Site-archief

Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer

Twan Vet

.#

Ik las dat de debuutbundel van Twan Vet (1998) ‘Troostpogingen’ die dit jaar uitkwam het erg goed doet in de verkopen en als liefhebber van poëzie kan je daar alleen maar blij mee zijn. Blijkbaar wordt er dus nog wel degelijk poëzie gekocht (en niet alleen gelezen of geschreven). Van Twan Vet werden er in MUGzine #28 enkele gedichten gepubliceerd. Maar hij werkt al langer als dichter aan de weg. Zo werden zijn gedichten gepubliceerd in onder meer Het Liegend Konijn , Hollands Maandblad en NRC. Hij droeg voor op literaire festivals zoals Crossing Border en Dichters in de Prinsentuin.

En eigenlijk is ‘Troostpogingen’ feitelijk niet zijn echte debuut. Zo verscheen in 2022 ‘DEMarrage’ een poëzie chapbook met Sofie Verraest, in datzelfde jaar ‘Amersfoorts Heimwee’ (gedichten bij foto’s van Cas Oorthuys) en in 2024 ‘Dag stad’ verzamelde stadsgedichten die hij schreef als stadsdichter van Amersfoort in de periode 2021 tot 2024.

In 2021 richtte hij, samen met Sjors Nab en Wijnand Reijmerink, literair tijdschrift Landauer op. In 2023 werd in Landauer een gedicht van mijn hand opgenomen ‘Lijnen‘. In 2021 was Vet Ambassadeur van de Vrijheid van het Bevrijdingsfestival Utrecht. Maar zijn grootste bekendheid kreeg hij na optredens bij Eus’ Boekenclub en als deelnemer aan De Slimste Mens, beide in 2025.

Lezend in zijn bundel ‘Troostpogingen’ kwam ik bij het gedicht ‘Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer’ een gedicht dat vet schreef nadat eind 2024 bekend werd dat Minister Faber deze cynische borden had willen laten plaatsen bij AZC’s. Zover is het gelukkig nooit gekomen maar het gaf Vet genoeg inspiratie voor dit gedicht.

.

Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer

.

Wij wisten het land te liggen, kruisten hoopvol

een plaatsnaam aan en besloten om te gaan.

.

Alles wat we in de haast konden verzamelen

namen we mee: kinderen, kleding en elkaar.

.

Met elke kilometer leken we iets van thuis

te vergeten: hoe het licht viel in de straten,

.

de geur van onze pasgewassen lakens,

de taal die we met vrienden spraken.

.

Na zeven taaie dagen kwamen we ergens aan-

er stond alleen een spandoek voor ons klaar.

.

 

laat mijn egel met rust

Een recensie

.

Dichter Katelijne Brouwer ken ik al enige jaren. Zo waren we beide gastdichters bij de presentatie van de bundel ‘Hoe een zee een woord werd‘ van Antoinette Sisto in 2017, stonden we beide op het podium bij de Groene Fee in Breda in 2018 en 2021, en schreef ik al eerder over haar debuutbundel.

In 2018 debuteerde dichter Katelijne Brouwer (1966) met de bundel ‘De maagden moeten bloeden’. Eerder publiceerde ze korte verhalen en gedichten in onder andere De Optimist, Het Liegend Konijn en Op Ruwe Planken. Ook het digitale tijdschrift Pretpark Poëzie nam gedichten van haar op. Ze publiceert regelmatig in het tijdschrift Dichter van Uitgeverij Plint. Daarnaast geeft ze schrijfworkshops aan de IMC-weekendschool en bij Inloophuis de Kraanvogel. In 2023 won ze Plantage Poëzieprijs.

En nu is haar tweede dichtbundel verschenen bij uitgeverij De Harmonie getiteld ‘laat mijn egel met rust’. Een minder wonderlijke titel dan je verwacht wanneer je weet dat Katelijne graag in Artis komt. In deze bundel zijn 31 gedichten opgenomen en je verwacht het al, deze gaan allemaal over dieren, waarmee het overkoepelende thema van de bundel gelijk benoemd is.

Lezend in de bundel valt me meteen op dat werkelijk in elk gedicht een dier genoemd wordt. Maar, en daar zit het mooie van deze bundel, sommige gedichten gaan helemaal niet over een dier, zoals het gedicht ‘poolnachtdromer’ waarin vis wordt genoemd in combinatie met jenever waarvan een zeeman goed groeit. In weer andere gedichten kruipt Katelijne juist in de huid van een dier om vanuit dat perspectief de wereld te aanschouwen. Een mooi voorbeeld vind ik het gedicht ‘wij ijsberen eisen ijs’ waar ze in de huid van een ijsbeer kruipt en en passant ook nog eens een kritische noot kraakt over de opwarming van het klimaat en de daarbij behorende ellende die dat brengt

Waar je bij een eerste oppervlakkige lezing zou kunnen denken dat dit een dierenbundel is, of op zijn minst een dichtbundel waarin het dier centraal staat, daar kom je er bij een herlezing of nauwkeuriger lezing achter dat Katelijne ook gedichten geschreven heeft waarin wel een dier genoemd wordt (eekhoorns in ‘maagdenpalm en bosaardbeitjes’ of slang en konijntjes in ‘porta inferno’) maar waar dat slechts een detail, aanleiding of excuus is om een thema aan te raken dat veel persoonlijker is.  Tel daar een flinke portie humor bij en je weet dat dit een gelaagde, thematische maar persoonlijke bundel is geworden. Een bundel met gedichten die licht verteerbaar zijn, poëtisch, grappig en die ook gedichten bevat waar je verder moet lezen dan wat je in eerste instantie denkt te lezen. In alle opzichten is dit een fijne, leesbare bundel geworden die ik zeker nog zal herlezen, want je weet maar nooit wat er nog meer in te ontdekken valt.

Ik koos voor het gedicht ‘blauw haar is raar’ waar, als je het strikt neemt, geen dier in voorkomt maar een zeemeermin en zelfs dat niet.

.

blauw haar is raar

.

er zit een meermin in lijn tien

met een blonde en blauwe vlecht

uit haar oren stroomt de zee en vissig

ziltig, zeegroen kijkt ze door me heen

.

zou ze wel benen hebben

die zeemeermin in de tram

of is het meer een meisje met vinnen

een meerminmeisje?

.

ik durf er niet langs, bang voor

het zwiepen van haar zware, natte staart

en ben blijven zitten tot vlak bij het IJ

daar is ze het water ingegleden

.

 

Linda Mence

Oud moedertje, oud besje

.

De uit Letland afkomstige Linda Mence (1992) is dichter, beeldend kunstenaar en een van de redacteuren van het literaire tijdschrift Punctum. Ze behaalde een masterdiploma in grafische kunst aan de Kunstacademie van Letland. Ze debuteerde met de dichtbundel ‘Apļi’ (Cirkels) in 2023 en ontving de Ojārs Vācietis Literatuurprijs voor Poëzie en de jaarlijkse Letse Literatuurprijs voor het beste debuut. Linda schreef ook een gedichtenbundel voor kinderen ‘Kosmoss ir virs bēniņiem’ (De ruimte boven de zolder) die verscheen in 2024. Daarnaast vertaalde ze poëzie van Edgar Lee Masters, Christina Rossetti en anderen. Haar werk is gepubliceerd in de tijdschriften Strāva, Žoklis en Domuzīme, evenals in de internettijdschriften Punctum en Satori.

In tijdschrift Terras, waarvan het laatste nummer geheel gewijd is aan de Baltische literatuur, zijn een aantal gedichten van haar hand opgenomen. Omdat twee van deze gedichten een soort zelfde thema hebben dacht ik ze beide te plaatsen en er dan gelijk een dubbel-gedicht van te maken. Vertaald door de Letse vertaalcel zijn dit de gedichten ‘oud besje’ en ‘oud moedertje’.

.

oud besje

.

het oudje gaat langzaam als een treurwilg

het oudje gaat langzaam als treurnis

langzaam als een roeiboot op een kalme zee

gooit de netten uit

en haalt ze vol zilver op

strooit dat op het dorre gras voor Orrie, Snorrie en Rossie

en klein Miesje Mauw zonder staart

vouwt het netjes op

stopt het in haar zak

opent de deur

en stapt de winkel in langzaam als een kale treurwilg

.

oud moedertje

.

mijn jongens hebben aan mijn borst

vijf generaties lang gehuild

de een kreeg melk, de ander hartstocht

nu met spijt, dan weer beschaamd

druivenranken spruiten uit mijn borst

en strengelen zich tot prieel waar

die jongens oud nu bij de wijnbroden breken en pasteien

als wangen vet op het hart drukken en weer hun rammen offeren

en drinken uit een hoorn op tafel slaan

en dan mijn borst –

de appelen van ooit

wiegen aan hun tak

langzaam heen en weer

.

Onderkoorts

Een recensie

.

De Vlaamse dichter Kris De Lameillieure (1962) publiceerde bij uitgeverij P zijn debuutbundel ‘Onderkoorts’. De bundel, zoals altijd bij P netjes uitgegeven, werd ‘geboren’ onder docentschap van een andere Vlaamse dichter Jana Arns, geen onbekende voor wie dit blog al wat langer leest. Voor dit debuut werden al verschillende van zijn gedichten  gepubliceerd in onder andere Het Gezeefde Gedicht, Het Liegend Konijn en De Schaal van Digther. Andere werden in wedstrijden genomineerd (Rob de Vos-prijs 2023, Boontje 2024) of bekroond als winnend gedicht (Sint-Gillis-Waas 2023, Ronse en Sint-Truiden 2024).

Dan de bundel. In 34 gedichten (volwassen verzen zo vermeld de binnenflap) geeft De Lameillieure in 4 hoofdstukken een inkijk in zijn dichterschap. Elk hoofdstuk wordt vooraf gegaan door een gedicht van Miriam Van hee (opnieuw een Vlaamse dichter) uit een van haar bundels.

Een eerste conclusie is dan ook snel getrokken; De Lameillieure omringt zich met niet de minste, en dat legt de lat al gelijk hoog. De opbouw van zijn gedichten is veelal dezelfde: strofen van twee regels en af en toe drie regels of een losse tussenregel. Maar wat verder meteen opvalt is hoe secuur De Lameillieure is in zijn beschrijvingen. Secuur en poëtisch. Het eerste hoofdstuk behandelt het afscheid en de dood. Op een liefdevolle manier, zonder sentiment.

De woorden die De Lameillieure gebruikt zijn zorgvuldig gekozen, dat is steeds het gevoel dat ik krijg wanneer ik de gedichten lees. Woorden met betekenis. Ik noteerde: gebreken, sterven, geslagen, onbewogen, wankel, verwart, voorbijschuift, vervreemd, scheuren in de plooien, de grond is ijl, kleuren verweerd, verwelken, verzinken, vermoeid en gerimpelde kilte. Hier wordt een palet geschilderd door de dichter dat aan de ene kant niets verbergt maar dat onder de oppervlakte de lezer meeneemt in de emoties die de afstand en het afscheid kleur geven.

De combinatie van onalledaagse verbindingen van woorden en hun betekenissen is een terugkerende factor in de poëzie van De Lameillieure. Een voorbeeld is het gedicht ‘Schaduwboksen’

.

Schaduwboksen

.

Herfst hangt uitgeteld in bomen en over muren

kruipt klimop verder dan voorheen terug.

.

Onze woorden met meeldauw bedekt, het blad

kleurloos en verkreukt, rijp voor het containerpark.

.

Wat rest aan oogst is doorgeschoten, het hart

verbloeid, nog goed voor zaad en overwintering.

.

Iemand in de spiegel houdt schijn  op, werkt zich in

nepzweet. Een stoot in het ijle, geen weerstand meer.

.

Bij twee gedichten op de site van Meander zegt De Lameillieure: “Mijn bedoeling en hoop was (en is) telkens dat het gedicht het persoonlijke overstijgt en de lezer even kan laten stilstaan. Poëzie is daarbij voor mij niet ‘levensnoodzakelijk’ maar een heel fijn ‘geschenk’. Ze mag mij tot verwondering leiden, tot verbazing en stilte, tot dankbaarheid en dikwijls tot diepe troost. Ik reken ze – in mijn gezonde egoïsme – tot een grote kostbaarheid.”

Uit deze uitspraak en uit de gedichten in de bundel blijkt voor mij dat De Lameillieure zijn  lezers en vooral ook zichzelf serieus neemt. In gedichten die qua poëtische elementen misschien hier en daar iets te wensen (of mogelijk te vragen) overlaat, ze zijn vrij in vorm maar vooral in expressie, wordt je als lezer steeds opnieuw uitgedaagd een gedicht te herlezen. Wat er staat bij een eerste lezing is niet noodzakelijk wat er een tweede of derde keer staat. De gelaagdheid en het spel met de taal maken de gedichten in deze bundel volwassen poëzie.

Op het eerste hoofdstuk na lijken de inleidende gedichten van Miriam Van hee in de volgende hoofdstukken wat willekeurig gekozen. Ik weet dat uitgeverijen en dichters graag thematische delen van een dichtbundel willen benoemen, ook als deze er op het eerste gezicht niet zijn. Ik vind dat geen probleem ware het niet dat ik dan toch naar de verbindende factoren op zoek ga. Als die er niet steeds blijken te zijn kan dat een teleurstellende conclusie opleveren. In ‘Onderkoorts’ is dat geenzins het geval. De gedichten zijn als unieke gedichten heel leesbaar en te genieten, ook zonder een leidraad of thema.

De Lameillieure levert met dit debuut een volwassen poëziebundel af, een bundel waarin veel te genieten valt voor de ware poëzieliefhebber. En voor mij geeft dit maar eens weer dat uitgeverij P een goede neus heeft voor dichters van deze tijd. Dichters die poëzie afleveren die een kop en een staart hebben, die niet gedreven worden door allerlei moderne ideeën over poëzie (prozagedichten, vormvereisten) maar gedichten afleveren waarbij je wat langer op kan kauwen en waar bij herlezing steeds nieuwe inzichten verschijnen.

Als voorbeeld het gedicht ‘Gouden uur’ dat is opgenomen in het hoofdstuk dat voorafgegaan wordt door het gedicht ‘Vakantie’ van Van hee.

.

Gouden uur

.

Voor elkaar zijn we klinisch, halen alles uit de kast.

We vegen het huis met een schop, knopen misverstanden

met sisaltouw tot bundels. Het snijdt de bloedtoevoer af

in ons bestand. De spankracht breekt.

.

In de kamer waait stof op bij elke zucht, blijft kleven

op het netvlies. we zeggen dat het wind is, wrijven de ogen

dieper in het rood, krassen op de lens. Kinderen zijn veilig

achter ons de kreukelzones.

.

Op mijn ribben draag ik je naam in blackwork. De inkt

puur en onverdund, de tekening in wervelingen.

Nog elke dag kruis ik jou, plooi mijn vingers in een kom

met barsten, was mij in zwerfkleuren.

.

Mythen en stoplichten

Alara Adilow

.

Ik lees de bundel  ‘Mythen en stoplichten‘ uit 2022 van Alara Adilow (1988). Haar debuutbundel waarmee ze in 2023 de Herman de Coninckprijs voor poëzie 2023 en de C. Buddingh’ prijs voor het beste debuut won. Wat betreft poëzie is het daar, tot op heden bij gebleven. In 2025 verscheen wel van haar hand de roman ‘Kijk es naar al dat licht’ die qua thematiek aansluit bij haar poëziedebuut; vrouwelijkheid, lichamelijkheid en de grenzen van gender, seksualiteit, het verlangen naar transformatie en metamorfose, identiteit en queerness.

Lezend in ‘Mythen en stoplichten’ vallen me een paar dingen op. Adilow neemt geen blad voor de mond, zaken worden benoemd, soms schaamteloos en dan weer heel poëtisch. Er staan twee kwatrijnen in de bundel (een gedicht of een strofe van een gedicht van vier versregels en twee rijmklanken waarbij het rijmschema meestal a-a-b-b is maar andere schema’s zijn mogelijk zoals in het geval van de kwatrijnen in de bundel die een rijmschema hebben van a-b-c-a en a-a-b-a ) en die vallen een beetje uit de toon bij de andere vrije gedichten. Adilow gebruikt in haar poëzie vele vormen en opvallend is dat ze met name in het laatste hoofdstuk stukken tekst ̶d̶o̶o̶r̶h̶a̶a̶l̶t̶. Dat heeft als gevolg dat je de tekst gewoon kan lezen maar weet dat de dichter dit heeft verwijderd. Wat een vervreemdend effect heeft op hetgeen je leest, alsof je in het hoofd van de dichter meegaat in het ontstaan van het gedicht. Tot slot viel mij op dat de woorden mythe en vooral de stoplicht(en) meerdere malen in de gedichten voorkomen maar dat dan weer in de eerste hoofdstukken.

In de bundel is er dus genoeg om je over te verbazen, van te genieten, iets van te vinden en een kijkje te krijgen in het hoofd en de ideeën van Adilow als dichter. Ergens las ik dat de poëzie van Adilow werd vergeleken met die van Rutger Kopland (NRC) en die vergelijking snap ik wel al is de poëzie van Adilow wat mij betreft wat rauwer en heeft het meer een rafelrandje. In een recensie op Meander schrijft Maurice Broere dat de redactie van de bundel wel wat zorgvuldiger had mogen zijn. Het voorbeeld van een grammaticale misser is in de 5e druk (die ik lees) inmiddels netjes gecorrigeerd (tweede zin van de eerste strofe). Goed dat daar in ieder geval aandacht voor is. Uit de bundel koos ik het titelgedicht.

.

Mythen en stoplichten

Het lichaam gehuld in tijdelijkheden
wordt nagejaagd door een ziel
in een donkere zaal gevuld met kabaal van een verleden.

In de verte wieken zwaluwen over bergtoppen. Er klotst een beek
langs koele, groene stroken, er zit geen dak op deze herberg.
Ik wring mijn hart uit: regen, donderwolken, syntax
gebroken wetten, trage jazzmuziek.

Wat zal de argumenten van mijn wonden weerleggen?

Dwalend door die lange straat, met al die gezichten
alle kostuums die ik droeg, de mannen aan wie ik valse namen gaf
en de vrouwen waartegen ik loog uit schaamte.

Er is geen vuur in poëzie.
Ik heb er lang naar gezocht, gezocht naar vuur en hamers.
Ik vond enkel weerspiegelingen in troebelheid
daar kun je geen vestiging van scheppen.

Ik vond in poëzie een wentelen uitdijend, een gevoel van ontspruiten.
Alsof ik een gewas was in taal. Alsof ik meer was dan een kist
vol vertogen opgeborgen in een lichaam.

.

Stand van de poëzie

Een doorkijkje

.
Op zoek naar de stand van de poëzie in Nederland kwam ik al snel terecht bij een artikel op Neerlandistiek.nl van Evi Aarens. Een behoorlijk kritisch stuk over de  poëzie-enquête van Awater en Poëziekrant uit 2023. Ik heb het artikel met veel interesse gelezen en ik deel haar mening als het gaat over de (weinig opzienbarende) uitkomsten van deze enquête, over de hiaten in de enquête en de ontwikkelingen in de poëzie die voor iedereen, die zich een beetje interesseert in poëzie, zichtbaar zijn en te weinig of niet aan bod komen. Een mooi voorbeeld vind ik de spokenwordisering van de poëzie die door Anne Vegter aan de orde wordt gesteld:
.
“Anne Vegter is kritisch over wat ze de ‘Spokenwordwave’ noemt, omdat de beweging in haar ogen eerder sociologisch dan literair is geïnspireerd. Spoken word is een golf die in de Verenigde Staten is ontstaan en nu ook over de Europese stranden uitwaaiert. Maar als dit fenomeen zoals Vegter stelt nauwelijks door literaire ambities wordt gedragen, waarom wordt er dan zoveel aandacht aan besteed? Waarom houden serieuze poëzietijdschriften, literaire festivals en subsidieverstrekkers zich er überhaupt mee bezig?”
.
Ook het gegeven dat poëziebundels in toenemende mate als een soort thematisch werkstuk moeten worden opgeleverd (ik weet niet of dat zo is maar die tendens herken ik zeker). In het artikel schrijft Evi hierover:
.
“Dichters beklagen zich over de afnemende belangstelling voor poëzie. Maar het afgelopen jaar stond Marieke Lucas Rijneveld met zijn dichtbundel ‘Komijnsplitsers‘ maar liefst twaalf weken in de Bestseller 60. Hoe is dat te verklaren? Niemand die er iets over zegt. Wie de poëzie volgt ziet ook dat de traditionele dichtbundel (vrij letterlijk de bundeling van de pakweg veertig recentste gedichten van een dichter) langzaam verdwijnt, ten gunste van publicaties waarin vaak één thema of overkoepelend verhaal centraal staat. Ook deze evidente en boeiende ontwikkeling blijft onbesproken.”
.
Met name deze opmerking over de afnemende belangstelling voor poëzie verbaasde me. Ik schreef in 2023 al een blogbericht over poëzie die niet verkoopt maar of dat betekent dat de belangstelling voor poëzie afneemt die bestrijd ik in dit stuk. Dat de poëzie verandert en dat we poëzie op een andere manier tot ons nemen is een gegeven. Het boek, de bundel bestaat nog altijd. Dat er teveel poëzie wordt uitgegeven zoals gesteld en dat er een soort eenheidsworst ontstaat door de vele schrijf- en poëzieopleidingen onderschrijf ik ook (reden waarom ik een lans wil breken voor eigenzinnige dichters zoals Anouk Smies).
.
Wanneer je op zoek gaat naar de staat van de hedendaagse poëzie in Nederland komen er een aantal aspecten naar voren. Zo is er tegenwoordig in toenemende mate aandacht voor diversiteit en inclusiviteit. Er is aandacht voor een diversiteit aan perspectieven, culturele achtergronden en maatschappelijke thema’s. Dichters met verschillende achtergronden krijgen meer platforms, wat leidt tot een rijker en inclusiever poëzielandschap.
Er is meer aandacht voor de performance en spoken word (ook al kun je het eens zijn met Anne Vegter en gaat dit wellicht ten koste van de ‘dichtkunst’,  het is een gegeven). De invloed van orale tradities en podiumkunsten is zeer prominent aanwezig. Spoken word en slam poëzie zijn enorm populair, vooral onder een jonger publiek, en evenementen en festivals spelen hierop in. 
Digitalisering en social media spelen een steeds belangrijkere rol in de verspreiding van poëzie. Veel (vooral beginnende en amateur-) dichters publiceren hun werk online en bereiken zo een breed publiek. Ongeveer 35% van de lezers zoekt poëzie op internet.
In stijl en vorm is er een enorme diversiteit waarbij er aandacht is voor traditionele poëzie (Feest der poëzie), ruimte voor meer experimentele poëzie (bijvoorbeeld de uitgaves van uitgeverij Opwenteling) maar ook concrete poëzie, en in toenemende mate het verschijnen van prozagedichten.
En als laatste zie je een toename in de hoeveelheid poëzieactiviteiten, poëzie-evenementen en poëzieprijzen.
.
Kortom, de Nederlandse poëzie van nu is levendig, maatschappelijk betrokken en zoekt actief naar nieuwe manieren om gelezen en ervaren te worden, zowel op papier als op het podium en online.
.
Geen blog zonder gedicht en ik koos uit het enorme aanbod het gedicht het gedicht ‘Bubbel’ van Froukje van der Ploeg uit de bundel ‘Soms blijft iets’ uit 2025. Want als er (ook) iets meespeelt in onze kijk op poëzie dan is het de bubbel waarin we ons bevinden. Zitten we in de spoken word bubbel, de jonge-vrouwendichtersbubbel, in de bubbel van de klassieke poëzie , in de experimentele poëziebubbel of in de digitale poëziebubbel. De bubbel waarin we zitten kleurt onze kijk op poëzie in. Pas als je bereid bent om die bubbel steeds weer opnieuw lek te prikken (zoals ik probeer op dit blog) kun je komen tot een brede kijk op (de staat) van de hedendaagse poëzie. En dat dat niet altijd zonder oordeel is maakt deze kijk er niet beter of slechter op.
.
Bubbel
.
Laten we wachten tot de wereld
weer ruimer wordt, de bubbel
tegen elkaar spat, samen
verdwalen en kijken hoe het gras
groeit tot boven onze hoofden
.
De zon de heuvel af rolt, meeuwen
Boeing spelen bij een boom en zee
test alle tinten blauw, de enig overgebleven
afstand bestaat uit twee grassprieten
tussen jouw huid en de mijne.
.

Digitaal crisissonnet

Wie nu nog zwijgt moet alles vrezen

.

Ik kocht de bundel ‘Wie nu nog zwijgt moet alles vrezen’ dichters tegen racisme uit 1994. De titel stond me meteen aan want als er iets is dat tegenwoordig niet alleen weer de kop opsteekt maar zeker ook bestreden moet worden, dan is het racisme en racistische uitingen. Kijk naar de gewelddadige protesten tegen de komst van AZC’s en wat de meute daar roept, kijk naar het protest op het Malieveld van extreem rechts waar schaamteloos de Hitlergroet werd gemaakt, racisme en fascisme zijn niet alleen aan de orde van de dag maar ook steeds dreigender.

En deze bundel is uit 1994. Toen werd er dus ook al de noodzaak gevoeld door dichters om zich hierover uit te spreken. De bundel werd gemaakt door Jongerenkomitee Tegen Racisme uit Pajottenland, een streek in Vlaams Brabant. Daar werd in 1991 het extreem rechtse Vlaams Blok heel groot (men ging van 2 naar 12 zetels). Tegenwoordig kijken we niet meer op van extreem rechtse partijen en partijtjes (Forum, Ja 21, PVV, BBB) die ineens opkomen maar destijds was dat een nieuw verschijnsel.

Deze nieuwe beweging in Pajottenland werd actief, ging allerlei activiteiten organiseren, waaronder iets met poëzie. Er werd aansluiting gezocht met bestaande initiatieven, met jongeren die iets wilde met poëzie, met zangers en met bekende dichters en zo ontstond deze bundel. Er werden studenten van het Sint Lucas kunsthumaniora gevraagd voor de illustraties en daarmee was de inhoud en vormgeving (EPO) gereed en verscheen in 1994, drie jaar na deze verkiezingswinst van het Vlaams Blok, de bundel ‘Wie nu nog zwijgt moet alles vrezen’.

De bundel is verdeeld in veertien hoofdstukken met als thema’s bijvoorbeeld vooroordelen, nationalisme, op de vlucht, de geschiedenis herhaalt zich, migrant en rijkdom van het multiculturele. Uit het hoofdstuk ‘de geschiedenis herhaalt zich’ koos ik voor het gedicht ‘Digitaal crisissonnet’ van Mark van Tongele (1956-2023).

.

Digitaal crisissonnet

.

Stempelende druppels vullen

de tijdvaten van verveling.

Regen op asfalt, rioolroosters

slikken ondrinkbaar leven door.

.

In sloppen schuld geschopt blijft

de dag een doodskist. Vochtmuren

schimmelende brooddozen. Wij

glazig en oneetbaar wachten.

.

Macht slijpt op het machowiel

van de economie blanke messen

om hulpeloze kelen af te snijden.

.

Gelkdkadans kadavert liefde stuk.

Als een deurwaarder ons honds-

dol afblaft, huivert het huis.

.

Metamorfose

Glück en Cummings

.

De Poëzieweek 2026 (29 januari – 4 februari) heeft als thema ‘Metamorfose’. Dichter en schrijver Ellen Deckwitz schrijft het poëziegeschenk. Om alvast in de sfeer te komen heb ik een dubbelgedicht gewijd aan dit onderwerp. Twee gedichten van internationale dichters die over metamorfosen schreven. Allereerst de Amerikaanse dichter en essayist Louise Glück (1943-2023).

Louise Glück is een Nobelprijswinnaar voor Literatuur die de moeilijkheden van het leven vaak confronteert met een strakke, precieze schrijfstijl. In haar gedicht ‘Metamorphosis’ beschrijft Glück de diepgaande en pijnlijke transformaties die de dood teweegbrengt, waaronder de mentale aftakeling van haar vader, de verandering in hun relatie en haar eigen angst – en vervolgens acceptatie – voor verlies. Het volledige gedicht bestaat uit drie delen die lees je hier.

Het tweede gedicht is van een van mijn lievelingsdichters E.E. Cummings (1894-1962) en is getiteld ‘Metamorfose’.

 

2. Metamorfose

 

Mijn vader is mij vergeten 

in de opwinding van het sterven. 

Zoals een kind dat niet wil eten, 

hij besteedt nergens aandacht aan.

 

Ik zit aan de rand van zijn bed 

terwijl de levenden ons omringen 

als zoveel boomstronken.

 

Eens, voor de allerkleinsten 

een fractie van een moment, dacht ik 

hij leefde weer in het heden; 

toen keek hij naar mij 

terwijl een blinde man staart 

rechtstreeks in de zon, aangezien 

wat het ook met hem kon doen 

is al gedaan.

 

Toen zijn blozende gezicht 

zich van het contact afwendde.

.

Metamorfose

.

We hebben door een vreemde en vermoeiende tijd geploeterd,

Alleen al de kalender noemt het winter;

Wij hebben een aarden poel aanschouwd, diep in slijm,

Stel je een hemel van steen voor.

.

We hebben het leven gevonden, verborgen tussen de plooien van het slijk,

Overal voelde ik leven, overal hoorde ik leven in harmonie.

De aarden schelp kraakt van het verlangen daaronder;

De lente kruipt uit de cocon.

.

Haar nietige vleugels trillen van de wil om te groeien,

Ze klampt zich vast en spreidt zich uit als een oog dat zich opent;

Groter, vaardiger, meer ontwikkeld, zie,

De perfecte vlinder.

.

30 jaar Meander

Jubileumbundel

.

Meander, literair E-magazine voor Nederlandstalige poëzie bestaat dit jaar 30 jaar. In 1995 werd Meander opgericht door Rob de Vos (1955-2018). De Vos was de vennootschap vader en de stuwende kracht achter Meander, die in 1995 begon als e-mailnieuwsbrief met gecombineerde website. Jarenlang bestierde Rob de Vos Meander samen met een grote groep vrijwilligers tot zijn onverwachte overlijden in 2018. Toen nam Alja Spaan het stokje over als voorzitter van de stichting en sinds dat jaar ben ook ik als bestuurslid en secretaris toegetreden tot het bestuur dat verder bestaat uit Peer van den Hoven (penningmeester). Inmiddels is Meander flink gegroeid en heeft het maar liefst 43 vrijwillige medewerkers.

Deze medewerkers verzorgen de interviews, de recensies, de website, de social media, de commentaren, de kopij, de columns, de readymades, de klassiekers en de nieuwsbrief. Sinds een aantal jaren organiseert Meander ook de Rob de Vos poëziewedstrijd en een jaarlijkse medewerkersdag. Ook wordt met enige regelmaat een bundel of boek gepubliceerd. Zo werd in 2010 de bundel ‘Nog een lente‘ 30 dichters gekozen door Meander, uitgegeven door uitgeverij P en verscheen in 2023 de bundeling ‘Wat maakt een gedicht goed?  met bijdragen van Meander medewerkers.

En nu, na 30 jaar vele medewerkers en duizenden bijdragen verder verscheen bij Meander de bundel ’30 jaar Meander’, opnieuw met bijdragen van medewerkers en opnieuw vormgegeven door Bart van BRRT.Graphic.Design. De medewerkers werd gevraagd ‘iets’ te schrijven dat betrekking had op Meander. En daar werd in grote mate gehoor aan gegeven. Door persoonlijke verhalen maar ook door middel van poëzie.

Uit die laatste categorie koos ik voor de bijdrage van Annet Zaagsma (medewerker sinds 2021) getiteld ‘Alles wat in de ochtend weer verdwenen is’.

.

Alles wat in de ochtend weer verdwenen is

.

Ik schrijf alleen. Er mag niemand in de buurt zijn.

Mijn kinderen slapen.

Ik zet een eerste stip, neem de ruimte.

Kijk rond in een droom waar mijn denken

traag en mistig is, probeer de details

te proeven die belangrijk zijn.

.

Tussendoor de afwas, of in bad

ontstaan woorden die spelen, buitelen

zonder harde gedachten.

Onderweg naar de Spar

kan ik al trappend fijne regels binnenkrijgen

.

waarvan de meeste verloren gaan

omdat ik wil doorrijden

omdat ik word afgeleid door een vogel

een berg of een kerk

omdat het geheugen

nu eenmaal zijn beperkingen heeft.

.

’s Nachts overvalt me dan het gedicht

aan de rand van mijn gezichtsveld.

Onscherp in halfslaap is het de kunst

die briljante flarden te vangen in leesbare krabbels.

Alles wat anders in de ochtend weer verdwenen is.

.

Femicide

Froukje van der Ploeg

.

Op de Nacht van de Poëzie waren vele dichters te zien en te horen en een van hen was Froukje van der Ploeg (1974). Zij debuteerde in 2006 met de bundel ‘Kater’, gevolgd door ‘Zover (2013), ‘Dit is hoe het ging’ (2016), ‘Nachtvangst’ (2020) en nu is er haar nieuwe bundel ‘Soms blijft iets’ die ook de clubkeuze van deze maand is van poëzietijdschrift Awater.

Van Hollands Maandblad ontving ze een poëziebeurs en haar bundel ‘Zover’ werd in 2015 genomineerd voor de J.C. Bloemprijs. Vanaf 2023 maakt ze ook deel uit van de jury van deze prijs. Haar werk verscheen in bloemlezingen en en ze treedt regelmatig op festivals op (zoals dus de Nacht van de Poëzie). Ze studeerde audiovisuele vormgeving aan de kunstacademie St. Joost in Breda. Daarna volgde ze de vakopleiding aan de Schrijversvakschool waar ze in 2002 in de richting poëzie afstudeerde. Daarnaast geeft ze op de schrijversvakschool cursussen schrijftraining en poëzie.

In haar nieuwe bundel ‘Soms blijft iets’ staat een heel actueel gedicht getiteld ‘Femicide’. Femicide, of vrouwenmoord, komt in Nederland ongeveer elke acht dagen voor en wordt in de meest voorkomende gevallen door een (ex-)partner van een familielid gepleegd. Het is een extreme vorm van huiselijk geweld die wordt gedreven door gendergerelateerde redenen, zoals controle en wraak, en gaat vaak vooraf aan structureel geweld of een relatiebreuk.

.

Femicide

.

Neem altijd de kortste route door het park

kijk, je ogen wennen aan het donker, zie

scherp de sterren boven de bomen, de egel

in de bosjes, slapende mannen zonder dak

.

De maan fietst met je mee, want de dood

wacht voor jou nooit in dit park

87 procent van je gevaar woont in huis

zit op je bank, je vriend of bijna-ex

.

Je vader, broertje, buurman. Zij willen

bezit van je nemen, weten waar je was

met wie je sprak, wat je zei, fiets verder

door vergeten wijken van een stad

.

En leer nieuwe vrouwen kennen

in je klas, in de kroeg, als je rent

langs het water en neem soms een man mee

door het bos, want met jou zijn ze veilig.

.