Maandelijks archief: september 2020
De eerste foto van God
Cees Nooteboom
.
Pas geleden was ik in het GEM, het museum voor actuele kunst in Den Haag en in een van de tentoonstellingen, een overzichtstentoonstelling van het werk van fotograaf Eddy Posthuma de Boer, hing een foto van hem met daarbij een gedicht. Het betrof hier het gedicht ‘De eerste foto van God’ van Cees Nooteboom.
Dit gedicht en deze foto verschenen voor het eerst in het tijdschrift Avenue, in het september nummer van 1982. Avenue was een Nederlands modetijdschrift opgericht in oktober 1965 en het heeft bestaan tot 1994. Het was een glossy, geïnspireerd op het toonaangevende Parijse modeblad Vogue. De bedenker was Joop Swart, een van de grondleggers van World Press Photo. Hij werd ook de hoofdredacteur.
Ik herinner mij de Avenue als een mooi vormgegeven, voornaam en stevig magazine waar inderdaad de fotografie belangrijk was maar waar ook ruimte was voor reportages, literatuur en poëzie. In dat magazine verscheen dus de foto van Eddy Posthuma de Boer waarbij dichter/schrijver Cees Nooteboom het gedicht ‘De eerste foto van God’ schreef.
.
De eerste foto van God
.
Zo zag ik eruit na die eerste dag
Ik alleen met mijn stenen van steen.
Ik alleen met mijn luchten van lucht.
.
Dat was de dag waarop ik nog gelukkig was,
de aarde nog woest en ledig.
Pas daarna schiep ik de bomen,
de dieren, het leger en die fotograaf.
.
Dikwijls heb ik heimwee naar de dag
waarop ik hem maakte, als allereerste.
Hij en ik, samen in mijn schepping,
ik in mijn paarse jasje tussen mijn luchten van lucht,
hij met zijn oog als een spiegel op mijn stenen van steen,
.
en verder niets.
.
Ellen Lanckman
Ze houdt niet van taal, ze is taal
.
Op haar website https://ellenlanckman.wordpress.com/ schrijft dichter Ellen Lanckman (1975): “Ik hou van eenvoud. Rechttoe rechtaan. Geen gedoe. In het hoofd is het al turbulent genoeg. Ook in het schrijven hou ik van eenvoud. Met zo weinig mogelijk woorden zoveel mogelijk (proberen) zeggen of uitdrukken. Woorden weggommen om jezelf te laten bovendrijven in de witregels.” Woorden waar ik me helemaal in kan vinden. Tegenwoordig bedienen veel dichters zich van de prozaïsche vorm van poëzie. Veel woorden om iets te zeggen in een gedicht. Ik ben van mening dat een gedicht of poëzie gediend is met verdichte zinnen, met weinig woorden zoveel mogelijk zeggen of uitdrukken, zoals Ellen stelt en zoals ik ook mijn eigen poëzie benader.
Ellen Lanckman volgde een opleiding Proza en Poëzie bij Wisper in Gent en later Literaire Creatie aan de Academie voor Podiumkunsten in Aalst, waar ze in het eerste jaar meteen een dichtbundel schreef én publiceerde. Daarna werden van haar in 5 jaar tijd 4 bundels gepubliceerd. Haar laatste bundel, ‘met niets is alles begonnen’, kwam uit in de zomer van 2018 bij Matador Uitgeverij.
Matthias Haeck schrijft over haar debuutbundel ‘Over deugd en andere mankementen’: “Ellen Lanckman houdt niet van taal. De woorden in haar verzen kiest ze weliswaar met haar-scherpe precisie. Haar wendingen zijn verrassend, steeds met een hoekje af, verfrissend. Maar ook: solide. Alsof ze er altijd hebben gestaan, onwrikbaar als kolommen onder haar poëzie. Fundamenten van haar ziel. Dat komt doordat: Ellen Lanckman houdt niet van taal. Ze ís taal. Een debuut dat vraagt naar meer.
Als je haar naam googled kom je vanzelf veel gedichten tegen. Ze zijn te lezen op haar andere website https://www.goednieuws.be/ . Een mooi voorbeeld van een gedicht waarin met weinig woorden heel veel wordt gezegd is het onderstaande titelloze gedicht.
.
Gisteren wilde ik je bellen
om te kijken of er nog restjes zijn
van die keer
dat je mijn huid tegen de jouwe ritste.
.
Misschien lig ik ergens
onder je bed, opgekruld
tussen het stof
en andere vergane dromen.
.
Of verdwaald
in het kuiltje van de matras, daar
waar mijn lichaam het jouwe vond.
Als twee komma’s in een zin die eindeloos leek.
.
Maar al zou je me zoeken,
en zelfs vinden,
dan weet ik: Van jou
ben ik nooit helemaal
.
teruggekeerd.
.
Wakker
Mark Boog
.
Na de winnaars van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd is het tijd voor een liefdesgedicht. In dit geval van dichter Mark Boog (1970) uit zijn bundel ‘Liefde in tijden van brand’ uit 2019. In deze bundel staan vele prachtige gedichten zonder titel en ik koos voor een gedicht over wakker worden, uit je slaap ontwaken.
.
Als ik je wakker maak
begint de dag je slaapt.
Als ik je wakker maak
is de ochtend een zegenrijke
je slaapt. Als ik je wakker
maak vinden je dromen
hun voltooiing je slaapt.
Als ik je wakker maak bolt er
lucht onder de vleugels van
de dag je slaapt. Als ik je
wakker maak weet ik hoe
je eruitziet je slaapt. Als
ik je wakker maak is dit
een gewonnen uur je slaapt.
.
Runners up van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020
Annette Akkerman en Cecile Koops
.
De jury van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd koos niet alleen de drie prijswinnaars maar ook twee runners up. Dit zijn de dichters Annette Akkerman en Cecile Koops met hun respectievelijke gedichten ‘IJsgang’ en ‘Het getij van de zomer’. De jury schrijft in haar juryrapport over deze twee gedichten:
.
IJsgang
‘ijsgang’ is een onrustig en tevens verontrustend gedicht.
Er worden hier en daar grote woorden gebruikt voor het weergeven van een ingrijpende toestand. Een te verdedigen keuze. Toch wint juist waar de dichter gas terugneemt het gedicht aan zeggingskracht. Is het daar het meest indringend.
‘je liet me een filmpje zien van ijsberen
die door het ijs zakten’
en
‘je zei, alle mensen zijn ijdel
en dwong me in de spiegel te kijken, ik zag
hoe de witkalk boven het bed afbladderde
er gaat niets boven de stilte van de toendra
de ondergrond bevroren, de lucht grijsblauw’
Wat in dit deel van het gedicht goed werkt is de sentimentloze beschrijving. Een sterk contrast met de ernst van de situatie. Ook het feit dat de dichter hier de zinnen in elkaar laat overgaan draagt bij aan de overtuigingskracht. Het lijkt een maalstroom. Een vorm die de voelbare ‘waanzin’ ondersteunt, zelfs onderstreept. Dit dunner geschreven fragment zorgt er ook voor dat de drie volgende regels meer aankomen en beklijven. De dichter schreef vervolgens door, maar had met deze indringende regels ook het gedicht kunnen laten eindigen:
‘daar dacht ik aan toen je me bij mijn strot greep
schreeuwde dat de nachten al bezig waren
ineen te krimpen’
Het getij van de zomer
Een sterke eerste strofe waarin de dichter het aantal voorbeelden zorgvuldig heeft gedoseerd. Het zijn er precies genoeg om iets duidelijk te maken en de lezer mee te nemen naar strand en duinen. En het zijn er precies genoeg om hem, daar eenmaal aanbeland, niet af te laten haken. De goed gekozen woorden, de klanken in samenhang, ze zorgen voor een vloeiende beweging die rijmt met het onderwerp.
‘Het getij van de zomer’ kent muziek. Is ritmisch en melodieus.
In de tweede strofe verandert de toon ietwat. Hier worden de klanken korter, minder slepend. Een overgang naar een andere sfeer met andere beelden.
Het gedicht is een reflectie op de vraag die de dichter in de slotstrofe in alle eenvoud maar daarmee zeker niet minder poëtisch beantwoordt.
.
ijsgang
.
we spraken nachtenlang over zwijgen
je woorden zogen zich vast aan mijn lippen
de lakens in ons bed verkleefden
tot schimmige ijsschotsen
.
je liet me een filmpje zien van ijsberen
die door het ijs zakten
ik zag de wereld door jouw ogen
ten onder gaan
.
je stroopte met je nagels de huid
van mijn armen, liet horen hoe het krijt
piepte op het krijtbord van je zoon
.
je zei, alle mensen zijn ijdel
en dwong me in de spiegel te kijken, ik zag
hoe de witkalk boven het bed afbladderde
.
er gaat niets boven de stilte van de toendra
de ondergrond bevroren, de lucht grijsblauw
daar dacht ik aan toen je me bij mijn strot greep
schreeuwde dat de nachten al bezig waren
ineen te krimpen
.
door het dakraam kleurde een verse dag
ik worstelde me uit het bezwete bed
stopte mijn koffers vol met vergeten
vond eindelijk mijn stem in de arctische wind
.
Het getij van de zomer
.
Vreemd dat zee-gedichten vaak verstild zijn;
wind stuift over zand, het helmgras wuift en veegt,
golven breken hun ritme op een kustlijn.
Op wat konijnen na, zijn de duinen leeg.
.
Hebben dichters geen oog voor de topdrukte
die zich voordoet bij de eerste zonnestraal?
In de wind wappert, aan een gejutte paal
voor een kuil, een handdoek ter markering.
.
Tot het uiterste gedreven, liggen – pal
aan zee – menselijke krabben zij aan zij.
Met de billen in het rulle zand gedrukt,
te midden van geoliede lichamen,
beelden ze zich stiekem in alleen te zijn.
.
In de drukte aan zee valt eenzaamheid weg,
totdat ’s avonds iedereen wordt weggespoeld
naar hun eigen stad en hun vertrouwde grond.
In rust en tijd versmelten land, lucht, water.
Juist dan wandelen dichters met pennen rond.
Derde prijs Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020
Monica Boschman
.
De derde prijs van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020 is gewonnen door Monica Boschman met haar gedicht ‘Voorbij Maas en Waal’. De jury schrijft over dit gedicht in haar juryrapport:
.
Al bij de eerste woorden neemt de dichter de lezer mee een herinnering in. Een haarscherpe herinnering, de beelden zijn helder. Door in te zoomen op een detail wordt deze terugblik onmiddellijk tot leven gewekt.
Het onverwachte en bijna terloops aandoende
‘(…) en dingen waarvan je zou willen
dat ze anders waren.’
in de tweede strofe valt op, intrigeert. Mede vanwege het contrast met het gedetailleerde voorgaande en het veelzeggende van het nu niet nader benoemde. In de derde strofe wordt er verder afstand genomen, met zinnen als
‘(…) De toekomst
rolde zich op tot een laatste thuiskomst.’
en
‘Tijd laat zich niet rekken.’ .
Ze zijn concluderend, enigszins nuchter te noemen. Er wordt melding gedaan van een gegeven. Het vervolg voorkomt het verlies van aandacht. De dichter laat het algemene gezegde los en trekt de lezer de persoonlijke ruimte in.
‘Midden in de kamer staat de veerman
klaar.(…)’
Zowel de onverwachte locatie als de poëtisch geformuleerde vragen die hierop volgen, verhoeden dat het te sentimenteel wordt. Ook zorgen ze ervoor dat een niet fonkelnieuwe metafoor toch fris aandoet en wakker maakt. Het is diezelfde vraagstelling die ook belet dat het gedicht te kabbelend wordt en daarmee spanningsloos.
‘Voorbij Maas en Waal’, want dat is het gedicht waar het over gaat, doet persoonlijk aan, maar overstijgt het particuliere. In sobere en heldere bewoordingen wordt een groot thema aangeraakt. Dat dit gedicht slechts één bijvoeglijk naamwoord bevat, is geen gemis. Integendeel. Dit is volledig in harmonie met de andere keuzes die de dichter maakte.
Niet alleen stijlregister, maar ook beeldgebruik, strofe-indeling, wisselingen in tijd en perspectief, en de subtiele samenhang in klank zijn hier passend, ondersteunend en in evenwicht. Ze ogen natuurlijk. ‘Voorbij Maas en Waal’ is beheerst, het vliegt nergens uit de bocht. Ook in die dosering toont zich de dichter.
.
Voorbij Maas en Waal
.
Aan het eind van de straat liepen we
tegen de rivier aan. Twee fietsers zochten
naar de plek waar de pont zou aanmeren.
.
Wij bleven aan deze kant van het water
voor wijn en vis in het café, verhalen over
verleden en dingen waarvan je zou willen
.
dat ze anders waren. De toekomst
rolde zich op tot een laatste thuiskomst.
Tijd laat zich niet rekken.
.
Midden in de kamer staat de veerman
klaar. Hoeveel moet je nog inleveren
voor het vertrek? Welke grap vertel je
.
tijdens de overtocht over de munten
op je ogen? Water draagt een lach
naar hier. Ik luister, blijf nabij
.
aan deze kant van de rivier.
.
Tweede prijs Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020
Marie-Anne Hermans
.
De tweede prijs van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020 is gewonnen door Marie-Anne Hermans met haar gedicht ‘100%’. De jury schrijft over dit gedicht in haar juryrapport:
.
De schoonheid van een gedicht zit vaak erin dat de tekst deels begrijpelijk en deels onbegrijpelijk is. Dat het daarmee aanzet tot denken. De lezer vraagt je af: wat is hier aan de hand? In het gedicht dat wij de tweede prijs geven is naast deze begrijpelijkheid/onbegrijpelijkheid de sfeer heel belangrijk. Met relatief eenvoudige, korte zinnen wordt deze sfeer meteen gezet.
Een citaat:
Achter mij ligt het matras
en ik denk aan gister, aan de dag
dat ik nog 18 was.
Het gaat om het gedicht 100%, de eerste zin luidt “Uw pauzegedrag is 100%”. Zo meteen zal de dichter zijn of haar gedicht voordragen.
Maar we willen nog wijzen op een aantal vondsten in het gedicht: “dreunende aanwezigheid”, “puberaal gezwijg” en de op een na laatste zin: “Ik offer aan de wrede godjes”. We merkten hiervoor op dat bij veel inzendingen er naast voortreffelijke zinnen en passages vaak ook mindere stukken zitten. Maar het gedicht 100% is in zijn geheel sterk. Het speelt in tijden van Corona, het thema is misschien isolatie, afgrenzing. Maar je kunt er ook veel andere dingen in lezen.
De zin “Boven hangt het puberaal gezwijg” verwijst naar een ander, maar het contact met hem of haar ontbreekt of is mislukt. De medemens is onbereikbaar geworden; zowel buitenshuis als bij de puber in huis. Herkenbaar voor wie in deze tijd vanwege Corona veel thuis heeft moeten zitten? Daarmee is het enerzijds een eigentijds gedicht, anderzijds ontbreken de klassieke thema’s niet. Een tweede plek waardig in deze wedstrijd.
.
100%
.
Uw pauzegedrag is 100%
zegt de computer.
Het beeld schermt mijn hoofd af
van creatieve gedachten.
.
Achter mij ligt het matras
en ik denk aan gister, aan de dag
dat ik nog 18 was.
.
In huis loopt het maar heen en weer:
de rusteloosheid van de dagen,
de dreunende aanwezigheid
van altijd meer.
,
Boven hangt het puberaal gezwijg
en ik blijf verzoening zoeken
met onderbrekingen van tijd
die niet de mijne is.
.
Ik offer aan de wrede godjes
van de alomtegenwoordigheid.
Winnaar van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020
Sara De Lodder
.
Winnaar van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020 is Sara De Lodder met haar gedicht ‘Hoe wij als karretjes in elkaar passen’. Van harte gefeliciteerd met deze prijs. In totaal deden er 186 dichters mee met de wedstrijd. Sara De Lodder kreeg uit handen van de burgemeester van Albrandswaard, Jolanda de Witte, de eerste prijs (een beeldje van Lillian Mensing) uitgereikt.
.
De jury schrijft in haar juryrapport over de inzendingen en hoe men te werk ging:
“Er waren 186 inzendingen, waarvan na een voorselectie er 33 overbleven. Als jury hebben we ons gebogen over deze shortlist. De gedichten kregen we anoniem. We wisten dus niet wie er achter de gedichten schuilgaan.
De inzendingen waren heel divers. Van traditioneel, tot experimenteel, lang en soms zeer kort. We hebben gelet op de samenhang binnen het gedicht, originele woordkeuzes, aansprekende beelden, kortom: kwaliteit en oorspronkelijkheid.
Maar een beeld moet wel kloppen, hoewel dat natuurlijk deels persoonlijk is. We troffen op zichzelf prachtige poëtische zinnen aan, die verder geen functie binnen het geheel hadden. Ze misten lading en betekenis. Datzelfde is te zeggen over beelden die elkaar soms tegenspraken. Het blijkt hoe moeilijk het is een gedicht lang de kwaliteit hoog te houden.
Maar er is genoeg potentieel bij veel van de 33 gedichten. Met aandachtige herlezing zouden deze zich kunnen ontpoppen als sterke en overtuigende exemplaren. In ons juryoverleg zeiden we regelmatig tegen elkaar dat een gedicht beter zou zijn geworden met wat redactie. Ons advies aan dichters, leg je werk voor aan kritische meelezers.
Het thema ‘De omgeving van de mens is de medemens’, ontleend aan een gedicht van Jules Deelder, werd over het algemeen zeer divers geïnterpreteerd door de inzenders. In meerdere gedichten is ingegaan op de gevolgen van de coronacrisis, met name op het ontbreken van lijfelijke nabijheid van de medemens. Door de een als een gemis ervaren en door een ander duidelijk als een rustmoment, een zegen zelfs, gevoeld.
Interessant is dat maatschappelijke poëzie de laatste tijd erg in opkomst is. Een mooi voorbeeld hiervan is het collectief ‘De Klimaatdichters’. Opmerkelijk is dat dit bij de inzendingen weinig is terug te zien. Veel poëzie is toch naar binnen gericht. Daar is overigens niets mis mee.”
Het winnende gedicht
De jury (Alek Dabrowski, Evy Van Ende, Sabine Kars) schreef over het winnende gedicht in het juryrapport:
.Dit gedicht sprong er voor ons onmiddellijk uit, vooral wat betreft de originaliteit van de metafoor die erin opgevoerd wordt. Het fysieke liefdesspel wordt voorgesteld als in elkaar passende winkelkarretjes, lichaamsdelen passeren als koopwaren op de band aan de kassa van een supermarkt. De kassajuffrouw wordt op rauwe wijze gedenigreerd (of is het net opgewaardeerd?) tot lustobject. De dichter heeft het over “het naakte, malse vlees”.
Het gedicht bevat daarnaast een aantal zeer mooie vondsten die het rammelende, onwaarschijnlijke karakter van die metafoor onderschrijven. “Om ter bangst” en “het ijzer als navelstreng” vonden we poëtisch zeer sterk.
‘Hoe wij als karretjes in elkaar passen’ is ruw en teder tegelijk. Een subtiele combinatie die ook binnen de zinnen zelf tot uiting komt. Zoals in:
‘Neem met weerhaken haar binnenkant, hoe ik je
terug wil is nooit in een kamer’
De reflectie in:
‘Wij breken iedere dag weer los –
ik zoek mijn melk in vreemde schappen’
zet de lezer soepel aan tot overpeinzing. Om daar vervolgens snel weer uit en terug naar het nuchtere hier en nu in de supermarkt gehaald te worden, door het verrassende:
‘Zegeltjes?’
Ook het slotvers van het gedicht kon ons erg bekoren. Het beeld van een karretje verloren in de tuin is erg mooi. Het riep een ongerijmd, eenzaam beeld bij ons op dat uitnodigt tot mijmeren over de absurditeit, de verlatenheid van de liefde.
.
Hoe wij als karretjes in elkaar passen
.
Neem wangspek, een paar malse dijen en een schouderblad
of twee, om ter bangst, ter liefst
.
Neem je binnenoor, het is een archief
met die precisie hoe je luistert
.
Neem mij, tegen de stroom in, naar jou
keer ik altijd terug
.
Neem kassajuffrouw acht, je wil haar
rauw tussen al je spullen op de band: zoveel euro,-
ze imiteert een schoot, je denkt aan een moeder, dat vol
naakte, malse vlees, alles
wat ze aanraakt mag ze hebben
.
Neem met weerhaken haar binnenkant, hoe ik je
terug wil is nooit in een kamer
.
Maar als karretjes die na lange dag in de supermarkt terug in
elkaar gaan, het ijzer als een navelstreng
.
Wij breken iedere dag weer los –
ik zoek mijn melk in vreemde schappen
.
Zegeltjes?
.
Eén enkele keer bracht ik zo’n karretje thuis:
nergens stond het meer verloren als in mijn tuin.
Wie wordt nummer 7?
Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020
.
Vandaag wordt in kasteel Rhoon bekend gemaakt wie de winnaar is van de 7e editie van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd. In 2009 begon ik op dit blog een poëziewedstrijd. De winnaar van de eerste editie was Jeer https://woutervanheiningen.wordpress.com/2009/01/15/de-winnaar-van-de-gedichtenwedstrijd-is-bekend/ de jury destijds bestond uit Ruben Philipsen en Loes van Vliet en er waren 35 inzendingen.
In 2010 waren er al 85 inzendingen en ging de eerste prijs naar Marije Zijlstra https://woutervanheiningen.wordpress.com/2010/05/03/winnaar-van-de-gedichtenwedstrijd-2010/ de jury bestond uit Otto Zeegers en Pero Senda.
In 2011 waren er al 120 inzendingen en de winnaars (er was toen een prijs voor volwassenen en een voor jeugd) waren Tugba Nur Karkide (jeugd) en Janine Huson (volwassenen). De jury werd gevormd door Bep van Wely en Henriette Faas. https://woutervanheiningen.wordpress.com/2011/05/24/uitslag-gedichtenwedstrijd-2011/
In 2012 was ik inmiddels bestuurslid van Ongehoord! en besloot het bestuur dat we mijn gedichtenwedstrijd zouden voortzetten als de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd waarvan vandaag dus de prijsuitreiking is van alweer de 7e editie (in 2018 en 2019 waren er geen edities).
In al die jaren heb ik vele prachtige dichters en gedichten zien langs komen, beginnende dichters, ervaren dichters, bekende en (voor mij) onbekende dichters. En elke keer is het weer een verrassing wie er nu weer tot de prijswinnaars behoren. Vanaf morgen lees je vier dagen lang wie de prijswinnaars waren en wie de runner ups. Vandaag nog een terugblik met een gedicht van een dichter die in 2013 winnaar was van de 2e editie van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd. Uit haar debuutbundel ‘Atlas van de tijd’ het liefdesgedicht ‘Mank’.
.
Mank
.
Verder dan de wandeling
die mensen wil veranderen in
zwarte stippen aan de horizon
.
stiller dan een schemering
die met het daglicht mediteert
en in de nacht berusten zal
.
wat samenzijn bijzonder maakt
kan geen taal beschrijven
het woord gaat mank bij jou en mij
.
















