Site-archief
Vrouwen
Anna Blaman
.
Over de Rotterdamse schrijver en dichter Anna Blaman (1905-1960) heb ik een paar keer iets geschreven. Met name de keer dat ik over de verschillen in ‘bubbels’ waarin mensen leven staat me nog zeer goed bij. Anna Blaman was een intrigerende persoon door hoe zij in het leven stond en door hoe ze zich als schrijver en dichter manifesteerde. In 1963 verscheen het boek ‘Anna Blaman over zichzelf en anderen’.
Naast veel korte stukken: essays, lezingen, toespraken, zijn er een aantal gedichten van haar hand opgenomen in dit boekje. Een inhoud die allerlei kanten van haar leven (als schrijver) raakt, dat samengesteld is in overleg met de zus van de dichter, mevrouw J.C. Lührs-Vrugt en Alfred Kossmann. In het twee bladzijden lange stukje ‘Bij wijze van verantwoording’, ondertekend door ‘De uitgever’, staat verder niet zoveel vermeldenswaards. Bij de inhoudsopgave staat achter elk stuk de bron vermeld.
Bladerend door het boekje kwam ik het gedicht ‘Vrouwen’ tegen. In het licht van haar geaardheid, ze was openlijk lesbisch wat in de jaren ’40 en ’50 zeker nog niet zo vanzelfsprekend was om daar mee naar buiten te treden zoals het nu is, lees je zo’n gedicht toch met andere ogen.
.
Vrouwen
.
I
Haar armen glad en blank in ’t lome
van donker tule, veel parfum en lippen
van karmijnrood – ik zie de tippen
van haar borsten deinend gaan en komen.
II
Winkel schemering, veel stoffen op de toonbank
Zij buigt voorover in begerig kijken
Ik zie haar blouse soepel open wijken
en ben verzonken – diep en blank.
III
Haar benen lang en glad – zij lacht en ligt
loom achterover – ik zie hoe diep en ver de lijnen
van haar benen zijn en
denk eraan met afgewend gezicht.
IV
Zij lacht me door de spiegel toe, en let
daarbij op het effect van haar geschminkte ogen
Wat denk je, zegt ze traag, heb ik de bogen
van mijn wenkbrauwen goed aangezet?
.
De laatste dichters
The Last Poets
.
Ik ben de roman ‘De laatste dichters’ van Christine Otten (1961) aan het lezen uit 2004. Deze roman gaat over een groep dichters uit die bekend zijn geworden onder de naam ‘The Last Poets’. Ze beschrijft hun levensverhalen, over hun jeugd in de getto’s, hun liefdes, successen en nederlagen. Het boek springt van de jaren ’50 naar de jaren ’00 naar de jaren ’70 en weer terug naar de jaren ’60 enzovoorts. In het boek leer je de dichters kennen. mensen als Omar Ben Hassen, Felipe Luciano, Abiodun Oyewole, Gylan Kain en David Nelson komen voorbij maar ook allerlei mensen als producers, journalisten en familieleden. De verhalen lopen door elkaar heen en al lezend begin je een rode draad te zien van verhalen van een aantal hoofdpersonen.
The Original Last Poets werden opgericht op 19 mei 1968, de geboortedag van Malcolm X , in Mount Morris Park (nu bekend als Marcus Garvey Park ) in East Harlem , New York City. De oorspronkelijke groep bestond uit Gylan Kain, Alafia Pudim (Felipe Luciano) David Nelson en Abiodun Oyewole. De groep ontstond via een Harlem writers’ workshop uit 1969, bekend als East Wind. Op 24 oktober van dat jaar trad de groep op in het baanbrekende New Yorkse televisieprogramma Soul! . The Last Poets droeg “Wake Up, Niggers” bij aan de soundtrack van ‘Performance’ , een film uit 1970 met Mick Jagger.
In de jaren 80 en daarna kreeg de groep echter bekendheid met de opkomst van hiphopmuziek , en werd vaak genoemd als grootvaders en oprichters van deze, toen nieuwe beweging. In de loop der jaren wijzigde de formatie nog al eens onder andere door gevangenschap (Oyewole) en overlijden (Sulaiman El-Hadi). Toch bleven veel van de leden actief tot ver in de 21ste eeuw. Door de jaren heen bleven Jalaluddin Mansur Nuriddin ( Lawrence Padilla) en Suliaman El-Hadi als kernleden over terwijl andere leden kwamen en gingen.
‘De laatste dichters’ bevat niet alleen de levensverhalen van The Last Poets, maar ook veel van hun teksten en gedichten. Een van deze gedichten (niet toevallig over een bibliotheek) wil ik hier met jullie delen. Het betreft ‘The Library’ uit 1968 geschreven door Felipe Luciano, een van de originele grondleggers van de Last Poets, van het album ‘Right On!’ uit 1968.
.
The Library
.
I’ve kissed books before
Held them close to my brown skin
Learning when my mother got moody at the end of every month
But they never taught me how to fight
Or how to run from cops
Zig zag
Zig zag
Taught me to know
But not to believe
Mum’s believe is in God
I believe in revolution
We both believe in something devoutly
.
Ooitgedicht
b. zwaal
.
Door de jaren heen heeft het CPNB (Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek) verschillende boeken en bundels met poëzie uitgegeven. Als geschenk of als uitgave ter promotie van de poëzie, of denk aan de serie bundels uit de jaren ’50 en ’60 (1949-1964) met in de titel steeds ‘De muze’. Maar soms kwam er ook zomaar een boek met poëzie. Zoals in 1985.
Toen werd door het CPNB in samenwerking met het (toen nog) ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) het boek ‘Ooitgedicht’ uitgegeven. En hoewel het boek er aan de buitenkant uitziet als een kinderboek (waarschijnlijk mijn associatie met de overigens geweldige tekeningen van Sylvia Weve) is het wel degelijk een poëzieboek voor volwassenen en jongeren (vanaf 14 jaar) en voor iedereen eigenlijk die de poëzie een warm hart toedraagt.
De ondertitel van ‘Ooitgedicht’ is ‘een groot aantal gedichten verzameld in een boek’. Geniale ondertitel natuurlijk, zowel nietszeggend als alleszeggend. De samensteller van dit boek is Willem van Toorn en bestaat uit heel veel gedichten van heel veel dichters, illustraties van Peter van Hugten, Sylvia Weve, Franka van der Loo en Louis Radstaak. Achterin het boek van elke dichter een biobibliografie (ja je leest het goed) en een aantal blanco bladzijden waar je je eigen gedichten in kan schrijven.
Naast de dichters die je verwacht staan er ook teksten in van muzikanten. Zo is van Paul Simon de liedtekst van ‘You’re kind’ opgenomen, van Bruce Springsteen ”The river’ en van Jackson Browne ‘Running on empty’. Ook van een aantal buitenlandse dichters is poëzie opgenomen zoals van Kurt Schwitters, Marin Sorescu, Dylan Thomas, Czeslaw Milosz en Edna St. Vincent (allemaal in vertaling).
Het boek heeft hoofdstukken zonder dat die heel duidelijk worden aangegeven. Over poëzie en het dichten, over de dood, over de liefde, over angst, werk en school en dieren. Een boek kortom om heerlijk in te bladeren en vaak ter hand te nemen om in te lezen. Ik koos voor een gedicht uit het ‘hoofdstuk’ over dieren van de dichter b. zwaal (zo geschreven zonder hoofdletters) zonder titel.
.
een rode mier op het wad jaagt de vloed op de vlucht.
ik ben trots, denkt de mier.
ik, een kleine heerser,
rood op de zwarte kleuren van slib,
verdraag geen bezoek van de zee op mijn vlakte.
duizelig marcheert de mier over de droge landen.
zijn oog valt op het kind,
scharrelend over paaltjes en kluiten.
wat brengt jouw bezoek, kindje?
ik breng je aai, mier, rode aait.
de zee ziet beide aan, lacht wat.
ik kom terug, ik kom eraan.
berg je, mier van het kind.
huppelend nadert de zee het kind en de mier,
tikt ze aan, tilt ze op.
hun roepen waait over de vlakte.
alleen de dijk luistert met aandacht.
.
Concrete poëzie
Eugen Gomringer
.
Ik heb op dit blog al vaker over concrete poëzie geschreven, meestal aan de hand van een voorbeeld of naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen binnen de concrete poëzie. Nu heb ik echter een klein boekje op de kop weten te tikken dat over dit onderwerp gaat. Het betreft hier ‘Concrete poëzie’ van Erik Slagter, een vijfde deel uit de reeks Moderne Literatuur Nederlands uit 1971.
Het boekje begint met een voorwoord van Slagter waarin hij eigenlijk de essentie van concrete poëzie in de laatste alinea weet te pakken: “Maar in deze tijd van massacommunicatie telt het gevoel van één mens nog nauwelijks mee. De kunstenaar zoekt daarom naar iets anders. Hij wil met gebruikmaking van de nieuwste technieken en materialen iets vinden dat iedereen aanspreekt en verrast doordat het de dingen ineens vanuit een onverwachte hoek laat zien. Met de klank of met de vorm van het woord is dat te bereiken. Dat wil nu concrete poëzie.”
De term concrete poëzie stamt uit begin jaren ’50 van de vorige eeuw. In 1953 schreef de Zwitserse dichter en beeldhouwer Eugen Gomringer (1925) gedichten die hij konstellaties noemde. In die periode reisde hij naar Zuid-Amerika en besloot samen met enkele Braziliaanse dichters om hun poëzie voortaan concrete poëzie te noemen. De naam verspreidde zich over Amerika en Europa waar veel dichters de naam gingen gebruiken, zodat het niet lang duurde voordat bijna niemand precies meer wist wat de naam inhield.
In 1967 verscheen in Amerika een bloemlezing met concrete gedichten van vijfenzeventig dichters uit 20 landen. Hoewel Gomringer in 1955 besloot zijn poëzie concrete poëzie te noemen, was hij niet de eerste die dat deed. In 1953 schreef al een Zweedse dichter Öyvind Fahlström (1928-1976), een manifest voor concrete poëzie. Dit manifest verscheen in een kleine oplage en Fahlström was toen een bekende abstracte kunstschilder. Maar in de jaren ’50 van de vorige eeuw waren er meer dichters die zich bezig hielden met een vorm van poëzie die later concrete poëzie genoemd zou worden. In Italië was er een groepje dichters in Milaan onder leiding van de dichter en futurist Carlo Belloli (1922-2003) die zijn gedichten al ‘visuele woorden’ noemde. Maar ook in Oostenrijk en Duitsland waren er dichters die met hun poëzie nauw aansloten bij deze vorm.
Wat was er nu nieuw aan deze vorm van poëzie? Gomringer wilde gedichten schrijven die zoveel mogelijk uitdrukten met zo weinig mogelijk middelen. Hij ‘ontdekte’ dat het mogelijk is poëzie te schrijven met bijvoorbeeld maar één woord, zodanig op een vel papier geschreven dat er evenveel mee wordt uitgedrukt als met een gedicht met veel woorden. Een mooi voorbeeld is zijn gedicht uit 1953 ‘ping pong’.
.
ping pong
ping pong ping
pong ping pong
ping pong
.
De dichter laat met dit voorbeeld zien dat het ping pong-spel kan worden uitgedrukt met de taal zelf, door de woorden zo te plaatsen dat het spelverloop uit het beeld is af te lezen. Wanneer je dit gedicht hardop voorleest komt de klank overeen met het geluid van de ping pong-bal op de speeltafel, wat dit gedicht niet alleen een beeldtekst maar ook een klankgedicht maakt.
Naast deze voorbeelden staan er nog vele andere concrete dichters in dit heerlijke boekwerkje. Van de Belgische dichters Mark Insingel en Ivo Vroom, de Nederlandse dichters Herman Damen en Hans Clavin en uiteraard misschien wel de bekendste concrete dichters de Fransman Stéphane Mallarmé en natuurlijk Jan Hanlo.
.
Een supermarkt in Californië
Allen Ginsberg
.
De Amerikaans dichter Allen Ginsberg (1926-1997) blijft tot op de dag van vandaag tot de verbeelding spreken. Zo werd ik door Flor Vandekerckhove gewezen op een stuk dat hij schreef voor zijn blog over poëzie en maatschappelijke verandering. Zijn vraag was hoe ik tegenover poëzie en maatschappelijke verandering sta. Dat is een vrij ‘grote’ vraag maar ik denk dat poëzie kan bijdragen aan maatschappelijke verandering en thema’s. Zo zie je in de geschreven poëzie maar ook in de Spoken Word scene een toenemende maatschappelijke betrokkenheid.
In het artikel gaat Flor in op de invloed van Beat dichter Allen Ginsberg en in hoeverre deze heeft bijgedragen aan de maatschappelijke veranderingen van zijn tijd (50’s, 60’s en later).
In de jaren 40 van de twintigste eeuw studeerde Ginsberg aan de Universiteit van Columbia waar hij vriendschap sloot met de schrijvers William S. Burroughs en Jack Kerouac. In het midden van de jaren vijftig zou hij een leidende rol spelen in de Beat Generation samen met dichters als Gary Snyder en Michael McClure.
Ginsberg had een sterke drang om de grenzen van zijn bewustzijn te verkennen. Dat deed hij door het gebruik van drugs zoals marihuana, en andere geestverruimende middelen. Dit inspireerde hem sterk bij het schrijven van gedichten. William Blake, de Engelse dichter, was hem daarbij een voorbeeld. Veel gedichten van Ginsberg bevatten elementen van oorlog. Onderwerpen als de gaskamers in de Tweede Wereldoorlog (Ginsberg was joods)en de oorlog in Vietnam komen regelmatig voor in zijn gedichten.
Dit alles bracht mij erop om een gedicht van Allen Ginsberg te plaatsen. Het gedicht ‘Een supermarkt in Californië’ komt van de website van Joris Lenstra die ik nog ken van de tijd die hij actief was bij Ongehoord Rotterdam (waar later poëziestichting Ongehoord! uit is voort gekomen) en is geschreven in 1955. Het gedicht komt uit de bundel ‘Howl and Other Poems’ uit 1956 waarmee Ginsberg destijds doorbrak. De vertaling is van Joris Lenstra.
.
Een supermarkt in Californië
.
De gedachten die ik vannacht had over jou, Walt Whitman, toen ik in een rustige buurt onder de bomen door liep, ik had hoofdpijn en keek zelfbewust naar de volle maan.
Ik was hongerig, uitgeput en op zoek naar beelden, toen ik de neonverlichte fruitsupermarkt betrad en ik moest meteen denken aan jouw opsommingen!
Al die perziken in de schemering! Hele families ’s nachts aan het winkelen! Gangpaden vol met echtgenotes! Vrouwen tussen de avocado’s, baby’s tussen de tomaten!—en jij, Garcia Lorca, wat was jij daar aan het doen bij de watermeloenen?
Ik zag jou, Walt Whitman, kinderloze, eenzame, oude ploeteraar, terwijl je rondneusde tussen het vlees in de koeling en de jongens van de supermarktjongens in de smiezen had,
Ik hoorde hoe je hen ondervroeg: Wie heeft deze varkenskoteletten geslacht? Hoeveel voor de bananen? Ben jij mijn Engel?
Ik doolde tussen de glimmende stapels met blikjes terwijl ik jou volgde en in mijn verbeelding werd ik gevolgd door een beveiliger.
We schreden samen door de open gangpaden in onze eenzame fantasie terwijl we van de artisjokken proefden, we namen elke iedere ingevroren delicatesse en gingen nooit langs de kassa.
Waar gaan we naartoe, Walt Whitman? Ze sluiten de deuren in een uur. Welke kant wijst jouw baard op deze nacht?
(Ik raak jouw boek aan, denk terug aan onze odyssee in de supermarkt en voel me belachelijk.)
Zullen we de hele nacht over eenzame straten lopen? De bomen voegen hun lommer aan de duisternis toe, in de huizen zullen de lichten doven, we zullen allebei eenzaam zijn.
Zullen we rondslenteren langs blauwe auto’s in oprijlanen, terugdenkend aan het verloren Amerika van de liefde, terwijl we teruggaan naar ons stille hutje?
Ach, geliefde vader, grijsbaard, eenzame, oude, moedige leraar, wat was jouw Amerika toen Charon zijn veerbootje niet verder duwde en jij uitstapte op een mistige oever en toekeek hoe het bootje op het zwarte water van de Lethe verdween?
.
Alles voor niets
Jules Deelder
.
Om de zoveel tijd moet ik wat van Jules Deelder (1944-2019) plaatsen. Mijn vroegste herinneringen aan hem gaan terug naar begin jaren ’80, toen hij in een tent op het Voorhoutfestival (het Voorhuidfestival volgens Deelder) in Den Haag optrad en daar een overdonderende indruk op mij maakte. De snelheid van spreken, alles uit het blote hoofd en zijn performance maakte dat ik vrijwel alles wat hij uitbracht heb aangeschaft. De laatste keer dat ik hem zag was een jaar voor zijn overlijden in Naaldwijk, toen hij ‘Portret van Olivia de Havilland’, het epische 891 regels tellende gedicht waarin Deelder terugblikt op de jaren vijftig, zonder onderbreking uit het hoofd voordroeg.
Vandaag het gedicht ‘Alfabetisch’ dat op het eerste oog eenvoudig lijkt maar waar meer in zit dan je denkt, uit de bundel ‘Dag & Nacht’ uit 2020, samengesteld en ingeleid door de burgemeester van Rotterdam Ahmed Aboutaleb.
.
Alfabetisch
.
Alfabetisch gezien
staat alles voor niets
Adam voor Eva
en auto voor fiets
.
Hel komt voor hemel
Duivel voor god
Haat staat voor liefde
Sleutel voor slot
.
Dood komt voor leven
Donker voor licht
Zes staat voor zeven
Maan staat voor zon
.
Dicht staat voor open
Ledig voor vol
Beneden voor boven
en tegen voor voor
.
Roeien
Anne Sexton
.
Anne Sexton (1928 – 1974) was een belangrijke Amerikaanse dichter die in 1967 de Pulitzerprijs voor Poëzie won met de bundel ‘Live or Die’ uit 1966. Anne Sexton wordt als dichter gerekend tot de ‘confessional poets’, sterk autobiografisch schrijvend, steeds sterk haar vrouwelijke identiteit benadrukkend, met blootlegging van de meest intieme details uit haar leven. In mijn zoektocht naar informatie over haar las ik ergens dat zij ‘een persoon was zonder huid, geen beschermende laag, alleen een massa blootliggende zenuwcellen, ze voelde elke pijn en kon het beschrijven’. In de jaren ’40 van de vorige eeuw was ze een tijdje fotomodel en in de jaren ’50 leed ze aan anorexia en manische depressiviteit. Haar psychiater stimuleerde haar poëzie te gaan schrijven.
Ze volgde workshops aan de Universiteit van Boston bij de dichters John Holmes en Robert Lowell en kreeg haar gedichten gepubliceerd in vooraanstaande tijdschriften als The New Yorker, Harper’s Magazine en Saturday Review. Ze was bevriend met dichters Sylvia Plath en W.D. Snodgrass, die beiden grote invloed hadden op haar werk. Haar bundels hadden in de jaren zestig veel succes.
Na de zelfmoord van Sylvia Plath schreef ze ook steeds vaker over de vraag of dat ook voor haar niet de beste keuze zou zijn. Sexton had vanaf 1956 al meerdere keren een suïcidepoging gedaan. In 1974 pleegde ze uiteindelijk zelfmoord. Sexton zette de thema’s van haar dichtbundels zorgvuldig uiteen. Eén verzameling die ze maakte, werd gepubliceerd na haar dood in 1975 en onderzoekt het thema van haar zoektocht naar God. De titel is ‘The Awful Rowing Toward God’. De poëzie in dit boek voelt, net als de dichter in haar leven, elke pijn in die zoektocht naar God. Sexton deed de laatste controle over de gedichten in dit boek (voor dat ze gepubliceerd werden) op de dag van haar zelfmoord.
In het bijzonder vermakelijke boek ‘Olijven moet je leren lezen’ van Ellen Deckwitz stelt ze dat je het gedicht ‘Rowing’ (en Briar Rose) zeker niet mag missen als je poëzie van Anne Sexton wil lezen. Reden genoeg om ‘Rowing’ het eerste gedicht uit de bundel ‘The Awful Rowing Toward God’ hier met jullie te delen.
In het gedicht volg je de dichter gedurende haar jeugd, volwassenheid, tot op middelbare leeftijd. In elk van deze stadia erkent ze de negatieve kanten in haar leven, maar benadrukt ze ook hoe ze bleef roeien, in de hoop een soort van geluk te bereiken, en hopelijk God, die haar depressie en verdriet in zijn handen kon nemen en het uit haar hart kon verwijderen.
.
Rowing
.
A story, a story!
(Let it go. Let it come.)
I was stamped out like a Plymouth fender
into this world.
First came the crib
with its glacial bars.
Then dolls
and the devotion to their plastic mouths.
Then there was school,
the little straight rows of chairs,
blotting my name over and over,
but undersea all the time,
a stranger whose elbows wouldn’t work.
Then there was life
with its cruel houses
and people who seldom touched-
though touch is all-
but I grew,
like a pig in a trenchcoat I grew,
and then there were many strange apparitions,
the nagging rain, the sun turning into poison
and all of that, saws working through my heart,
but I grew, I grew,
and God was there like an island I had not rowed to,
still ignorant of Him, my arms, and my legs worked,
and I grew, I grew,
I wore rubies and bought tomatoes
and now, in my middle age,
about nineteen in the head I’d say,
I am rowing, I am rowing
though the oarlocks stick and are rusty
and the sea blinks and rolls
like a worried eyebal,
but I am rowing, I am rowing,
though the wind pushes me back
and I know that that island will not be perfect,
it will have the flaws of life,
the absurdities of the dinner table,
but there will be a door
and I will open it
and I will get rid of the rat inside me,
the gnawing pestilential rat.
God will take it with his two hands
and embrace it.
As the African says:
This is my tale which I have told,
if it be sweet, if it be not sweet,
take somewhere else and let some return to me.
This story ends with me still rowing.
.
Nederland 2010
Rob Schouten
.
In de bundel ‘Zware pijnstillers’ van dichter Rob Schouten (1954) uit 2012 las ik het gedicht ‘Nederland 2010’. En er vielen mij een paar dingen op. Allereerst dat er weinig is veranderd in 10 jaar, hooguit dat de Trèveszaal niet meer in gebruik is. Maar andere zaken als het afzetten tegen andere culturen, de spruitjesmentaliteit vanuit de jaren ’50 maar vooral onze zogenaamde vrijheidsdrang (alles moet kunnen) dat juist in deze periode weer zo opspeelt blijkt 10 jaar geleden ook al actueel te zijn.
.
Nederland 2010
.
Angst, stress en walging ja, het jongste vuil,
enfin de klassenstrijd is afgeblazen,
dus toeteren maar tegen de tzigane,
de muezzin die ons stellig verwenst.
.
Gebrek aan oorlog overweldigt ons,
vreemden sluipen langs dichtgeslagen luiken
waarachter onze wissewasjes snorren,
de jaren vijftig doen ons nog een keer.
.
Een stel ontsteekt in woede als agenten
ze opdragen het neuken nú te staken
op het stadhuisbordes! Wij, partizanen!
.
En in de Trèveszaal zet men zich in
om het aards leven te veraangenamen.
O Pompeji! O straffe diarree!
.
Jaargetijden
Dubbel-gedicht
.
Van Juliana kreeg ik een doos met dichtbundels van haar opa en oma Cor en Juul Nobel. Bundels uit de jaren ’30, ’40 en ’50 met een paar hele mooie titels (daarover later zeker meer). Lezend in de bundels kwam ik op het idee van een dubbel-gedicht.
In ‘Het zilveren boek van de W.B.-Vereniging’ uitgegeven ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan der Wereldbibliotheekvereniging in 1950 las ik het gedicht van Mies Bouhuys (1927 – 2008) ‘Winter’. Ze schreef dit gedicht op jonge leeftijd dat waarschijnlijk ( ik heb het niet kunnen ontdekken in de bundel) is genomen uit haar debuutbundel. Zij debuteerde in 1948 bij D.A. Daamen’s Uitgeversmaatschappij met de gedichtenbundel ‘Ariadne op Naxos’, waarvoor zij de Reina Prinsen Geerligsprijs ontving.
Het andere gedicht las ik in ‘Dichters van deze tijd’ uit 1941. Hier betreft het het gedicht ‘Najaar’ van de dichter N.E.M. Pareau. Dit gedicht verscheen oorspronkelijk in De Gids in 1941. N.E.M. Pareau is het pseudoniem van Herman Jan Scheltema (1906 – 1981) een jurist en een Nederlandse hoogleraar rechtsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen van 1945 tot 1977 en tevens schrijver/dichter.
.
Winter
.
Vogel, nu het bos verdorde
om uw zomernachtverblijf,
is de wereld klein geworden,
kleiner dan uw eigen lijf.
.
En de ander lokt geen fluiten
meer naar ’t nest o middelpunt;
enkel leegte ligt daarbuiten,
tot op het eigen hart gedund.
.
En gij lokt nog, maar al zachter,
uit een keel, die angst voorspelt,
en een vogelstrik kan achter
iedre stam zijn opgesteld.
.
Stilte hangt tussen de bomen
en uw vleugels zijn verstard,
nu de lege dagen komen
en het sneeuwt over uw hart.
.
Najaar
.
Nu gagel bruint en thijm en heidebloemen
gekruide geuren stuwen in het laat getijd’,
nu blinde bijen in het zonlicht zoemen
en ’t kouter door de stoppelvelden snijdt,
.
praat nu niet over ergerlijke dingen
maar ziet in ’t bloemrijk bermgras zittend naar
den dans der barrevoetse dorpelingen
met eikenloof gewonden in het hair.
.
De oogst gaat uit. Twee maal de zeisen zwaaiden
door ’t zware gras. De graanschuur beidt zijn last.
Bergt met getaande landlieden ’t gemaaide
op ’t stoffig veld in garven opgetast;
komt dan als nachtegalenzangen klinken
krachtigen wijn uit tinnen kroezen drinken.
.














