Site-archief
Water
De vrouw die van Picasso bleef houden
.
In de bundel ‘De vrouw die van Picasso bleef houden’ uit 2020, beschrijft de Engelse dichter Julia Blackburn in een vertaling van Paul van der Lecq, de geschiedenis van het Franse model Marie-Thérèse Walter, de muze van Pablo Picasso. Zij was zeventien toen ze Picasso (1881-1973) ontmoette, Picasso was zesenveertig en getrouwd. In tweeënveertig gedichten brengt Julia Blackburn (1948) de stem van Marie-Thérèse tot leven om zo het verhaal te vertellen over haar relatie met Picasso.
Van 1927 tot 1935 was ze de muze van Picasso en zij was de inspiratie van Picasso voor talloze kunstwerken en sculpturen. Ze hebben samen een dochter uit die relatie. In 1936 kreeg Picasso een nieuwe geliefde Dora Maar, maar hij bleef Marie-Thérèse en hun dochter Maya zien en schilderen. Na Picasso’s dood vond Walter het moeilijk om zonder hem verder te leven. Op 20 oktober 1977, vier jaar na de dood van Picasso, pleegde ze zelfmoord.
De gedichten van Julia Blackburn hebben Picasso’s liefde voor de vrouw die misschien wel zijn belangrijkste minnares was als basis, maar zoeken vooral een verklaring voor Marie-Thérèses verliefdheid op de man die haar leven volledig zou domineren. De tweeënveertig gedichten in de bundel hebben eenvoudige korte titels en zijn allemaal voorzien van een illustratie van kunstenaar Jeffrey Fisher (1952). Ik koos voor het gedicht ‘Water’ omdat in dat gedicht de ‘grote kunstenaar’ Picasso wordt teruggebracht tot een mens van vlees en bloed.
.
Water
.
Ik kon goed zwemmen
maar hij
kon helemaal niet zwemmen.
.
Ik zag hem eens
tot aan zijn schouders
in zee staan,
en zich met een trage crawlslag
lopend voortbewegen,
met een ingespannen
en in zichzelf gekeerde blik.
.
Tijd voor de liefde
Jacobus Bellamy
.
Het mooie van liefdesgedichten is dat hoe lang geleden het ook is dat ze geschreven zijn, ze altijd naar het hier en nu te brengen zijn. En wanneer zo’n gedicht gelezen wordt dan is het alsof het nu geschreven is. De liefde is van alle tijden en het gevoelsleven veranderd door de loop van de eeuwen niet of nauwelijks. Als je het gedicht ‘De liefde’ van dichter Jacobus Bellamy (1757-1786) leest dan zou dit, los van de taal misschien, gisteren geschreven kunnen zijn.
Bellamy klom op van bakkersknecht tot een van de populairste dichters van Nederland in de 18e eeuw. Lang heeft Bellamy niet van zijn succes kunnen genieten, want hij stierf als student, slechts achtentwintig jaar oud. Bellamy studeerde met grote tegenzin theologie want zijn hart en passie lag bij de literatuur. Hij deed niets liever dan schrijven. Zo schreef hij proza in tijdschriften en brieven. Maar hij werd beroemd met zijn poëzie. ‘Gezangen mijner jeugd’ (1782), ‘Vaderlandse gezangen van Zelandus’ (1782-1783) en ‘Gezangen’ (1785) staan vol met gedichten waarin Bellamy ‘de taal van ’t hart’ spreekt, zoals hijzelf zei.
Dat hart ontvlamde door de liefde. Bellamy was eeuwig verliefd, op zijn vriendin Fransje, Francina Baane, het meisje met wie hij van haar moeder niet mocht trouwen en dat in het anoniem gepubliceerde ‘Gezangen mijner jeugd’ optreedt onder de naam Fillis
Het gedicht ‘De liefde’ komt uit deze bundel (ik nam het over van Neerlandistiek.nl) maar is van een schoonheid die opgaat voor elke dichter en zijn muze.
.
De liefde
.
Wanneer vertoont de Liefde
Zich op het allerschoonste,
In ’t hijgende verlangen,
Of na het gul genieten? —
Wij smaaken het genot reeds
In de armen der verbeelding,
Wanneer wij nog verlangen.
Maar, na het vrij genieten,
Wanneer, door al de vreugde,
De snaaren der verbeelding
Geheel zijn overspannen,
Dan heerscht in onze ziele
Een sombere verwarring.
Dan geeft het droevig denkbeeld:
Wij hebben reeds genoten!
Der ziele een matte houding.
Maar, geeft een blik der hope
Weêr leven aan ’t verlangen,
Dan leeft de ziel, en schept zich,
Uit loutre harsenschimmen,
Wel duizend vreugdebeelden.
.
Liedjes voor Lesbia
Catullus
.
Gaius Valerius Catullus (84-54 voor Chr.) is de grote Romeinse liefdesdichter die zijn roem vooral dankt aan de gedichten die hij schreef voor zijn muze Lesbia. Lesbia was een tien jaar ouderem knappe maar lichtzinnige mannenverslindster. Hoewel Catullus Lesbia aanbad, tegelijkertijd haatte hij haar om dat laatste. Hij beschrijft dit in het gedicht ‘odi et amo’ waarvan de vertaling luidt: “Ik haat en ik bemin. Waarom ik dat doe, vraag je misschien. / Ik weet het niet, maar ik merk dat het gebeurt en ik word gefolterd”.
Net zo beroemd als zijn liefdesgedichten zijn misschien wel zijn spotdichten. De schuttingtaal in deze polemische gedichten, satires en persoonlijke aanvallen hebben in preutsere tijden geleid tot een ban op het verschijnen hiervan. In 2000 verscheen bij uitgeverij Atheneum in een vertaling van Paul Claes de bundel ‘Liedjes voor Lesbia’. In de bundel naast de vertaalde gedichten een uitvoerig hoofdstuk met aantekeningen van Claes en een korte beschrijving van het leven van Catullus. Om de beide kanten van zijn dichterschap (de liefdesgedichten en de spotdichten) te illustreren hier twee gedichten uit de bundel.
.
Poëtische pretentie
.
Lullius bestijgt de Muzenberg,
maar de maagden flikkeren hem
er met de mestvork weer af.
.
Geluk
.
Wie een vurige wens
onverwacht in vervulling
ziet gaan, is dolblij.
.
Ik voel me dan ook meer
dan verguld, Lesbia,
nu jij mijn wens vervult
.
en onverwacht bij me
terugkomt: een dag om
nooit meer te vergeten!
.
Wie is gelukkiger dan ik,
wiens leven kan zaliger
heten dan dat van mij?
.
De domoorworm
De muze op school
.
Met de aankoop van de bundel ‘De muze op school’ is mijn serie van muze bundels weer een stukje verder aangevuld (er zijn in totaal 16 edities van de muze serie uitgegeven). ‘De muze op school’, een bloemlezing van gedichten betrekking hebbend op de school en dus het leven werd samengesteld door W. van Beusekom en uitgegeven door de vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels collectieve propaganda van het Nederlandse boek (of zoals wij vroeger op de opleiding zeiden; de vereniging met de lange naam).
Deze bundel werd uitgegeven in het kader van de boekenweek 1961. De illustraties in de bundel zijn van Peter van Straaten, herkenbaar maar anders dan de Peter van Straaten zoals ik hem van de laatste 10, 20 jaar ken.
De poëzie in de bundel is zoals vaker bij dit soort samengestelde bundel een mix van heel bekende en vrij onbekende dichters. Zo vlak voor de uitreiking van de C. Buddingh’ prijs heb ik voor een gedicht van zijn hand gekozen met de aanstekelijke titel ‘Domoorworm’.
.
Domoorworm
.
De domoorworm vraagt zich af
Waarom God hem geen hersens gaf.
Mijn vader heeft oprecht geleefd,
En steeds het goede nagestreefd,
En ook mijn moeder deed haar best,
En heeft geflikflooid noch geflest,
Denkt hij verdrietig – O, waarom
Blijf ik dan toch zo oliedom?
Waarom de blauwbilgorgel niet,
De blobber, of de slurfparkiet?
Waarom juist ik, een arme worm?
Ben ik er dan maar voor de vorm?
Doch niemand die het antwoord weet
En hem komt troosten in zijn leed.
.
Brief aan de spiegel
Pierre Kemp
.
Via Facebook werd ik gewezen op een artikel dat verscheen http://www.literatuurmuseum.nl/artikelen/het-noodzakelijke-cliche-van-een-dichtende-forens over Pierre Kemp (1886 – 1967). Ik weet niet veel over deze Limburgse dichter, ik las eens een artikel over hem en bekeek een documentaire over zijn leven. Wat me ervan is bij gebleven, is dat hij een muze had, een vrouw die niet zijn vrouw was, en dat hij zijn poëzie vooral in de korte treinreizen schreef tussen de mijn Laura, waar hij werkte als loonadministrateur en zijn huis in Maastricht.
In het zeer lezenswaardige artikel staat ook te lezen dat hij altijd in het zwart gekleed ging zodat het kolengruis niet zichtbaar was. Kemp heeft veel gedichten geschreven (19 bundels) en zijn werk werd o.a. bekroond met de P.C. Hooft-prijs en de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre.
Uit zijn verzameld werk uit 1976 het gedicht ‘Brief aan de spiegel’.
.
Brief aan de spiegel
.
spiegel, als ik straks nog maar een lege onderbroek ben
en hemd, waarin vergolft mijn laatste harteklop;
als ik van het bestaande niets meer erken
dan wat nog welt uit mijn zingende kop
van onder het eerzame, schaarse haar,
kom ik nog eens vorsend voor je staan
en kijken wij elkander nog eens heel lang aan.
Tot dan,
je incomplete luisteraar
en leeggelopen man!
.
Gratis poëzie
Op internet en als E-book
.
Ik schreef al eens over de fijne app Muze, de app die je maandelijks nieuwe gratis gedichten biedt op je telefoon of tablet. Maar er zijn meer mogelijkheden om gratis poëzie tot je te nemen. Natuurlijk gaat er niets boven het bezitten of het lezen van een dichtbundel van papier maar het moet gezegd, tegenwoordig zijn er zoveel meer mogelijkheden om poëzie tot je te nemen.
Zo biedt de digitale bibliotheek van Nederland (waartoe je gratis toegang hebt als je lid van de bibliotheek bent) een keur aan dichtbundels die je kunt lenen en lezen vanaf je telefoon, tablet of pc. En waar deze (leen) variant ophoudt gaan andere diensten verder. Zo is er de prachtige website gedichten.nl waar een keur aan gedichten staat te lezen van bekende en onbekende dichters.
Waar ik vandaag echter op wil wijzen zijn de wesbites waar gratis poëziebundel in E-book formaat worden aangeboden. Ook ik heb inmiddels twee (kleine) dichtbundels gepubliceerd op E-book formaat en deze zijn behalve via deze website ook te downloaden van de website http://ebook.gratis-downloaden.nu/2016-03-30/xx-xy-liefdesgedichten of via http://ebook.gratis-downloaden.nu/2014-07-23/winterpijn
Maar er zijn er meer. Als je googled op gratis E-books kom je er vast en zeker nog meer tegen. De kwaliteit en het aanbod is wisselend maar voor de poëzieliefhebber met een kleine beurs is dit zeer de moeite waard.
Glimp
F. Starik
.
Op de onvolprezen app van Muze (een app voor je telefoon of tablet waarop wekelijks een gedicht geplaatst wordt dat zowel gelezen als beluisterd kan worden) las ik deze week het gedicht ‘Glimp’ van F. Starik en ik moest meteen denken aan een gedicht van Charles Bukowski dat ik ooit plaatste op dit blog (2 maart 2010) getiteld ‘Girl In A Miniskirt Reading The Bible Outside My Window’.
Hoewel beide gedichten over een andere situatie gaan hebben ze gemeen dat er, door een (oudere) man naar een meisje wordt gekeken zonder dat deze dat doorheeft. In beide gedichten schuilt een zekere melancholie en verlangen. In dit gedicht eindigt Starik echter met het feit dat alles, ook ‘de schoonheid van de jeugd, vergankelijk is terwijl Bukowski positiever eindigt (wat bevreemdend is) met de zinnen “she is dark, she is dark / she is reading about God. / I am God.”
.
Glimp
.
Voorjaar loeide aan.
In de trein naar huis zag ik,
tussenstation, op het perron
een meisje staan en noteerde van
achter mijn raam hoe, terwijl ze
bukte,
een bandje van haar hemdje van een
schouder
losschoot en een ondeelbaar ogenblik
uitzicht op haar blanke borsten bood.
O bloem der jeugd, o schande van
mijn steelse blik, ze bukte en zal
oud en lelijk worden
net als ik.
.

















