Site-archief

Zelfmoordenaars bij zonsopkomst

Femi Fatoba

.

De Nigeriaans dichter Femi Fatoba (1939-2008) speelt in zijn poëzie graag met de Afrikaanse tradities. Hij slaat in zijn werk een brug tussen de Nigeriaanse couleur locale en de internationale literatuur.  In 2006 was hij te gast bij Poetry International in Rotterdam. Om naar Nederland te komen had hij wel de nodige hindernissen te nemen. Zo werd hij door de autoriteiten in Nigeria het hele land doorgestuurd om de benodigde uitreispapieren te bemachtigen. Iets waar dichters die naar Poetry International wel vaker mee te maken hebben, met tegenwerking, bureaucratie of de onwil van de autoriteiten om mee te werken met een reis vanuit het land van herkomst naar Nederland.

Femi Fatoba bekeek de tegenwerking van de zonnige kant. Reizend door het land van zijn dorp naar Abuja, de hoofdstad van het land, leverde hem enkele gedichten op. In 2008 overleed professor aan de universiteit van Niger Delta, acteur, dichter en toneelschrijver Dr. Femi Atoba aan de gevolgen van een verkeersongeluk.

Voor de bundel ‘Kijk, het heeft gewaaid’ 40 jaar Poetry international festival uit 2009, vertaalde dichter Jabik Veenbaas (1959) het gedicht dat Fatoba onderweg naar de hoofdstad schreef getiteld ‘Suicide at Dawn’ naar ‘Zelfmoordenaars bij zonsopkomst’.

.

Zelfmoordenaars bij zonsopkomst

.

Gevangen in het woelen van een onverhoedse werveling

Lijken ze te fladderen noch te vliegen

Maar spatten uiteen tegen een misleidende ruit

En laten hun vitale delen achter

Vertroebelen het zicht van de chauffeur

Met een mozaïek geleend van de regenboog

Elke kleur een streek van een plotseling penseel

Tegen de mens in zijn voertuigstreven.

.

Ik vraag me af of de pointillist

De kunst afkeek van de vlinders

Die onnozele zelfmoordenaars bij zonsopkomst!

.

Adopteer een gedicht

Weesgedichten

.

Van Haarlem tot Den Haag, van Geleen tot Zutphen, van de Bollenstreek tot Soest en van Oud Beijerland, via Rotterdam tot aan Maassluis, in heel veel plaatsen in Nederland doen bibliotheken mee aan de pilot van Weesgedichten in Nederland. En hoewel de pilot eigenlijk alleen gericht was op Zuid Holland hebben toch een aantal bibliotheken in Nederland al de stap durven zetten om ook dit jaar al mee te doen.

Weesgedichten, bedacht en georganiseerd vanuit de Utopia, de bibliotheek van de gemeente Aalst in Vlaanderen, is daar inmiddels al een begrip. Midden in de Coronapandemie (januari 2021) besloot men dat men de Poëzieweek 2021 niet zomaar voorbij wilde laten gaan. Uit de gezamenlijke kokers van een paar Utopianen rolde de gedachte om weesgedichten te laten adopteren door eenieder die dat wou.

Tussen het idee en de uiteindelijke uitwerking lag een volledig onontgonnen pad. Uiteindelijk slaagden men erin om maar liefst honderd gedichten op evenveel ramen aan te brengen. Maar daar bleef het niet bij. Aangezien de website met de honderd weesgedichten in minder dan één uur volledig ‘uitverkocht’ was, begonnen mensen – individueel, maar ook een volledig buurtcomité – spontaan zelf gedichten op hun ramen aan te brengen.

In 2023 deden al 96 Vlaamse bibliotheken mee en werden maar liefst 3000 gedichten op ramen aangebracht, waarmee het het allergrootste (straat)poëzieproject van België ooit werd. En nu, voor de Poëzieweek 2024, is men de grens overgestoken (of eigenlijk zijn wij, de stichting De Zoek naar Schittering, de grens naar België overgestoken) om dit mooie project ook naar Nederland te halen.

Waar ik vorig jaar rond deze tijd mijn twijfel uitsprak over de Nederlandse inbreng in de Poëzieweek, heb ik nu weer veel vertrouwen in activiteiten en deelname in dit mooie project. Maar willen we het project volgend jaar landelijk kunnen uitrollen dan moet de pilot een succes worden. Ik spreek regelmatig mensen die Weesgedichten een warm hart toedragen maar met alleen een warm hart komen we er niet. We hebben adoptieouders (en dus ramen!) nodig.

Zelf heb ik in mijn bibliotheek en mijn woonplaats een raam beschikbaar gesteld en een gedicht geadopteerd. In mijn geval een gedicht van een Vlaamse dichter (als dank) die ik al langer ken, Shari Van Goethem. Maar als je haar als dichter niet kent (dat wordt dan wel tijd) zitten er in de lijst van aangeboden gedichten vast en zeker gedichten bij die je aanspreken of namen van dichters die je kent. Dus doe mee, zoek de gemeente op in de kaart, meld je aan en selecteer een gedicht. Fotootje van je raam erbij (als je een bericht krijgt dat je foto teveel MB heeft, maak dan via Whatsapp een foto en sla deze op in je foto’s, dan lukt het zeker) en binnenkort in de Poëzieweek prijkt er een gedicht op je raam. Het gedicht dat ik uitkoos van Shari Van Goethem wil ik hier alvast delen.

.

avond aan avond als de tijd zich terugtrekt

in een wilde bloem

luisteren we naar de zwarte kamer

.

het is genoeg

.

wanneer haar muziek te licht klinkt

steken we van de dag het vuur aan

het vlammetje is zuinig

.

toch is dat genoeg

.

Aubergine

Drs. P

.

Het is voor mij altijd een groot plezier om te lezen in de bundel ‘Tante Constance en Tante Mathilde’, liedteksten van Drs. P (1919-2015) uit 1999. Natuurlijk ken ik de teksten, liedjes en gedichten van Drs. P niet allemaal (het zijn er vele!) en dus word ik nog weleens verrast wanneer ik de bundel lees of doorblader. Zo ook dit keer. Om twee redenen eigenlijk.

Allereerst omdat het gedicht ‘Aubergine’ bij mij onmiddellijk de gedachte naar boven bracht aan de emoiji of emoticon van een aubergine, die, zoals je ongetwijfeld weet, wordt gebruikt als penis in SMS- en Whatsappberichten maar als tweede deed dit gedicht of deze liedtekst mij ook meteen teruggaan naar de tijd dat de poëziestichting Ongehoord! nog tweemaandelijks een poëziepodium organiseerde in de openbare bibliotheek van Rotterdam.

Vaste gastdichter daar was de onvolprezen en bijzondere Rieneke Minderman-Grobben (1944-2018), de lady in pink (ze was altijd volledig gekleed in het roze). Zij las haar gedichten steevast voor vanaf een behangrol die ze zelf beschreven had. In haar gedichten maakte ze graag gebruik van opsommingen en had daarbij ook soms een voorkeur voor Franse termen zoals bijvoorbeeld in haar gedicht ‘Op z’n Janboerenfluitjes’ en ‘Crime passionel’. Het gedicht ‘Aubergine’ deed me daar meteen aan denken.

.

Aubergine

.

De aanblik van la belle Philippine
Was een der top-attracties van de stad
Zij was een twintigjarige blondine
Elle est tres fine, elle est divine
Zowel de koopvaardij als de marine
Alsook de brandweerlieden zeiden dat

.

Het was opwekkender dan cocaine
Als Philippine voor ’t venster zat
Gekleed in allerfijnste Crepe de Chine
Of mousseline, of levantine
Gelijk een pronkjuweel in een vitrine
Gelijk een jonge prijsbekroonde kat

.

Zij was in hoge mate feminiene
De mannen die haar zagen gingen plat
En zij begeerden haar als concubine
Maar Philippine had discipline
Was ongenaakbaar als een capucine
Of als een dichtgevroren sleutelgat

.

Een oude rijkaard in een limousine
Kwam echter zeer strategisch op haar pad
Hij toonde haar een mooie aubergine
Een aubergine, een aubergine
Hij mocht naar binnen voor een aubergine
Een aubergine die ze daarna at

.

Vervallen stad

Hagar Peeters

.

De regelmatige lezer van dit blog weet dat ik veel en vaak over Rotterdam en haar dichters schrijf. Niet vreemds aan, ik ben bij twee stichtingen actief (Poëziestichting Ongehoord! en De Zoek naar Schittering) gevestigd in Rotterdam en in 2014 was de eerste bundel die ik met MUGbooks op papier uitgaf ‘Wij dragen Rotterdam’ een initiatief van de Rotterdamse dichters Mark Boninsegna, Daniël Dee en Marco Martens. Daarnaast organiseer(de) ik jarenlang met poëziestichting Ongehoord! poëziepodia in Rotterdam.

Toch wil dat niet zeggen dat ik alleen maar over de havenstad en haar dichters schrijf, integendeel, vele dichters uit alle hoeken en gaten van Nederland (en daarbuiten) zijn mij lief. En wanneer er dichtbundels verschijnen met poëzie over een stad of regio dan besteed ik daar graag aandacht aan. Dus ook aan Amsterdam.

In 2001 verscheen bij 521 uitgevers de bundel ‘Amsterdam’ de stad in gedichten, ingeleid door Guus Luijters. Een aardige bundel met gedichten van dichters door de tijden heen die over Amsterdam hebben gedicht. Heel anders dan ‘Wij dragen Rotterdam’, daarin staan hedendaagse dichters die de stem en de poëzie van Rotterdam van nu vertegenwoordigen,

Desalniettemin valt er veel moois te lezen in deze bundel. Zoals het gedicht ‘Vervallen stad’ van Hagar Peeters (1972) uit haar bundel ‘Genoeg gedicht over de liefde vandaag’ uit 1999.

.

Vervallen stad

.

Zijn plichtsbesef fluistert hem in:

de plank ontbeert het brood vandaag.

Vraag het de knopjes. Maak hen tot kegels.

Sla uit blaadjes harde munt vandaag.

.

Hij, koopman op de Albert Cuyp

–  zijn vader was marktventer

zijn grootvader was het en zijn

overgrootvader & Co. evenzo.

Vele stambomen ver groeide het loof

onder hun handen vandaan –

hij weet als geen ander

.

van de uitheemse rot, mot en bergamot

waarin het Waterlooplein zijn

afdankertjes uithangt,

van de door naaldbossen omzoomde

terrasjesoase op het Nieuwmarktplein,

van het bloedmooi bloemenrood welken daarachter,

in het uitzicht van ieders raam.

.

Twee gezichten

Riekus Waskowsky

.

Over de Rotterdamse dichter Riekus Waskowsky (1932-1977) schreef ik al eerder. Pas geleden las ik in ‘Verzamelde gedichten’ uit 1985 en wat me opviel was dat Waskowsky zowel een serieuze dichter was getuige bijvoorbeeld het gedicht ‘Archeoloog’ uit 1966, maar ook een kant had die helemaal niet serieus was. Die laatste vrolijke kant van zijn dichterschap doet denken aan gedichten van Jules Deelder. Een voorbeeld van deze vrolijke kant is bijvoorbeeld het gedicht ‘Lourdes’ uit deze ‘Verzamelde gedichten’.

Om deze twee kanten van Waskowsky nog eens te benadrukken wil ik hier nog twee gedichten van hem plaatsen. Allereerst het gedicht ‘Park’ wat een serieus gedicht is, gevolgd door een gedicht zonder titel uit 1976 dat vrolijk maakt.

.

Park

.

Stadspark in de middag…

‘Ik ben nog maagd’

zegt de achterkant van een eik.

.

De spreeuwen op het grintpad

schrikken en vliegen weg.

De huisvrouw op de bank,

zij volle chinese godin

haar boezem bloost over en over,

zucht,

en staat op en gaat verder.

.

Koester dan traag de rode zon

een licht ontgoochelend gebeuren.

.

*

Een vrouw mag dan

pakweg duizend gezichten hebben

haar borsten

zijn op een hand te tellen

 .

 

 

Gers

Elfie Tromp

.

In Rotterdam wordt het tijdschrift ‘Gers!’ uitgegeven. Een stadsglossy van en voor Rotterdammers. In #19 uit 2018, met als thema circulair en duurzaam Rotterdam, staat een uitgebreid vraaggesprek met dichter, schrijver, performer, columnist en theatermaker Elfie Tromp (1985). Elfie is in 2023 en 2024 stadsdichter van Rotterdam. Ik ken haar al lang, ze droeg voor op het podium van poëziestichting Ongehoord! en ze organiseerde naar aanleiding van het verschijnen van de derde editie van het tijdschrift STRAK, dat ze samen met Jerry Hormone oprichtte, een lanceerfeest waar ik een bijdrage aan mocht leveren. Ook stond Elfie met twee gedichten in MUGzine #4.

Maar nu lees ik dus een interview met haar in Gers! over hoe ze bewust probeert te leven, recycling, hommels, geveltuintjes en over wat zij vindt dat een levensmotto zou moeten zijn: Doe alles met aandacht. En het gaat over haar dichtbundel ‘Victorieverdriet’ (2018). Deze bundel schreef ze over haar liefdesverdriet maar zegt ze in het interview: “De bundel gaat over meer dan alleen liefde; het gaat ook over hoe waardig om te gaan met het noodlot en de kwetsbaarheid van het leven. Hoe je je uiteindelijk weer moet openstellen voor nieuwe liefde en daar altijd even kwetsbaar in blijft”.

In het gedicht ‘Een stad in een stad’ wordt dat gevoel verwoord. In het artikel staat alleen de laatste strofe opgeschreven. Ik heb het hele gedicht uit ‘Victorieverdriet’ overgenomen zodat je kunt lezen wat Elfie bedoelt.

.

Een stad in een stad

.

Thuis was ik burgemeester

hier zit ik op een fiets

trek tegelijkertijd langs de paden binnen in mij

in New Orleans ben ik een stad in een stad

goedheid wordt niet altijd beloond

van iemand houden met alles wat je hebt

is geen garantie

.

mijn handtekening was een kras geworden

ik verliet mezelf

.

fietsend in die pittige hitte

druipt teleurstelling uit mijn poriën

wegvegen heeft geen zin

er komt altijd meer

elke week klinkt het tornado-alarm

donderopera’s

heavymetalregen slaat neer

ik brokkel af

ik sloop

.

mijn stad beweegt altijd

niets is in steen gehouwen

.

onder het huis waar ik slaap klinkt gekwetter

buidelratbaby’s veilig in hun hol

buigend naar de planken

piep ik met alles wat ik heb

onder mij blijft het stil

.

New Orleans is fantastisch voor peddelaars

en naakte worstelaars

vingers verdwijnen diep ik konten

de winnaar tongt met de verliezer

de opgedofte toeschouwers juichen

.

laat die tieten vechten!

roept Moe Joe

haar lichaam pulseert

wordt een groot orgaan

zo verwerkt ze

die korrelige substantie

die voor leven moet doorgaan

Moe Joe vertelt me over de vier witte agenten te paard

ze werd getaserd op de maat van haar muziek

vier apparaten op haar blote huid

voltage voltage voltage voltage

.

dagenlang zat ze opgesloten

hoe durf ik

witte vrouw

mijn lichaam te vergelijken

met een stad vol giftige geschiedenis

van ongelijkheid en geweld?

.

verzet moet onze adem worden

staat in helderzwarte letters

op een bord in een gazon

activisme is hier alledaags

elk concert stilgelegd voor bezinning

elke muur beklad met mening

misschien ligt het aan jou

spot de supermarktmuur

.

een zwarte veteraan zwaait met een Confederation flag

om zijn militaire geschiedenis te eren

een witte moeder strikt een bonnet om het hoofd

van haar zwarte dochter

.

ze hebben de beelden neergehaald

je weet wel, van de drie generaals

Jefferson, Beauregard en Lee

ooit monumenten van trots en macht

nu symbolen van schande en schaamte

traditie is veilig

we willen iets vasthouden

in dit continue loslaten

.

ik denk aan de sokkels in mij

de beelden die ik daar opzette en vereerde

wogen op het laatst te zwaar

.

niets is in steen gehouwen

.

zelfs steen niet

tijd is een spier

die pijn en liefde beweegt

ik trap door

.

pulseren

verteren

worstelen

loslaten

schudden

dansen

veranderen

.

dat is de aard van de geschiedenis

.

 

 

Menhir in Mexico

Jan Bervoets

.

In 2009 nam Joris Lenstra afscheid van  Ongehoord Rotterdam, een poëziepodium waar hij sinds 2006 in de organisatie zit. In 2007 wordt in de centrale bibliotheek van Rotterdam het eerste podium georganiseerd. De mensen die Ongehoord Rotterdam organiseerden waren naast Joris Lenstra, Hein van de Assem, Ton Huizer, Yvonne Koenderman en Frida Winklaar. In 2010, na het afscheid van Joris neemt een nieuw bestuur het over van deze club. Hein en Yvonne blijven, Corina Kappen en ikzelf treden toe.

Door de jaren heen heeft het podium van poëziestichting Ongehoord! vele goede en bijzondere dichters op haar podium mogen begroeten. Een selectie: Daniel Vis, Roel Weerheim, (Marieke) Lucas Rijneveld, Frans Terken, Daniël Dee, Elfie Tromp, Lotte Dodion, Gijs ter Haar, Alja Spaan, Els de Groen, Demi Baltus, Myrte Leffring, Joz Knoop, Meliza de Vries, Evy Van Eynde, Kira Wuck, Jana Beranová, Lies Jo Vandenhende, A.C.G Vianen, Judith Herzberg en natuurlijk de ons ontvallen Rieneke Minderman, Derrel Niemeijer en Wim den Hertog.

Hoewel de podia in de bibliotheek van Rotterdam inmiddels tot het verleden behoren, organiseert poëziestichting Ongehoord! nog steeds de Ongehoord! Poëziewedstrijd (twee jaarlijks) en worden er incidenteel podia georganiseerd in Maassluis, Den Haag en Rotterdam.

Toen Joris Lenstra in 2009 afscheid nam van Ongehoord Rotterdam verscheen een klein bundeltje met gedichten van dichters die ooit het podium betraden. Een van die dichters was Jan Bervoets (1942). Bervoets publiceerde vanaf de jaren ’80 in onder andere Maatstaf, De Revisor en De Gids. Van zijn hand is het gedicht ‘menhir in mexico’ opgenomen in de bloemlezing van Poëziepodium Ongehoord Rotterdam uit 2009.

.

menhir in mexico

.

verschrikkelijk zoals dit weer is voorspeld

met een saffieren mes

zijn ingewanden blootgelegd

en alle gieren vreten aan de wolken

.

welke tornado wil hier nog aarden

als zelfs de huizen onhandelbaar blijken

en er dagelijks doden vallen

in een ritmiese kadans

.

zoveel natuurgeweld lijkt wel retories

de geldigheidsduur van een ademtocht

is zevenmaal verzekerd

men staat in de rij voor het product

.

slechts een oude galsteen blijft nog achter

en wijst de laatkomers de weg

.

Heeft de tijd je niets te leren?

Willem van Iependaal

.

De verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten Generaal zijn bijna daar. Woensdag 22 november mogen we weer van ons democratisch recht gebruik maken door onze keuze, middels een rode pen, kenbaar te maken. In de krant van afgelopen zaterdag las ik een column van Kustaw Bessems over de verkiezingen en dan met name het stuk over de 26 jarige klimaatactiviste Hannah Prins waarin ze droomt van een links kabinet (want voor klimaatidealen moet je nou eenmaal niet bij de rechtse partijen zijn) vond ik bijzonder om te lezen.

Dat komt omdat ik pas geleden nog zat te lezen in de bundel ‘Liederen van de zelfkant’ van de Rotterdamse dichter Willem van Iependaal (1891-1970) pseudoniem van Willem van der Kulk. In die bundel staat het gedicht ‘Heeft de tijd je niets te leren?’ en dat raakt aan de strekking van de column van Bessems. Hij schrijft in zijn column over de aanvallen van Volt, D66 en SP op Groenlink/PvdA lijstrekker Frans Timmermans. ” Zo gaat het vaker aan progressieve zijde: zuiverheid boven resultaat en herverdeling  van een schrale oogst”. En over hoeveel moeite linkse partijen hebben om hun boodschap over te brengen. Linkse partijen die, uit hun partijprogramma’s blijkt, het beste van alle partijen voorhebben met mensen die in armoede leven. Als voorbeeld geeft hij de arme vrouw die in het SBS-debat woedend werd op Timmermans, ook al was hij van de aanwezige lijstrekkers degene die haar situatie wilde verbeteren.

Willem van Iependaals gedicht ‘Heeft de tijd je niets te leren?’ blijkt, ondanks dat het uit 1937 stamt (uit zijn bundel ‘De vink op de waslijn’) , verrassend actueel. Ik las op de achterflap van deze bundel: ‘Hij demonstreerde in vele verzenbundels en op vele planken, vanwaar hij kogelde met rijpe tomaten, zoals zijn pennevruchten met recht mogen heten. (De raap en de tomaat zijn beelden die bij deze ex-kwekersknecht-die-dichter-werd heel goed passen.). Weten we ook gelijk waar de tomaat van de SP vandaan komt.

.

Heeft de tijd je niets te leren?

.

Heeft de tijd je niets te leren,

Kerel, sta je in beraad

Of je ’t lot wel kan fourneren

Als de trekking tegenstaat?!

Ach, je houvast staat te kraken

En de Aard barst uit haar voeg…

Durf je oude sleur verzaken?

Heeft je hart nog fut genoeg?

.

Heeft de tijd je niets te leren?

Ja, je foetert en je laakt

En ik weet wel, dat begeren

Je verlammend heeft geraakt!

Kameraad, kom tot bezinnen!

Maak een vuist en breek je baan!

Zie! Een wereld is te winnen!

Kan je hart nog roffels slaan?

.

Heeft de tijd je niets te leren?

Maat, wat dunkt je van verzet?

Of wil jij de Houzeeërs keren

met je Zondagsblad in bed?

Op! Je sakkeren en zeuren

Over spijt en ongena’…

Ken je plaats in het gebeuren:

Kerel, maak een vuist en sla!!

.

Amsterdamned

Ester Naomi Perquin

.

Soms zijn gedichten op het eerste oog gewoon een gedicht; met een onderwerp en een persoon in een situatie. Niets bijzonders. Totdat het gedicht raakt aan een gezamenlijke ervaring, dan gaan er ineens andere dingen meespelen. In het gedicht ‘Amsterdamned’ van Esther Naomi Perquin (1980) uit haar bundel ‘Meervoudig afwezig’ uit 2017 is er echter sprake van niet één laag, geen twee lagen maar meerdere lagen.

Allereerst is er de gedeelde ervaring, de film ‘Amsterdamned’ van Dick Maas uit 1988, die veel van ons, die al wat ouder zijn, gezien en meegemaakt hebben.  De hype die rond de film hing mocht er zijn destijds. Een tweede laag is het gegeven dat het onderwerp een persoon (vader) zijn 15 seconds of fame beleeft in deze film. Hoeveel mensen zouden er niet jaloers zijn op deze vader, in een kaskraker op het grote witte doek te zien zijn, al is het maar als figurant. Dan is er nog een laag namelijk dat haar vader is overleden voordat de film in première ging, haar moeder die extra informatie geeft en een inkijkje in hoe het eraan toegaat op zo’n set (geleende kleren, geleende fiets, het keer op keer overdoen van iets dat slechts heel zijdelings de film zou halen).

En een persoonlijke observatie; de voormalig stadsdichter van Rotterdam die een gedicht schrijft met de titel ‘Amsterdamned’, iets dat vele Rotterdammers denk ik regelmatig zo aanvoelen als ze aan de hoofdstad denken. Een gedicht kortom dat op het eerste gezicht een beschrijving lijkt van een situatie ergens in het verleden, maar waar na nauwkeuriger lezing zoveel meer inzit.

.

Amsterdamned

.

Ik zag de film waarin mijn vader heeft gefigureerd: één shot

waarin hij langsloopt en niets doet – nou ja, hij steekt,

een herenfiets aan de hand, de gracht over

en kijkt even naar een eend.

.

Die fiets was niet van hem, weet ik.

Het jasje dat hij draagt geleend.

.

Mijn moeder is erbij geweest. Hij moest, zegt ze, zes keer oversteken

voor het hem lukte te lijken op wat elke regisseur graag ziet:

een doodgewone man met een doodgewone fiets.

.

Hij haalde het einde van de zomer, mijn zevende verjaardag en

bijgevolg ook de première niet. Ik zag hem twintig jaar daarna:

moordenaar die door de grachten snijdt en vrouwen grijpt

en dan, naast de klopjacht, een flits van dat gezicht.

.

Een man met een fiets die de gracht oversteekt.

De eend, zag ik, is er nog uitgeknipt.

.

Anna

Tijd! Gedichten

.

Joop Alleblas ken ik al jaren. Deze in 1946 geboren Westlander komt uit Wateringen waar ik bijna 10 jaar heb gewerkt. Alleblas studeerde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en promoveerde aan de Landbouwuniversiteit Wageningen. Van zijn hand verschenen vele wetenschappelijke artikelen en publicaties. Naast wetenschapper is Alleblas een bezield dichter en een fervent amateurarcheoloog.

In 2015 debuteerde hij met de dichtbundel ‘De nacht bestaat niet meer’. Sindsdien verschijnen zijn gedichten  regelmatig in kranten, tijdschriften en deelpublicaties. Inmiddels heeft Alleblas 6 dichtbundels gepubliceerd. Hij voelt zich thuis in het vrije vers. Met een vleugje cynisme etaleert Alleblas in zijn poëzie zijn vrije en zonnige levenswijze. Op luchtige wijze krijgt hij verrassend vat op het schemergebied tussen verbeelding en werkelijkheid. Hij schroomt daarbij niet zijn fantasie de vrije loop te laten. Zo komt hij tot poëzie over het gewone leven, liefde, dood, erotiek en niet-alledaagse voorstellingen.

In 2001 verscheen van zijn hand de bundel ‘Tijd!’, een compilatie van gedichten die door Alleblas in het laatste deccenium van de 20ste eeuw zijn geschreven. Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Anna’.

.

Anna

.

Het was donker toen ik naar Anna ging

Haar kleine kamer geurde

We keken foto’s en noemden namen

Er klonk muziek en

gele tulpen bloeiden voor de ramen

.

Ze sprak van wat voorbij was

en van wat er nog ging komen

Haar ogen waren groot en zwaar en later

zag ik haar wakker dromen

en vroeg ze om een glaasje water

.

Het was laat toen ik Anna ging verlaten

Ik schoof de stoel weer op zijn plaats

ruimde op verzoek de tafel op en

deed de afwas in de keuken

.

Ik kuste haar op beide wangen

Haar dunne handen broos

gevouwen in haar schoot

.

Bij de deur zag ik haar

stil en voorzichtig

in gedachten zwaaien

.