Site-archief
Op reis in Vlaanderen
Henri Michaux
.
De afgelopen week was ik, samen met een aantal directeuren van bibliotheken in Noord- en Zuid-Holland, op studiereis in Vlaanderen. Tijdens onze reis langs bibliotheken in Mechelen, Aalst, Brussel, Herzele, Gent en Antwerpen had ik, uiteraard, bijzondere interesse in de poëziecollecties van deze bibliotheken. Om een aantal redenen; ik wilde kijken hoe de stand van zaken was in deze plaatsen als het ging om de poëziecollectie (bijzonder goed, zelfs de kleinste had een respectabele collectie poëzie), het verspreiden van MUGzines (zie ook het Instagram account @mugzines) middels guerrillamarketing in deze bibliotheken maar vooral om te zien of ik nog dichters kon ontdekken die ik niet kende.
Een voorbeeld van die laatste is de dichter Henri Michaux (1899-1984) waar ik toch al eens over heb geschreven bleek. Michaux was een Franstalig Belgisch schrijver, dichter en schilder (zijn werk hangt onder andere in het Guggenheim museum). Hij werd Frans staatsburger in 1955. Zijn schilderwerk wordt vaak gerekend tot het surrealisme, al maakte hij zelf geen deel uit van deze kunstbeweging. Michaux ontving in 1965 de Grand Prix National des Lettres en weigerde deze in ontvangst te nemen. Hij ontwikkelde in zijn leven onder andere compassie en toewijding voor mensen met psychose. Hij experimenteerde met geestverruimende middelen en bracht van die experimenten uitvoerig verslag uit.
In de bibliotheek van Mechelen ontdekte ik de bundel ‘Roerige nacht’. De bundel werd in 2004 in Rotterdam uitgegeven in een vertaling van Jan Pieter van der Sterre en bevat een keuze uit twee vroege bundels prozagedichten ‘Mijn bezittingen’ (1929) en ‘Roerige nacht’ (1933). Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Het meer’.
.
Het meer
.
Mensen kunnen nog zo dicht bij een meer komen,
daarmee worden ze nog geen kikker of snoek.
Ze bouwen hun villa’s aan alle kanten eromheen,
gaan continu het water in, worden nudist… Nutte-
loos. Het voor de mens verraderlijke, verstikkende
water, dat vissen trouw is en ze voedt, blijft mensen
als mensen en vissen als vissen behandelen. Tot dus-
ver kan geen enkele sportman op een andere behan-
deling prat gaan.
.
Totem
Dewi de Nijs Bik
.
De shortlist van de Grote Poëzieprijs 2024 is bekend en één van de genomineerde bundels voor deze prijs is ‘Indolente’ uit 2023 van Dewi de Nijs Bik (1990). In 2020 schreef ik al eens over haar op dit blog. Toen naar aanleiding van een gedicht van haar dat was opgenomen in een verzamelbundel ‘Grenzenloos’ uit 2018. En dit keer dus over het gegeven dat haar debuutbundel is genomineerd voor de Grote Poëzieprijs 2024. In de bundel ‘Indolente’ spelen oesters en parels een belangrijke rol. De leeservaring is als het openen van oesters; na veel moeite tref je af en toe een parel aan.
Hettie Marzak schrijft in haar recensie op literairnederland.nl: “Ze maakt gebruik van een aantal gevarieerde en moderne versvormen: prozagedichten, collages, inventarisatielijsten, handleidingen en visuele poëzie met verspringende versregels en cursief gedrukte woorden. Die veelzijdigheid van deze bundel wordt ook verwacht van de lezer.”
Deze veelzijdigheid komt terug in het gedicht ‘Totem’, net als de oester. De sfeer van dit gedicht deed me in de verte denken aan het gedicht ‘Banket’ dat ik schreef in 2017. Maar enig speurwerk liet me zien dat de oester een veel gebruikte beeld is voor iets anders in de poëzie. Zoek op dit blog maar eens op het woord oester.
.
Totem
.
Afstand is nodig
om naar elkaar toe te groeien;
er is altijd afstand nodig.
Het woord kan onze schelp zijn
zoals het ons lichaam past: korst
die soms nog wond is, soms
de korst weer wond geworden.
De schelp groeit mee met de grillen
van haar dragers: iedereen
heeft een bed nodig — de genezing
ligt in die wond besloten.
Het bed kan onze schelp zijn
waaraan grillig vlees zich hecht;
ruimte is nodig.
Er is altijd een ruimte.
.
Sticky Drama
Dominique De Groen
.
De Vlaams-Belgische dichter Dominique De Groen (1991) publiceerde in 2019 de bundel ‘Sticky Drama’. Na haar debuut ‘Shop Girl’ uit 2017 een nieuwe bundel die als flaptekst de volgende inleiding meekreeg: “Radioactieve planten dragen vrucht. Twee eilanden bloeden in elkaar leeg. Een ijsberg kotst zijn ingewanden uit. De permafrost ontdooit. Sluimerende bacteriën ontwaken. Ontaarde levensvormen woekeren in een landschap van oerslijm en plastic. De heksen leggen de Tarotkaarten. Een nieuwe boom des levens ontkiemt. Een kleverig drama kondigt zich aan.”
De bundel is een poëtische vertelling over het ontstaan en verloop van ons bestaan, soms aan de hand van narratieve elementen. De gedichten zijn soms meer proza gedichten en De Groen koppelt wetenschappelijke theorieën over het ontstaan van het leven aan Kabbalistiek (Joodse mythologie) wat het lezen (en begrijpen) niet altijd even makkelijk maakt. Wat voor de een als zweverig zal overkomen zal voor de ander juist een frisse, andere benadering betekenen van gedachten over ons bestaan.
De persoon van Malayney speelt een verbindende rol in deze bundel zoals ook in het gedicht ‘Heksen Begeleiden Het Ritueel’.
.
Heksen Begeleiden Het Ritueel
.
De heksen van de bodem van het meer – het zijn hun
onnatuurlijk fel oplichtende ogen die zich in een cirkel rond
ons verzameld hebben – begeleiden het ritueel.
.
In het centrum van de kring strekt Malayney haar naakte
lichaam uit op de grond.
.
Begeleid door het gezang van de heksen glijd ik naar haar toe
en glibber over haar huid tot ik de kuil van haar navel voel.
.
Vanaf dat centrale punt rek ik mezelf uit, smeer mezelf uit als
een balsem, trek mij als een dunne film over haar lichaam.
.
Ik ben de heksenzalf op Malayneys klamme huid, de balsem
die ons beiden zal transporteren naar een andere dimensie.
.
Om ons heen joelt en danst de kring in steeds sneller
draaiende cirkels.
.
Ik ben loom en zwaar en voel mezelf vallen, vallen, vallen…
.
Waarde
Michael Tedja
.
De Rotterdamse Michael Tedja (1971) is schrijver, dichter, beeldend kunstenaar en curator. In 2003 debuteert hij als schrijver met zijn eerste roman. Twee jaar publiceert Tedja zijn eerste dichtbundel bij de onafhankelijke uitgeverij – gespecialiseerd in ‘historical avant-garde and counterculture’ – Sea Urchin, met als titel ‘De aquaholist’. Deze gedichten en prozagedichten zijn ontstaan in de periode 1991-2004.
Hierna worden nog verschillende dichtbundels van hem uitgegeven waaronder de serie ‘Het 1 euro gedicht’ in 2011. Naast zijn poëzie in dichtbundels publiceerde hij regelmatig gedichten, essays, proza en tekeningen in De Gids, Absint, Samplekanon, nY, Revisor, Hollands Maandblad, De Volkskrant, Metropolis M en Caraïbisch Uitzicht. Ook cureert hij een beeld en taalrubriek voor de Poëziekrant.
In 2021 neemt Tedja plaats in de jury van de P.C. Hooftprijs voor poëzie. Ook werd hem dit jaar de Sybren Poletprijs toegekend. De prijs is bedoeld voor het oeuvre van een Nederlandstalige auteur die schrijft en werkt in de geest van Sybren Polet (1924-2015).
In het werk van Tedja komen thema’s als identiteit, hosselen (titel van zijn tweede ‘roman’ met fictie, essays, poëzie en pamfletten), exclusiviteit, on-line aanwezigheid, het postkoloniale bewustzijn en communicatie voor. Michael Tedja is een dichter die zijn nek durft uit te steken (zoals Hans Puper het omschreef in een column op Meander) en heeft daarmee een heel eigen en origineel geluid. Uit zijn bundel ‘Regen’ uit 2016 het gedicht ‘Waarde’.
.
Waarde
.
Het bewijs, het tegendeel
dat tot leven kwam reisde.
Ik was er een mee, een geheel
dat ik zelf neerzetten kon.
.
Toen zag ik de groep staan.
Die was wat het was: zij
die terug wilden naar hoe het was.
Ik dacht dat die op zich stond.
.
Het beste dat er was voordat het
een en al kern werd. Ooit, ja.
Ik was er solitair mee, totdat
de regen tegen het raam kletterde.
.
Op de achtergrond
waren kinderen bewegingen
aan het tellen. Basketballers
sprongen naar een hoop.
.
Het water was vloeibaar.
Door de kou werd het ijs.
Door de zon weer vloeibaar.
.
Nieuwe Amerikaanse dichters
New American Poets
.
In 2005 werd door uitgever David R. Godine (uitgeverij DRG) in Boston de vuistdikke bundel ‘New American Poets’ gepubliceerd, met daarin 95 van de nieuwste dichters in Amerika. Amerikaanse dichters uit alle windstreken, met hun roots in allerlei landen (onder andere Michael van Walleghen waarvan ik vermoed dat zijn roots in Nederland of waarschijnlijker Vlaanderen liggen), man, vrouw en allemaal nog onbekend (zeker hier in Nederland). Het zijn niet alleen jonge dichters, ook dichters die al wat ouder zijn en bekend worden of op doorbreken staan.
In de bundel valt me op dat er veel lange gedichten staan, ook prozagedichten en van elke dichter zijn een paar gedichten opgenomen (de bundel telt maar liefst 442 pagina’s). Omdat ik eigenlijk geen enkele naam ken ben ik wat op onderzoek uitgegaan.
Uiteindelijk heb ik gekozen voor dichter Marilyn Nelson Waniek (1946).
Marilyn Nelson is dichter, vertaler en auteur van kinderboeken. Ze is emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Connecticut, en de voormalige dichter-laureaat van Connecticut. Ze is een winnaar van de Ruth Lilly Poetry Prize, de NSK Neustadt Prize for Children’s Literature en de Frost Medal. Van 1978 tot 1994 publiceerde ze onder de naam Marilyn Nelson Waniek. Ze is de auteur of vertaler van meer dan twintig boeken en vijf poëziebundels voor volwassenen en kinderen, zogenaamde chapbooks (soort zelfgemaakte klein (A6) tijdschriftje van meestal 8, 12, 16 of 24 pagina’s). Naast vele andere publicaties verschenen van haar 11 poëziebundels. Uit ‘New American Poets’ koos ik het gedicht ‘Chosen’ dat komt uit haar bundel ‘Homeplace’ uit 1990.
In ‘The Homeplace’ wordt de lezer betrokken bij een reeks scherp geportretteerde levens (van haar familie). Door een continu verhaal te vertellen in een mix van vrij vers en traditionele vormen, geeft Waniek haar werk tempo en intensiteit. Ze behandelt de villanelle, het sonnet en de populaire ballad met gelijke vaardigheid en enthousiasme.
Het sonnet ‘Chosen’ beschrijft de consensuele maar ongelijke seksuele daad tussen haar over-overgrootmoeder Diverne, een slaaf die naar Hickman in de staat Kentucky werd gebracht vanuit Jamaica, en haar over-overgrootvader, Henry Tyler, een blanke man, wat leidt tot de geboorte van Pump, de overgrootvader van Nelson. Het gedicht besluit met dit couplet: ‘And it wasn’t rape. In spite of her raw terror. And his whip’. Het gedicht houdt vol dat de daad geen verkrachting was omdat het leidde tot de geboorte van een geliefd kind, maar de conclusie van dit gedicht dat eindigt met de woorden ‘verkrachting’ en ‘zweep’ is toch heel anders.
.
Chosen
.
Diverse wanted to die, that August night
his face hung over hers, a sweating moon.
She wished so hard, she killed part of her heart.
If she had died, her one begotten son,
her life’s one light, would never have been born.
Pomp Atwood might have been another man:
nor with a single race, another name.
Diverse might not have known the starburst joy
her son would giver her. And the man who came
out of a twelve room house and ran to her
close shack across three yards that night, to leap
onto her cornshuck pallet. Pomp was their
share of the future. And it wasn’t rape.
In spite of her raw terror. And his whip.
.
Jan Wolkers
Wintervitrines
.
Jan Wolkers kent iedereen. Van zijn romans en verhalenbundels. Maar dat Jan Wolkers ook poëzie schreef is bij niet veel mensen bekend. Zijn poëzie is vaak prozaïsche. Het zijn meestal een soort ultra korte verhaaltjes met een poëtische toonzetting. In de bundel ‘Wintervitrines’ uit 2003 staan een groot aantal van dit soort proza gedichten maar ook een aantal ‘echte ‘ gedichten.Een mooi voorbeeld is het gedicht ‘Winter’.
.
Winter
.
een landkaart van sapstromen
gestremd in rijp
onontdekt gebied van
verstijfde kronkelingen
de geometrie van sneeuw
stelt de wet
de eg van ijspegels
hangt boven de smetteloze
sprei van de dood
.
Krullenbol
Nyk de Vries
.
Ik kwam maandagavond de bundel van Nyk de Vries tegen die ik kocht naar aanleiding van zijn optreden bij Poetry park een paar jaar geleden. De bundel ‘De dingen gebeuren omdat ze rijmen’ staat vol prachtige, licht absurde prozagedichten. Daarom vandaag nog eens een gedicht van deze bijzondere dichter.
.
Krullenbol
.
Er was een foto van mij in omloop. Maar ik was het niet.
Steeds als ik met het beeld werd geconfronteerd, sloeg ik
snel de pagina om, ongemakkelijk door die vreemde
onbekende ogen. Jaren gingen voorbij. We oefenden
zomers in de omgebouwde boerderij van Ursula. We
speelden onder leiding van Jan Switters in het voormalig
Oostblok. Ik sprak voor het laatst met mijn
schoolvriendin tijdens het afscheidsconcert. Ruim een
decennium later, in een klein café, niet ver van het pontje,
bladerde ik door een stel oude knipsels en stuitte
opnieuw op het portret. En pas daar zag ik het. Die
jongen met die onbekende ogen. Die krullenbol. Ik was
het wel.
.















