Site-archief

Haagse dichters

Dichters-top

.

Eerder dit jaar schreef ik al over het Haagse antiquariaat Colette en wat een rijkdom het hebben van een antiquariaat in een gemeente is. En in 2019 schreef ik over Haagse dichters naar aanleiding van de bundel ‘Den Haag, de stad van gedichten‘. Deze twee komen (in samenwerking met Het Woordenrijk) nu samen op 25 mei in Colette aan de Reinkenstraat 45 in Den Haag. In een dichters-top (een duidelijke verwijzing naar de NAVO-top die niet ver van Colette plaats vindt in Den Haag) onder het mom van ‘Poëzie versus Politiek’ treden maar liefst 32  Haagse dichters op zoals Kees ’t Hart, Edith de Gilde, Marilou Klapwijk, Dian van Faassen en Alexander Franken.

Het is de bedoeling dat tijdens de bijeenkomst in de tuin en op het terras van de boekhandel in de Haagse wijk Duinoord poëzie te horen is uit alle landen die binnen de NAVO zijn verenigd. De dichters wordt gevraagd een – bij voorkeur geëngageerd – gedicht van zichzelf voor te dragen en een gedicht in vertaling van een dichter naar keuze uit een NAVO-land. De 32 landen worden daarvoor willekeurig verdeeld onder de dichters.

Als voorproefje een gedicht van Kees ’t Hart (1944) uit de gelijknamige bundel ‘Kinderen die leren lezen’ uit 1998.

.

Kinderen die leren lezen

.

kinderen die leren lezen
zitten in lokalen
uit te rusten van
onrustige verhalen

er hangt een stilte
zoals tussen auto’s
op parkeerkerreinen
en tussen bomen

en juf beklimt
het podium
met wit papier

kinderen die leren lezen
hangen letters te drogen
aan de wanden
van de klas

in de winter steekt
juf de kaarsen aan
en kinderen die leren lezen
mogen zingen

en ze beschilderen papier
met de lievelingskleuren
van hun lievelingsdier

kinderen die leren lezen
denken aan de slaap
van de komende nacht

.

Vingersporen

Iduna Paalman

.

Afgelopen week liep ik in de boekwinkel die samen met de bibliotheek Amstelveen gehuisvest is in een gezamenlijk pand en dan ga ik altijd even op zoek naar de poëzieafdeling. Nou ja afdeling, meestal zijn het een paar plankjes met poëziebundels. In het geval van deze boekhandel waren het drie plankjes, niet veel maar wie het kleine niet eert.

Tussen de bekende titels ook een aantal titels van plaatselijke dichters en de bundel ‘bewijs van bewaring’ van Iduna Paalman uit 2022. Nu heb ik deze bundel maar op dit exemplaar was een ‘Libris-tip aangebracht (op een wikkel om de bundel). Ene Nikki Srofice schreef daarop: “Al sinds 2019 ben ik fan van Iduna Paalman om haar teksten die maatschappelijk zo urgent voelen en me dwingen om steeds opnieuw te lezen en steeds iets nieuws te ontdekken + winnaaer J.C. Bloem-Poëzieprijs”.

Dat laatste heeft Nikki er denk ik bij geschreven als extra bewijs dat deze bundel echt de moeite waard van het lezen is. Dat ben ik met haar eens. Thuisgekomen heb ik deze bundel van Iduna Paalman (1991) er nog eens bij gepakt en wat Nikki schrijft dat klopt wel. Daarnaast bevat deze bundel prachtige gedichten zoals het gedicht ‘Vingersporen’. Of wat Nikki schreef ook voor dit gedicht opgaat weet ik niet maar dat doet er ook eigenlijk niet toe. Een fraai gedicht is het.

.

Vingersporen

.

Je hebt me intussen in de gaten

ik speel voor doedel en voor droel op het schavot

er zijn maar weinigen die zelfs het gat bezaten

van mijn hemd want alles vernielt zichzelf eerst zachtjes en is dan gewoon kapot

.

ik weet: ik ben de afgeleide van de publieke smaak

een voetenbank voor alles wat loom naar ontwarring ligt te happen

ik veracht de oude planken en bemin ze veel te vaak

ik struikel nooit maar krijg wel bijna wekelijks de klappen

.

er is iets wat je weten moet maar ik vertel het niet

het doet al lang de ronde in twee stilgelegde magen

er is altijd eentje die met valse tong het hoogste biedt

en het is waar: ik herken de kiezen en het slikken en de kalme vragen.

.

Heet me welkom, weet: ik houd voor jou al jaren mijn vingersporen bij

en er is niemand voor wie de strafverhoging feller blonk dan nu, voor mij.

.

Geborduurde poëzie

Joost Broere

.

Bij Studio Kers is begin dit jaar de bundel ‘Geborduurde poëzie’ van Joost Broere (1965) verschenen. Rotterdammer Joost Broere, die ernstig ziek is en in een hospice verblijft, debuteert hiermee als dichter die zijn gedichten of tekstjes in de geest van Jules Deelder (1944-2019) en C.B. Vaandrager (1935-1992) de wereld instuurt. Zijn goede vriend en Volkskrant journalist John Schoorl (zelf ook dichter) verzamelde jarenlang de oneliners (ironische en observerende waarnemingen) van Broere (vandaar de omschrijving van Schoorl ‘de best niet-dichtende dichter’) en bracht die tezamen in de bundel ‘Geborduurde poëzie’ als cadeau voor zijn 60ste verjaardag.

De droogkomische, stoïcijnse dichtregels die Schoorl noteerde zullen veel mensen niet direct als poëzie zien. Toch zijn ze heel goed te plaatsen in de absurdistische en ‘niet-poëtische’ gedichten van Vaandrager, Deelder en Riekus Waskowsky (1932 – 1977). Niet toevallig allemaal Rotterdamse dichters. Bijzonder en grappig ook dat Broere helemaal niet de intentie heeft dichter te worden, het lijkt hem een hoop nodeloos gedoe, en tijd ervoor heeft hij ook niet.

Toch verdient deze bundel wat mij betreft een plekje onder de poëziehemel. Heel veel mensen zullen smullen van de ‘gedichten’ van Joost Broere. Daarom hieronder een paar voorbeelden uit deze bundel.

.

Over hartzeer

.

Doet je hart pijn,

eet dan na het wandelen een garnalenkroket

.

Over voortplanten

.

Als de motor
eenmaal loopt

Draait het
vanzelf.

.

Over historisch besef

.

Voor die ene gelegenheid
droeg opa altijd

zijn Duitse tropenbroek.

.

 

Hoveling bij nacht

Jolies Heij

.

Het is al weer even geleden dat ik een erotisch gedicht plaatste dus dacht hop met de geit. Op zoek kwam ik onder andere op de website Easytoys. Zij organiseerde in 2019 een erotische gedichtenwedstrijd. Verder op de website niets meer over gevonden, ik vraag me dan ook af of daar iets poëtisch uit voort is gekomen. Verder zoekend kwam ik op de website Poëzie verrijkt het leven en daar kwam ik een gedicht van Jolies Heij (1964) tegen. Jolies ken ik al lang, van de Poëziebus-tour 2019, Dichter bij de bar (2014) en verschillende poëziepodia.

Het gedicht ‘Hoveling bij kaarslicht’ gaat over een ‘slechte man’. Jolies Heij geeft toe, dat zij weleens een relatie heeft met een slechte man. Dit moderne sonnet verscheen in de bundel ‘Van het Oosterdok 2014’.

.

Hoveling bij kaarslicht
.
We huisden in het café bij regen:
een nurkse buikdanseres probeerde
een spreekpop uit. Verderop lagen
massagraven te weken. De kroegbaas

jammert alsof ik hem versta. Even later
wil hij dineren bij kaarslicht, daarna
de wax op mijn billen laten sissen.
Ik vraag of het normaal is dat mijn

kozakkenman een laars in mijn mond plant
giftig zaad in mijn tepelkloven spuit.
Soms praten wij met elkaar. Als hij het

doet, doet hij het zeker en vlug, al is
de afwerking wat stug. Normaal is het
niet, zegt mijn hoveling, maar wel nobel.

.

Bijtgraag

Max Temmerman

.

Vandaag voor mijn boekenkast gaan staan (één van de vier met poëzie) en daar, met de ogen gesloten een bundel uit gepakt. Dit keer is dat het lijvige ‘Nieuw Groot Verzenboek’ 600 gedichten over leven, liefde en dood uit 2015, samengesteld door Jozef Deleu (1937).

Opnieuw dit boek op een willekeurige pagina opengeslagen en daar op pagina 378 staat het gedicht ‘Bijtgraag’ van Max Temmerman, uit de bundel ‘Vaderland’ uit 2011.

Max Temmerman (1975) debuteerde met deze bundel, welke hem meteen in 2012 een nominatie voor de C. Buddingh’-prijs opleverde. In 2013 verscheen de succesvolle opvolger ‘Bijna een Amerika’ waarvoor hij de Herman de Coninck Publieksprijs kreeg en werd genomineerd voor de Jo Peeters Poëzieprijs 2014 en de J.C. Bloemprijs 2015. Zijn laatste dichtbundel is alweer van 2019 getiteld ‘Huishoudkunde’.

Max Temmerman schrijft gedichten voor de Eenzame Uitvaart te Antwerpen, een initiatief (ook in Nederland bekend) waarbij een passend gedicht bij de uitvaart van eenzame overledenen wordt voorgedragen.

.

Bijtgraag

.

Er is een klare lijn die jou omspant.

Van de achterkant van je hoofd

over het profiel van je ogen

van je vingers de onderkant en

langs de rug van je hand.

Via de regelmaat van die handen

bovenop je armen die omarmen

tot aan je benen die spreiden en verdwijnen.

.

Als een draaiende as figureert je hals. Hij loopt over in je rug,

verkent je schouders en mondt uit in je borst.

.

Je lippen, je tanden en de optelsom van je volle mond,

je buik, van het zachte en je buik, van het harde.

.

En overal je huid van warmte en geur.

Daar eindigt alles: hoe je ruikt naar wat seizoenen voorspellen.

Van wat ’s winters trilt boven donker water

tot het stoffige en broeiende van withete zomers.

.

Ik stel voor: laten we beginnen bij het begin en laten we het daar

dan ook bij houden. Laten we met de rede van onze jaren duidelijk maken

waar het op staat. Hier komt geen einde aan. Wij zijn niet van gisteren

en we doen dit al langer dan vandaag. We hebben geen vergelijk

en als we in elkaar bijten dan doen we dat rakelings en schaamteloos

en zo gulzig als onze honger dat vraagt.

.

 

 

gedichten op straat

Manuel Alcántara

.

Ik dacht dat ik veel schreef. En dat is ook zo want sinds oktober 2007 schrijf ik op dit blog en ongeveer vanaf medio 2009 plaats ik elke dag (zonder uitzondering) een bericht op dit blog). Totdat ik de Wikipediapagina (in het Spaans) van journalist en dichter Manuel Alcántara (1928-2019) opende en daar las dat hij  meer dan zestig jaar lang zonder onderbreking minstens één artikel per dag in verschillende landelijke kranten publiceerde, waarmee hij de langstzittende en meest gelezen columnist in Spanje werd. Je hebt natuurlijk altijd baas boven baas en zestig jaar ga ik niet halen.

Ik kwam op zijn pagina omdat ik in Estepona was (Andalucia, Spanje) waar de oude binnenstad verluchtigd is met heel veel tegeltableaus waarop strofen en regels uit gedichten van dichters te lezen zijn, van met name dichters uit de streek. Naast Manuel Alcántara heb ik bijvoorbeeld ook een tableau van Antonio Machado gezien en nog een paar van mij onbekende plaatselijke dichters.

Alcántara debuteerde als dichter in 1951, op 23-jarige leeftijd, in de literaire cafés van Madrid, tijdens het zesde recital van de III-serie van poëzievoordrachten genaamd ‘Versos a medianoche’ (Verzen om middernacht). In 1953 ging ‘Alforjas para la poesía’ (Zadeltassen voor poëzie)  in première in het Chapí-theater, waarmee hij diverse prijzen won op de Bloemenspelen in Lorca en Gijón. Twee jaar later won hij de Antonio Machado Poëzieprijs met zijn eerste boek ‘Manera de silencio’ (Manier van stilte, 1955); en de Nationale Literatuurprijs voor ‘de Stad van die tijd’ (1961). In totaal zou hij 8 dichtbundels publiceren.

Van de website poemas del alma, heb ik het gedicht ‘En aquel tiempo’ genomen en vertaald.

.

Op dat moment

.

Ik had een hart dat kon regenen.
Februari vloog voorbij
en de digitale tijd bracht onze
handen, ogen en lichamen samen:
het land van excuses.
.
Net als de wind in de hoge vlaggen,
gedroeg deze muziek zich in ons.
.
Ik bleef achter met een zelfverzekerde, begeleide en
deskundige blik in de bossen van mijn jungle,
een trotse houthakker met wortels
die nooit verborgen hadden mogen blijven.
Hetzelfde oude werd anders:
de hele zee paste in een urn,
het ijs in de glazen kwam
uit een verre sneeuw, van ons en alleen,
mijn migrerende handen bleven
leven in jouw diepste land
en in mijn mond, altijd ontevreden,
de vragen plotseling berustend.
.
Twee mensen zijn er getuige van: de torens veranderen,
de dood stelt zijn laatste daden uit
en het leven roert zich en versiert zichzelf.
De dood moet als een spiegel zijn,
waarin je blijft kijken zonder ooit te zien.
Kom dichterbij. Meer. Laat er geen
dood of twijfel tussen ons beiden zijn.
Ik spreek tot jullie sinds februari en al eeuwenlang:
wij kennen de liefde door wat zij verlicht,
door wat zij verdraait, vergroot en bestuurt,
door haar manier van wandelen in de schaduwen…
En zo heffen wij, gedurende weken van vervolging,
met moeite onze ziel op.

.

Dag 5

J.A. Deelder

.

Vandaag een gedicht van de Rotterdamste aller dichters Jules Deelder (1944-2019). Uit de bundel ‘Moderne gedichten’ uit 1981 het gedicht ‘Der Untergang des Abendlandes’.

.

Der Untergang des Abendlandes

.

gezeten in het hemelsblauwe bad
neemt hij nadenkend de grote
zilveren zonnebril af en staart
door de kleine gouden zonnebril
die hij daaronder blijkt te dragen
naar de prehistoriese loopvogel
die aan het voeteneind
verschenen is
.
en terwijl hij stilaan vervliegt
tot een gas van onbekende
samenstelling
welt uit z’n kristallen keel
nog koel
de Waanzinsaria
.
– kijk eens in
m’n reet of
het theewater
kookt
.
een veelkleurige hagedis
verlaat vervolgens geruisloos
z’n navel
.
.

Theo Thijssenprijs 2024

Edward van de Vendel

.

Deze maand kreeg Edward van de Vendel (1964) de Theo Thijssenprijs 2024, met als ik het juryrapport mag geloven en waarom zou ik dat niet doen, unanieme stem. De Theo Thijssenprijs is een Nederlandse literatuurprijs die wordt toegekend aan een schrijver van oorspronkelijk Nederlandstalige jeugd- of kinderliteratuur.

In 1996 debuteerde Van de Vendel met de dichtbundel ‘Betrap me’ waarna hij een bewerking schreef van de Gysbrecht van Aemstel, gevolgd door de jongerenroman ‘De dagen van bluegrassliefde’. Van de Vendel schrijft ook toneel, non-fictie en liedteksten en teksten voor prentenboeken. Een all round schrijver en dichter kortom.

Zijn werk is onder andere vertaald in het Duits, Spaans, Frans, Italiaans, Noors, Deens, Chinees, Portugees en Georgisch. Zijn prijzenkast is inmiddels zo lang (met onder andere meerdere Zilveren Griffels en Gouden Zoenen en twee nominaties voor de Hans Christian Andersen Award) dat je je afvraagt waarom hij de Theo Thijssenprijs niet eerder heeft gekregen. Dit jaar kreeg hij eerder al de Gouden Poëziemedaille voor de dichtbundel ‘Gelukkig en blij’.

Het juryrapport stelt: Van de Vendel verstaat de kunst van het kijken. Het bijzondere ligt namelijk voor het oprapen, als je het maar wilt zien. Daarmee staat hij in de traditie van dichters als Jan Hanlo of K. Schippers. Ook de taal van Van de Vendel straalt vaak die voor-het-eerst-heid uit, met nieuwe woorden, originele beelden en fonkelende dialogen.

In het bundeltje dat werd uitgereikt tijdens de uitreiking van de Theo Thijssenprijs en waar ik van Marianne (van MUGzine) een exemplaar kreeg, staat, in het dankwoord van Van de Vendel (uiteraard zou ik bijna zeggen) ook een gedicht. Het gedicht is getiteld ‘Wat je moet doen als je moeder huilt’ en komt uit de bundel ‘Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt’ uit 2019.

.

Wat je moet doen als je moeder huilt
.
Ga
naast haar zitten,
tegen haar aan geschoven:
je armen van onder tot boven
dicht op die van haar.
Laat het praten maar aan vaders over,
aan vriendinnen en aan zussen,
en je hoeft de tranen ook niet
van haar slapen af te kussen,
je hoeft niets te begrijpen,
niets te vragen.
Je hoeft haar alleen maar te schragen –
schragen, dat betekent dus steunen,
met je lichaam dus.
Als ze voelt dat ze eventjes op je mag leunen
spoelt er een beetje gedoe
uit haar hoofd.
Hoe?
Dat doet er niet toe.
Iets met draagkrachtverschuiving
en onverwachte aandachtshydrauliek,
Maar de precieze mechaniek
maakt jou en je moeder natuurlijk
niets uit:
je zit huid aan huid
en je merkt
na een fijne, zachte tijd
dat het werkt.
Mama giet eindelijk
geen verdriet meer op de dingen
en buiten begint de zon
Griekse liedjes te zingen.

.

Bart Chabot

Blue Whisky

.

Als inwoner van de stad waar Bart Chabot (1954) geboren, getogen en woonachtig is, heb ik al lang iets met zijn werk. Niet alleen zijn poëzie maar ook zijn biografieën van Herman Brood (1946-2001) als ‘Broodje gezond’, ‘Broodje halfom’, ‘Brood en spelen’ en ‘Broodje springlevend’ heb ik met heel veel plezier gelezen. De biografieën van Herman Brood waren volgens columnist, schrijver en dichter Martin Bril (1959-2009) ‘Een van de mooiste biografieën van ons taalgebied’. Ik ben het met Martin eens.

Maar dus ook zijn poëzie volg ik al heel lang. Als jonge, nog enigszins verlegen dichter (wie had dat gedacht) zag ik hem begin jaren ’80 op het Voorhout festival in Den Haag aanschuiven bij een show van dichter Jules Deelder (1944-2019), met wie hij later nog in theaters zou optreden. In 2007 kreeg Bart Chabot de Johnny van Doornprijs, voor wie de optredens van Johnny van Doorn en die van Bart Chabot kent, geen verrassing.

Chabot debuteerde in 1979 met de bundel ‘Als u zó gaat beginnen’ gevolgd door ‘Popcorn’ in 1981. Hierna volgde nog verschillende dichtbundels. Zijn  laatste dichtbundel ‘Ooievaarsblues’ kwam uit tijdens de Boekenweek in 2024 in plaats van het Boekenweekessay. Maar begin november kwam er nieuw werk  van Chabot uit getiteld ‘Blue Whiskey’. In deze bundel schrijft Chabot verhalende gedichten over zijn verleden en zijn geliefden, over de natuur en over de wonderen van het leven.

Uit deze bundel nam ik het gedicht ‘Jachthaven’. Ik woon in de buurt van de jachthaven (in Scheveningen) en ik herken de sfeer van en de omgeving in het gedicht.

.

Jachthaven

.

de zon hangt erbij alsof vandaag een moetje is

het plezier is uit de plezierboten geweken

het water kabbelt

een enkele golf zoekt aanspraak

maar die wens blijft onbeantwoord:

de andere golven, klein grut, willen er niet aan

.

aan de overkant van de kade duikt een jongen

af en toe het water in, komt het water weer uit

en klimt terug op de kant, waarna de sprong zich herhaalt

.

’s middags laten de eerste druppels zich voelen

een vrouw houdt langdurig halt bij een woonboot

haar hond snuffelt en ruikt en snuffelt: die is iets op het spoor

.

het hotel dat verderop verrees zal spoedig zijn deuren sluiten

de verwachte bezettingsgraad werd nooit gehaald

ik tel mijn knopen; een klusje dat vlot is geklaard

de zon verkast naar elders, uitgekeken

en de aarde cijfert zich weg

.

er gebeurde niets; en dat was meer dan genoeg

.

Lucas Rijneveld

Noppenfoliefolie

.

Vandaag stond ik voor mijn boekenkast en heb ik, met mijn ogen dicht, de bundel ‘Kalfsvlies’ van Marieke Rijneveld (1991) gepakt. Van (sinds 2023) Lucas Rijneveld heb ik al enige tijd niets meer gehoord. Zijn laatste wapenfeit is alweer van 2022 toen hij het Boekenweekessay schreef voor het CPNB (Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek).

In 2015 ging er een kleine schok door literair Nederland toen Rijnevelds debuutbundel ‘Kalfsvlies‘ werd gepubliceerd, die werd bekroond met de C. Buddingh’-prijs 2016 voor het beste poëziedebuut van het jaar. Hierna volgde het uitroepen van Rijneveld door de Volkskrant tot literair talent van 2016.

De rest is geschiedenis. Het enorme succes van zijn roman ‘De avond is ongemak’ waarvoor hij in 2020 de prestigieuze International Booker Prize won, zijn 2e dichtbundel ‘Fantoommerrie‘ in 2019 waarvoor hij de Ida Gerhardt Poëzieprijs won in 2020, de rel rondom het mogelijke vertalen van Amanda Gormans voordracht ‘The Hill We Climb’ tijdens de inauguratie van president Biden in de Verenigde Staten en uiteindelijk het verschijnen van zijn derde bundel ‘Komijnsplitsers‘ in 2022.

Waar hij sinds 2018 elk jaar een roman of dichtbundel publiceerde, is er nu al sinds 2022 niets meer op literair vlak vernomen van Rijneveld behalve dan dat hij het gedicht voor de Nationale Dodenherdenking in 2023 schreef en dat zijn verwachtte roman ‘Het verdriet van Sigi F.’ om onduidelijke reden niet verscheen in 2023. En dat is spijtig. Ik ken Lucas al heel lang (sinds zijn 16e) en ik heb veel respect en waardering voor zijn werk. Als dichter is er geen ander zoals hem in het huidige tijdgewricht.

Maar gelukkig hebben we zijn bundels nog (in afwachting van nieuw werk). In de bundel ‘Kalfsvlies’ koos ik, opnieuw zonder te kijken, voor het gedicht ‘Noppenfolie’.

.

Noppenfolie

.

Van bovenaf gezien is dit trappenhuis net een badkuip, ik denk aan een film met een

clown die uit een putje kroop, sindsdien leg ik er bij het douchen een washandje op.

.

In een woning schuilen vele herinneringen als onderduikers die op een dag

tevoorschijn moeten komen, zoals de keer dat mijn broer onder mijn bed

was gekropen en een kat nadeed. Later was hij degene die voor het eerst

godverdomme riep, alleen met muren kun je kinderen binnen houden.

.

Toen ze hem kwamen ophalen stond vader in zijn overall half gebogen

met zijn hoofd tussen de spijlen van de trap, zweetdruppels op zijn

voorhoofd als noppenfolie als je hard werkt verbrand je op den duur

je tranen, riep hij. Ik vouwde mijn handen om mijn zusjes oren, hopend dat

hij naar beneden zou stormen, de radio aanzetten en dansen

.

zoals we van hem gewend waren. Vrolijk om de sfeer als verlichting

aan te knippen. Dat we zouden lachen en mijn broer niet opgeslokt werd

door monden van grijze meneren aan het einde van de traptreden. Mijn nachten

.

zwarter werden omdat ik nooit meer wist wie er zich nu dubbelvouwde om onder

mijn bed te kunnen passen, clowns niet langer eng waren, alleen maar eeuwig dronken.

.