Site-archief
Delft, zwarte inkt
Nieuwe uitgave van MUGbooks
.
Het fonds van mijn kleine facilitaire poëzieuitgeverij MUGbooks wordt opnieuw uitgebreid met een titel; ‘Delft – zwarte inkt’ van acht Delftse dichters. Enige tijd geleden werd ik benaderd door Karel Kramer (1940), die ik ken van zijn bundel ‘Liefdesgedichten’ en ‘Het virginale luchtkasteel’ die beiden uitkwamen bij onze gezamenlijke uitgeverij De Brouwerij. Inmiddels is Karel de tachtig gepasseerd maar hij schrijft nog steeds. Karel Kramer studeerde piano, Nederlands en Turks, doceerde aan de universiteit van Ankara en gaf regelmatig uitvoeringen van klassieke muziek in combinatie met poëzie en beeldende kunst.
Samen met 5 andere Delftse dichters (Jose Spruyt, Rolf Clason, Faye Oosterhoff, Wim Aarts en Cor Langendijk) maakte hij de bundel ‘Delft – zwarte inkt’. In de negentiger jaren van de 20ste eeuw was de Delftse dichtgroep Zwarte inkt op zijn hoogtepunt. Men sprak er een onderwerp af en maakte daar een gedicht over en besprak die op regelmatige bijeenkomsten, zoals er vele dichtgroepen in Nederland actief zijn. Toen Karel in de twintiger jaren van deze eeuw een bundel voorbereidde van gedichten over Delft, besloot hij de acht leden van deze dichtgroep te vragen daaraan mee te werken. Twee van de dichters zijn inmiddels overleden (Wim Aarts en Cor Langendijk) en twee dichters heeft Karel niet weten te achterhalen (Katinka Kersten en Mariken Wenbelt). Vandaar de ondertitel van de bundel ‘Acht Delftse dichters over Delft. Ze zijn dood, levend of spoorloos.’
Van Karel zijn de meeste gedichten opgenomen, van Jose Spruyt behalve een aantal gedichten ook een aantal foto’s en van de andere 4, waaronder de overleden Wim en Cor, ook een aantal gedichten. Ik heb hier voor het openingsgedicht van Karel Kramer gekozen getiteld ‘Delft’.
.
Delft
.
Ik kijk voorbij de nieuwe Jan naar links
een donker gat met duizend kinderhoofdjes
dat leidt naar ondervraging door de sfinx
en storten van de trap in duizend knookjes
.
voor mij zwijgt de Zwijger na het schot
naast mij wacht De Groot op zijn verbanning
achter mij sterft Harman op ’t schavot
de diefput stinkt en barst uit zijn bemanning
.
eens heb ik u gehaat, museumstad
geen asfaltvolk, geen pijn van inspiratie
niets dat steekt uit het beschreven blad
.
toen kwam er warmte uit uw populatie
uw oude muur stond om een liefdesbad
u werd voor mij de plek van transformatie
.
Genieten van kunst
Dubbelgedicht
.
Dat er veel onderwerpen zijn waarover dichters schrijven is duidelijk. Feitelijk kan een dichter over alles schrijven. Opmerkelijk is het dat bepaalde onderwerpen dan juist weer veel voorkomen, waarschijnlijk omdat het veel mensen aanspreekt (liefde, dood, het dichterschap). Ook over kunst of eigenlijk over losse kunstwerken wordt veel gedicht. Zelf heb ik me daar ook ‘schuldig’ aan gemaakt (bijvoorbeeld mijn gedicht ‘Mae West Sofa’ over het gelijknamige kunstwerk van Salvador Dali https://www.deoptimist.net/2012/09/vers-in-de-etalage-17/ ).
Het is eigenlijk veel leuker om te kijken hoe dichters in algemene zin naar kunst kijken en erover schrijven, dus niet over een bepaald kunstwerk maar over de kunsten in brede zin. Daarover gaat dit dubbel gedicht.
Het eerste gedicht is van Willem Wilmink (1936 – 2003) en is getiteld ‘Kunstgenot’. Een gedicht waarin beschreven wordt hoe er van kunst (in dit geval klassieke muziek) genoten wordt door mensen die van kunst houden. het gedicht komt uit ‘Zeven liedjes voor een piek’ uit 1972.
In het tweede gedicht wordt door dichter Jules Deelder (1944 – 2019) ook de vraag gesteld wie er van kunst houdt, maar hier neemt het gedicht toch een heel andere wending. Het gedicht ‘Kunst’ komt uit ‘Renaissance; gedichten ’44 – ’94’ uit 1994.
.
Kunstgenot
(Wijze: Beethoven’s Negende, Slotkoraal)
Satie
Henk Romijn Meijer
.
Het gebeurt me nog wel eens. lezend in een dichtbundel (meestal een verzamelbundel) dat ik een gedicht tegen kom van een dichter die ik alleen als schrijver van romans of verhalen, of als columnist ken. Meestal betreft het hier éénmalige gedichten en heeft de schrijver in kwestie nooit een dichtbundel uitgebracht. En soms word ik verrast zoals in het geval van schrijver, taalkundige, vertaler en essayist Henk Romijn Meijer.
Henk Romijn Meijer (1929-2008) ken ik als schrijver vanaf 1983, toen een docent Nederlandse Letterkunde aan de P.A. Tiele Academie, waar ik mijn opleiding deed, ons studenten wees op Romijn Meijers roman ‘Mijn naam is Carrigue’. Henk Romijn Meijer brak in dat jaar door naar het grote publiek met deze roman, een boek dat een nieuw genre in de Nederlandse literatuur zou inluiden: de faction. Het is naar vorm en stijl een psychologische roman, naar intrige een thriller, maar gebaseerd op ware feiten.
Toen ik in de bundel ‘De vier jaargetijden’ een gedicht van zijn hand tegen kwam was ik dan ook verrast. Op zoek naar zijn oeuvre kwam ik via Wikipedia een enorme lijst van romans, verhalen, novelles en kritieken tegen én één poëziebundel uit 1986, getiteld ‘Resten van jou’. Destijds uitgegeven in een oplage van 750 stuks, voorafgegaan in een speciale druk van 250 exemplaren als relatiegeschenk in 1985.
Uit deze bundel is in ‘De vier jaargetijden’ een keuze uit poëzie over klassieke muziek uit 1991 het gedicht ‘Satie’ opgenomen.
.
Satie
.
De spotzieke lentevogel
klauwt aan zijn vingers vast.
.
nu zijn er bijna uitgesproken woorden
die aarzelen, dan wemelen als sneeuw,
dan dichtvallen als ogen, verschrikt verlegen.
.
eenzaamheid glimpt als de weerschijn
van een kaarslantaarn, bescheiden
en voorzichtig klinkt de eenzaamheid.
.
Verliefde versjes
Jan Rot
.
Jan Rot (1957) is een Nederlandse zanger, componist en tekstdichter. Hij werd musicus in 1978, maar een doorbraak bleef aanvankelijk uit. Hij deed werk voor verscheidene media en theatertournees. In de jaren na 2000 werd hij vertaler van hits van anderen en van beroemde werken uit de klassieke muziek. Maar Jan Rot is ook dichter. In 2003 verscheen van hem het heerlijk amateuristische bundeltje ‘Huisje aan zee’ met als ondertitel ’29 verliefde versjes’.
Volgens een kort stukje achterin dit ‘pamflet’ dat in een oplage gedrukt werd door Okapi (Okapiboek 8) is het een loflied geschreven door Jan Rot voor B. de G. Het kostte zeven dagen. Maar zo deed Heine ’t ook want kunst laat zich niet vragen, dan gaat ze op in rook.
De rijmende versjes geven een goed beeld van de virtuoze taalvaardigheid van Jan rot zoals in gedicht nummer 23 waarin onder andere een verwijzing naar ‘ik wou dat ik twee hondjes was’.
.
23
[in driekwart]
.
Zeeuws meisje in Vrouwenpolder
Zo krabbel ik op zolder
Maar kolderrijm is meestal
Alleen de leukste thuis
.
Ik zoek bij mijn Chinezen
Maar stop al snel met lezen
Krijg veels te zin in kezen
De hand al aan het kruis
.
Mijn meisje staat de vaat te doen
Ik was net in de keuken
Ik wou dat ik mijn meisje was
Dan liet ik me nu …
Verdomd, dat is een leuke!
.
Der Hirt auf dem Felsen
Herman de Coninck
.
Vandaag op de zondag van Herman de Coninck een gedicht uit zijn bundel ‘Enkelvoud’ uit 1991. Het gedicht met de intrigerende titel ‘Der Hirt auf dem Felsen’ .
.
Der Hirt auf dem Felsen
.
Een klarinet is genaakt van o’s.
Die worden door twee kleppen dichtgehouden.
Dood laat er twee tegelijk open.
.
Uit de riolering van de dood komt dit lied.
Uit open deksels van de hel.
Tot helemaal boven stijgt verdriet.
.
Ik kan handen over mijn oren doen
maar dan blijf ik zien.
Ik kan ze voor mijn ogen slaan
maar dan blijf ik horen.
Notenbalken van wanhoop tot sopraan.
.
Zoals Alfred Brendel na twintig jaar Schubert
naar zijn vingers kijkt. Zij
hebben het bestaan.
.
2 Muzen
Boekenweekgeschenk
.
In 1955 werd in het kader van de Boekenweek het bundeltje ‘2 Muzen’ uitgebracht als boekenweekgeschenk. Een verzameling van Nederlandse gedichten handelend over muziek, uitgezocht door Jan Engelman en Wouter Paap. In de inleiding bij dit boekje staat:
Dit bundeltje wordt de wereld ingezonden in de hoop, dat de jeugdige muziekminnaars er de schoonheid van de dichtkunst door op het spoor mogen komen, en dat de poëzieminnaars er iets van de mysterieuze werking der muziek uit zullen leren kennen. De omgang met dit zusterpaar: dichtkunst en muziek, kan het leven van kunstgevoelige naturen in dubbele zin verrijken.
Tegenwoordig zou een dergelijke bundel waarschijnlijk gevuld zijn met de cross over tussen rap muziek en poëzie. Toen ging het vooral om klassieke muziek zoals in het gedicht ‘Eine kleine Nachtmusik’ van Gerrit Achterberg, oorspronkelijk verschenen in de bundel ‘Cryptogamen’ uit 1946.
.
Eine kleine Nachtmusik
Terwijl hij onder den vleugel sliep
alsof geen morgen hem meer riep,
begonnen zacht op ‘t wit en zwart
van ‘t doodstil glanzend mechaniek
de snelle maten van het lied
dat in zichzelf verdronken sliep,
dat in zichzelf verzonken zag
naar wie het riep
met klare, jubelende kracht.
Haastig en diep gelukkig schiep
Mozart zijn kleine nachtmuziek.
.
Bruidskoor
De vier jaargetijden
.
In de bundel ‘De vier jaargetijden’ een keuze uit poëzie over klassieke muziek staat een prachtig en indringend gedicht van Saul van Messel. De titel van dit gedicht verwijst naar het Bruidskoor in de Opera ‘Lohengrin’ van Richard Wagner. Saul van Messel (pseudoniem van Jaap Meijer 1912-1993) was Joods historicus, neerlandicus en dichter. Hij dichtte in het Gronings en in het Nederlands.
Hij promoveerde als laatste jood in oorlogstijd bij Jan Romein op Isaac de Costa’s weg naar het christendom. Kort daarna werd hij leraar aan het Joods Lyceum te Amsterdam, Anne Frank was een van zijn leerlingen. Met zijn vrouw Liesje en zoon Ischa werd hij gedeporteerd naar Westerbork (1943-1944) en Bergen Belsen (1944-1945). Na terugkeer, met vrouw en zoon, wijdde Meijer zich aan de geschiedschrijving van het jodendom in Nederland en werd hij leraar.
.
Bruidskoor uit Lohengrin
.
zij trouwden nog
in westerbork
.
hun huwelijksreis
heette transport
.
hun wittebroodsdagen
in sobibor
.
vermeldt geen
enkel rapport
.
wat maakt het ook
poëtisch uit
.
hij was de bruidegom
en zij de bruid
.











