Site-archief
Boos
J.A. Emmens
.
Ik bladerde door ‘De Nederlandse poëzie in pocketformaat’, samengesteld door Philip Hoorne en Chrétien Breukers uit 2012 en ik ontdekte dat deze handige, kleine uitgave destijds is uitgegeven door Compaan uitgevers uit Maassluis. Nu twijfelde ik even maar na een korte zoektocht bleek dat ik voor mijn werk daar ook een keer een boek heb uitgegeven: ‘Balkonscènes aan het water’ uit 2010 met onder andere poëzie van Pero Senda en Henriette Faas. Ik had de regie over dit boek gekregen van de gemeente (naar aanleiding van de bouw van een nieuwe wijk) en schreef er een inleiding voor.
Maar terug naar ‘De Nederlandse poëzie in pocketformaat’. Een pocket zonder inleiding, nawoord of enige duiding maar wel heerlijk gevuld met ruim 300 pagina’s gedichten van alle tijden. Waaronder een gedicht van de Rotterdamse dichter J.A. Emmens (1924-1971). Emmens was naast dichter ook doctor in de Kunstgeschiedenis en van 1958 tot 1961 directeur van het Nederlands Kunsthistorisch Instituut in Florence. Vanaf 1967 was J.A. Emmens hoogleraar algemene kunstwetenschap en ikonologie aan de Rijksuniversiteit in Utrecht.
Na zijn zelfverkozen dood in 1971 verscheen tussen 1979 en 1981 zijn ‘Verzameld werk’ in vier delen: zijn proefschrift, twee delen Kunsthistorische opstellen en een deel ‘Gedichten en aforismen’, dat veel meer materiaal bevat dan de drie kleine, tijdens zijn leven gepubliceerde bundels ‘Kunst- en vliegwerk’, ‘Autobiografisch woordenboek‘ en ‘Een hond van Pavlov’.
Uit ‘Gedichten en Aforismen’ uit 1980 van deze dichter hebben de samenstellers het gedicht ‘Boos’ opgenomen. Een grappige titel als je het gedicht leest. Ik weet niet precies waar en waarom Emmens ‘Boos’ werd maar het lijkt me een heel milde boosheid.
.
Boos
.
Het is bepaald overdreven te denken
dat het gedicht een poging betekent
om iets verstaanbaar te maken, laat staan
een uiting van priesters die god zien.
.
Een gedicht is niet meer dan een oor, om te grijpen
wanneer men geen woorden meer heeft
in officiële gesprekken, een railing
bij zeeziekte in de salon.
.
mooi neukweer
Jan Kostwinder
.
De dichtbundel ‘Alles is er nog’ uit 2003 van de jong overleden dichter Jan Kostwinder (1960-2001) samengesteld en ingeleid door Hein Aalders en Chrétien Breukers, bevat het poëtisch oeuvre van Jan Kostwinder, en bestaat uit de twee bij leven van de auteur verschenen bundels, uitgebreid met het nooit in boekvorm gepubliceerde ‘Donkere wolken pakken zich samen boven het hoofd van Meneer De Vries’ en een ruime keuze uit zijn verspreide en nagelaten gedichten.
Kostwinder werd geboren in Oud-Pekela en studeerde in Amsterdam Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1989 studeert hij cum laude af op de poëzie van Wilfred Smit, waarna hij les gaat geven aan het Atlantic College in Llantwit Major in Wales. Tijdens zijn studie Nederlands richt Kostwinder samen met Marisa Groen, Stef van Dijk en Rogi Wieg het tijdschrift Adem op, dat van 1986 tot 1990 zal bestaan. Hierin publiceert hij verhalen, gedichten en essays.
In 1988 debuteerde hij met de bundel ‘Binnensmonds’. In 1994 verscheen zijn tweede bundel, ‘Een kussen van hout’. Het boek ‘Een man alleen’, uit 1995, bevat beschouwingen over Cesare Pavese (geschreven in samenwerking met Hein Aalders). Jan Kostwinder schreef naast poëzie ook polemieken, een briefroman en verhalen.
Uit de bundel ‘Alles is er nog’ komt het gedicht ‘Een ansicht uit de Ardennen’.
.
Een ansicht uit de Ardennen
.
Het is mooi
neukweer vandaag.
.
Tussen de dode bomen
die op totempalen lijken
.
zeikt het
van de regen.
.
Altijd hetzelfde.
.
Wie gelukkig wil zijn
had thuis moeten blijven.
.
Bede
Martijn Teerlinck
.
Dichters kom ik op de meest voor de hand liggende plaatsen tegen maar ook regelmatig op minder voor de hand liggende plekken. Zoals in de rubriek ‘Heel prettig weekeinde’ in het Volkskrant Magazine van 5 maart. In die rubriek vertelt muzikant Blaudzun over zijn favoriete wijn, film, App, muzikant, albumhoes, fiets én dichtbundel. Die laatste is de bundel ‘Ademgebed’ van de op 26 jarige leeftijd overleden dichter Martijn Teerlinck (1987-2013). Teerlinck overleed aan het syndroom van Marfan, een chronische ziekte aan het bindweefsel.
Teerlinck won in 2010 het Nederlands kampioenschap Poetry Slam met zijn bezwerende en ritmische poëzie. In 2014 verscheen bij uitgeverij Lebowski postuum de bundel ‘Ademgebed’ met een voorwoord van Erik Jan Harmens. Chrétien Breukers noemt Teerlinck in zijn recensie van ‘Ademgebed’ op De Nieuwe Contrabas ‘de nieuwe Jotie ‘T Hooft van begin deze eeuw’. Hoe het ook zij, er is met het overlijden van Martijn Teerlinck een talentvol dichter heen gegaan die (volgens Blaudzun) ‘vanuit pijn en eenzaamheid een enorme menselijke veerkracht toont’.
Ui de bundel ‘Ademgebed’ is dit het gedicht ‘bede’.
.
bede
.
ook ik
ben een hond van
de sterren
.
ik bid richting
de grond
richting mijn mond,
mijn aardemond
.
ik bid mijn naam in,
mijn naam
die elke morgen
weer
omhoog komt
en mij wekt, wast
.
ik word gewassen
met bestrafte golven
.
bloemgebit, plantentong
zuurstofwoord, mijn zuurstofmoord
.
grootgeregend
pluk ik jou
mijn bek uit
.
Doodsbeenderenboom
Rinske Kegel
.
In de nieuwe MUGzine, #10 die half december wordt gepubliceerd staan naast dichters Laura Mijnders en Jabik Veenbaas ook dichter Rinske Kegel (1973). Schrijver van poëzie en kort proza. Rinske heeft in verschillende literaire bladen publicaties gehad, waaronder Revisor, het Liegend Konijn, De Gids en Op Ruwe Planken. Op dichtsite Meander is een interview met haar te lezen. Ook is haar werk in verschillende verzamelbundels gepubliceerd, waaronder ‘Dichters uit de bundel; De moderne Nederlandstalige poëzie in 400 gedichten.’ Samengesteld door Chretien Breukers en Diewertje Mertens.
Daarnaast was Rinske een tijdlang Dichter bij de Dag bij het radioprogramma Dit is de Dag op radio 1 van de E.O. Waarbij ze live in de uitzending een gedicht op maat maakte en heeft ze op een aantal festivals opgetreden waaronder Dichters in de Prinsentuin en Onbederf’lijk Vers. Van Rinske zijn 4 bundels/boekjes verkrijgbaar; twee bij uitgevers en twee gemaakt in eigen beheer. Op haar website kun je nog veel meer lezen over haar en haar werk.
Bij uitgeverij De Zeef verscheen in 2019 de bundel: ‘Als het maar en vacht heeft’. Uit deze bundel komt het gedicht ‘Doodsbeenderenboom’.
.
Doodsbeenderenboom
.
We waren er allemaal behalve hij en iedereen
zei hetzelfde en niemand wilde het horen en mijn neefje
wilde slagroom op de chocomel maar dat hadden ze niet
en hij bleef lang boos en eigenlijk waren we allemaal boos.
Boos op de koning en boos op de lakeien
ook al kregen we extra koekjes en vlogen buiten de bijen af en aan
als kleine traumahelikopters.
Onder een van de bomen in het park waar we net gewandeld hadden
lagen grote zwarte peulen, binnenin de peulen rammelde het.
.
Gedichten voor mannen
Kwukel
.
De gedichten in deze bloemlezing illustreren de stadia van een mannenleven. dat lees ik achterop de bundel ‘Gedichten voor mannen’ uit 2014. Meteen denk ik dat de titel verkeerd gekozen is, het zou moeten zijn ‘Gedichten over mannen’ maar dat is het dus niet. Dat is ook meteen mijn enige bezwaar tegen deze bloemlezing over de eerste verliefdheid, de eerste keer, voetbal en hechte vriendschappen, relaties en ontrouw, vaderschap, ouder worden en de dood.
Samenstellers Chrétien Breukers en Dieuwertje Mertens hebben voor uitgeverij Marmer een aardig overzicht opgesteld van gedichten over allerlei zaken rondom het man zijn. Overigens is er ook een uitgave van diezelfde uitgeverij met de (misleidende) titel ‘Gedichten voor vrouwen’ En denk nu niet dat in de bundel ‘Gedichten voor mannen’ louter mannelijke dichters zijn vertegenwoordigd, er staan ook volop gedichten van vrouwelijke dichters in.
Ik koos in dit geval wel voor een gedicht van een mannelijke dichter en wel voor het gedicht ‘Kwukel’ van Jaap Robben (1984) uit zijn bundel ‘Als iemand ooit mijn botjes vindt’ uit 2012.
.
Kwukel
.
Ik ben niet bijzonder,
daar ben ik aan gewend.
.
Ik kan geen truc
die niemand kent.
.
In de stilte van mijn hoofd
bewaar ik geen geheim
dat mij de moeite maakt.
.
Voor mij bestaat zelfs geen recept
omdat mijn vlees naar lucht en water smaakt.
.
Misschien moet ik maar hopen
dat een mensenhand na duizend jaar
een paar botjes van me vindt en zegt:
‘Ik weet niet wat het is geweest,
maar dit was zo te zien
een heel bijzonder beest.’
.
Epigram
Chrétien Breukers
.
Een epigram (puntdicht, sneldicht) is een kort en bondig gedicht met een woordspeling of pointe. Chrétien Breukers schreef het gedicht Epigram dat verscheen in ‘Tongebreek & Niemendal’ uit 2008. Aan jullie de vraag of het ook een epigram is uit de definitie.
.
Epigram
.
Vader, zoon en [weet niet meer]. Moeder
dochter, ijltempeest. Om nevelen.
Koele bries. Tempus fugit. Echo
uit een kaal heelal. Gewetensnood
op oordeelsdag. vader, zoon en [weet
niet meer]. Loeder. Tochtig. Van de geest.
.
Toon Tellegen
Stof dat als een meisje
.
Toon Tellegen ken en waardeer ik al heel lang. Om zijn verhalen, zijn creativiteit en zijn bijzondere fantasie. In 2009 verscheen van hem de bundel ‘Stof dat als een meisje’. Door de titel word ik al meteen gegrepen. Het is zo’n titel die je twee, drie keer moet lezen om te begrijpen waar de dichter zit met zijn gedachten en dat zijn vaak de beste.
Chrétien Breukers schrijft over Toon Tellegen en deze bundel: “Tellegens bundel is monumentaal, verpletterend, onontkoombaar en noodzakelijk” en “Bij Tellegen speelt het zich niet af in de oorlog, of ligt ‘het gevaar op de loer, maar staat alles in de schaduw van de dood” Daarnaast bouwt Tellegen aan een universum waarin “alles alsmaar hetzelfde is” maar doet hij dit vaak met humor.
Uit de bundel ‘Stof dat als een meisje” het gedicht zonder titel dat begint met ‘het regende’
.
Het regende
en de lucht was vol argwaan en moedeloosheid
.
en een engel verscheen,
zag om zich heen
en sloeg iemand neer,
en nog iemand
en nog iemand
.
en achteraan, in het donker, achter iedereen,
in elkaar gedoken, met zijn rug tegen een muur,
zat een man, keek naar de grond
en dacht na,
dacht dagen maanden jaren na
en dacht tenslotte, op een ochtend,
in een vlaag van roekeloosheid – meeuwen
krijsend in de bleke lucht:
ik, ik zal…
.
en de engel baande zich een weg naar hem
.
Eerste gedicht
Chrétien Breukers
.
Ik lees het boek ‘Over het eerste gedicht: over het lezen van poëzie’ van Chrétien Breukers. Ik zag het boek bij de nieuwe boeken in de poëziecollectie liggen en werd vooral door de titel getrokken. Welk eerste gedicht? Dat blijken eerste gedichten te zijn uit 36 bundels van verschillende dichters.
Voordat Breukers zijn zeer lezenswaardige besprekingen van eerste gedichten begint beschrijft hij in 9 pagina’s zijn ideeën over de hedendaagse poëzie. Zeer vermakelijk want Breukers heeft een nogal uitgesproken visie op de poëzie in Nederland. Zo merkt hij op dat de verkoop van poëziebundels in Nederland (en België) de laatste 20 jaar is ingezakt en dat er steeds minder poëzie wordt gelezen. Er is volgens hem een verschuiving gaande van het lezen en doorleven van poëzie naar het ondergaan van poëzie (tijdens manifestaties e.d.). De mens van nu heeft geen tijd/zin/concentratie om poëzie op een goede manier tot zich te nemen. De poëzie heeft zijn urgentie verloren, het is verworden tot een poëzie Teletubbieland met hartverscheurend saaie toestanden.
Daarnaast vindt hij dat Gedichtendag, Gedichtenweek en de Dichter des Vaderlands terstond moeten worden afgeschaft of tenminste 5 jaar moeten verdwijnen. Gedichtendag en Gedichtenweek zorgen ervoor dat er op één moment in het jaar een overdaad aan aandacht is voor poëzie en de Dichter des Vaderlands is een vredig en gezellig instituut geworden
Volgens Breukers is de poëzie haar fundament kwijt. Heel boeiend om te lezen allemaal. Deels ben ik het wel met Breukers eens maar of zijn oplossing de redding van de poëzie in Nederland gaat worden, ik vraag het me af. Wat ik zelf merk is dat de poëzie de laatste jaren steeds meer aanwezig is. Juist door de Gedichtenweek, de Dichter des Vaderlands maar ook vooral door de podia her en der in het land, de stichtingen die zich met literaire activiteiten bezig houden, de dichterskringen, de dichtersgroepen en de vele (vaak amateur) dichters die ervoor kiezen om hun werk in eigen beheer uit te geven.
Ik ben niet van de school die vindt dat poëzie er is om een verschil te maken. Poëzie mag ook genoten worden om haar schoonheid, als troost, als motivatie. Poëzie gaat de wereld niet veranderen, ze kan er (op onderdelen) hooguit een bijdrage aan leveren. Dichters (semi-professioneel, professioneel en amateur) geven het leven van zeer veel mensen kleur. Een aantal dichters zal door de aard van hun poëzie vallen binnen de groep waarvan Breukers vindt dat zij een verschil maken en een hele grote groep zal hierbuiten vallen. Desalniettemin heb ik de inleiding met zeer veel plezier gelezen.
De manier waarop Breukers vervolgens de verschillende eerste gedichten behandeld zijn ook zeer lezenswaardig. Vaak geeft hij een bijzondere kijk op de gedichten en een enkele keer geeft hij ook eerlijk aan dat hij ook niet weet waar een gedicht precies over gaat. En zo vergaat het de lezer van poëzie ook, de ene keer begrijp je een gedicht volledig en de andere keer niet maar kun je toch genieten van dat gedicht om taalgebruik, vorm of iets anders. Een boek om te lezen kortom. Van de behandelde eerste gedichten hieronder het gedicht ‘Tsjechov’ van Erik Bindervoet.
.
Tsjechov
.
De Russische toneelschrijver Tsjechov
Woonde in Baltimore
Met een emoe die kon apporteren.
Zelf gaf hij een cursus,
Laatste hulp bij zelfdoding.
Toen ik dit bedacht zag ik
Acht flamingo’s boven de Ceintuurbaan,
Maar niemand geloofde me
En ik wilde bloemen.
.
Uit: Het spook van de vrijheid, 2010












![het-spook-van-de-vrijheid---erik-bindervoet[0]](https://woutervanheiningen.com/wp-content/uploads/2014/10/het-spook-van-de-vrijheid-erik-bindervoet0.jpg?w=604)



