Site-archief

Het hart van de zoeker

Lucebert

.

In het Fotomuseum Den Haag is momenteel (tot 7 april) een kleine maar aangename fototentoonstelling te zien van dichter, schilder en dus fotograaf Lucebert (1924-1994). Deze tentoonstelling is naar aanleiding van het 100ste geboortejaar van Lucebert. Veel mensen, ik ook, kennen Lucebert waarschijnlijk als dichter of als schilder. Op zichzelf niet zo vreemd, de foto’s die getoond worden zijn vrijwel allemaal gemaakt tussen begin jaren ’50 en eind jaren ’60. In de tentoonstelling zijn circa vijftig vintage prints te zien uit het familie-archief van Lucebert en de museumcollectie.

Bekend van zijn contacten met Experimentele Groep in Holland, een kunstgroep waaruit later een aantal leden onderdeel van de CoBrA-beweging zou worden, of als keizer van de literaire groep de Vijftigers, waar onder anderen Remco Campert, Hugo Claus, Rudy Kousbroek en Simon Vinkenoog tot behoorden, zo bekend is Lucebert met zijn foto’s nooit geworden.

De periode waarin Lucebert fanatiek fotografeerde is kort, omdat hij fotograferen als enorm inspannend en uitputtend ervoer en omdat hij zichzelf uiteindelijk meer als schilder en dichter zag. Toch heeft zijn onconventionele aanpak (fotografie was voor Lucebert een intuïtieve bezigheid; als autodidact voelde hij zich niet gebonden door fotografische conventies. Daarbij ging het hem niet om de weergave van de werkelijkheid, maar om het vastleggen van een bepaalde ontastbare sfeer) een fotografisch oeuvre achtergelaten dat op zichzelf staat, vol poëtische en evocatieve beelden.

Aan het einde van de tentoonstelling staat er een gedicht van Lucebert naast de foto’s op de muur aangebracht. Het is getiteld ‘het hart van de zoeker’. Lucebert schreef dit gedicht ter gelegenheid van de grote Lucebert-tentoonstelling in het Stedelijk Museum van Amsterdam (1987). Er verscheen destijds een fotoboek van en over de dichter-schilder onder de titel ‘Het hart van de zoeker’ met voorin opgenomen dit gelijknamig gedicht.

.

het hart van de zoeker

.

het kleine raam in de verduisterde kamer is een roerige zoeker

hij loert naar de koortsige doffer van het hart die opvliegt

tegen het hartvormig slot van de hartvormige kast

waarin de colorist de droom droomt van de kleurenblinde

en het verkleinglas myopisch voor vergrootglas speelt

waarin goethe en newton samen slapen als de kadavers

van de gouden appel en de grauwe worm en ontspannen

opgetogen het blote oog baadt en dobbert

in een diafragma van roze rozebladeren

.

waarom is goed gebotteld het licht ook een zonnig oog

.

op zijn eenzame wereldreis opent de zoeker ogenblik na ogenblik

de conserve van een oogopslag geurt naar het ontsluiten

van bewierookte roosvensters rozeknoppen en naar

ontsluierende fixeerbaden

.

overal ook bij honger en dorst is er voedsel te over

close-up na close-up eet hij à bout portant op

door de versterker door verzwakker rolt hij snapshopt of tiptop

nooit versagend doorzoekt hij dag en bij nacht

de kast van zijn hart

en maakt hij de eeuwig slapenden wakker opdat ook zij door de zoeker

kunnen kijken naar de tijd (in de lens stopt hij hun vodden)

naar de rivier  van fotografie die in stilte duivezilverig ruist

over het gezicht van de nacht dat

heel even belicht wel lijkt bebloed

maar het is de ochtend van het oog die het heeft begroet

.

Voor een vijfjarige

Fleur Adcock

.

Ik ben aan het lezen in de bundel ‘Honderd dichters uit vijftien jaar Poetry International 1970-1984’ samengesteld Remco Campert, Jan Eijkelboom, Joke Gerritsen en Martin Mooij en gepubliceerd in 1984. Ik verbaas me over de beroemde namen van dichters die in de loop der jaren Poetry International hebben aangedaan. Ik weet natuurlijk wel dat dit het geval is maar als je dan door de bio- en bibliografieën van al die dichters bladert is het toch wel heel bijzonder.

Uiteraard staan er tussen die vele dichters ook namen van dichters die ik niet ken, en juist die zijn vaak heel interessant. Zo bleef ik hangen bij een gedicht van Fleur Adcock (1934). Geboren in Nieuw-Zeeland maar al jaren verblijvend in Engeland. Wat ik heel leuk vind is dat ik op haar Wikipediapagina lees dat ze, naast het docentschap en haar carrière als dichter, ook bij verschillende bibliotheken heeft gewerkt als bibliothecaris. In 2006 won Adcock een van de belangrijkste poëzieprijzen van Groot-Brittannië, de Queen’s Gold Medal for Poetry , voor haar verzamelde werken, ‘Poems 1960–2000’. Ze was pas de zevende vrouwelijke dichter die de onderscheiding in 73 jaar ontving.

Adcocks poëzie houdt zich doorgaans bezig met thema’s als plaats, menselijke relaties en alledaagse activiteiten, maar vaak met een duistere wending aan de alledaagse gebeurtenissen waarover ze schrijft. En juist dat specifieke element, die duistere wending lees ik terug in het gedicht ‘Voor een vijfjarige’ of ‘For a five-year-old’ zoals het gedicht in het Engels is getiteld. Ik bleef bij dit gedicht hangen omdat het me deed denken aan een moeder, die zoiets ook zou kunnen denken of zeggen. Het gedicht is vertaald door Bob den Uyl.

.

Voor een vijfjarige

.

Een slak kruipt tegen het kozijn op

je kamer binnen, na een regennacht.

Je roept me binnen om te kijken, en ik leg uit

dat het onaardig zou zijn hem daar te laten:

hij zou op de vloer kunnen kruipen, we moeten voorkomen

dat iemand hem vertrapt. Je begrijpt het,

en draagt hem naar buiten, in koesterende hand,

om hem een narcis te laten eten.

.

Ik zie dan dat een soort vertrouwen je beweegt:

je tederheid wordt nog gevormd door woorden

van mij, die muizen heeft gevangen en vogels heeft geschoten,

van mij, die je poesjes heeft verdronken, die je

naaste verwanten heeft verraden, en die menig ander

de hardste waarheden heeft verteld.

Maar zo is het nu eenmaal: ik ben je moeder,

en we zijn aardig tegen slakken.

.

For a Five-Year-Old

.

A snail is climbing up the window-sill
into your room, after a night of rain.
You call me in to see, and I explain
that it would be unkind to leave it there:
it might crawl to the floor; we must take care
that no one squashes it. You understand,
and carry it outside, with careful hand,
to eat a daffodil.
.
I see, then, that a kind of faith prevails:
your gentleness is moulded still by words
from me, who have trapped mice and shot wild birds,
from me, who drowned your kittens, who betrayed
your closest relatives, and who purveyed
the harshest kind of truth to many another.
But that is how things are: I am your mother,
and we are kind to snails.

.

De ziekte van jij

Joost Zwagerman

.

Het afgelopen weekend zat ik te lezen in de bundel ‘Zo heel jij mij’ troostgedichten samengesteld door Isa Hoes uit 2020. Het laatste gedicht in deze aardige verzamelbundel is van Joost Zwagerman (de gedichten staan op alfabetische volgorde op de achternaam van de dichter, iets wat mijn bibliothecarishart blij stemt).

Het gedicht zonder titel van Zwagerman (1963-2015) komt uit zijn bundel ‘De ziekte van jij’ uit 1988 en doet me in de verte denken aan het gedicht ‘Lamento’ van Remco Campert. Desalniettemin, of misschien juist daardoor vind ik het een bijzonder fraai gedicht.

.

… zag jij misschien dat ik naar jou,

dat ik je zag en dat ik zag hoe jij

naar mij te kijken zoals ik naar jou

en dat ik hoe dat heet zo steels,

zo en passant en ook zo zijdelings –

dat ik je net zo lang bekeek tot ik

naar je staarde en dat ik staren bleef.

Ik zag je toen en ik wist in te zien

dat in mijn leven zoveel is gezien

zonder dat ik het ooit eerder zag:

dat kijken zoveel liefs vermag.

.

 

Aan Breyten

Remco Campert en Breyten Breytenbach

.

In 2009 verscheen van dichter Remco Campert (1929-2022) ‘Dichter’. Deze verzamelde gedichten zijn van grote waarde voor iedereen die Remco Campert als dichter nog eens wil nalezen. Zelf bezit ik ‘Campert Compleet’ waarvan de eerste druk al in 1971 verscheen (ik heb een druk uit de jaren ’80).

In dit verzameld werk staat een gedicht dat Campert schreef voor de Zuid Afrikaanse dichter Breyten Breytenbach (1939) getiteld ‘Aan Breyten’. Het origineel van dit gedicht komt uit de bundel ‘Theater’ uit 1979. Het gedicht opent met een variant op de bekende Campert-regel ‘Poëzie is een daad / van bevestiging’ uit de bundel ‘Het huis waarin ik woonde’ uit 1955. In de categorie Dichters over Dichters mag dit gedicht niet ontbreken.

Op de website Litnet.co.za kun je meer over de inhoud en vorm van dit gedicht lezen.

.

Aan Breyten

.

Poëzie is een voorbeeldige daad
je kunt wel je leven lang elegant
er doorheen zwijnen
maar eens gebeurt het toch:
die afrekening met anderen
en die met jezelf

.

nu heb je het gedaan
en je bent hoop ik fier en ongebroken
nu kan niemand er meer omheen
nu heb je het voor jezelf zeker gemaakt
en daarmee voor ons

.

het is een lang pad naar de dood die vlakbij is

.

als je er uitkomt
uit de rose klauwen van het bijbeldom
weet ik: nooit
zien we je terug in je oude gedaante

.

wij in het moederland
dat aan jouw vermomming eens geboorte gaf.

.

Brieven

Remco Campert

.

Ik schreef vroeger veel brieven en soms doe ik dat nog wel. Het brievenschrijven lijkt echter een vergeten ambacht te worden. De schrijfvaardigheid neemt af, handschriften zijn niet meer om te lezen zo hanepoterig, en ook de grammatica en interpunctie lijken steeds meer achterwege te worden gelaten in teksten (vooral op social media). Remco Campert (1929-2022) schreef een prachtig gedicht over brieven schrijven toen dat nog heel gewoon was. Uit zijn bundel ‘Mijn leven’s liederen’ uit 1968 is het gedicht ‘Brieven’.

.

Brieven

.

Die moet ik nog schrijven, en die
dat ik gezond ben
dat ik gisteren dronken was in een grieks café
daarna in een turks café, in een noors

dat ik me instel op ene hoge
zeer hoge gasrekening

en andere dingen aan anderen –
grasduinen in een steeds onverklaarbaarder wereld

dat iemand zei:
gij hollanders, ge zijt allemaal hetzelfde
terwijl ik toch had betaald
en een franse bril op had
en een duitse gedichtenbundel op zak
en thuis op mijn tafel
Anne Sexton’s onovertrefbare gedicht
‘wanting to die’

en luister hoe ik de stoppen vernieuwde
en het licht opeens weer brandde
en zij op de bank lag te slapen
onder de blauwe deken

Aan deze en gene moet ik schrijven
dat ik het niet doe
dat ik weiger
dat ik ga procederen
dat de dagen hier in de regen verslijten

en de wereld nooit groter is dan een stad
dan ik in die stad
mijn voeten op die stenen
en wat ik zie als ik knipper met mijn ogen
en ik moet vragen hoe het gaat
of het huis al gebouwd is
het stuk goed vertaald
of de kinderen voorspoedig groeien
en de vrouwen niet al te ongelukkig zijn

.

Zondag op maandag

Dubbelgedicht

.

Voor wie dacht dat het plaatsen van een liefdesgedicht daags na Valentijnsdag een vergissing was, die wil ik graag uit de droom helpen. Want vandaag, op maandag een gedicht over de zondag. Een dubbel-gedicht met twee gedichten over de zondag.

Het eerste gedicht, getiteld ‘Zondag’, is van Remco Campert (1929-2022) en komt uit zijn bundel ‘Bij hoog en bij laag’ uit 1959.

Het tweede gedicht getiteld ‘Zondagmiddag’ is van de Rotterdamse dichter Ellen Warmond (1930-2011) en komt uit de bundel ‘Mens: een inventaris’ uit 1969.

.

Zondag

.

Zondag had ik me voorgesteld

in de hangmat door te brengen

tussen de stevige stammen van de bomen

dicht boven de aarde

en van de hemel ver genoeg verwijderd

om me een mens op zijn plaats te voelen.

.

Maar het regende.

.

Zondagmiddag

.

De dag is zonder perspectief

in platte huizen schuiven

uit dun papier geknipte poppen

heen en weer langs de ramen

vlak zonlicht staat als

een kamerscherm tussen hen in

.

bij mij

is alles van zijn plaats geschoven

de mensen lopen met gesloten ogen

voorbij.

.

Een pleidooi voor inspiratie

Overheid van nu over poëzie

.

Op de website Overheid van nu staat een interessant artikel van begin 2022 onder de titel ‘Alternatieve leestips: een pleidooi voor inspiratie’. Toen ik op het artikel stuitte en het had gelezen wist ik dat ik hier een blogpost aan zou wijden. In het kort is het artikel een aansporing aan professionals werkzaam bij de overheid om (meer) vrij te denken door het lezen van poëzie. Of, zoals het in het artikel wordt verwoord:

“Gedichten stimuleren je om vrij te denken, omdat er geen goed of fout is als het gaat om kunst. Er worden geen meningen gepresenteerd, maar vergezichten. Dat gunnen we alle professionals die interbestuurlijk samenwerken aan de grote maatschappelijke opgaven van nu.”

In het artikel wordt verwezen naar de bundel ‘Olijven moet je leren lezen’ van Ellen Deckwitz, de voormalig dichter des vaderlands (2013-2017) Anne Vegter wordt aangehaald en het artikel wordt geïllustreerd met regels en strofen uit gedichten van bovenstaande dichters en Lieke Marsman, Tjitske Jansen, Rodaan al Galidi, Hagar Peters en Joost Baars. Zo wordt er gesteld, en ik ben het daar zeer mee eens, dat: Wie poëzie leest, loopt het gevaar verliefd te worden op zinnen die je vervolgens de rest van je leven bij je draagt.

Ik denk dat iedere poëzieliefhebber een of meer dichtregels uit het hoofd kent omdat deze ooit een verpletterende indruk heeft gemaakt. Ook ik ken vele regels uit mijn hoofd, ik heb er al eerder over geschreven, uit gedichten van Judith HerzbergVasalisRemco Campert en verschillende uit gedichten van Jules Deelder.

Het artikel eindigt met: “Poëzie neemt verschillende gedaantes aan: die van vergezicht, verdieping, vermaak, confrontatie, inspiratie of ontspanning. Die waarden gunnen we alle professionals die interbestuurlijk samenwerken aan de grote maatschappelijke opgaven van nu. Daarom dus poëzie als leestip op Overheid van Nu.” Een waardevolle tip lijkt me, elke dag poëzie lezen verrijkt je leven, je taal en je verbeeldingsvermogen. En ja sommige poëzie is niet meteen te begrijpen. Deckwitz schrijft hierover:  “Beginnen met lezen van poëzie is ermee akkoord gaan dat je niet meteen alles begrijpt. Maar wel dingen gaat aanvoelen.”

Een compliment voor de (anonieme) schrijver van dit artikel, hopelijk wordt het door vele ambtenaren gelezen en in praktijk gebracht. Natuurlijk een gedicht, dit keer van Ellen Deckwitz getiteld ‘Fietsen’ dat gepubliceerd werd in literair tijdschrift Liter jaargang 12 in 2009.

.

Fietsen

.

Toch knap dat u erin slaagde
het evenwicht te bewaren
op enkele pinkdunne buisjes
die met schroefjes en wat draad
aan twee wieltjes waren vastgemaakt.
.
Het enige wat u moest doen,
was de boel draaiende houden en de bel
alleen in noodgevallen aan te slaan
het kost wat
.
maar een melkgebit later
schept u er tijdens feestjes over op
tot u echt naar huis moet.
.
Daar gaat u dan
– op uiteraard de fiets –
toch even tonen dat u
ook met één hand kan
en dan ook de andere boven
het is net watertrappelen
voor gevorderden met als grande finale
voeten op het stuur en met de punt
van uw neus nog even tingeling en dan zoveel applaus
dat wanneer u op de brancard geladen wordt
er nog even door uw gedachten schiet
.
hoe knap het is,
dat u fietst.
.
.

Remco Campert

Het raadsel

.

In een Awater van vorig jaar (de speciale editie rond de poëzieweek uitgegeven samen met de Poëziekrant) las ik een uitgebreid verslag of analyse van het gedicht ‘Het raadsel van de Overtoom’ van de pas geleden overleden dichter Remco Campert door dichter Rob Schouten (1954). Het gedicht komt uit de bundel ‘Straatfotografie’ uit 1994.

Omdat het zo’n eenvoudig gedicht lijkt maar juist wanneer je het leest en herleest complexer is dan het lijkt. En omdat er een tijd was dat ik daar bijna dagelijks kwam. Had ik dit gedicht toen gekend, dan had ik vast en zeker met andere ogen naar de Overtoom gekeken.

.

Het raadsel van de Overtoom

.

Een meisje van twaalf vraagt of ik weet
waar op de Overtoom de muziekschool is
ik weet het niet heb je het nummer niet
de Overtoom is zo lang maar verderop
dat rode gebouw zie je wel is een school
misschien is het daar maar daar is het niet
blijkt als ze me achterna komt gelopen
daar is het niet zegt ze ik ga maar terug
naar mijn moeder en vraag haar het nummer
zegt ze en aarzelt (haar mond) en blijft staan
alsof het om iets anders gaat en kijkt me aan
(haar ogen) of ik de oplossing weet
maar ik ben al op weg naar iets anders
dat ik ook niet oplossen kan

.

terwijl zij natuurlijk de oplossing was

.

Sluiting

Leo Vroman

.

Op een dag dat er een crematie is van van de vader van een heel goede vriendin vind ik het gepast om een gedicht te plaatsen over de overgang van leven naar dood. Elke dag sterven er mensen, deze week nog Remco Campert, één van de grootste dichters die ons land heeft gekend. Bij het sterven, bij de dood zijn vele prachtige gedichten geschreven, ik heb er op dit blog menigmaal aandacht aan besteed.

Vandaag dus opnieuw en wel in de vorm van het gedicht ‘Sluiting’ van dichter Leo Vroman (1915-2014) dat komt uit een van de laatste dichtbundels die hij publiceerde op 94 jarige leeftijd in 2011 met als titel ‘Daar’. In dit gedicht beziet hij zijn naderende dood op een rustige manier waarin hij zijn sterfelijkheid niet alleen accepteert maar ook met enige humor bekijkt.

.

Sluiting

.

Als ik morgen niet opsta

moet je niet schrikken:

per slot, elke opera

en alle toneelstukken

hebben hun ogenblikken,

het vallen van gordijnen

of andere ongelukken.

Dit is dan het mijne.

.

Sluit dus mijn gezicht,

doe die mond en twee ogen

maar netjes dicht

en ik ben voltooid.

.

Laat zo maar gaan,

en die oren mogen

nog openstaan,

want je weet nooit.

.

De dag richt een standbeeld op

Remco Campert (1929-2022)

.

Op maandag 4 juli werd door uitgeverij De Bezige Bij, namens de familie bekend gemaakt dat dichter en schrijver Remco Wouter Campert is overleden. Remco Campert leerde ik kennen op de middelbare school waar ik ‘Tjeempie! of Liesje in luiletterland’ las. Ik was meteen verkocht door de sprankelende taal, de luchtigheid van zijn schrijven en wilde meteen meer van hem lezen. Dus las ik ‘Het leven is verrukkulluk’, ‘Liefdesschijnbewegingen’ en ‘Het gangstermeisje’en in de jaren die volgde nog verschillende van zijn verhalen en romans.

Pas later, toen ik me meer voor poëzie ging interesseren en poëzie ging lezen was één van de eerste bundels die ik aanschafte ‘alle bundels gedichten’ 1951-1970 in 1976. Daarmee was Remco Campert naast (toen) Jules Deelder de dichters waar ik diep van onder de indruk was. Nog altijd staat deze bundel daar in mijn boekenkast waar mijn poëzieverzameling begint naast de vroege bundels van Deelder.

Ik schreef vaker over Remco Campert, zijn poëzie vind ik nog steeds behoren bij de drie tot vijf dichters die ik noem, gevraagd naar mijn favoriete dichters. Inmiddels heb ik naast die eerste bundel (waarin zijn eerste 10 poëziebundels zijn gevat) meerdere poëziebundels van zijn hand. En nog steeds lees en herlees ik zijn gedichten. Zijn directe en schijnbaar eenvoudige taalgebruik herbergt vaak zoveel lagen. Zijn weemoedige en ironische toon is altijd vriendelijk en herkenbaar.

Campert werd bijna 93, een prachtige leeftijd (bijna net zo oud als zijn moeder Joeki Broedelet die ik ook nooit meer zal vergeten door haar legendarische optreden in een scene van van Kooten en de Bie als Jacobse en van Es, als twee Haagse tuinmannen in ‘Winterklaar maken van uw tuin’ , maar veel ouder dan zijn vader de dichter Jan Campert die op 40 jarige leeftijd de dood vond in een Duits concentratiekamp).

Remco Campert zal gemist worden en nog vele jaren gelezen en aangehaald worden. Een groot dichter en schrijver is overleden. Hij verdiend een standbeeld. Daarom, bij wijze van, wil ik hier zijn gedicht ‘De dag richt een standbeeld op’ uit zijn debuutbundel ‘Vogels vliegen toch’ uit 1951 met jullie delen.

.

De dag richt een standbeeld op

.

de dag richt een standbeeld op

van zwijgen

zwijgend wachten,

op alle hoeken van de stad

sta ik stil en staar

mijn ogen na die traag

traag uit het oog verdwijnen

.

ik kan de uren van wapperend wasgoed

niet in mijn handen houden

mijn vingers vallen terug

op het balkon van

niet eens meer zien

.

het kind wil weifelen

weifelen in de duisternis

die ik achter mij vermoed

maar er is de dag

een standbeeld vol zwijgen

.

welaan dan

het vers weer geschoeid

het verlies van jaren dichten

op de rug gepakt

ginds zijn dezelfde bergen

waarop ik weer de gedachten van

mijn voeten versplinteren zal

.

welaan dan

.