Site-archief
MUG
Nieuw onderdeel en voortgang
.
Toen ik in 2016 in Engeland op vakantie was en ik daar in de hal van een museum in Nottingham was, zag ik in een kast bij de bookshop tussen de folders een aantal kleine, zelfgemaakte minitijdschriftjes. Ze waren van kunstenaars en dichters die ze zelf hadden gemaakt, gestencild en van een nietje voorzien. Ik vond dit meteen een heel charmante manier van je kunst of poëzie onder de mensen verspreiden. Ik schreef hier al eens over in een blogbericht naar aanleiding van het jubileumnummer van MUGzine (nummer 25).
Ik moest hieraan denken toen ik dit blogbericht ging schrijven. In de loop van de jaren (we zijn inmiddels aan jaargang 6 bezig) is de MUG (zoals wij MUGzine noemen) veranderd. Van vormgeving, maar ook als het gaat om de inhoud. We proberen steeds opnieuw een insteek te zoeken die we niet eerder hebben gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn de uitgave met de winnaars van de Rob de Vos poëzieprijs, de uitgave naar aanleiding van het Kunst- en Poëziefestival Raamwerk | Dichtwerk maar ook een nieuwe rubriek als Muggenbeet of de specials (n.a.v. de Poëzieweek 2024, de Luule special).
De nieuwste poot van onze mug is het Muggedicht. Hierover zeer binnenkort meer. In MUGzine #28 werd de aftrap van deze nieuwe rubriek verzorgd door Eric Vandenwyngaerden met het gedicht ‘1999’. Wij, de makers van MUG zijn al druk bezig met de inhoud van #29. De richting zal zijn ‘Souvenirs’ fysiek en als herinnering. MUG #29 zal medio oktober verschijnen.
Ook in het Afrikaans wordt gedicht over muggen getuige het gedicht ‘Muskiete-jag’ van dichter A.D. Keet (1888-1972), uit de bundel ‘Gedichte’ uit 1925.
.
Muskiete-jag
.
Jou vabond, wag, ek sal jou kry,
Van jou sal net ’n bloeknol bly
Hier op my kamermure
Deur jou vervloekte gonsery,
Deur jou gebijt en plagery
Kon ek nie slaap vir ure.
.
Mag ek my voorstel, eer ons skei,
Eer jy di doodslag van my kry-
My naam is van der Merwe.
Muskiet, wees maar nie treurig nie,
Wees ook nie so kieskeurig nie,
Jy moet tog ééndag sterwe.
.
Verwekker van malaria,
Sing maar jou laatste aria-
Nog een minuut vir grasie.
Al soebat jy nóg so lang,
Al sé jy ook: ek is nie bang,
Nooit sien jy weer jou nasie…
.
Hoe sedig sit hy, O, die kreng!
Sy kinders kan maar kanse breng,
Nóu gaan die vabond sterwe…
Pardoef! Dis mis! Daar gaan hy weer!
Maar dóód sal hy, sowaar, ek sweer-
My naam is van der Merwe.
.
Sylvia Plath
Heavy Women
.
Afgelopen week beluisterde ik een podcast over een nieuwe hit op Netflix getiteld ‘Adolescence’ over de dertien-jarige Jamie Miller die ervan wordt beschuldigd zijn klasgenootje Katie te hebben vermoord. In deze podcast van de Volkskrant wordt ingegaan op hoe worden jonge mannen online beïnvloed worden, en hoe ze aan ongezonde ideeën over mannelijkheid komen, zonder dat ouders of leraren dit door hebben? Belangrijk onderdeel van dit gesprek was de online manosphere, een heterogene groep misogiene websites, blogs en online fora die een bepaalde vorm van mannelijkheid (masculinisme) en sterke oppositie tegen feminisme promoten.
Ik moest hier aan denken toen ik het gedicht ‘Heavy Women’ van Sylvia Plath (1932-1963) las uit haar bundel ‘Crossing the Water’ uit 1971. Het gedicht weerspiegelt de maatschappelijke verwachtingen en het geïdealiseerde beeld van het moederschap dat in Plaths tijd heerste en waar jongens en mannen uit de manosphere een dubieus verlangen naar hebben. De vrouwen worden afgebeeld als ‘prachtig zelfvoldaan’, wat een gevoel van tevredenheid en zelfgenoegzaamheid oproept. Hun ‘zware magen symboliseren het leven dat ze dragen, terwijl hun kalme gezichten een loskoppeling suggereren van de potentiële pijn en complicaties die gepaard gaan met de bevalling. Helemaal in sync met het idee van de tradwives (een samenvoeging van de woorden ‘traditional’ en ‘wife’, Engels voor traditionele echtgenote). Een tradwife is een westerse vrouw die een levensstijl met een traditionele heteronormatieve rolverdeling verkiest, dat helemaal past in de ideeën van de manosphere.
De verwijzing naar ‘Venus, geplaatst op een halve schelp’ trekt parallellen met de klassieke weergave van schoonheid en vruchtbaarheid, wat het geïdealiseerde beeld van de zwangere vrouw nog meer benadrukt. Het gedicht hint echter naar een donkerdere onderstroom, met het ‘donker koestert nog steeds zijn geheim.’ en de naderende komst van de winter, wat suggereert dat er mogelijke uitdagingen en onzekerheden in het verschiet liggen.
Hieronder het gedicht in vertaling uit De Tweede Ronde, jaargang 9 (1988) in een vertaling van B.E. van Hasselt en P.J. Stokhof en in het oorspronkelijke Engels.
.
Zware vrouwen
.
De onzekerheid van de dichter
Wendy Cope
.
Dichters zijn soms net mensen. Zo ook de Engelse dichter Wendy Cope (1945). Ik schreef al eens over haar omdat ze met een gedicht werd opgenomen in ‘The Nations Favorite Love Poem‘, omdat Ahmed Aboutaleb een gedicht van haar opnam in ‘Lees!‘ de bundel die hij voor uitgeverij Douane samenstelde, en omdat al haar emails door de British Library werden opgenomen in de collectie.
In de bundel ‘With a Poet’s Eye’ a Tate Gallery Anthology, is een gedicht van Cope opgenomen bij een schilderij van Giorgio de Chirico getiteld ‘The Uncertainty of the Poet’ met dezelfde titel. Een bijzonder en grappig gedicht waarin de onzekerheid op een frivole manier wordt beschreven.
.
The Uncertainty of the Poet
.
I am very fond of bananas.
.
I am bananas.
I am very fond of a poet.
.
I am a poet of bananas.
I am very fond.
.
A fond poet of ‘I am, I am’-
Very bananas.
.
Fond of ‘Am I bananas?
Am I?’-a very poet.
.
Bananas of a poet!
Am I fond? Am I very?
.
Poet bananas! I am.
I am fond of a ‘very.’
.
I am of very fond bananas.
Am I a poet?
Voor een vijfjarige
Fleur Adcock
.
Ik ben aan het lezen in de bundel ‘Honderd dichters uit vijftien jaar Poetry International 1970-1984’ samengesteld Remco Campert, Jan Eijkelboom, Joke Gerritsen en Martin Mooij en gepubliceerd in 1984. Ik verbaas me over de beroemde namen van dichters die in de loop der jaren Poetry International hebben aangedaan. Ik weet natuurlijk wel dat dit het geval is maar als je dan door de bio- en bibliografieën van al die dichters bladert is het toch wel heel bijzonder.
Uiteraard staan er tussen die vele dichters ook namen van dichters die ik niet ken, en juist die zijn vaak heel interessant. Zo bleef ik hangen bij een gedicht van Fleur Adcock (1934). Geboren in Nieuw-Zeeland maar al jaren verblijvend in Engeland. Wat ik heel leuk vind is dat ik op haar Wikipediapagina lees dat ze, naast het docentschap en haar carrière als dichter, ook bij verschillende bibliotheken heeft gewerkt als bibliothecaris. In 2006 won Adcock een van de belangrijkste poëzieprijzen van Groot-Brittannië, de Queen’s Gold Medal for Poetry , voor haar verzamelde werken, ‘Poems 1960–2000’. Ze was pas de zevende vrouwelijke dichter die de onderscheiding in 73 jaar ontving.
Adcocks poëzie houdt zich doorgaans bezig met thema’s als plaats, menselijke relaties en alledaagse activiteiten, maar vaak met een duistere wending aan de alledaagse gebeurtenissen waarover ze schrijft. En juist dat specifieke element, die duistere wending lees ik terug in het gedicht ‘Voor een vijfjarige’ of ‘For a five-year-old’ zoals het gedicht in het Engels is getiteld. Ik bleef bij dit gedicht hangen omdat het me deed denken aan een moeder, die zoiets ook zou kunnen denken of zeggen. Het gedicht is vertaald door Bob den Uyl.
.
Voor een vijfjarige
.
Een slak kruipt tegen het kozijn op
je kamer binnen, na een regennacht.
Je roept me binnen om te kijken, en ik leg uit
dat het onaardig zou zijn hem daar te laten:
hij zou op de vloer kunnen kruipen, we moeten voorkomen
dat iemand hem vertrapt. Je begrijpt het,
en draagt hem naar buiten, in koesterende hand,
om hem een narcis te laten eten.
.
Ik zie dan dat een soort vertrouwen je beweegt:
je tederheid wordt nog gevormd door woorden
van mij, die muizen heeft gevangen en vogels heeft geschoten,
van mij, die je poesjes heeft verdronken, die je
naaste verwanten heeft verraden, en die menig ander
de hardste waarheden heeft verteld.
Maar zo is het nu eenmaal: ik ben je moeder,
en we zijn aardig tegen slakken.
.
For a Five-Year-Old
.
A snail is climbing up the window-sill
into your room, after a night of rain.
You call me in to see, and I explain
that it would be unkind to leave it there:
it might crawl to the floor; we must take care
that no one squashes it. You understand,
and carry it outside, with careful hand,
to eat a daffodil.
.
I see, then, that a kind of faith prevails:
your gentleness is moulded still by words
from me, who have trapped mice and shot wild birds,
from me, who drowned your kittens, who betrayed
your closest relatives, and who purveyed
the harshest kind of truth to many another.
But that is how things are: I am your mother,
and we are kind to snails.
.
Herinner
Christina Rossetti
.
Ik schreef al eerder over de Engelse dichter Christina Rossetti (1830-1894) en haar broer Dante Gabriël Rossetti en deelde het gedicht ‘Lied’ van Christina Rossetti dat over de dood gaat. Ik moest hieraan denken toen ik in de bundel ‘The Nation’s Favourite Poems of Journeys’ uit 2000 het gedicht ‘Remember las. Hoewel dit de editie is die over reizen gaat (en vrijwel alle door de Engelse bevolking gekozen gedichten gaan over reizen) gaat het gedicht van Rossetti eigenlijk over de dood, in zekere zin ook een reis maar anders ingevuld.
Het gedicht ‘Remember’ schreef Rossetti in 1849 op 19 jarige leeftijd maar werd pas gepubliceerd in 1862 in haar debuutbundel ‘Goblin Market and Other Poems’. Kort samengevat vraagt de dichter de geadresseerde van het gedicht zich haar te herinneren nadat ze is overleden. (De geadresseerde is vermoedelijk haar minnaar, aangezien ze samen een ‘toekomst’ hadden ‘gepland’.) Maar wat het gedicht een wending geeft, is de afsluitende gedachte dat het voor haar geliefde beter zou zijn haar te vergeten en gelukkig te zijn, dan om haar te herinneren als dat verdrietig maakt. Het is dit tweede deel van het van het gedicht dat ervoor zorgt dat het niet verwordt tot een sentimeneel gedicht. In dat opzicht is ‘Remember’ vergelijkbaar met Rossetti’s eerdere gedicht ‘Song’ (‘When I am dead, my dearest’), ook geschreven toen ze nog een tiener was. Ook in dat gedicht smeekt Rossetti iemand om geen droevig lied te zingen voor haar als ze sterft, en zegt dat het niet uitmaakt of haar minnaar haar herinnert of vergeet.
.
Remember
.
Yout scene
Linton Kwesi Johnson
.
Sinds ik mijn draaitafel weer na jaren aan de gang heb luister ik naar LP’s die ik ooit in de jaren ’80 en ’90 kocht. Daaronder zit ook de LP ‘Voices of Victory’ van de Jamaicaanse, in Engeland woonachtige zanger en dichter Linton Kwesi Johnson (1952). Van hem heb ik ook de bundel ‘Selected Poems’ uit 2006. Al eerder plaatste ik daaruit een gedicht ‘Yout Rebels’ en vandaag wil ik daar een gedicht aan toevoegen dat qua titel wel op Yout Rebels lijkt maar toch net iets anders is namelijk ‘Yout Scene’.
Op de website Vannessaak staat een interessante verhandeling over dit gedicht. Over de plaats van zwarte dichters en schrijvers binnen de Engelstalige literatuur en ook over het gebruik van ‘non-standard dialects’ waardoor meer emotie in het gedicht komt. Linton Kwesi Johnson is een belangrijk dichter en zanger die vanuit zijn ervaringen en achtergrond zich in zijn gedichten en liedjes verzet tegen ongelijkheid en racisme. Voor een beter begrip van de tekst is het handig om het voor jezelf hard voor te lezen.
.
Yout Scene
.
last satdey
i nevah deh pan no faam,
so I decide fi tek a walk
doun a Brixton
an see wha gwaan.
.
di bredrin dem stan-up
ouside a Hip City *
as usual, a look pretty;
dem a lawf big lawf
dem a talk fread talk
dem a shuv an shuffle dem feet,
soakin in di sweet musical beat.
.
but when nite come
policeman run dem dung;
beat dem dung a grung,
kick dem ass,
sen dem paas justice
to prison walls of gloom.
.
but di breddah dem a scank:
dem naw rob bank;
is packit dem a pick
an is woman dem a lick
an is run dem a run when di wicked come.
.
.
* Desmond’s Hip City, a popular record shop in the 60’and ’70 for Jamaican music
.
















