Site-archief

Doe het toch maar

Babs Gons

.

Dichteres Babs Gons (1971) is vanaf september van dit jaar twee jaar lang Dichter des Vaderlands. Zij volgt in die functie Lieke Marsman op. Het selectiecomité voor de Dichter des Vaderlands noemt Gons „een dichter die bevlogen en betrokken woorden weet te geven aan wat er leeft in deze tijd, in een samenleving die zij vol overtuiging bij de poëzie betrekt”.

Gons is schrijver, performer, theatermaker en schrijfdocent. Ze treedt regelmatig met haar poëzie op  in binnen- en buitenland, op festivals en literaire evenementen in onder meer Zuid-Afrika, Sudan, Curaçao en Brazilië.

In 2018 schreef ze naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen het gedicht ‘Als je niet gaat stemmen’, dat ik een zeer krachtig gedicht vind. In 2019 stelde ze ‘Hardop’ samen, de veelbesproken bloemlezing van Nederlandse spoken-word-poëzie. Ze ontving voor haar werk meerdere onderscheidingen, waaronder in 2018 een Black Achievement Award in de categorie Kunst en Cultuur. In 2021 schreef ze het Boekenweekgedicht ‘Polyglot’.

In 2021 kwam haar debuutbundel uit getiteld ‘Doe het toch maar’ waarmee ze haar naam vestigde. En nu is ze dus verkozen tot Dichter des Vaderlands. Uit deze bundel het gelijknamige (titel) gedicht.

.

doe het toch maar
zeg dat maar tegen jezelf
op die momenten dat je niet meer weet
waar je het voor doet
waarom je soms weken, maanden
soms zelfs jaren
aan het kauwen bent op een mond vol klank
waarom je zoveel moeite doet
om de beelden uit je hoofd te vertalen
en verhalen te vertellen
die zich door je huid
een weg naar buiten dringen
doe het toch maar
moet je af en toe in de spiegel fluisteren
als je ziet hoe de late avonden
de gebogen houding
de eenzaamheid
de felle lampen en
slecht geventileerde kleedkamers
hun sporen achterlaten op je lijf
op je huid van je gezicht
hoe je je keer op keer begeeft onder het oordeel
van een ieder wiens ogen
blijven haken achter wat ze zien
een ieder
die maar de behoefte voelt
iets van je te maken en te vinden
en dat hartgrondig te delen
met de rest van de wereld
doe het toch maar
ook al lachen ze je kunst uit
bezuinigen ze je werk weg
vinden ze je een linkse hobby
vinden ze dat je maar normaal moet doen
doe het toch maar
schrijft dat voor jezelf op een briefje
als de verleiding groot is om iets te gaan doen
waarvan je zeker weet dat je
volgende maand de huur kan betalen
en je zoon straks kan gaan studeren
doe het toch maar, herhaal het tegen jezelf
als je je weer eens realiseert
dat je de wereld nooit zal kunnen veranderen
met een handvol kunstzinnige gerangschikte zinnen
geen oorlog zul je ermee beslechten
geen hart zal door jou niet breken
je zal de eenzaamheid van de buurvrouw
niet kunnen wegschrijven
en de rot ziekte van een geliefde niet genezen
wat is het dan in hemelsnaam waard?
doe het toch maar
ook nadat je tot bloedens toe
op de deuren hebt geklopt die dicht voor je blijven
bouw je eigen huizen
wacht niet tot ze je uitnodigen
vier je eigen feestje
doe het toch maar
klim maar uit bed op die ochtenden dat
de vermoeidheid je hoop en ledematen lam legt
ook als je denkt dat de wereld je niet lijkt op te merken
en nog minder zitten wachten
op jou en je verhalen
vertel ze toch maar
doe het gewoon
want ergens weet je
dat dit het enige is waardoor je
in vrede met jezelf en de wereld kan leven

.

.

Doorwaaiwoning

Olga Orman

.

De Arubaanse schrijver, vertelster en dichter Olga Orman (1943 – 2021) werd geboren in Noord op Aruba. Op 14 jarige leeftijd verhuisde ze naar Nederland. Ze behaalde haar lerarendiploma en werkte vijf jaar als leerkracht basisonderwijs op Curaçao. Orman keerde terug naar Nederland, en begon les te geven in de Amsterdamse Bijlmermeer , een multiculturele hoogbouwwijk uit de jaren zeventig. In 1994 debuteerde ze als kinderboekenschrijfster en ze werd bekend door twee boeken over de spin Anansi. Zij schreef zowel in het Nederlands als in het Papiaments. Orman introduceerde kamishibai , een Japanse vorm van verhalen vertellen, in Nederland en de ABC-eilanden (Aruba, Bonaire en Curaçao).

In 2015 verscheen van haar hand de bundel ‘Cas di biento / Doorwaaiwoning’. De gedichten die in deze tweetalige bloemlezing zijn verzameld zijn voornamelijk geschreven in Nederland en voor een deel in Aruba en Curaçao. Zij stralen een grote betrokkenheid en verbondenheid uit met het wel en wee van haar geboorteland Aruba. 

In een vertaling van Fred de Haas hier het gedicht ‘Doorwaaiwoning’ uit de gelijknamige bundel.

.

Doorwaaiwoning

.

Ik zoek een huisje

met twee deuren,

eentje achter, eentje vóór,

ze laten me binnen,

ze laten me door.

Ik laat niets achter

dan mijn schim,

herinnering, wat geuren:

.

een doorwaaiwoning met twee deuren.

.

 

Met de wil elkander bij te staan

Olga Orman

.

Toen ik in de winkel het bundeltje ‘Met de wil elkander bij te staan’ tegenkwam, was ik meteen nieuwsgierig naar de inhoud. Het bleek een bundel gedichten te zijn, uitgegeven ter gelegenheid van de viering van 50 jaar Statuut voor het Koninkrijk. De titel intrigeerde me juist omdat we lijken te leven in een tijd waarin de wil elkander bij te staan nogal eens op de achtergrond dreigt te raken. De wil is er wel en men staat elkander bij maar soms bekruipt me het gevoel dat het ‘ik’ en de zogenaamde ‘persoonlijke vrijheid’ belangrijker is dan het wij.

In het statuur worden de verhoudingen tussen de Antillen en Aruba en Nederland vastgelegd maar Thom de Graaf, de toenmalige minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, legt de link van het bestuur naar de cultuur. Het is ook een momentopname van dichtkunst uit de drie landen van het Koninkrijk en een cultureel symbool voor de onderlinge verbondenheid.

Maar een gelegenheidsbundel dus uit 2004 met daarin dichters van de overzeese gebiedsdelen, de Nederlandse Antillen Curaçao, en Bonaire en Aruba, aangevuld met een stuk of wat Nederlandse dichters die over de Antillen hebben gedicht. Bekende namen als Quito Nicolaas, Frida Winklaar, Hagar Peeters, Anton Korteweg en Esther Jansma maar ook mij onbekende namen als Tania Pietersz, Bertrando Joung, Joan Leslie, Walter Palm en Buchi Ibu.

En een gedicht ‘Heimwee’ van de pas recent overleden Arubaanse schrijver, vertelster en dichter Olga Orman (1943 – 2021). Zij schreef zowel in het Nederlands als in het Papiaments. Met voordracht van vertellingen en poëzie trad zij sinds 1983 op tal van nationale en internationale festivals op, vooral ook met verhalen rond de Spin Kompa Nanzi (Anansi), behalve in Nederland en op de Nederlandse Antillen ook in Peru, Wales en Cuba.

.

Heimwee

.

Lopend langs je wit satijnen randen

Liggend in je korrelige glazen handen

Voel ik mijn begraven navelstreng

.

Spartelend in je schoon schuimend bad

Deinend op je azuren zilte mat

Voel ik mijn gemiste vlot

.

Wandelend over je geel gloeiende glooiingen

Struinend door je groen getooide plooiingen

Voel ik mijn ontwortelde cactus

.

Klauterend op je grijs granieten ruggen

Turend naar je karmijnrode bruggen

Voel ik mijn verlangen groeien

.

Nog eens ooit terug.

.

…, want nooit wordt alles gezegd

Alphons Levens

.

Als het gaat om poëzie van de Antillen of Suriname heb ik op dit blog berichten gewijd aan R. Dobru, Michaël Slory en Alette Beaujon. Ik ben altijd op zoek naar werk van dichters uit Suriname of de Antillen maar vreemd genoeg vind ik maar zelden iets. Nu heb ik echter een bundel gedichten gevonden van de Surinaamse dichter Alphons Levens.

Alphons Levens (1949) werd op Curaçao geboren maar verhuisde op zijn 5e met zijn ouders naar Suriname. Van 1969 tot 1977 woonde Levens in Nederland waar hij o.a. psychologie studeerde. Weer terug in Suriname werkte hij als onderwijzer, correspondent van de Hilversumse VARA-radio en als redacteur van het weekblad ‘Pipel’ dat na de decembermoorden in 1982 door het militaire regime werd gesloten.

In 1971 had hij zijn debuut gemaakt bij de Vereniging Ons Suriname in Amsterdam met de dichtbundel ‘Bezinning en strijd’. Bekendheid verwierf hij met zijn sinds 1991 frequent verschijnende gedichten in het dagblad ‘De Ware Tijd’ en de ‘Weekkrant Suriname’ in Nederland. Hij publiceerde ze in de dichtbundels ‘Bezinning en strijd’ (1971), ‘Mogelijk’ (1996), ‘…, want nooit wordt alles gezegd’ (1998) en ‘Wee het volk dat niet meer denkt!’ (2002).

Zijn gedichten hebben een minimum aan poëtische eigenschappen maar zitten vol engagement en hebben een socialistische en anti-militairistische inslag. Levens denken, dichten en schrijven zijn sinds 1970 bijzonder beïnvloed door zijn directe en indirecte ervaringen bij de ontwikkelingen in Suriname en de rest van de wereld, en dan met name de derde wereld.

In de bundel ‘…, want nooit wordt alles gezegd’ staan 100 gedichten die door hun titels alleen al duidelijk maken waar het bij Levens om draait. Titels als ‘Het roer moet om!’, ‘Niet opgeven’, ‘Desinformatie’, ‘Emancipatie’ en ‘Censuur’ laten meteen zien dat hier een sociaal geëngageerde dichter aan het woord is. In het gedicht ‘Mobutu Sese Seko’ uit 1997 blijkt dat Levens geen onderscheid maakt tussen onrecht door kolonialisten of onrecht van het eigen volk.

.

Mobuto Seso Seko

.

Als op die dag de veel oudere

Nelson Mandela hem niet had opgetrokken,

was hij echt niet van die stoel kunnen komen.

.

Toch bleef hij vergaren en beschermen

miljarden gestolen rijkdommen

die zijn berooide volk toebehoorden

.

De laatste dagen van zijn leven

probeerde hij nog te leven,

maar dat was geen echt leven

.

Ik begrijp niet dat in deze tijd

van moderne telecommunicatie

er op aard’ nog zoveel Mobuto’s zijn

.

En er zelfs nieuwe bij komen.

.

De verlatenheid van grensgebieden

Radna Fabias

.

De ster van de, op Curaçao geboren, schrijver en dichter Radna Fabias (1983) is snel rijzende. In 2018 debuteerde zij met haar bundel ‘Habitus’ waar ze tien jaar aan had gewerkt. Het is één van de meest gelauwerde bundels van de afgelopen jaren die opvalt door de sterk visuele vorm waarin de poëzie is geschreven. Voor deze bundel ontving Fabias de C. Buddingh’-prijs, de Awater Poëzieprijs en een nominatie voor de Eline van Harenprijs (allen in 2018), de Herman de Coninckprijs en de Grote Poëzieprijs (beide in 2019). In 2016 kreeg zij al de Poëzieprijs Stad Oostende.

Uit haar debuutbundel ‘Habitus’ hier het gedicht ‘de verlatenheid van grensgebieden’.

.

de verlatenheid van grensgebieden

de eerste kamer waar we niet slapen is een uitgeholde boom
we zijn termieten
we eten ons naar binnen, betasten het donker
je termietenstem vertelt me dat de moren de beschaving naar het westen hebben gebracht
ik vraag waar jij staat
in de discussie betreffende de etniciteit van de Messias onze Heer Jezus Christus je zegt
natuurlijk was Hij zwart maar de rest van dat verhaal is onjuist

je kijkt niet goed
ik ben onjuist
ik neem je niets kwalijk
termieten zijn blind

de tweede kamer waar we niet slapen is een spaceshuttle we zijn buitenaards
ik zie je voelsprieten aan voor tentakels en omgekeerd
we zijn weerzinwekkend
we zijn kosmisch
we zijn vochtig
je vertelt me dat je een astronaut gekend hebt die vernietigd is in een zwart gat
je vergeet de waarnemingshorizon je ziet chaos aan voor sloop ik    zeg het niet

de volgende kamer is een vulkaan maar daar kan ik tegen
de hitte vreet de helft van je gezicht op en dan zie ik je eindelijk scherp
hoekig
bang

in de vierde kamer staat ten langen leste een bed maar de schrijftafel en de nachtkastjes
hangen aan het plafond
het nieuwe testament zou elk moment op ons kunnen vallen
je biedt me je andere wang en ik lik haar

in de vijfde kamer maak je van je handen kommen kom hier blijf hier we zullen moeten
trouwen
je verklaart ons je vertelt me dat ik vloeibaar ben en jij houdt ervan als dingen door je
stromen ik zeg
natuurlijk ben ik zwart, maar de rest van dat verhaal is onjuist

de zesde kamer waar we niet slapen bevindt zich tussen de lobby en de ontbijtzaal de receptioniste kijkt naar de telefoon maar neemt niet op in de ontbijtruimte liggen hardgekookte eieren in een metalen bak op een bedje van koffiebonen
we begrijpen niet waarom
iemand buiten de stad verplaatst heeft
ze zweeft nu op de wolken
het ziet er niet uit

voor de laatste kamer moeten we nogal een eind lopen om van de parkeerplaats bij de receptie te geraken de tegels in de badkamer brokkelen af de douche lekt er ligt haar in het putje het raam kan niet open de airco maakt te veel lawaai de dekbedden zijn te kort als het ontbijt op bed arriveert is het al bijna lunchtijd de bacon is taai het roerei soepig de koffie slap de waterleidingen beschimmeld er drupt iets uit het behang er is geen waterkoker er zijn geen badjassen de föhn werkt niet de sauna is slechts om de dag een uur open men moet bellen om de sauna aan te laten zetten het duurt minstens een half uur voordat het warm is bovendien ruikt de sauna helemaal niet naar eucalyptus

en het bed
is te zacht

.

                                                                                                                                         Foto: Casper Kofi

Slagbaai

Alette Beaujon

.

Uit de serie ‘dichters omnibus’. Heb ik nu ook deel 6 bemachtigd. Een klein beetje waterschade maar dat mag de pret niet drukken. In dit deel uit 1959 , een geschenk van Esso Nederland n.v., staan weer een aantal dichters die ik niet ken. Een daarvan is de dichter Alette Beaujon.

Alette Clemence Beaujon, geboren op Curacao (1934 – 2001) studeerde in Chicago en Amsterdam. In de jaren ‘60 werkte Beaujon als klinisch psycholoog. Schreef poëzie in het Engels, Papiamento maar hoofdzakelijk in het Nederlands. Van haar hand verscheen een grote bundel ‘Gedichten aan de baai en elders’ en de dichtbundel ‘De schoonheid van blauw’. Daarnaast publiceerde ze poëzie in het magazine ‘Amigoe’ in de Nederlandse Antillen.

.

Slagbaai

.

Stil te zitten in de schemering

voor een huis te staren

wanneer de hemel plots

heel laag zijn kleuren offert

aan de nacht

.

Snelle Spaanse waaiers in de lucht

een dansend begin

wordt langzaam donker in de verte

en komt vreedzaam naar ons toe

in de omtrek sterft het weg

.

De gladde strekenvan de zee

slepen nog kleine stenen mee

alle beweging is moeizaam

en boeit niet meer

.

Ik kom hier elke dag

de avond zoeken

en de dag want beide

heb ik op dit strand voor het eerst gevonden

heel lang geleden

.

 

Tempels in woestijnen

Boeli van Leeuwen

.

Willem Cornelis Jacobus (Boeli) van Leeuwen (1922 – 2007) was een Nederlands-Antilliaans schrijver en dichter. Van Leeuwen studeerde rechten in Leiden en promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam. Op Curaçao vervulde hij verschillende publieke functies waaronder die van bestuurssecretaris van de Antillen. Na zijn pensionering werkte hij als pro-Deoadvocaat in de probleemwijk Scharloo.

Als dichter debuteerde hij in 1947 met de, in eigen beheer uitgegeven, bundel ‘Tempels in woestijnen’ bij Imprenta Bolívar. In 1959 publiceerde hij zijn eerste roman ‘De rots der struikeling’ waarvoor hij in 1961 de Vijverbergprijs (nu Ferdinand Bordewijk Prijs) kreeg. Binnen dit werk speelt het leven op Curaçao een belangrijke rol. Dit wordt veelal gekoppeld aan belangrijke Bijbelse thema’s rondom schuld, seksualiteit en verantwoordelijkheid. De paradoxen tussen individu en sociale omgeving worden hiermee uitgedrukt.

In De Parelduiker, tijdschrift over schrijvers, litaratuur en hun geschiedenis, nummer 5 van 2013  http://docplayer.nl/13575712-De-parelduiker-een-parelduiker-vreest-den-modder-niet-multatuli.html  staat een lang artikel over Boeli van Leeuwen en een paar gedichten uit zijn debuutbundel waaronder het gedicht ‘Nacht’.

.

Nacht
.
Tropennacht, karbonkelsterren aan het firmament,
Het zwoel gewelf waaruit de bleke maan
Schaduwen van weemoed achter lemen hutten zendt
En schimmige geraamten triest vergaan.
De schurftige kokosstammen met verziekte huid
Kreunen in de dorre grond van dorst.
Het landhuis, een verlaten bruid,
Droomt hooghartig boven krullengeborduurde gevelborst.
1947,
Een negerin gaat door de nacht
Gevangen in betovering der dingen;
En de lucht wordt zwaar van angst en macht.
Nu groeit het menselijk verlangen
En de hunkering
Naar beelden die men nooit meer kan vervangen.
.
.

Dichter in verzet

Frank Martinus Arion

.

De Curaçaose schrijver, dichter en taalwetenschapper Frank Martinus Arion (1936 – 2015) studeerde Nederlandse taal en letterkunde aan de universiteit van Leiden. Hij kon moeilijk aarden in Nederland en zocht het gezelschap van o.a. Cola Debrot, de toenmalig gevolmachtigd minister van de Nederlandse Antillen in Den Haag. Samen met Debrot gaf Arion zijn debuutbundel met poëzie uit in 1957 met de titel ‘Stemmen uit Afrika’.

Hierna richtte hij met nog twee andere een Antilliaans tijdschrift op, ‘Encuentro Antilliano’ (vrij vertaald: Antilliaanse vergadering). In 1973 verscheen ‘Dubbelspel’ zijn eerste roman. Dit werd een groot succes en hij kreeg er de van der Hoogtprijs voor. Het daarmee gewonnen geld gaf hij aan een organisatie tegen Apartheid. Hij was een groot tegenstander van Apartheid en zeer sociaal bevlogen.  Toen in 2006 de Campagne Nederland Leest! in de bibliotheken van Nederland werd gelanceerd was ‘Dubbelspel’ de eerste titel in een reeks en van het boek werden er meer dan 700.000 weggegeven aan leden van bibliotheken in Nederland.

In 1992 werd hij tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau verheven. In december 2008 maakte hij bekend zijn lintje terug te willen geven aan de Staat der Nederlanden, omdat hij meende dat Nederland bezig was aan een herkolonisatie van de Antillen, door sanering van de Antilliaanse schulden te koppelen aan meer justitiële controle. Arion was ook erelid van de Haagse Kunstkring.

Uit zijn debuutbundel ‘Stemmen uit Afrika’ het gedicht ‘Eens zijn alle negers’.

.

Eens zijn alle negers

tamtammend uitgevaren

uit hun zwart-ompaalde

negorijen.

.

hun prauwen schoten

over de rivieren,

dwalend door ’t woud.

.

eens, maar eens is ver

en eens is lang geleden.

.

nu gaan zij als karbouwen,

mak geslagen, lam,

beroofd van hun tam-tam

en slepen stenen aan

waar anderen bouwen.

.

Arion Stemmen uit Afrika

arion

Foto: Serge Ligtenberg

 

 

%d bloggers liken dit: