Site-archief

Vreemd vel

Mahlu Mertens

.

De sinds 2011 in Gent woonachtige Nederlandse dichter Mahlu Mertens (1987) is naast dichter ook theatermaker én doctor in de literatuurwetenschap werkt nu als postdoc aan de Universiteit Antwerpen. In 2019 debuteerde ze met de bundel ‘Ik tape je een bed’ bij uitgeverij Peeraer. Deze bundel won in 2019 de eerste Zeef Poëzieprijs. Haar gedichten verschenen eerder in Het gezeefde gedicht, het Liegend Konijn, Meander, de Poëziekrant en in bloemlezingen zoals ‘Zwemlessen voor later’, ‘Uit de Zeef’ en ‘De grote inkijk’. Dit jaar verscheen haar tweede bundel bij uitgeverij De Zeef met als titel ‘Brooddoosomhelzing’.

Taco van Peijpe schreef in zijn recensie van deze bundel op de website van Meander: “Mahlu Mertens biedt in deze bundel een verzameling toegankelijke gedichten in parlandostijl. De inhoud is veelal anekdotisch en ondubbelzinnig. Desondanks zijn het heel poëtische teksten dankzij de originele metaforen, de beeldende taal en de doordachte strofe-indeling.” Reden genoeg dus om een gedicht van haar hand uit haar debuutbundel hier te plaatsen.

.

Vreemd vel
.
Vanavond is de dresscode wit
in deze maatschappij. Morgen ook.
Met een kleur kom je het feest niet binnen.
.
Als je wil, mag je mijn vel wel aan.
Van kop tot teen, inclusief haar,
zolang je belooft vanuit je heupen te lopen.
Leg mijn lijf maar in de zetel.
.
Je zult je kleiner moeten maken
dan je bent, schouderbladen tegen elkaar,
ruggengraat gekromd, ietsje door de knieën,
maar je zult vrijer kunnen ademen
.
als je een politieagent passeert.
Probeer gerust een keer zwart te rijden,
maar oefen op je dommeblondjesblik.
Bouwvakkers zijn een ander verhaal.
misschien heeft je zus dat al verteld?
.
Blikken zullen anders over je heen dwalen
vertragen bij borsten, bij billen,
opzichtig je decolleté in glippen.
.
Veiligheidswaarschuwing: niet na zonsondergang gebruiken
in een donker park, korte rokjes op eigen risico.

.

Avier

Luuk Wojcik

.

Terwijl ik mijn huis aan het schoonmaken was kwam ik een oude koffer tegen die ik jarenlang voor mijn werk had gebruikt. Terwijl ik de inhoud aan het selecteren was op wat er weg kon en wat ik wilde bewaren kwam ik ook verschillende dingen tegen die met mijn poëzie verleden te maken hebben. Een aankondiging van het Haagse Hofjesfestival waar ik in 2018 voor het eerst aan meedeed, een visitekaartje van Atelier9en40 van Alja Spaan waar ik bij Alkmaar Anders voordroeg, een aantal ansichtkaarten van het Alkmaars Dichtersgilde uit 2018, een proefdruk van twee bundels ( ‘Zoals de wind in maart graven beroert‘ en ‘Je hebt me gemaakt met je kus‘), een proefdruk van de eerste bundel van Evy Van Eynde ‘Zal ik liefde noemen‘ die ik uitgaf met MUGbooks in 2019 en een A4 van Avier.

Avier was een onafhankelijk literair vlugschrift dat verscheen in 2012 t/m 2014. Dat er na 2014 nog wel sprake was van enige activiteit blijkt uit het feit dat mijn A4 Avier een gratis winternummer was (nummer 17) uit 2016. De publicaties werden verzorgd door de Stichting Literaire Activiteiten Avier (SLA | Avier) en bevatten werk van zowel bekende als minder bekende dichters. Het snelschrift werd verspreid tijdens de vier keer per jaar georganiseerde presentaties van de stichting. De samengestelde website is inmiddels uit de lucht.

In mijn winternummer staan gedichten afgedrukt van Jana Beranová, Else Kemps, Piet Gerbrandy, Stella Bergsma, Jean Pierre Rawie, Jesse Laport, Koenraad Goudeseune, Delphine Lecompte en Luuk Wojcik. Omdat de laatste naam mijn niet bekend voorkwam wilde ik wat meer over hem te weten komen.

Luuk Wojcik (1993) publiceerde in Meander, Absint en op De Optimist. Iemand zei ooit tegen hem: ‘Ik ben blij dat er mensen zijn zoals jij.’ Iemand anders zei tegen hem: ‘Het enige dat erger is dan verrotte jongens zijn jongens die erover liegen.’ De meningen zijn dus verdeeld over Luuk. Hij verdient zijn geld momenteel als keuken-assistent en werkt aan een coming of age-voorstelling met muzikant Pieke. Dit is een tekst van De Optimist uit 2016. Daarna is er weinig bekend over Luuk behalve een bericht uit 2020 waarin hij als kok aan het woord is.

Desalniettemin toch aardig om zijn gedicht ‘Op een plein’ hier met jullie te delen.

.

Op een plein

.

Dit is hoe een auto

langzaam voorbij rijdt

met zoekende ogen achter de ruiten: dreigend, ’s avonds.

Een plastic zak is een autoraam.

.

Er staan bomen meer dan bankjes.

Er is altijd wel wat, er zijn hier tradities.

.

Hier loop je alsof je ieder moment een traptrede tegen kunt komen.

In een razend tempo groeien de stenen.

In een situatie vlakbij een casino schreeuwen mannen naar moeders.

.

Azuurblauwe neonletters van het hotel verlichten de gezichten

van de minderjarige meisjes in de nachtwinkel.

.

Op de achterliggende weg zoeft een brommer voorbij.

Ik steek mijn arm uit, en maak van mijn hand een pistool, volg hem ermee,

maar ik heb niets in mijn lichaam dat op kogels lijkt.

.

 

Onderkoorts

Een recensie

.

De Vlaamse dichter Kris De Lameillieure (1962) publiceerde bij uitgeverij P zijn debuutbundel ‘Onderkoorts’. De bundel, zoals altijd bij P netjes uitgegeven, werd ‘geboren’ onder docentschap van een andere Vlaamse dichter Jana Arns, geen onbekende voor wie dit blog al wat langer leest. Voor dit debuut werden al verschillende van zijn gedichten  gepubliceerd in onder andere Het Gezeefde Gedicht, Het Liegend Konijn en De Schaal van Digther. Andere werden in wedstrijden genomineerd (Rob de Vos-prijs 2023, Boontje 2024) of bekroond als winnend gedicht (Sint-Gillis-Waas 2023, Ronse en Sint-Truiden 2024).

Dan de bundel. In 34 gedichten (volwassen verzen zo vermeld de binnenflap) geeft De Lameillieure in 4 hoofdstukken een inkijk in zijn dichterschap. Elk hoofdstuk wordt vooraf gegaan door een gedicht van Miriam Van hee (opnieuw een Vlaamse dichter) uit een van haar bundels.

Een eerste conclusie is dan ook snel getrokken; De Lameillieure omringt zich met niet de minste, en dat legt de lat al gelijk hoog. De opbouw van zijn gedichten is veelal dezelfde: strofen van twee regels en af en toe drie regels of een losse tussenregel. Maar wat verder meteen opvalt is hoe secuur De Lameillieure is in zijn beschrijvingen. Secuur en poëtisch. Het eerste hoofdstuk behandelt het afscheid en de dood. Op een liefdevolle manier, zonder sentiment.

De woorden die De Lameillieure gebruikt zijn zorgvuldig gekozen, dat is steeds het gevoel dat ik krijg wanneer ik de gedichten lees. Woorden met betekenis. Ik noteerde: gebreken, sterven, geslagen, onbewogen, wankel, verwart, voorbijschuift, vervreemd, scheuren in de plooien, de grond is ijl, kleuren verweerd, verwelken, verzinken, vermoeid en gerimpelde kilte. Hier wordt een palet geschilderd door de dichter dat aan de ene kant niets verbergt maar dat onder de oppervlakte de lezer meeneemt in de emoties die de afstand en het afscheid kleur geven.

De combinatie van onalledaagse verbindingen van woorden en hun betekenissen is een terugkerende factor in de poëzie van De Lameillieure. Een voorbeeld is het gedicht ‘Schaduwboksen’

.

Schaduwboksen

.

Herfst hangt uitgeteld in bomen en over muren

kruipt klimop verder dan voorheen terug.

.

Onze woorden met meeldauw bedekt, het blad

kleurloos en verkreukt, rijp voor het containerpark.

.

Wat rest aan oogst is doorgeschoten, het hart

verbloeid, nog goed voor zaad en overwintering.

.

Iemand in de spiegel houdt schijn  op, werkt zich in

nepzweet. Een stoot in het ijle, geen weerstand meer.

.

Bij twee gedichten op de site van Meander zegt De Lameillieure: “Mijn bedoeling en hoop was (en is) telkens dat het gedicht het persoonlijke overstijgt en de lezer even kan laten stilstaan. Poëzie is daarbij voor mij niet ‘levensnoodzakelijk’ maar een heel fijn ‘geschenk’. Ze mag mij tot verwondering leiden, tot verbazing en stilte, tot dankbaarheid en dikwijls tot diepe troost. Ik reken ze – in mijn gezonde egoïsme – tot een grote kostbaarheid.”

Uit deze uitspraak en uit de gedichten in de bundel blijkt voor mij dat De Lameillieure zijn  lezers en vooral ook zichzelf serieus neemt. In gedichten die qua poëtische elementen misschien hier en daar iets te wensen (of mogelijk te vragen) overlaat, ze zijn vrij in vorm maar vooral in expressie, wordt je als lezer steeds opnieuw uitgedaagd een gedicht te herlezen. Wat er staat bij een eerste lezing is niet noodzakelijk wat er een tweede of derde keer staat. De gelaagdheid en het spel met de taal maken de gedichten in deze bundel volwassen poëzie.

Op het eerste hoofdstuk na lijken de inleidende gedichten van Miriam Van hee in de volgende hoofdstukken wat willekeurig gekozen. Ik weet dat uitgeverijen en dichters graag thematische delen van een dichtbundel willen benoemen, ook als deze er op het eerste gezicht niet zijn. Ik vind dat geen probleem ware het niet dat ik dan toch naar de verbindende factoren op zoek ga. Als die er niet steeds blijken te zijn kan dat een teleurstellende conclusie opleveren. In ‘Onderkoorts’ is dat geenzins het geval. De gedichten zijn als unieke gedichten heel leesbaar en te genieten, ook zonder een leidraad of thema.

De Lameillieure levert met dit debuut een volwassen poëziebundel af, een bundel waarin veel te genieten valt voor de ware poëzieliefhebber. En voor mij geeft dit maar eens weer dat uitgeverij P een goede neus heeft voor dichters van deze tijd. Dichters die poëzie afleveren die een kop en een staart hebben, die niet gedreven worden door allerlei moderne ideeën over poëzie (prozagedichten, vormvereisten) maar gedichten afleveren waarbij je wat langer op kan kauwen en waar bij herlezing steeds nieuwe inzichten verschijnen.

Als voorbeeld het gedicht ‘Gouden uur’ dat is opgenomen in het hoofdstuk dat voorafgegaan wordt door het gedicht ‘Vakantie’ van Van hee.

.

Gouden uur

.

Voor elkaar zijn we klinisch, halen alles uit de kast.

We vegen het huis met een schop, knopen misverstanden

met sisaltouw tot bundels. Het snijdt de bloedtoevoer af

in ons bestand. De spankracht breekt.

.

In de kamer waait stof op bij elke zucht, blijft kleven

op het netvlies. we zeggen dat het wind is, wrijven de ogen

dieper in het rood, krassen op de lens. Kinderen zijn veilig

achter ons de kreukelzones.

.

Op mijn ribben draag ik je naam in blackwork. De inkt

puur en onverdund, de tekening in wervelingen.

Nog elke dag kruis ik jou, plooi mijn vingers in een kom

met barsten, was mij in zwerfkleuren.

.

Mythen en stoplichten

Alara Adilow

.

Ik lees de bundel  ‘Mythen en stoplichten‘ uit 2022 van Alara Adilow (1988). Haar debuutbundel waarmee ze in 2023 de Herman de Coninckprijs voor poëzie 2023 en de C. Buddingh’ prijs voor het beste debuut won. Wat betreft poëzie is het daar, tot op heden bij gebleven. In 2025 verscheen wel van haar hand de roman ‘Kijk es naar al dat licht’ die qua thematiek aansluit bij haar poëziedebuut; vrouwelijkheid, lichamelijkheid en de grenzen van gender, seksualiteit, het verlangen naar transformatie en metamorfose, identiteit en queerness.

Lezend in ‘Mythen en stoplichten’ vallen me een paar dingen op. Adilow neemt geen blad voor de mond, zaken worden benoemd, soms schaamteloos en dan weer heel poëtisch. Er staan twee kwatrijnen in de bundel (een gedicht of een strofe van een gedicht van vier versregels en twee rijmklanken waarbij het rijmschema meestal a-a-b-b is maar andere schema’s zijn mogelijk zoals in het geval van de kwatrijnen in de bundel die een rijmschema hebben van a-b-c-a en a-a-b-a ) en die vallen een beetje uit de toon bij de andere vrije gedichten. Adilow gebruikt in haar poëzie vele vormen en opvallend is dat ze met name in het laatste hoofdstuk stukken tekst ̶d̶o̶o̶r̶h̶a̶a̶l̶t̶. Dat heeft als gevolg dat je de tekst gewoon kan lezen maar weet dat de dichter dit heeft verwijderd. Wat een vervreemdend effect heeft op hetgeen je leest, alsof je in het hoofd van de dichter meegaat in het ontstaan van het gedicht. Tot slot viel mij op dat de woorden mythe en vooral de stoplicht(en) meerdere malen in de gedichten voorkomen maar dat dan weer in de eerste hoofdstukken.

In de bundel is er dus genoeg om je over te verbazen, van te genieten, iets van te vinden en een kijkje te krijgen in het hoofd en de ideeën van Adilow als dichter. Ergens las ik dat de poëzie van Adilow werd vergeleken met die van Rutger Kopland (NRC) en die vergelijking snap ik wel al is de poëzie van Adilow wat mij betreft wat rauwer en heeft het meer een rafelrandje. In een recensie op Meander schrijft Maurice Broere dat de redactie van de bundel wel wat zorgvuldiger had mogen zijn. Het voorbeeld van een grammaticale misser is in de 5e druk (die ik lees) inmiddels netjes gecorrigeerd (tweede zin van de eerste strofe). Goed dat daar in ieder geval aandacht voor is. Uit de bundel koos ik het titelgedicht.

.

Mythen en stoplichten

Het lichaam gehuld in tijdelijkheden
wordt nagejaagd door een ziel
in een donkere zaal gevuld met kabaal van een verleden.

In de verte wieken zwaluwen over bergtoppen. Er klotst een beek
langs koele, groene stroken, er zit geen dak op deze herberg.
Ik wring mijn hart uit: regen, donderwolken, syntax
gebroken wetten, trage jazzmuziek.

Wat zal de argumenten van mijn wonden weerleggen?

Dwalend door die lange straat, met al die gezichten
alle kostuums die ik droeg, de mannen aan wie ik valse namen gaf
en de vrouwen waartegen ik loog uit schaamte.

Er is geen vuur in poëzie.
Ik heb er lang naar gezocht, gezocht naar vuur en hamers.
Ik vond enkel weerspiegelingen in troebelheid
daar kun je geen vestiging van scheppen.

Ik vond in poëzie een wentelen uitdijend, een gevoel van ontspruiten.
Alsof ik een gewas was in taal. Alsof ik meer was dan een kist
vol vertogen opgeborgen in een lichaam.

.

piepkleine alien

Bo Vanluchene

.

Op zoek naar nieuwe dichters kom ik steeds opnieuw verrassingen tegen. Zo ook dit keer. Ik las op de website Aanlegplaats een stuk over haar en vervolgens ben ik op zoek gegaan naar meer informatie. In Stillmagazinen 9, akte van berouw, een uitgave van de KU Leuven, las ik het volgende: Bo Vanluchene (1988) studeerde journalistiek en schreef voor (bijlages van) De Morgen, Het Laatste Nieuws en De Standaard Avond om uiteindelijk te landen bij Het Nieuwsblad. Daar schreef ze enkele jaren de column ‘Bo luistert af’ in de weekendbijlage, werkt ze met veel plezier bij het online team en coördineert en schrijft ze film- en serierecensies. Daarnaast houdt ze zich graag bezig met poëzie. Bo woont in Antwerpen, maar haar hart klopt in Londen, de stad van musicals, queer (nacht)leven en haar partner Jamie.

Ik begrijp van de informatie van Aanlegplaats dat ze zich daar inmiddels gevestigd heeft. En dat haar debuutbundel in februari 2026 wordt verwacht. Op 2 mei van dit jaar verscheen al een gedicht op de website van Meander van haar met de titel ‘de vampier & ik‘ uit de groepsbundel ‘De ogen van de uil‘ uit 2025, en in de bundel ‘Nog een lente‘ uit 2010 blijkt ook al een gedicht van haar opgenomen. In Het Liegend Konijn 2025/1 staan vier gedichten van haar hand. Uit deze gedichten koos ik het gedicht ‘de piepkleine alien in het piepkleine kamertje spreekt’.

.

de piepkleine alien in het piepkleine kamertje spreekt

.

ik ben een

piepkleine alien

die een lichaam bestuurt

vanuit een piepklein kamertje

.

vlakbij mij bonst een levensgroot hart,

hoor ik stromen en pompen en

geslik, de machine loopt

gesmeerd

.

als een binnenstebuiten poppenspeler kleed ik mijn mensenlijf aan

om op stap te gaan, hoe je in gepaste schoenen moet staan

heb ik allang geleerd

.

niemand weet dat ze eigenlijk praten

met mij, meesterbrein, misvormde miniatuur,

beeldschoon schepsel van het universum,

kruipkoning. garnaalgeneraal, vernielziel

.

soms fantaseer ik dat ik het hartklepje

open, eruit sluip, wie ik ben

zomaar kan zeggen,

.

maar ik ben een enorme alien,

dan moet ik de hele wereld

in de as leggen

.

30 jaar Meander

Jubileumbundel

.

Meander, literair E-magazine voor Nederlandstalige poëzie bestaat dit jaar 30 jaar. In 1995 werd Meander opgericht door Rob de Vos (1955-2018). De Vos was de vennootschap vader en de stuwende kracht achter Meander, die in 1995 begon als e-mailnieuwsbrief met gecombineerde website. Jarenlang bestierde Rob de Vos Meander samen met een grote groep vrijwilligers tot zijn onverwachte overlijden in 2018. Toen nam Alja Spaan het stokje over als voorzitter van de stichting en sinds dat jaar ben ook ik als bestuurslid en secretaris toegetreden tot het bestuur dat verder bestaat uit Peer van den Hoven (penningmeester). Inmiddels is Meander flink gegroeid en heeft het maar liefst 43 vrijwillige medewerkers.

Deze medewerkers verzorgen de interviews, de recensies, de website, de social media, de commentaren, de kopij, de columns, de readymades, de klassiekers en de nieuwsbrief. Sinds een aantal jaren organiseert Meander ook de Rob de Vos poëziewedstrijd en een jaarlijkse medewerkersdag. Ook wordt met enige regelmaat een bundel of boek gepubliceerd. Zo werd in 2010 de bundel ‘Nog een lente‘ 30 dichters gekozen door Meander, uitgegeven door uitgeverij P en verscheen in 2023 de bundeling ‘Wat maakt een gedicht goed?  met bijdragen van Meander medewerkers.

En nu, na 30 jaar vele medewerkers en duizenden bijdragen verder verscheen bij Meander de bundel ’30 jaar Meander’, opnieuw met bijdragen van medewerkers en opnieuw vormgegeven door Bart van BRRT.Graphic.Design. De medewerkers werd gevraagd ‘iets’ te schrijven dat betrekking had op Meander. En daar werd in grote mate gehoor aan gegeven. Door persoonlijke verhalen maar ook door middel van poëzie.

Uit die laatste categorie koos ik voor de bijdrage van Annet Zaagsma (medewerker sinds 2021) getiteld ‘Alles wat in de ochtend weer verdwenen is’.

.

Alles wat in de ochtend weer verdwenen is

.

Ik schrijf alleen. Er mag niemand in de buurt zijn.

Mijn kinderen slapen.

Ik zet een eerste stip, neem de ruimte.

Kijk rond in een droom waar mijn denken

traag en mistig is, probeer de details

te proeven die belangrijk zijn.

.

Tussendoor de afwas, of in bad

ontstaan woorden die spelen, buitelen

zonder harde gedachten.

Onderweg naar de Spar

kan ik al trappend fijne regels binnenkrijgen

.

waarvan de meeste verloren gaan

omdat ik wil doorrijden

omdat ik word afgeleid door een vogel

een berg of een kerk

omdat het geheugen

nu eenmaal zijn beperkingen heeft.

.

’s Nachts overvalt me dan het gedicht

aan de rand van mijn gezichtsveld.

Onscherp in halfslaap is het de kunst

die briljante flarden te vangen in leesbare krabbels.

Alles wat anders in de ochtend weer verdwenen is.

.

Lijm

Kurt De Boodt

.

Zo nu en dan ontdek ik een dichter die ik nog niet ken. Zo zat ik in de vuistdikke verzamelbundel ‘Nieuw Groot Verzenboek’ 600 gedichten over leven, liefde en dood, samengesteld door Jozef Deleu uit 2015 (achttiende uitgebreide en herziene druk) te lezen toen ik het gedicht ‘Lijm’ las van de Vlaamse dichter, kunstcriticus en tekstschrijver Kurt De Boodt (1969).

De Boodt studeerde Germaanse Filologie aan de KU Leuven. Naast dichter en kunstcriticus was hij adviseur en tekstschrijver in de beleidscel van het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Tot 1999 was hij hoofdredacteur van het maandblad Kunst & Cultuur. Hij publiceerde de bundels ‘Mal dood lam’ (2024), ‘Wake’ (2019), ‘Ghostwriter’ (2015),  ‘Minnezang’ (2011), ‘Waarop de klok ontwaakt!’ (2008), ‘Anselmus’ (2004), ‘Moules belges’ (2002) en ‘En alles staat stil’ (2000).

Levity Peters schreef in zijn recensie van ‘Ghostwriter’ de bundel waaruit ‘Lijm’ werd genomen: “Het enige dat ik proef in deze poëzie is zijn boosheid op anderen, op de domheid van anderen, het machtsstreven van anderen, de onrechtvaardigheid van anderen, de meedogenloosheid, de harteloosheid, hun eeuwige tekort. Ik ga ervan uit dat de haat om het onrecht uit betrokkenheid voortkomt. Ik hoop dat Kurt de Boodt in een volgende bundel wat meer van zijn liefde voor de wereld toont. Er is geen betere.” Hij schrijft dit nadat hij geconstateerd heeft dat er sprake is van een vermoeiende eendimensionaliteit “Niemand lijkt hier een binnenkant te hebben. De dichter zet iedereen als pionnen op zijn speelbord om zo zijn boodschap over te brengen. Als een echte ghostwriter.”

Toch lees ik in het gedicht ‘Lijm’ wel degelijk ook een andere kant van De Boodt. Het gedicht is opgedragen aan Vosje de kater en een In Memoriam voor José Vermeersch (1922-1997) een Vlaamse beeldhouwer en kunstschilder. Oordeel zelf.

.

Lijm

I.M. José Vermeersch en Vosje de kater

.

We kunnen het altijd met minder doen.

.

Zie: het keramische hondje dat de kater nu

van de kast stoot, valt nu op de keukenvloer

in gruzelementen uit elkaar. Onlijmbaar.

.

De maker is al jaren zaliger. Zijn honden

mannen en vrouwen uit gebakken klei

beven op aarde, in huiskamers en musea, na.

.

Hondje overleefde verhuis en ochtendhumeuren.

Het stond hoog buiten bereik van poetsvrouwen

en dochters die te groot werden voor kattenkwaad.

.

Tot de kater zich de kast op joeg en ongelukkig bewoog.

In mijn hoofd snijden scherven geheugensporen open.

Kater kijkt schuldig maar bekomt zienderogen van de schrik.

.

De waarde van kunst hoort emotioneel te zijn.

De waarde van kunst zit in het hoofd van de kijker.

Een onlijmbaar hondje is goed voor de vuilniszak.

.

Terwijl ik dit tik, likt andere kater mijn baard.

O wat genieten poezen toch van het ogenblik.

Genoeg gelikt, rotkater, ik zie mijn beeldscherm niet.

.

We leven niet in musea die kunstwaarden bewaken.

Zo. Hondje staat weer op de kast, gelijmd en wel

van herinneringen aan voor altijd bij elkaar blijven.

.

We kunnen het altijd met minder doen

maar zonder elkaar, dat niet.

.

 

 

huis-thuis

Dubbelgedicht

.

Vandaag was ik mijn bureau aan het opruimen en onder een stapel papieren kwamen een aantal ansichtkaarten tevoorschijn. Het waren ansichtkaarten die ter gelegenheid van de Poëzieweek in 2024 zijn uitgegeven en verspreid. Het thema van de Poëzieweek 2024 was ‘Thuis’ vandaar dat de drie kaarten dit als thema van de gedichten hebben. Ik heb er twee uitgekozen als dubbel-gedicht.

Het eerste gedicht is van Jos van Hest (1946) schrijver, dichter, publicist, poëziedocent. organisator van poëziepodia en collega bij Meander. Het gedicht is getiteld ‘De wereld wordt je huis’ en verscheen in het magazine Dichter nummer 6 in 2017 bij Plint met als thema Nieuwe buren.

Het tweede gedicht is van Esohe Weyden (1999) Vlaams schrijver, dichter, presentator en jurist. Het gedicht getiteld ‘thuishaven’ verscheen in haar bundel ‘Tussentaal’ uit 2022.

.

De wereld wordt je huis

.
In de vensterbank bloeien de sterren
bij de voordeur groeit zeldzaam geluk

Nachten glanzen als zwarte parels
dagen glinsteren als golven in de zon

De wereld wordt een huis met open ramen
wolken zweven naar binnen en buiten

Geen land hoeft ooit nog op slot
er zijn kamers voor alle seizoenen

.

thuishaven

onthaarde pleintjes
waar ’s zomers billen kunnen branden
waar het leven over de stenen struikelt
en top-down het hart verwarmt
misschien wat klapstoelen verspreid
met benen over elkaar geslagen
gesprekken gespuwd en geslikt
met een glas tussen drie vingers geklemd

.
tussen deze bakstenen gangen
verliest de zwaarte haar adem groeit
er ruimte om te bouwen
aan de hersenspinsels als spinnenwebben
achter onze ogen vastgeplakt
dit station brengt naar en van
fluistert ideeën wanneer je beweegt
en wanneer sirenes in de verte
neuriën in je slaap

.

Oude lied

Zwagerman en Kopland

.

Begin deze maand was de medewerkersdag van Meander, het literair e-magazine voor Nederlandstalige poëzie met haar nieuwsbrief die wekelijks naar ruim 5000 abonnees wordt gestuurd. Op deze dag werd ook een quiz georganiseerd over poëzie die ik samen met Cora de Vos had gemaakt. Een van de vragen die gesteld werd was ‘Rutger Kopland inspireerde met zijn gedicht ‘Jonge sla’ talloze dichters tot een bewuste imitatie in de stijl van het gedicht. Hoe noem je een dergelijke persiflage? Het antwoord op deze vraag is natuurlijk een pastiche.

In de bundel ‘Bekentenissen van de pseudomaan‘ van Joost Zwagerman (1963-2015) uit 2001 staat een pastiche op precies dit gedicht van Kopland. Overigens kwam Joost Zwagerman ook terug in de quiz (tot welke stroming behoorde Zwagerman?) en er was ook een vraag over Rutger Kopland (wat is de echte naam van Kopland?).

Terug naar het gedicht van Zwagerman. Het gedicht heeft de titel ‘Oude lied’.

.Oude lied, dichter over dichter

Oude lied

.

Hoe langer het duurt, hoe langer

                                                                       je liefhebt

Rutger Kopland

.

Niks kan ik hebben,

het ontluiken van meisjes,

grote gevoelens, hun toefjes

ademhaar  kan ik met vochtige ogen

zien verdorren, daar ben ik

werkelijk slap in.

.

maar oud smegma het hele jaar door,

ontijdig gekoekt, duvels hard,

in hun droge plooitjes, yess!

.

Verknoping

Sandra Roobaert

.

In 2023 debuteerde de Vlaamse dichter Sandra Roobaert (1968) bij uitgeverij De Zeef met de bundel ‘De inventarisatie van wat blijft’. De bundel kreeg goede recensies. Zo schrijft Tom Veys op de website van Meander: “De dichter schrijft pur sang. Vrijwel alle prozagedichten zijn volle gedichten die zich twee keer laten openplooien. ‘De inventaris van wat blijft’ is meer dan een inventaris, het is een geslaagde en gelaagde debuutbundel waarbij verwondering en maatschappijkritiek verschillende kansen krijgen, zowel door taal, als door inhoud.”

Sandra Roobaert won in 2022 met het gedicht ‘Als het trilt’ de Poëzieprijs van de stad Oostende. Ze bedacht Dichter&Dichter waarbij je als dichter (maar ze geeft ook andere beroepsgroepen de mogelijkheid dit te doen) echt in gesprek gaat met een andere dichter, of zoals ze het zelf beschrijft: “Omdat ik hou van gesprekken die veel meer zijn dan praatjes of babbels (maar niks mis met praatjes en babbels hè). Omdat we als auteur / maker / creatieveling voortdurend de boodschap meekrijgen dat een online community en sociale media onmisbaar zijn om te groeien. Ik wil dat niet betwisten of ontkennen, maar wil er graag iets naast zetten.”

In 2023 leverde ze een bijdrage aan ‘Wat maakt een gedicht goed’ een uitgave van Meander, werk van haar verscheen in Het Liegend Konijn, De Poëziekrant en Meander en op Het Gezeefde Gedicht. Van 2020-2022 volgde ze de tweejarige opleiding poëzie aan de Schrijversacademie Antwerpen.

Uit de bundel ‘De inventarisatie van wat blijft’ koos ik het gedicht ‘Verknoping’ . Dit gedicht werd ook opgenomen in ‘de 44 beste gedichten van de Herman de Coninckprijs 2024’.

 

.

Verknoping

.

We waden door de wereld als vissers zonder boot

we stevenen door de gangen van de supermarkt met fuiken voor de buik

aanhangsels genaamd armen vangen

van elkaar zien we de blikken erwten de ananas de afro de blokhak

we taxeren stoppels oogwal kleurspoeling.

.

Achter ons trekken we onzichtbare sleepnetten

dat van de man bij de ontbijtgranen bevat diepgevroren het pesten voor de bel

het mijne een uitval in ochtendchaos naar de voeten van een zusje

het rukken aan schoenen maat 33.

.

Wanneer we elkaar naderen raken netten verstrikt

het mijne en het zijne in kortstondige verkoping

zijn kinderangst rolt in mijn oude blauwe jas van zestien

mijn gevit van lang geleden glijdt door zijn mazen.

.

Tegelijk naar hetzelfde pak koffie grijpend gaan we lichtglimlachen.

.