
.
Dirkje Kuik (1929 – 2008), of W.D. Kuik zoals ze zich voor haar geslachtsverandering noemde was een Nederlands schrijver en beeldend kunstenaar. In 1979 werd zij officieel vrouw. Haar debuut als dichter was in 1969 met de bundel ’45 Gedichten’, nog onder de naam William D. Kuik. Het werk wordt gezien als belangrijke bijdrage tot de Nederlandse neoromantische stroming. In haar latere leven was ze vooral schrijver van proza en beeldend kunstenaar. Uit de debuutbundel ’45 gedichten’ het gedicht ‘Houtsnijder’.
.
Houtsnijder
.
Hij sneed zichzelf in hout
als egel, eenhoorn, beer.
Veel
als christus, jezus, maria,
wat was dat lelijk, gaper.
Hij speelde graag toneel.
Vermomd met bolhoed, knijpbril, papieren neus,
trok hij de polder in.
Zijn laatste komisch nummer was een kerstgroep.
Levensgroot.
Met os met kind met vrouw met ezel,
bevolkte hij een stal.
Hij staat erbij.
Een vos met één poot in de val,
een zure timmerman tot in het merg verkankerd.
.
Het lange spoor 4
Jan Lauwereyns
.
De Vlaamse neurowetenschapper en dichter Jan Lauwereyns (1969) promoveerde in 1998 aan de K.U.Leuven op een proefschrift over doelgerichte visuele waarneming en verrichtte neurowetenschappelijk onderzoek in Tokyo, Japan (1998 – 2002), Maryland, U.S.A. (2002 – 2003) en Wellington, Nieuw Zeeland (sinds eind januari 2003). Naast zijn wetenschappelijke werk publiceerde Lauwereyns dichtbundels zoals ‘Nagelaten sonnetten’ (1999), ‘Blanke verzen’ (2001), ‘Buigzaamheden’ (2002) en ‘Vloeistof en welvaart’ (2008). Ook werkte hij samen met wetenschapper en dichter Leo Vroman en zijn vrouw Tineke in de bundel ‘Zwelgen wij denkend rond’.
Voor de bundel ‘Hemelsblauw’ uit 2011 kreeg hij de VSB Poëzieprijs. Uit de bundel ‘Tegenvoetig, tweebenig’ uit 2004 het gedicht ‘het lange spoor 4’.
Het lange spoor 4
Onderaards krioelen, gericht op sjouwen
van immense korrels zand, rotsblokken,
mieren, bladluizen, honderdpoten.
Dit is de tweeledigheid der schepping,
op en om, vervolgens op en nogmaals om.
Zandberg, zanddal, stoffelijkheid migreert.
Onder en boven lopen, woeker, woeker,
op het karkas van arme geelkuifkaketoe.
.
African American Poetry
Elisabeth Alexander
.
In 2012 verscheen in de Verenigde Staten bij ‘Poetry for young people’ bij uitgeverij Sterling het bijzondere boek ‘African American Poetry. De reden dat dit zo’n bijzonder boek is ligt in het feit dat voor het eerst een bloemlezing van Afrikaans Amerikaanse poëzie werd samengesteld en uitgegeven met een overzicht vanaf de 18e eeuw tot nu en dan ook nog specifiek geschikt voor jongeren.
Redacteur Arnold Rampersad (van de Princeton University) beschrijft de geschiedenis van African American poetry, de invloeden (armoede, slavernij en racisme maar ook het alledaagse leven), de dichters waarvan enkele zelfs tijdens de slavernij al schreven, hoewel het verboden was bij wet om een slaaf te leren hoe te lezen en schrijven. Zo is in het boek te lezen dat reeds in 1773 een boek van een African American dichter werd gepubliceerd met de titel ‘Poems on Various Subjects, Religious and Moral’ door Phillis Wheatley.
Een gedicht uit het boek is ‘Apollo’ door Elisabeth Alexander. Zij is professor aan de Yale University in New Haven, Connecticut, graduate bij Yale, Boston University, en de University of Pennsylvania, waar ze een doctoraat in Literatuur heeft gehaald. President Obama vroeg haar een gedicht voor te dragen bij zijn inauguratie in 2009.
Haar gedicht ‘ Apollo’ neemt je mee terug naar 20 juli 1969, toen de eerste mens voet zette op de maan. Een Afrikaans Amerikaanse familie is zo nieuwsgierig naar dit historische moment, dat ze tijdens een autorit stoppen bij een wegrestaurant om het op televisie te volgen. Het restaurant zit vol blanke Amerikanen (het was de tijd van de rassenonlusten tussen de zwarte en blanke Amerikanen). Maar op dat moment vallen alle raciale spanningen weg bij de gebeurtenissen in de ruimte die ze samen op televisie volgen waarmee de spanningen feitelijk naar juiste proporties worden terug gebracht.
.
Medina Schuurman
Serge R.van Duijnhoven
.
In de bijzonder leuke verzamelbundel ‘Gedichten die vrouwen aan het huilen maken’ samengesteld door Isa Hoes staat ook een gedicht van Serge R. van Duijnhoven (1970). Omdat ik Serge als dichter en als mens hoog heb zitten wilde ik zijn gedicht ‘Voor Medina’ hier met jullie delen.
Medina Schuurman (1969) is actrice en ze speelde onder andere in de televisieserie ‘Rozengeur & Wodka Lime, Penoza en Celblok H. (in twee daarvan speelt Isa Hoes ook; toeval?). Daarnaast is ze scenarist en werkt ze aan haar eerste boek. Maar wat belangrijker is in dit geval is dat ze de geliefde is van Serge. Dat levert dus een prachtig liefdesgedicht op dat Serge schreef voor haar.
.
Voor Medina
.
Zul je weten liefste dat
als ik niet zoals jij
negen maal tien jaren
worden zal maar eerder ga
dan jij, dat jij de laatste ster
.
zult zijn die mijn geest
nog ten tonele voeren zal
op de finale drempel
tussen aarde en heelal
wees verzekerd, lief
.
indien mijn adem schokt
en ziel vervliedt
dat jij tot aan mijn laatste
snik mijn grote liefde was
en, zo hoop ik toch
.
jouw prins die met zijn tong
voor jou zijn minnezangen zong
en die, indien hij eerder gaat
dan jij, dat niet zal doen als fielt
of schoft omdat hij jou verlaat
.
maar slechts uit hoffelijkheid
in de hoedanigheid van vazal
die de route vast voor je verkent
en er zeker van wil zijn dat hij-
eens de stonde aan zal breken
,
dat ook jij ter sterre varen zal-
met een zwier daarboven
als eerste de deur voor
jou persoonlijk openen zal
op die finale drempel
.
tussen aarde en heelal
.
(bijna) vergeten dichter
Astère Michel Dhondt
.
Astère Michel Dhondt is een Nederlandse schrijver van Belgische afkomst. Geboren in Machelen-aan-de-Leie (Vlaanderen) verwierf hij in 1975 de Nederlandse nationaliteit. Dhondt was vooral in de jaren 60’en 70′ actief als dichter waarbij zijn openlijke pedofilie als thema vaker in zijn werk voor kwam. De gedichtencyclus Maartse gedichten (waarvan hier een gedeelte) verscheen oorspronkelijk in ‘De koning en de koningin van Sikkim in de Haarlemmerhouttuinen’ uit 1971.
.
Maartse gedichten
.
Vrijdag 7 maart
Prins Bernhard der Nederlanden
Loopt
Al een jaar of dertig veertig
Met een anjer in zijn knoopsgat
.
Kuilen vol dode anjers
Heeft die man
Achter zich gelaten
.
Woensdag 19 maart
Doorheen de damp
En het geraas
Van deze nijvere stad
Spoedden twee heksen zich
.
Op een gammele bezem
Van de Kinkerstraat
Naar het Concertgebouw
.
Gezegend zij de Heilige Maagd!
Het bijgeloof begint weer te gedijen
.
Amsterdam, maart 1969
.
Eddy van Vliet
Vlaams dichter
Eduard Léon Juliaan (1942 – 2002) gebruikte als pseudoniem de naam Eddy van Vliet.
Hij studeerde rechten aan de Vrije Universiteit in Brussel en vestigde zich als advocaat in Antwerpen. Hij werkte mee als redacteur aan Yang, Kentering en Nieuw Vlaams Tijdschrift. Van Vliet hield zich afzijdig van elke groep of stroming in de literatuur. Hij debuteerde met de bundel ‘Het lied van ik’ (1964), gedichten die abstraheren van de werkelijkheid en daarvoor in de plaats sprookjesachtige of mythische elementen plaatsen. Dat geldt ook voor de bundels ‘Duel’ (1967), bekroond met de Reina PrinsenGeerligsprijs, en ‘Columbus tevergeefs’ (1969), waarvoor hij de Arkprijs van het Vrije Woord kreeg.
De thematiek van zijn poëzie is gericht op de tegenstellingen goed en kwaad, liefde en geweld, waarbij hij het eigen ik als uitgangspunt kiest voor wat men als belijdenispoëzie zou kunnen kenschetsen. Uit ‘Na de wetten van Afscheid & Herfst’ het volgende gedicht.
.
Op de iden van maart
de dag dat Julius Ceasar werd geveld
zoals ik geleerd had
en toen nog dacht dat alles te leren viel
stierf zij
.
Zo ze dan toch moet verdwijnen
bad ik stiekem in de gang van het ziekenhuis
dan op de dag dat een keizer werd vermoord
zoals voorspeld in de vlucht der eenden
zoals gelezen op de tweede bank. derde rij links
afrukkend en geil van verdriet
.
En na de koffie met ooms en tantes
nooit gezien en stervensgereed
de hoon van de vrienden
om mijn tekens van rouw.
.
Zelfportret
Stefaan van den Bremt
.
Stefaan Van den Bremt (1941) is een Vlaams dichter en essayist. Hij debuteerde onder het pseudoniem Stevi Braem in 1968 met de bundel ‘Sextant’, waarmee hij de eerste debuutprijs (in 1969) won. Onder dit pseudoniem schreef hij ook als redacteur in het literair tijdschrift Kreatief (1966-2003). In 1980 ontving hij de Louis Paul Boonprijs voor zijn gehele oeuvre. Zijn laatste bundel dateert alweer van 2002 maar hij is ook actief als vertaler van Mexicaans Spaanse poëzie. Hiervoor ontving hij in 2007 in Mexico de Internationale Poëzieprijs Zacatecas.
Uit de bundel ‘Rover en reiziger’ uit 1992 het gedicht ‘Zelfportret’.
.
Zelfportret
.
Ik die de nasmaak van loslippigheid
geproefd heb, en zij is te jong
en praat mijn mond voorbij en bijt
als peper op mijn tong;
ik die de vreemde kriebel van het woord
gevoeld heb als het witte blad
en zit te schrijven als vermoord
ik het, al dat wit zat;
ik die de ren van kippen zonder kop
gezien heb, en hoe oud was ik
die de stokkende hartenklop
gehoord heb van de schrik? –
Ik die aan boeken en een bloem
geroken heb, en ze niet noem.
.
Jan Cremer
Verloren gedichten
.
Wie jan Cremer zegt, zegt ‘Ik, Jan Cremer’, deel twee van deze klassieker, ‘de Hunnen’ en waarschijnlijk ook zijn schilderkunst. Cremer heeft zelfs een eigen museum in Enschede.
Waar ik zeker niet aan dacht (omdat ik het niet wist) was Jan Cremer als dichter. Uit de summiere informatie voorin het kleine maar goed uitgegeven bundeltje ‘Verloren gedichten’ uit 2004, blijkt dat Jan Cremer al in 1957 debuteerde als dichter. Zeven jaar voor hij doorbrak als schrijver van ‘Ik, Jan Cremer’.
Zelfs bij een zeer goed gedocumenteerde website als http://www.dbnl.org/ geen woord over zijn poëzie. Het merendeel van de gedichten opgenomen in ‘Verloren gedichten’ komt dan ook uit de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw.
Een (klein) deel van de gedichten zijn in het Engels en waarschijnlijk geschreven in de tijd dat Cremer in Amerika woonde en werkte.
Achterop het bundeltje de volgende woorden van Seymour Kim: `Jan Cremer can rank unashamedly as the briljant illegitimate son of Louis-Ferdinand Céline, Henry Miller, Jean Genet and Maxim Gorski.’
De vroege poëzie van Cremer is niet wat je zou verwachten (rauw, expliciet) maar eerder melancholisch en zelfs een ietsje romantisch. Ik heb gekozen voor het gedicht ‘Emmastraat 10 Enschede’ (ik vermoed het geboorteadres van Jan) uit 1978 en een deel van zijn ‘cyclus poetry american style’uit 1969.
.
Emmastraat 10 Enschede
.
Ik ben hier de oude eik
en ik wacht
de donkere zomernacht
op de vuurvogel
met veren die licht geven
ooit overzag ik hier het slachtersveld
en hoorde ik ze schreeuwen
een laatste roep
verstomd galop
.
flitsende messen door weke kelen
hinniken gesmoord in zachte doodskreet
stampende vurige hengsten
werden aan mij vastgemaakt
steigerende onwil werd wreed bestreden
mijn stam was doordrenkt van paardebloed
mijn voet verdronk in zweet
zwepen werden op mij uitgemeten
de scherpte van het slachtmes in mijn schors gekerfd
gebleekte huiden hebben in mijn takken gehangen
het kabaal van de kraaien in mijn kruin
veulens hebben mij in wanhoop
aangesproken
.
ik ben hier de oude eik
en ik wacht
Horsa en Hengist hadden mij verlaten
in met bloed en mest doortrokken stro.
.
.
A staten Island Industrial engineer
who had known enemies
was blasted to death
when he turned
the ignition key in his car
touching off 10 sticks of dunamite
planted under the hood
.
Robert Lee Massie
scheduled to die in the gas chamber
for murder
has written to Governor Reagan
that he wishes
.
to be executed on schedule
.
Dichters van deze tijd
Johnny the self-kicker
.
Hoewel de de titel anders doet vermoeden is de bundel ‘Dichters van deze tijd’ heel erg een momentopname. De bundel dateert namelijk uit 1969. In deze bundel veel vijftigers en dichters die in de jaren 60 actief waren zoals Johnny van Doorn alias Johnny the self-kicker. Van hem het gedicht dat oorspronkelijk in Podium 1964/1965 verscheen getiteld ‘Getuigenissen 5’.
.
Getuigenissen 5
.
Toen ik erachter kwam wie
Deze vreemde snuiter was
Merkte ik op dat een
Arsenaal van kleinzielige
Verlangens en zorgen als
Sneeuw voor de zon verdween
En dan te bedenken dat ik
Jaren in de waan verkeerde
Dat ik absoluut over
Hem de meerdere was
Die vond dat hij terstond
Van zijn frustraties
Moest worden genezen
Voordat het te laat
Zou zijn geweest &
Omdat ik telkens be-
Stookt werd door zijn
Geniale spraakwaterval
En gefascineerd door
Het van kleur veranderend
Aureool om zijn markant
Fluoriserend hoofd
Voelde ik op een
Bepaald moment
Mezelf in mezelf
Verdwijnen en omgekeerd &
Toen ik na die gewaar-
Wording mezlef in de
Spiegel zag was er
Een gelijkenis aan-
Wezig met verlichte
Individuen als de
Dalai Lama en Sri Sri
Sri Sivabalyogi Maharay
(wonende op de Banner-
Ghatta Road te Bangelore
In India) die men ten
Tijde van Zucht Naar
Waarheid kon bereiken
Via het nummer
Van zijn ROODVIOLET
Geschilderde telefoon
.
Het klein heelal van het sonnet
Het sonnet in de Nederlandse literatuur
.
Als je een goed zoekt zijn er in Nederland en België vaak heel leuke en interessante bundeltjes te koop op rommelmarkten, kringloopwinkels en tweede hands spullen winkels. Voor de luttele som van € 0,20 kocht ik bij één van mijn favoriete tweedehands winkeltjes het bundeltje ‘het klein heelal van het sonnet’ uit 1969.
Deze bundel, uitgegeven in de serie ‘variaties op een thema’ bevat de beschrijvingen en de gedichten (sonnetten) van 18 dichters. Van Albert Verwey, Joost van den Vondel en Bilderdijk tot Slauerhoff, Achterberg en Lucebert.
Ontstaan op Sicilië begint het sonnet zijn zegetocht door Europa bij Petrarca (1304 – 1374). Diens ‘Canzoniere’ met liefdesverzen voor de verre geliefde Laura wordt het brevier van de Renaissancedichters, eerst in Italië, daarna via Frankrijk in heel West-Europa. In de Nederlanden is het Jan van der Noot, die aan de hand van de Franse leermeesters, als eerste petrarquiseert, gevolgd door Hooft, Bredero en Huygens.
Na een eerste bloeiperiode zinkt het sonnet bij ons voor een paar eeuwen in vergetelheid weg tot de Tachtigers voor een groot eerherstel zorgen met dichters als Kloos, Du Perron, en Verwey.
Omstreeks 1950 is ook de tweede bloeiperiode plotseling ten einde. Toch zijn er heden ten dagen nog altijd beoefenaars succesvol met deze vorm van poëzie zoals Jean Pierre Rawie en Simon Mulder.
Een mooi voorbeeld uit dit aardige bundeltje is het sonnet met de beroemde regel ‘Ik ben een god in ’t diepst van mijn gedachten’ van Willem Kloos uit 1902.
.
Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten,
En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij zelf en ’t al, naar rijksgeboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten.
En als een heir van donkerwilde machten
Joelt aan mij op en valt terug, gevloôn
Voor ’t heffen van mijn hand en heldere kroon:
Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten.
En tóch, zo eindloos smacht ik soms om rond
Úw overdierb’re leên den arm te slaan,
En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed
En trots en kalme glorie te vergaan
Op úwe lippen in een wilden vloed
Van kussen, waar ‘k niet langer woorden vond.
.















