Site-archief

Dichten alsof

Sybren Polet

.

Sybren Polet (1924-2015) was schrijver en dichter. Polet (pseudoniem van Sybe Minnema) debuteerde onder zijn eigen naam met de dichtbundel ‘Genesis’ in 1946. Als Sybren Polet debuteerde hij in 1949 in het literaire tijdschrift Podium, waarvan hij van 1952 tot 1965 redacteur zou zijn. Zijn dichtwerk wordt tot dat van de Vijftigers gerekend. De stad Amsterdam speelt er een centrale rol in en de personages, aangeduid als Mr. Iks, Mr. X, en dergelijke meer, veranderen continu van gedaante.

Polet kreeg voor zijn werk onder andere de Jan Campert-prijs, de Herman Gorterprijs, de Busken Huetprijs en de Constantijn Huygensprijs. In 2011 werd de Lokienprijs in het leven geroepen, vernoemd naar de bekende romanfiguur van Polet en vanaf 2018 wordt ook de Sybren Poletprijs toegekend.

In de nalatenschap van Sybren Polet is een manuscript aangetroffen met handgeschreven gedichten die nog niet eerder waren gepubliceerd. Op de achterflap van deze bundel getiteld ‘Zijnsvariaties Verbovelden’ uit 2018 staat te lezen: een vlijmscherpe analyse van onze tijd, een bewogen afscheid van het bestaan en een sprankelende blik op de toekomst: het slotakkoord van een avontuurlijk oeuvre in de Nederlandstalige literatuur.

Uit deze bundel nam ik het gedicht ‘Dichten alsof’.

.

Dichten alsof

.

1

En dan weer het zelfvernietigende besef

dat wij een doorgangsvorm zijn

naar een volgende mutatie.

*

De laatste huidschubben uitgekweekt,

de aapvorm verlaten:

een buitenbrein ontwikkeld.

Een derde voorhoofdsoog.

*

Het superego wordt geëtheriseerd

of ondergebracht in een andere biovorm.

.

2

Denkleven.

Vanaf het jaar nul

zal niemand meer sterven, niemand

geboren worden.

.

Hoe vredig volledig

dit nihil: alles alleen weer

in afwachting van:

In afwachting van

een nieuw alsof.

*

Leven alsof.

Dichten alsof.

.

Woorden tegen vernietiging

Otto Gelsted

.

In 1980 verscheen bij uitgeverij Van Gennep een bijzonder boek: ‘Woorden tegen vernietiging’. Europese poëzie uit de tweede wereldoorlog. De bundel werd samengesteld door Bertus Dijk. In de bundel zijn gedichten bijeen gebracht over de tweede wereldoorlog in Europa (1939-1945) maar er zijn ook een paar gedichten uit het Hebreeuws opgenomen die in Israël zijn ontstaan en er zijn een paar gedichten opgenomen van Nederlandse dichters die in Japanse interneringskampen hebben gezeten en het hebben overleefd zoals de dichter G.J. Resink. Maar ook Duitse dichters zijn vertegenwoordigd waaronder drie die in het verzet zaten en tijdens de oorlog werden vermoord door de nazi’s.

Het is een prachtige bundel met vele bekende en onbekende namen. Interessant is ook om te lezen wat de verschillen zijn van dichters uit bijvoorbeeld Italië en Griekenland en dichters uit Roemenië en Bulgarije. Veel gedichten gaan over de verschrikkingen in de concentratiekampen maar er zijn er ook over het verzet en het verlangen naar vrijheid. Alle gedichten samen vormen een uitdrukking van de ontzetting en het verdriet, de wil tot overleven en verzet, die op deze manier nergens anders te lezen is.

De gedichten zijn door vele vertalers vertaald waaronder Jana Beranová en Judith Herzberg. Ik koos uit deze bundel een gedicht van een Deense dichter Otto Gelsted (vertaald door dr. Amy van Marken) getiteld ‘De negende april’. Op 9 april 1940 valt Duitsland Denemarken binnen en na 6 uur capituleren de Denen. De snelste capitulatie van de hele tweede wereldoorlog. Weerstand van betekenis wordt niet of nauwelijks geboden. Desondanks vallen er bijna 60 doden, waarvan 36 aan Deense kant.

Otto Gelsted (1888-1968) was schrijver, dichter , literair criticus en journalist. Vanaf 1929 was hij lid van de Deense Communistische Partij. Zijn literaire activiteit valt uiteen in drie fasen: Een vroege als tekstschrijver met de naturalistische debuutbundel ‘De Evige Ting’ (1920) . Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef hij mobiliserende en patriottische gedichten. In zijn latere jaren hervatte hij zijn interesse in de Griekse taal en cultuur en in 1954 en 1955 publiceerde hij vertalingen van Homerus’ ‘Odyssee en Ilias’ Begin 1996 werd in het archief van Hans Reitzels Forlag een onvoltooid manuscript gevonden voor een Deense vertaling van de Romeinse dichter Catullus.

.

De negende april

.

De donkere vogels zo gehaat,

ze ronkten in de dageraad.

Eskaders vlogen over onze daken.

Toen zag ik en verstond

in ’t diepst van het hart gewond

dat ik het brood vanslavernij zou smaken.

.

Een dag zo helder en zo zacht.

De zon zo lang verwacht,

was opgegaan maar scheen als in het duister.

Bedwongen en verdoofd

boog ’t Deense volk het hoofd

in nood, ontdaan van alle luister.

.

Die angstvervulde dag dat jij bebloed ter aarde lag

en ’t leven zwart leek en verloren,

toen voelde ik en verstond

tot in mijn hart verwond:

ik heb je lief als nooit tevoren.

.

Anthem for Doomed Youth

Wilfred Owen

.

Vorige week schreef ik over het gedicht dat Frans Budé schreef over de dag dat Wilfred Owen (1893- 1918) stierf. Aan het eind van het gedicht staat een referentie aan het gedicht ‘Anthem for Doomed Youth’. Omdat dit gedicht niet te vinden is op mijn blog, en ik dat een omissie vind, hier het gedicht met enige duiding.

Het gedicht werd geschreven tussen september en oktober 1917, toen Owen patiënt was in het Craiglockhart War Hospital in Edinburgh waar hij lag te herstellen van shell shock. Het gedicht is een klaagzang voor jonge soldaten wier levens verloren gingen in de Eerste Wereldoorlog. Het gedicht geeft ook commentaar op Owen’s afwijzing van zijn religie in 1915.

In het hospitaal leerde Owen een andere dichter Siegfried Sassoon kennen met wie hij bevriend raakte . Owen vroeg om zijn hulp bij het verfijnen van de ruwe schetsen van zijn gedichten. Het was Sassoon die het begin van het gedicht “anthem” noemde en ook ‘death’ in het oorspronkelijke artikel verving door ‘doomed’; het beroemde epitheton van ‘patient minds’ is ook een correctie van hem. De gewijzigde kopie van het manuscript, in het handschrift van beide mannen, bestaat nog steeds en is te vinden in het Wilfred Owen Manuscript Archive op internet.

 

Anthem for Doomed Youth

.

What passing-bells for these who die as cattle?
— Only the monstrous anger of the guns.
Only the stuttering rifles’ rapid rattle
Can patter out their hasty orisons.
No mockeries now for them; no prayers nor bells;
Nor any voice of mourning save the choirs,—
The shrill, demented choirs of wailing shells;
And bugles calling for them from sad shires.

.

What candles may be held to speed them all?
Not in the hands of boys, but in their eyes
Shall shine the holy glimmers of goodbyes.
The pallor of girls’ brows shall be their pall;
Their flowers the tenderness of patient minds,
And each slow dusk a drawing-down of blinds.

.

 

Fatras

Versvorm

.

Er zijn zoveel verschillende versvormen, ik schreef er al vaak over, en nu kwam ik de Fatrasie of Fatras tegen. De Fatrasie en de daaruit ontstane vorm Fatras, stamt uit de 13e eeuw uit Frankrijk. Maar in tegenstelling tot wat je zou verwachten is deze versvorm opmerkelijk actueel te gebruiken.

Het onderwerp van de fatrasie moet onmogelijk of ondenkbaar zijn. Of anders gezegd: hoe gekker hoe beter. Doel van het gedicht is de lachlust op te wekken, te verwonderen of de lezer in verwarring te brengen. Daarnaast genieten woorden als poep, pies, kut en  lul een duidelijke voorkeur.

De Fatrasie bestaat uit elf versregels volgens het rijmschema AABAAB BABAB. De eerste zes versregels bestaan uit vijf lettergrepen, de laatste vijf uit zeven lettergrepen. De eerste keer dat de vorm gesignaleerd werd, was in de “Fatrasies d’Arras” (vandaar de naam), een uit 55 gedichten bestaand manuscript uit de 13e eeuw.

In de 14e eeuw werd het genre verder ontwikkeld en ontstond de Fatras. De eerste gebruiker van deze doorontwikkelde versvorm was Watriquet Brassenel de Couvin (omstreeks 1325). De Fatras heeft het rijmschema ABAABAABBABAB en telt dus 13 regels. Voorts valt de vorm op doordat deze wat van een rondeel heeft.

Hoewel beide vormen zijn gebaseerd op een zekere lompheid is de Fatras iets verfijnder. Een mooi voorbeeld van een Fatras komt van Frits Criens, die de Fatras en de Fatrasie een nieuw leven gaf in deze tijd.

.

Verklaring
.
We hadden onze zaken snel beklonken
Niet denkend aan mijn plicht tot celibaat
We hadden onze zaken snel beklonken
Dus ligt ze kwijlend onder me te ronken
Onwetend van haar aandeel in de daad
Door liefdespijn was ik al diep gezonken
En zij stond op een hoek naar me te lonken
Een asfaltdistel, onkruid van de straat
Ze leek op jou die mij wreed heeft versmaad
Terwijl ik je mijn jawoord had geschonken
Maar die als maagd nu naar het klooster gaat
Dus lig ik met je lookalike te bonken
Niet denkend aan mijn plicht tot celibaat

.

Beowulf

De film en het gedicht

.

De film Beowulf uit 2007 van Robert Zemeckis is gebaseerd op het epische gedicht Beowulf. De tekst van dit gedicht werd bewerkt door Neil Gaiman en Roger Avary. Ray Winstone speelt de rol van Beowulf. Verder spelen o.a. mee John Malkovich, Angelina Jolie, Crispin Glover, Robin Wright Penn en Anthony Hopkins.

Beowulf is het oudste epische gedicht dat in een taal geschreven is die duidelijk een oude vorm van het huidige Engels is. Men is het niet eens over de precieze datum, maar men schat dat het manuscript uit de 10e eeuw stamt. Er is echter meer onzekerheid over de oorsprong van het gedicht zelf. Er komen enkele archaïsche woorden in het werk voor die suggereren dat het gedicht uit de 8e eeuw stamt, misschien zelfs de eerste helft ervan. Maar gezien het feit dat in poëzie – ook Oudengelse – vaak bewust archaïsche termen worden gebruikt, is dit geen doorslaggevend bewijs. Het gedicht staat, samen met o.a. het kortere gedicht Judith, in wat tegenwoordig het Beowulf-manuscript wordt genoemd. De tekst is door twee scribenten opgeschreven, de tweede neemt het halverwege het gedicht over. Wie de oorspronkelijke samensteller of auteur van het gedicht is valt niet te achterhalen, noch of de vorm waarin het manuscript ons heeft bereikt de oorspronkelijke is of een – door de monniken die het hoogstwaarschijnlijk hebben opgetekend – met christelijke elementen verrijkte versie.

Hieronder een klein gedeelte van de tekst in het oud Engels en in een vertaling.

.

ðá þæt onfunde     sé þe fela aéror
módes myrðe     manna cynne
fyrene gefremede     –he, fág wið god–
þæt him se líchoma     laéstan nolde
ac hine se módega     maég Hygeláces
hæfde be honda·     wæs gehwæþer óðrum
lifigende láð·     lícsár gebád
atol aéglaéca·     him on eaxle wearð
syndolh sweotol·     seonowe onsprungon·
burston bánlocan·     Béowulfe wearð
gúðhréð gyfeþe·

.

Toen merkte hij, die eerder vele,
ellende in zijn geestop de mensheid
wreedheden had gepleegd  –hij, die vocht met God–
dat zijn lichaam hem niet wilde gehoorzamen,
maar hij werd door de stoutmoedige bloedverwant van Hygelac
aan de hand gehouden;  elk werd door de ander;
verfoeid zolang hij nog leefde; lichaamspijn voelde hij,
de ontzagwekkende boeman; op zijn schouder werd
een grote wond zichtbaar, zenuwen sprongen,
spieren barstten; Beowulf werd
oorlogs-lof gegeven;

.

Beowulf

Eerste bladzijde van de oude tekst.

Beowulf-2007-beowulf-15468318-1534-1132

Met dank aan Wikipedia.