Site-archief
De grondstof van het gedicht
Michaël Slory
.
Op zoek naar iets heel anders kwam ik op de website van Writers Unlimited terecht. Daar las ik over het slotprogramma van het Winternachtenfestival 2023. In dit avondvullende programma gingen dichters en kunstenaars op zoek naar de grondstof van het gedicht. Hoe worden het geweld van de delving van grondstoffen, de vernietiging van levens en werelden, en de uitputting van de aarde hoorbaar en voelbaar in taal? Waar is het gedicht van gemaakt: kan het zelf ook plunderen en schaden?
Dichters als Alara Adilow, Maarten van der Graaff, Marieke Lucas Rijneveld, Martin Rombouts, Maxime Garcia Diaz en Mustafa Stitou vulden deze avond met voordrachten, beeld, muziek en dans. Van de avond is een videoregistratie gemaakt die je hier kan bekijken. Als informatie bij deze avond werd een uitspraak van de Britse zoöloog, auteur en activist George Monbiot aangehaald: Wie een kinderboek over een boerderij openslaat ziet geen hypermoderne, destructieve industrie, maar lieflijke taferelen. Deze verdoezeling van de werkelijkheid is te wijten aan hardnekkige beelden over onze omgang met dier en land, die zijn ontleend aan de dichtkunst. ‘Een van de grootste bedreigingen voor het leven op aarde is poëzie,’ schreef hij dan ook provocatief.
Ik hou wel van dit soort uitspraken. het zet je aan het denken over wat taal vermag en hoe we ons verhouden tot de werkelijkheid. Dat het plunderen van de aarde is doorgedrongen tot de poëzie blijkt uit een gedicht van de Surinaamse dichter Michaël Slory (en dacht ik meteen aan de Klimaatdichters die dit tot speerpunt van hun poëzie hebben gemaakt). Het gedicht ‘Sinaasappel, bitter je schil’ van Michaël Slory (1935-2018) verscheen in 1966 in Contour jaargang 2, tijdschrift voor Literatuur.
.
Sinaasappel, bitter je schil
.
James Ramlal
Bhai
.
Ik schreef al een aantal keren over Surinaamse poëzie en dichters maar dichter, filosoof, vormingswerker en vedantist (Het Hindoeïstische Vedanta gaat er van uit dat de mens in essentie goddelijk is en dat het doel van ons leven is om deze essentie te ervaren) James Ramlal (1935-2018) die als dichter ook onder de naam Bhai bekend is, kende ik nog niet. Tot ik zijn naam tegenkwam bij een tentoonstelling over Anil Ramdas in de voormalige Amerikaanse ambassade in Den Haag. Bij een stukje over zijn leven in Nickerie was een strofe opgenomen van Bhai (volgens het opschrift pseudoniem van James Ramlall, met twee ll-en aan het eind in plaats van één l) over de rijstvelden van Nickerie.
Ramlal debuteerde in 1962 met acht van zijn gedichten in Soela onder de naam Bhai (broer). Twintig jaar later, in 1982, verscheen van zijn hand zijn enige bundel ‘Vindu’. Voor deze bundel ontving Bhai de Literatuurprijs van Suriname 1980-1982. Zijn weinige poëzie van daarna verscheen in De Ware Tijd Literair. Hij heeft ook in Tirade gepubliceerd. Zijn tweede bundel Avinash (onsterfelijk) werd in het Hindi gepubliceerd. Op de dag dat Ramlal overleed in 2018 stierf ook Michaël Slory, een andere iconische dichter uit Suriname.
Dr. James Ramlal, werd geboren als zoon van een rijstboer In de tijd, dat hij leerling was van de rooms-katholieke St. Paulusmulo en de openbare Surinaamse Kweekschool in Paramaribo, hielp Bhái zijn ouders met rijstplanten en -oogsten. Dat schoolgaande kinderen in die jaren meehielpen op de rijstakkers, was gebruikelijk. Toen bekommerde niemand zich om kinderarbeid. Later studeerde James Ramlal in Nederland en in India. Met die ervaring uit zijn jonge jaren kon de dichter Bhai als een ‘insider’ over de zware arbeid op de blubberige rijstvelden schrijven. Het volgende gedicht publiceerde Bhái in het literaire tijdschrift Soela 2 van 1962.
Rijste-smart
.
Slechts zij,
die uit rijst geboren zijn
Slechts zij,
die in rijst zijn opgegroeid
Slechts zij,
die door de rijst gestorven zijn
Kennen alleen de jammerklachten der halmen.
Want weet, dat iedere groei
In wezen sterven is
En iedere bloei vergaan.
Zo weet dan ook, dat iedere oogst
Zeer smart’lijk is.
.
Onschuldig, of hij wou niet omkijken
George Gerardus Theodurus Rustwijk
Na zijn dood (het was één van zijn laatste wensen) verscheen: ‘Matrozenrozen – Nagelaten dicht- en andere werken van G.G.T. Rustwijk’, H. van Ommeren, 1915, Paramaribo, met als extra vermelding: De luimige stukken zijn meest alle naar ware gebeurtenissen. Deze zin tekent zijn gedichten, stukken op rijm met een humor die ons tegenwoordig maar flauwtjes tot glimlachen aanzet. Zijn verzen waren echter populair op de reciteer-verjaardagsavondjes van die tijd en dragen dan ook bij tot het tijdsbeeld.
.
Vandaag vrij, altijd vrij
Anton de Kom
.
De belangrijkste stem in de antikoloniale beweging van de 20ste eeuw is toch wel Anton de Kom (grootvader van dichter Antoine de Kom, 1956). In de jaren ’30 van de vorige eeuw vestigde Anton de Kom (1898-1945) een adviesbureau op het erf van het huis van zijn ouders, waar hij arbeiders adviseerde over hun rechten. Hij werd al door de koloniale machthebbers gevolgd en dit was de reden dat hij werd opgepakt en verbannen uit Suriname op beschuldiging van een revolutiepoging. Hij ging in Nederland wonen en tijdens de tweede wereldoorlog was hij actief in het Nederlandse verzet. Op 24 april 1945, vlak voor de bevrijding overleed hij in een Duits concentratiekamp.
In 1969 ontdekte de Stichting tot behoud en stimulatie van Surinaamse Kunst, Kultuur en Wetenschap De Koms gedichten, en gaf ze uit in een kleine oplage in Paramaribo. Dit jaar werd de bundel ‘Vandaag vrij, altijd vrij’ de gedichten uitgegeven met een voorwoord van Babs Gons. Ten opzichte van de bundel die in Paramaribo werd uitgegeven is deze uitgave aangevuld met enkele gedichten uit zijn ongepubliceerde werk.
In deze bundel staan gedichten die hij schreef tijdens de tweede wereldoorlog waar hij ook het slavernijverleden in verwerkte. Maar ook gedichten met natuurbeschrijvingen en gedichten waar zijn liefde voor Suriname uit spreekt. Ik koos uit dit mooi uitgegeven bundeltje het gedicht ‘Maar ik’ waarbij aangetekend dat Hevea rubberbomen zijn.
.
Maar ik
.
Gij bakra (blanke) bezit een huis
Een paleis gelijk
Gebeeldhouwde deur
Schoon als blozende wangen
Van marmer zijn de gangen
Bloeiende haag
En een zeiljacht aan de kaag
maar ik, maar ik
.
Onmetelijk zijn de rietvelden
Duizenden akkers
met mais beplant
Hevea, koffie en katoen
renderende rumbranderijen
Berooide pachters op je land
Stallen van stamboekvee
Maar ik, ik heb noch huis noch stee
.
Miljoenen in rubbers
Machines draaien
door jouw olie
.
Ademloos
Bea Vianen
.
Schreef ik op 19 september jongstleden nog over de bundel ‘Vrouwen dichten anders’, vandaag is het de beurt aan de bundel ‘Dit maakt ons ademloos bij haar geluid’, de mooiste gedichten door vrouwen geschreven. Samengesteld en ingeleid door Maaike Meijer en Annettje Dia Huizinga uit 1986. Je zou verwachten dat deze twee bundels een grote mate van overlap vertonen in de gekozen gedichten en dichters maar dat is zeker niet het geval. Natuurlijk zijn de grote en historische namen in beide bundels vertegenwoordigd ( onder andere Ida Gerhardt, Eva Gerlach, Hadewych, Hanny Michaelis en Neeltje Maria Min) maar er zijn ook echt grote verschillen tussen de twee bundels.
In ‘Dit maakt ons ademloos bij haar geluid’ een dichtregel uit een gedicht van Ida Gerhardt over de dichter Sappho, zijn bekende maar vooral ook minder bekende dichters aan het woord gelaten. Over moeders en dochters, seks, seksuele politiek, politiek engagement, humor, vriendinnen en grootouders. Met name het politieke element maakt voor mij het verschil met ‘Vrouwen dichten anders’.
Zevenenveertig dichters komen aan het woord in bijna 250 pagina’s. Ik koos tussen al deze geweldige dichters voor de dichter Bea Vianen (1935-2019). Deze Surinaamse schrijfster van romans, verhalen en poëzie wordt gerekend tot de belangrijkste Nederlands-Caraïbische auteurs van de jaren ’70 van de 20ste eeuw. In haar werk staan twee thema’s centraal, de etnische verdeeldheid van haar land (Suriname) en het verlangen naar vrijheid.
In ‘Dit maakt ons ademloos bij haar geluid’ staat in het hoofdstuk ‘Politiek engagement’ het gedicht ‘Palmentuin’ uit haar bundel ‘Liggend stilstaan bij blijvende momenten’ uit 1974.
.
Palmentuin
.
Gedreven door een kracht, sterker dan
de haast, steek ik – hoe voelt na
dertig jaar het mos, de rug, de zitting
van de bank, de stam waarin gekerfd, naam
en datum staan, – de straat over
.
Een snelle blik naar binnen en ik weet:
juist aan zo’n tuin valt te merken
hoe het ons volk vergaat wanneer
z’n laatste gouverneur een Hollander is geweest.
.
Verloederde sfeer. Waar eens op zondagmiddag
keurig aangeklede kinderen onder
ouderlijk toezicht, dennappeltjes vergaarden,
liggen nu schillen, rumflessen. Preservatieven.
.











