Site-archief

Gedicht aan de reiziger

Victor Vroomkoning

.

Sinds 1997 worden in de Rotterdamse metro gedichten geëxposeerd onder de titel ‘Gedicht aan de reiziger’. Elke drie maanden verschijnt een nieuwe serie gedichten. Het project is een samenwerking tussen het Rotterdams openbaar vervoerbedrijf RET en Poetry International. Of dit project nog steeds loopt heb ik niet kunnen achterhalen maar aangezien er in 1999 een bundel is verschenen over dit fenomeen blijkt het wel succesvol geweest te zijn. Rotterdam is niet de enige stad waar er in de metro aandacht wordt gegeven aan poëzie ook in  Parijs  Londennogmaals Londen, Brusselnogmaals Brussel en New York  zijn poëzie projecten  geweest.

In de bundel ‘Gedicht aan de reiziger’ onder redactie van Janita Monna zijn 63 zeer verschillende dichters opgenomen. Rotterdamse dichters maar ook dichters uit andere Nederlandse windstreken en daarbuiten. Rotterdam had al eerder dichtregels op vuilniswagens aangebracht maar met Gedicht aan de reiziger (een variatie op het gedicht Bericht aan de reizigers van Jan van Nijlen laat Rotterdam maar eens te meer zien dat het een stad van poëzie is.

Lezend in de bundel bleef ik hangen bij het gedicht ‘Vuilniszakken’ van Victor Vroomkoning (1938). In 1991 heeft het gedicht, in een vertaling, ook in Ierse treinen gehangen. Victor Vroomkoning vertegenwoordigde toen de Nederlandse poëzie in Dublin, dat in dat jaar Culturele Hoofdstad van Europa was. In het gedicht vergelijkt Vroomkoning ouders met vuilniszakken maar dat is respectvol gedaan, hij beschrijft de machteloosheid over het onvermijdelijk naderende afscheid van oud geworden ouders. Tijd, liefde en relatie tussen ouders en kinderen zijn terugkerende thema’s in het werk van Vroomkoning.

.

Vuilniszakken

.

Zoals ze daar ’s morgens

op de stoep tegen elkaar

aan geleund warmte zoekend

in hun plastic jassen

staan te wachten, grijs,

vormeloos, vol afgedankt

leven, tegelijk broos

en weerloos. Je zou ze

weer naar binnen willen

halen, je ouders

wachtend op de bus.

.

C.B. Vaandrager

Martin, waarom hebbe de giraffe…

.

In een tweedehandsboekenzaak vond ik, na daar lang gezocht naar te hebben, voor het eerst een bundel van de Rotterdamse dichter C.B. Vaandrager (1935 – 1992) met de bijzondere titel ‘Martin, waarom hebbe de giraffe…’. In deze derde dichtbundel van Vaandrager staan 49 gedichten over voorwerpen. Hij ‘behandelt’ daarbij allerhande objecten, variërend van een kurketrekker tot een stuiver en van een verkeersagent tot meeuwen en een bloemkool. De, vaak fonetisch getypte, gedichten zijn geïnspireerd en gekopieerd uit een onderzoeksrapport uit 1938 naar de woordenschat van Nederlandse kinderen.

Het lijken wel lemma’s uit een encyclopedie of woordenboek maar dan in (Rotterdamse) spreektaal. Deze bundel uit 1973 werd uitgegeven in de Sonde-reeks door de Rotterdamse Kunststichting waarin ook Jules Deelder, Rien Vroegindeweij en Wim de Vries poëzie publiceerden. De titel van deze bundel verwijst naar Martin Mooij en de speelgoedgiraf van dochter Isis Vaandrager.

Ik wil hier twee voorbeelden van deze wat absurdistische poëzie met jullie delen ‘ 41 Naaimachine’ en ’23  Plafond’.

.

41  Naaimachine

.

Naaivliegmachine.

Moeje goed mee naaie, heb manke Wim ook.

Koffiemole, mole, naaimole, wringer:

naasliggende bekende gezien.

Naaidinges.

Zamole (Zaagmolestraat? Snijbonemole?)

Nie te weinig:

handmachine om te stikke.

.

23  Plafond

.

Muur, 15x, kalkmuur, bovemuur,

muur in hoogte.

Zolder, dak, waartoe verleid door

plafondplaats kamer.

Zelfs: 10x lucht is zo te verklaren.

Weer andere: kalk, 10x.

Weer ander (te veel): roukamer met

plafond.

.

Restaurant

Micha Hamel

.

Toen ik mijn tas met poëzie stukken (ideeën, programma’s, draaiboeken, gedichten, kaarten, kranten, MUGzines, verslagen e.d.) te zwaar begon te vinden en besloot eens wat op te ruimen kwam ik omnder andere een brochure met ansichtkaarten tegen van uitreiking van de VSB Poëzieprijs van 2014. De uitreiking vond destijds plaats in het stadhuis van Rotterdam. Ik herinner mij de uitreiking nog goed, een volle zaal, veel vertegenwoordigers van (vooral Rotterdams) poëzieorganisaties en burgemeester Aboutaleb die mooie woorden over poëzie sprak.

De brochure met daarin de informatie over de VSB Poëzieprijs op tournee en bij de VPRO op de radio bij het programma ‘Nooit meer slapen’ bevat dus ook de vijf genomineerde bundels van dat jaar: ‘Jaja de oerknal’ van Maria Barnas, ‘De zon in de pan’ van F. van Dixhoorn, ‘Bewegend doel’ van Micha Hamel, ‘ook daar valt het licht’ van Miriam Van hee en ‘ritmisch zonder string’ van Antoine de Kom.  De laatste won dat jaar de prijs maar ik wil graag het gedicht van Mischa Hamel hier plaatsen dat op een van de ansichtkaarten staat getiteld ‘Restaurant’ omdat ik nog een beetje in de nawee zit van de Poëzieweek met het thema natuur.

.

Restaurant

.

De visstand zegt geen zeeduivel

dus kies ik biefstuk van de struis.

.

Een lieveheersbeestje banjert naar

het uiteinde van een oranje rietje.

.

Een muisje schiet onder de klapdeuren

door naar de wittig dampende keuken.

.

Popelend liggen mes en vork naast

een ivoorkleurig vierkanten bord.

.

Bromvlieg legt een onnavolgbaar

parcours af langs lampen en tafels.

.

‘Gebraden dodo meneer?’ vraagt de

ober bevreemd. De kreeften in het

.

aquarium halen opgelucht adem.

Mijn drankje doet een ananas na.

.

I love you like I love myself

Marieke Lucas Rijneveld

.

Hoewel de nieuwe bundel van Marieke Lucas Rijneveld echt geen extra ondersteuning of publiciteit behoeft, daar zorgt de bundel zelf wel voor en anders Marieke Lucas of haar uitgeverij wel, wil ik toch hier over ‘Komijnsplitsers’ een stukje schrijven. De reden is de volgende; ik ken Marieke Lucas (1991) al sinds hij zijn eerste optreden verzorgde op een podium bij Ongehoord! op 20 jarige leeftijd in 2012. Een jaar voordat hij doorbrak met ‘Kalfsvlies’ stond ik samen met hem op het Taalpodium in Zeist en op de dag voordat zijn roman ‘De avond is ongemak’ uit zou komen, trad hij bij mijn bibliotheek op in Maassluis.

Maar er is nog een reden. Voor mijn verjaardag kreeg ik ‘Komijnsplitsers’. De bundel was nog maar net uit en ik heb een derde druk. Ik heb de bundel nog niet gelezen maar bladerend door de bundel kwam ik het gedicht ‘I love you like I love myself’ tegen. De titel begon ik meteen te neuriën, ik ken het nummer van Herman Brood heel goed met die titel. Toen ik het gedicht las bleek de titel inderdaad genomen te zijn uit dit nummer van Brood.

Hoewel ik de gedichten (op een enkel gedicht dat al eerder werd gepubliceerd na) nog niet heb gelezen, blijkt ook deze bundel weer een typische ‘Rijneveld’. En omdat ik in mijn jonge jaren Herman Brood wel tientallen malen heb zien optreden wilde ik jullie dit gedicht maar meteen voorschotelen. Daarom en omdat dit gedicht me meteen greep. In dit gedicht zit voor mij alles waar Marieke Lucas de afgelopen jaren doorheen is gegaan. ‘een jongetje uit me geknipt’ het mogen worden wat je wil, de Schepper (met hoofdletter!) die dus nog steeds een belangrijke rol speelt in het leven van Marieke Lucas, het scheefgeknipt zijn, de schaamtelijm en het gelukkig zijn en dat niemand het volume bepaalt behalve zij. Een gedicht dat nu al een klassieker is voor mij.

.

I love you like I love myself

.

Lang geleden dat de zondag spinnend naast mij lag,

dat ik geen verdrietplaatjes draaide, het levenslied een keer

niet uit mijn borstkas knalde, gewoon een trage wals met

.

de stilte. Ik heb de schaar in mijn haar gezet en waterpas een

jongetje uit me geknipt, daarna was mijn lampenzwarte

dakhaasliefje aan de beurt, hem gezegd dat hij alles

.

mag worden, zelfs een zilverreiger of een aalscholver,

behalve dan het plagerige donker, een diefachtige,

om na het knippen met hem in mijn armen door de kamers

te zwieren – Hazes slaan we over, van Hazes krijgen we jeuk-

.

en hem af en toe met heel zijn kattengewicht in mijn hals

te leggen, zachtjes toe te fluisteren dat hij mijn Schepper is,

zonder hem ben ik onaf, zonder hem sta ik constant in de

.

steigers. Ik weet dat we allebei haveloos van schoot naar

schoot gaan, dat we constant op zoek zijn naar de hand die

ons kriebelt, die ons van alle toorn en wreveligheid ontvlooit

– Brood draaien we hard, Brood helpt ons uit het lood-

.

maar nu zwieren we door dit moederloze oord, neuriën

de songtekst foutloos mee, en ik durf zelfs te beweren dat we hier,

hoe scheefgeknipt we onszelf ook zien, hoe stijfjes ook onze

.

danspasjes door een teveel aan schaamtelijm tussen onze

gewrichten, toch durf ik hier te beweren dat we gelukkig, o zo

gelukkig en niemand, behalve wij, controle over het volume.

.

Bukowski

Mongoolse kusten schijnen in het licht

.

Omdat ik vandaag gewoon zin heb in een gedicht van Charles Bukowski (1920 – 1994) het gedicht ‘Mongolian coasts shining’ in light in het Engels en in een vertaling van Manu Bruynseraede.

..

Mongolian coasts shining in light

Mongolian coasts shining in light,

I listen to the pulse of the sun,

the tiger is the same to all of us

and high    oh

so high on the branch

our oriole

sings.

.

Mongoolse kusten schijnen in licht

Mongoolse kusten schijnen in licht,

ik luister naar het kloppen van de zon,

de tijger is dezelfde voor ons allemaal

en hoog oh

zo hoog op de tak

zingt onze

wielewaal.

.

Brassinga en Whitman

Dichter over dichter

.

In de bundel ´Het wederkerige´ uit 2014 schrijft dichter Anneke Brassinga (1948) een aantal gedichten over andere dichters. Zo wijdt ze gedichten aan de Franse dichter Stéphane Mallarmé  (1842 – 1898), de Amerikaanse dichter T.S. Eliot (1888 – 1965) en aan de Amerikaanse dichter Walt Whitman (1819 – 1892) steeds met een titel die begint met ‘ Denkend aan’ .

Zo luidt het gedicht dat ze over Walt Whitman schrijft ‘ Denkend aan Walt Whitman ontplof ik’. Een titel die nieuwsgierig maakt. Daarom hier het gedicht.

.

Denkend aan Walt Whitman ontplof ik

.

‘Zuiver en lieflijk is mijn ziel… zuiver en lieflijk

al wat niet mijn ziel is.’  Berovingen, slachtpartijen,

bommen; monstrueus van nostalgie, zou ik woudreus

Whitman willen zijn – een wezen dat zich samen weet

te vouwen tot dit ene gouden blad op straat, waar

naderende bladblazers razen. Hoe lieflijk onbestaand

klaart zuiverheid zich op, nu glorie naar mij over-

buigt, vermorzelend: omhelzing die geen weemoed kent.

.

Horloge

J. Bernlef

.

Het gebeurt me regelmatig dat, wanneer ik in een dichtbundel aan het lezen ben, het onderwerp of de titel van een gedicht me ergens aan doen denken. Ik denk dat dat één van de dingen is die gedichten lezen zo bijzonder fijn maakt; de herkenning, het opkomen van herinneringen, de verbinding of zelfs erkenning die je ervaart bij het lezen.

In de bundel ‘Aambeeld’ van J. Bernlef (1937-2012) uit 1998, die ik uit mijn boekenkast trok om te herlezen, staat een gedicht waarbij ik bovenstaande in het bijzonder ervaarde. Het gaat hier om het gedicht ‘Horloge’. En hoewel het gedicht feitelijk helemaal niet gaat over een horloge, het is slechts een verwijzing in de laatste strofe, had ik meteen allerlei associaties en beelden bij de titel.

Zo moest ik meteen denken aan het tweedehands horloge dat ik pas in een kringloopwinkel kocht, aan de horloges die ik ooit spaarde ( ik heb er nog tientallen, allemaal heel goedkope horloges waarvan meer dan driekwart het niet meer doet voornamelijk door gebrek aan een batterij) en aan het bericht dat een rapper van in de twintig beroofd was van een horloge van ruim € 150.000,- (geen idee wat die prijs rechtvaardigt, ik kan er niet 1 bedenken).

Al deze gedachten schieten dan door mijn hoofd wanneer ik begin met het lezen van het gedicht. Na lezing zijn die gedachten weg, wat bleef was de vraag over welk persoon dit gedicht gaat, wat zijn lot was (overlijden?) en wat de rol van de personages in dit gedicht spelen. Dat is wat poëzie vermag, je van de ene in de andere wereld trekken zonder dat je dat van tevoren ziet aankomen.

.

Horloge

.

Ik zat op de huisbank van een Zuid-Afrikaan

toen jou alles afgenomen werd

verder was ik nooit van je vandaan

.

Terwijl mijn gastheer krakend koersen controleerde

en zijn dikke dochter zocht naar gave popmuziek

wat zag jij toen, in je laatste val?

.

Dit gedicht even duidelijk als de dood

een open boek, een afgesloten hoofdstuk

woorden weggevloeid in aarde, als water

.

Voor jou werd het nooit meer later

op je horloge dat ik nu verder draag

de tijd door die voor jou noch mij bestaat.

.

O, ik weet het niet

Herman de Coninck

.

Vorige week kwam ik weer eens op de website over Herman de Coninck waar ik regelmatig kwam toen ik begon met de categorie ‘dichter van de maand’. Als lezer van dit blog die hier al lang komt, weet je dat ik ooit begonnen ben met een aantal maanden lang op elke zondag een gedicht van Herman de Coninck (1944 – 1997) te delen. Toen ik hem als dichter had ontdekt (en zwaar onder de indruk was van zijn poëtische taal, zijn spel met de taal, zijn eenvoud met diepgang) na het lezen van zijn verzameld werk ‘De gedichten’ uit 2014 en het luisteren naar het gesproken boek van zijn vrouw Kristien Hemmerechts ‘Taal zonder mij’ uit 2006 was ik fan voor het leven.

Omdat ik mijn bewondering voor Herman de Coninck nog steeds wil delen, hier na lange tijd weer eens een gedicht. Dit gedicht ‘O, ik weet het niet’ komt uit zijn debuutbundel ‘De lenige liefde’ uit 1969.

.

O, ik weet het niet

.

o ,ik weet het niet,
maar besta, wees mooi.
zeg: kijk, een vogel
en leer me de vogel zien
zeg: het leven is een brood
om in te bijten en de appels zien rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets.

.

 

Ontwaken

Gerrit Achterberg

.

Overal in Nederland kom je ze tegen; Minibiebs. Een vreselijk woord dat in geen enkel opzicht de lading dekt van wat ze beogen te zijn; het zijn geen biebs (bibliotheken) en mini is in deze wel heel mini. Noem het wat het zijn: buitenboekenkastjes. Want dat zijn het een paar plankjes (meestal drie) van maximaal 50 cm breed (de meeste zelfs korter) in een afgesloten kastje in tuin of aan de gevel van een huis. De inhoud is meestal niet om aan te zien, een mix van kinderboekjes, versleten romans uit een ver verleden en studieboeken waarvan je je afvraagt waarom iemand ze in godsnaam zou willen bewaren, laat staan door zou willen geven.

Maar heel soms kom je er iets aardigs tegen. Zoals afgelopen week toen ik in zo’n kastje, tussen een aantal computerboeken uit de jaren ’80!, de bundel ‘Eiland der ziel’ van Gerrit Achterberg (1905-1962) tegen kwam uit 1984. Voorin een ansichtkaart van Saskia gericht aan Frank en Petra. Nu wijdde ik al menig blogbericht aan deze bijzondere dichter maar het kan nooit kwaad om nog eens een gedicht van hem te delen.

Uit de bundel ‘Eiland der ziel’ dat in 1936 voor het eerst verscheen koos ik het gedicht ‘Ontwaken’. Voor een uitgebreide bespreking van dit gedicht door Ãd Haans verwijs ik je graag naar de website cubra.nl.

.

Ontwaken

.

Des morgens kruipt een beest van vrees

door aderen en ingewanden,

en maakt mij weder tot een ander,

dan die ik slapend ben geweest.

.

Riep ik vannacht uw verten hees

om mij te vinden, en t’ ontvangen?

Ik weet het niet, het woord is anders

dan het in ‘t donker is geweest:

.

brandend van den Heiligen Geest

om uwe allerlaatste gangen

nog in te lijven bij de lange

verhalen die wij zijn geweest.

.

Mijn vreemde handen gaan vergeefs

den dag aanvangen.

Zo vindt van ‘t uitgedoofde feest

de wind de dode bloemen hangen.

.

De oude mannen

Vasalis

.

Aangezien ik niet meer tot de jongste generaties behoor noemen mijn kinderen mij graag oude man. Mijn vrienden, leeftijdsgenoten, hebben die term samen met mij omarmd want waarom ontkennen wat nu eenmaal zo is. Oude mannen als kracht.  Tot ik het gedicht ‘De oude mannen’ van M. Vasalis (1909 – 1998) las in haar bundel ‘Vergezichten en gezichten’ uit 1954 (mijn exemplaar is uit 1984). Toen realiseerde ik me dat er vele tinten grijs zitten in het begrip oud. Dit ging om echte oude mannen, mannen zoals mijn vader en opa’s. Oude mannen zoals wij ook ooit gaan worden, maar nog niet zijn.

.

De oude mannen

.

Ik kwam twee oude mannen tegen

met dunne halzen en met haperende voet.

Ik zag de hitte op hun maagre schouders wegen,

zij liepen krom, maar met hun hoofden opgeheven,

zo ingespannen en verwonderd als een zuigling doet,

ik zag hun bleke onderlippen beven,

zij keken zacht en zinneloos en goed.

.

Het waren oude kinderen geworden

op weg naar huis, waar geen moeder wacht,

eens blinkenden, maar nu verdorden

en stromplend naar hun laatste nacht.

En plots begon het hele park te beven,

bomen en blaadren golfden in een warme vloed

van tranen, die binnen mijn ogen bleven,

wijl men om het bestaan niet wenen moet.

.

Ein älteres Paar sitzt am Montag (19.10.2009) in Pillnitz bei Dresden auf einer Parkbank. Nach einem verregneten Wochenende entschädigt die Sonne zu Wochenbeginn und sorgt für angenehme Temperaturen. Foto: Matthias Hiekel dpa/lsn +++(c) dpa – Bildfunk+++