Site-archief

Alle -ismen nog eens aan toe

Stromingen in de Russische poëzie

.

Elke keer wanneer ik over Russische poëzie schrijf bekruipt me een ongemakkelijk gevoel. Rusland daar wil ik niks mee te maken hebben, een dictatoriaal geleid land waar zo’n beetje alle mensenrechten worden geschonden. En toch blijf ik aandacht besteden aan de Russische dichters en poëzie. Die staan voor mij los van al het kwaad dat Rusland tegenwoordig belichaamd.

Daarom vandaag een blog over stromingen in de Russische poëzie. En dat zijn er nogal wat. Heb je in Nederland de romantische dichters, de Tachtigers, de Vijftigers, de Zestigers en de Maximalen, in Rusland zijn het allerlei -ismen. Ik beperk me hier tot de stromingen van eind 19e eeuw tot ongeveer nu. Een opsomming.

De 19e eeuw (en dan met name het laatste deel) waren de hoogtijdagen van het Russisch realisme, ook wel de Gouden Eeuw van de Russische literatuur genoemd. Een variant van het Realisme en een tegenhanger van de Romantiek. Tijdens de romantiek werd de subjectieve ervaring als uitgangspunt genomen. Hierdoor kwamen introspectie, intuïtie, emotie, spontaniteit en verbeelding centraal te staan. In het Russisch Realisme was een sociale boodschap uitgangspunt, literaire uitingen moesten confronterend zijn. De lezer moest opschrikken uit zijn zelfgenoegzame dommel. Overigens was het Russisch Realisme ook niet vrij van controverse, zo bestond deze stroming uit een progressieve, meer Westers-gezinde stroming en de meer Oosters georiënteerde slavofielen, die op hun beurt vooral teruggrepen op de voor-Petrische, oud-Russische waarden, de mythen over de ‘Russische ziel’, de verheerlijking van de mir, het natuurlijke christendom van de boeren en het idee van de eenheid aller Slaven (het ‘panslavisme’), alles onder autocratisch leiderschap van de tsaar.

Tussen 1890 en 1920 kwam het Symbolisme op (de Zilveren eeuw, al duurde die maar ca. 40 jaar). Symbolisten verklaarden zich voorstander van het ‘l’art-pour-l’art’-principe. Zij bestreden nadrukkelijk dat kunst nuttig moest zijn, zoals de linkse socialisten propageerden, of moest opwekken tot een hoogstaand leven, zoals Tolstoj wilde. De beweging van de Tachtigers in Nederland is verwant aan deze stroming.

Literaire stromingen die voortbouwden op het Russisch symbolisme (of zich er eigenlijk tegen zeiden af te zetten) waren de op de ‘gewone’ betekenis van het woord georiënteerde acmeïsten ( zij streefden naar eenvoud en helderheid van hun teksten. Ze vermeden metafysische, mystieke en occulte termen ten faveure van aardse en concrete) de meer op klanken georiënteerde futuristen (die zich afzetten tegen alle geldende normen en conventies inzake woordvorming, syntaxis, spelling en ritmiek). Zij actualiseerden de woordenschat met willekeurige en afgeleide woorden of door woorden in een nieuwe context te plaatsen. Vaak gebruikten ze bewust verkeerde voegwoorden en ongewone interpunctie.), de formalisten (zij concentreerden zich op de formele kenmerken van de literaire tekst en op de effecten daarvan) en  de imaginisten (zij richten zich vooral op (het belang van) het beeld in de poëzie. Ze verwierpen het futurisme en het symbolisme en aanvaardden alleen het beeld als poëtisch fundament. De inhoud was onbelangrijk.

Na deze periode kwam het tijdperk van de Sovjet Unie en het Socialistisch Realisme. Dit werd de enige nog toegestane literatuurstijl. De censuur vierde hoogtij. Het typische Sovjetoptimisme, de partijtrouw, de volksaard, de verheerlijking van de vooruitgang (en na de oorlog de wederopbouw), met altijd positieve helden. Na de Glasnost en de Perestrojka verdween het Socialistisch Realisme uit de poëzie. Hierna zijn geen literaire stromingen van enige betekenis meer ontstaan.

Door een eeuw poëzie in stromingen te beschrijven is de keuze voor een dichter natuurlijk niet eenvoudig, er zijn er zoveel. Ik heb gekozen voor de dichter Bella Akhmadulina (1937-2010). Zij een was dichter, vertaler en schrijver van korte verhalen van Italiaans-Tataarse afkomst. Ze was getrouwd met een andere Russische dichter Jevgeni Jevtusjenko (1932-2017). Haar gedichten zijn klassiek van vorm in de traditie van de Acmeïsten en vaak licht ironisch van toon. Onder het bewind van Leonid Brezjnev werd ze uitgesloten van de Schrijversbond en mocht ze niet meer gepubliceerd worden. Akhmadulina’s werk werd destijds over het algemeen niet veel gepubliceerd, desalniettemin trokken haar openbare voordrachten een enthousiast publiek en droeg ze voor volle zalen voor. Naarmate ze ouder werd, werd haar schrijfstijl filosofischer, zelfs religieus. Hoewel ze sociale kwesties over het algemeen uit de weg gaat, behandelt haar latere poëzie grotendeels thema’s als ziekte, slapeloosheid en het lijden dat voortkomt uit haar onvermogen om te schrijven in een sfeer van stilte, schaduwen en duisternis.

Uit  ‘Armada’ uit 1997 komt haar gedicht De nieuwe hoogovens op het metallurgisch complex van Kemorovo’ in een vertaling van Peter Zeeman.

.

De nieuwe hoogovens op het metallurgisch complex van Kemorovo

.

Ze zijn een hoogoven aan ’t bouwen.

Daar is een jongen bezig, en die zingt.

Je moet wel durven, zeg, en ervan houden

om zo te balanceren in de wind.

.

Heel nonchalant, haast zonder na te denken

loopt hij daar op een richel rond.

Maar wie weet of de bomen hem niet wenken?

Wellicht verlangt hij, dizzy, naar de grond.

.

Hij ademt gretig, vrijuit, ongedwongen,

zijn zware stappen galmen zonder maat.

De lasbout spreidt een waterval van vonken,

als sterrenregens in een zomermaand.

.

Natuurlijk is hij vurig en vermetel,

en koestert hij zich in de zekerheid

dat op de grond een meisje staat te meten

hoe groot de hoogte is die beiden scheidt.

.

Maar meisjes hebben andere gewoonten.

Ze kijkt, hoewel de reden haar ontgaat.

Hij trekt haar aan; ze speurt in het vertoonde

iets hogers dan het plan waarop hij staat.

.

En kijkt ze in een circustent naar boven,

dan komt ze overeind, gefascineerd,

als ze de frêle danser aan ziet komen,

en trekt bleek weg als die het koord probeert.

.

Al voelt de stoere lasser zich beledigd,

hij laat niets merken, kijkt wat om zich heen,

negeert de meisjes die hem zijn vergeten

en strooit opnieuw de vonken ver uiteen.

.

Autopsychografie

Fernando Pessoa

.

Het is zeker niet de eerste keer dat ik hier schrijf over de Portugese dichter Fernando Pessoa (1888-1935), dat was namelijk al in 2010 toen ik over het gedicht ‘De schaapsherder’ schreef dat (uiteraard in de Portugese versie) te lezen is als je in Lissabon over een fietspad langs de rivier de Taag fietst. Daarnaast heb ik een aantal keren over Pessoa geschreven omdat gedichten van zijn hand werden opgenomen in bloemlezingen en verzamelbundels.

En vandaag wil ik opnieuw een blog aan zijn poëzie wijden. In 2009 publiceerde de Arbeiderspers de bundel ‘Gedichten’ van Pessoa, opnieuw in een vertaling van August Willemsen. Deze (bijna vaste) vertaler van het werk van Pessoa bracht met dit boek een ruime keus uit Pessoa’s poëzie en een beknopte selectie uit diens proza samen.

Bij leven publiceerde deze kantoorklerk uit Lissabon slechts enkele werken. Na zijn dood werd op zijn huurkamer een kist aangetroffen met 27.000 volgekrabbelde velletjes. Uit die chaos kon een kolossaal oeuvre worden samengesteld. Pessoa creëerde diverse ‘heteroniemen’ – afzonderlijke ‘schrijverspersoonlijkheden’ met elk een eigen stijl en woordkeus.
Alberto Caeiro is de natuurdichter van het platteland, bekend om zijn heldere, vrije verzen. Zijn leerling, dokter Ricardo Reis, is de man van de klassieke invloeden, die in streng metrische verzen schrijft. Scheepsbouwkundig ingenieur Álvaro de Campos is de droomfiguur, de schrijver van lange versregels en futuristisch woordengedaver. En dan is er nog de sterk symbolistische en mystiek getinte poëzie die Pessoa onder eigen naam publiceerde.

Allemaal komen ze terug in deze 190 pagina’s tellende bloemlezing. Ik koos het gedicht ‘Autopsychografie’ en dat zou, aan de vorm te zien, zo maar eens van zijn heteroniem Ricardo Reis kunnen zijn. Het gedicht werd in 1931 geschreven.

.

Autopsychografie

.

De dichter wendt slechts voor.

Hij veinst zo door en door

Dat hij zelfs voorwendt pijn te zijn

Zijn werkelijk gevoelde pijn.

.

En zij die lezen wat hij schreef,

Voelen in de gelezen pijn

Niet de twee die hij geleden heeft,

Maar een die de hunne niet kan zijn.

.

En zo rijdt op zijn rails in ’t rond

Tot vermaak van onze rede,

Die opwindtrein, in dichtermond

Ook wel ‘het hart’ geheten.

.

Bij nader inzien

Maggie Smith

.

Maggie Smith (1977) is een Amerikaanse dichter, schrijver, redacteur en docent. Haar gedicht ‘Good Bones’ ging viral in 2016 en haar memoir ‘Je zou het hier schitterend kunnen maken’ was een New York Times-bestseller. Deze bundel die ook in de Nederlandse pers consequent ‘memoir’ wordt genoemd (vertaling: a historical account or biography written from a personal knowledge) is een verslag van het uiteenvallen van haar huwelijk en haar hernieuwde toewijding aan zichzelf. Smith verweeft momentopnames uit haar dagelijks leven met mijmeringen over geheimen, woede en vergeving, en komt tot de kern van het vertellen zelf.

De bundel is in het Nederlands vertaald door Susan Smit en Elisabeth van Borselen. Het verscheen in mei van dit jaar. Een lezer en fan schrijft op Hebban over deze bundel: “Je zou het hier schitterend kunnen maken’ is poëtisch, vol passende quotes van andere schrijvers en met moedige, wijze, bloedeerlijke stukken van Smith zelf.”

Poëzie van Maggie Smith werd veelvuldig bekroond, onder andere met twee Academy of American Poets Prizes, en het verscheen in The New Yorker en The Paris Review.

Uit deze bundel nam ik het poëtische prozastuk ‘Bij nader inzien’.

.

Bij nader inzien

.

Ik heb nog eens nagedacht over wat ik eerder zei, over dat ik

alles wilde terugdraaien. Hoe meer tijd er verstrijkt, hoe minder

ik dat voel. Rilke komt op deze momenten bij me naar boven,

en fluistert: ‘Geen enkel gevoel is definitief.’

Ik wil niet slechts kinderen hebben, ik wil deze kinderen.

Maar verdorie, ik zou willen dat ze een gemakkelijke weg

konden afleggen, Ik zou willen dat we allemaal een gemakke-

lijkere weg hadden.

Dit is waarover ik het meest nadenk: in een of ander parallel

universum kan ik de kinderen redden en het huwelijk over-

boord zetten. Dit is magisch denken. Als in een Griekse mythe

die we nog moeten ontdekken, een zoon en een dochter komen

uit mij voort, heel.

.

 

 

De jas van mijn vader

Adonis

.

De in Parijs woonachtige dichter Ali Ahmad Said Esber (1930) wordt beschouwd als de grootste levende Arabische dichter en oefent grote invloed uit op de hedendaagse Arabische poëzie. Hij is bekend onder de dichtersnaam Adonis. Al in 1956 vluchtte Adonis weg uit zijn geboorteland Syrië. Daarna woonde hij afwisselend in Beiroet en Parijs. Heen en weer gekaatst tussen oost en west is hij bij uitstek een balling: hij kan niet wortelen. In 2021 won hij in Duitsland de prestigieuze Goethe-prijs en zijn naam gaat regelmatig rond wanneer de Nobelprijs voor de Literatuur weer wordt vergeven.

In zijn poëzie beweegt hij zich tussen het Oosten en het Westen, tussen traditie en moderniteit. Zijn poëzie is geënt op de klassieke Arabische dichters maar hij breekt zich los van gewortelde ideeën over metaforen en beelden. De Arabische poëzie heeft zich eeuwenlang gevormd naar de strenge regels van de qasida, een ritmische, rijmende dichtvorm die stamt uit pre-islamitische tijden. Tot ver in de twintigste eeuw bleef die grotendeels onveranderd. Voorzichtig, westerse voorbeelden als T.S. Eliot achterna, speelde de Arabische dichtwereld na de Tweede Wereldoorlog met een eigen versie van het vrije vers. Maar het was Adonis die de voor het eerst echt loskwam van de restricties van vorm, ritme en rijm.

In 2016 is, in een Nederlandse vertaling, een bloemlezing van zijn werk gepubliceerd, samengesteld en vertaald door Kees Nijland en Assad Jaber, getiteld ‘Wat blijft’. Toen nog burgemeester van Rotterdam en poëzieliefhebber Ahmed Aboutaleb schreef op de achterkant van deze bloemlezing onder andere ‘Zijn gedichten tonen de weg naar een nieuw soort burgerschap waarin interculturele dialoog en culturele diversiteit centraal staan.

Uit de bundel koos ik het gedicht ‘Jas van mijn vader’.

.

De jas van mijn vader

.

Er ligt een jas in ons huis

door mijn vaders leven gesneden

met zwoegen gestikt

.

De jas zegt – jij zat op zijn mat

als een naakte tak

en in zijn hart was je

de morgen van morgen

.

Er ligt een jas in ons huis

neergesmeten

hij bindt mij aan het dak

het cement, de steen

in de gaten zie ik

zijn omhelzende arm

zijn hart, zijn ingewortelde verlangen

.

Zijn gebeden beschermen en omhullen mij en vullen mijn pad

laten mij achter als een fluit, een bos en een lied

.

Deense dichter

Inger Christensen

.

In de bundel ‘Alfabet’ uit 2002 van de Deense dichter Inger Christensen, vertaald door Annelies van Hees, lees ik het gedicht zonder titel met de eerste zin ‘ergens word ik plotseling geboren’. Een intrigerend gedicht waarin het leven wordt voorgesteld als een huis. Omdat ik deze dichter niet kende heb ik me eens in haar leven ingelezen voor zover dat gaat. Inger Christensen (1935-2009) is schrijver, dichter en essayist.

Terugkijkend op mijn blog blijken Deense dichters niet heel veel beschreven, zo heb ik aandacht besteed aan Otto Gelsted, Henrik Nordbrandt, Hans Christiaan Andersen en Yahya Hassan en dat was het. Daar komt vandaag dus Inger Christensen bij. Christensen wordt als een van de meest vooraanstaande poëtische experimentalisten van haar generatie gezien. Na 1964 begon ze full time met schrijven. Haar belangrijkste werk uit de jaren ’60 was het werk ‘det’ (‘Het’), dat sociale, politieke en esthetische aspecten verkende, maar tegelijkertijd grote filosofische kwesties van zingeving als onderwerp had.

Veel van haar werk is georganiseerd in systematische structuren, in overeenstemming met haar geloof dat poëzie niet de waarheid is, en evenmin een droom van de waarheid, een spel, misschien een tragisch spel – een spel dat we spelen met een wereld die zijn eigen spelletjes met ons speelt. Ze werd bekend met haar bundel ‘Alfabet’ dat als een meesterwerk wordt gezien. Ze gebruikt in deze bundel het alfabet (van a van abrikozen tot de n van nachten) met de wiskundige rij van Fibonacci. Hierbij is het volgende getal de som van de twee vorige (0, 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34…). Of zoals Christensen het toelichtte: “De numerieke ratio bestaat in de natuur: de wijze waarop een prei zichzelf rond het binnenste wikkelt en de kop van een sneeuwbloem zijn op deze serie gebaseerd.”

In 1978 werd ze aangesteld bij de Deense Academie en in 1994 werd ze lid van de Académie Européenne de Poésie. Ze won de Austrian State Prize for European Literature in 1994 de Nordic Prize in hetzelfde jaar, de European Poetry Prize in 1995, de America Award in 2001, en ontving allerlei andere onderscheidingen. Haar werk is in verschillende talen vertaald, en ze is regelmatig genoemd als kandidaat voor de Nobelprijs voor de Literatuur.

.

ergens word ik plotseling geboren
in een uitdrukkingloos huis; als je
schreeuwt, geven de muren mee en
.
de tuin, waarin je verdwijnt, is
gladgesleten door slakken; je baadt
in schokjes als een vogel, en als de aarde
.
opgegeten is en de rabarber voor het eerst
verwelkt, geeft de zomer mee en
de stad, waarin je verdwijnt, is
.
langzaam en zwart; je loopt door
de straten, doet als de anderen, die
zonder een woord in het voorbijgaan
.
wat metselwerk op zijn plaats duwen; als de route
ingestudeerd is, vasthoudend genoeg, geven
de huizen mee, en de hoogvlakte breidt
.
zich dwars en almachtig en bijna
onzichtbaar uit; ergens staat een wilde
abrikozenboom een ogenblik stil en
.
bloeit, maar met slechts een heel
dunne sluier over de uitgespreide takken,
voor hij toch verdergaat
.

Haagse dichters

Dichters-top

.

Eerder dit jaar schreef ik al over het Haagse antiquariaat Colette en wat een rijkdom het hebben van een antiquariaat in een gemeente is. En in 2019 schreef ik over Haagse dichters naar aanleiding van de bundel ‘Den Haag, de stad van gedichten‘. Deze twee komen (in samenwerking met Het Woordenrijk) nu samen op 25 mei in Colette aan de Reinkenstraat 45 in Den Haag. In een dichters-top (een duidelijke verwijzing naar de NAVO-top die niet ver van Colette plaats vindt in Den Haag) onder het mom van ‘Poëzie versus Politiek’ treden maar liefst 32  Haagse dichters op zoals Kees ’t Hart, Edith de Gilde, Marilou Klapwijk, Dian van Faassen en Alexander Franken.

Het is de bedoeling dat tijdens de bijeenkomst in de tuin en op het terras van de boekhandel in de Haagse wijk Duinoord poëzie te horen is uit alle landen die binnen de NAVO zijn verenigd. De dichters wordt gevraagd een – bij voorkeur geëngageerd – gedicht van zichzelf voor te dragen en een gedicht in vertaling van een dichter naar keuze uit een NAVO-land. De 32 landen worden daarvoor willekeurig verdeeld onder de dichters.

Als voorproefje een gedicht van Kees ’t Hart (1944) uit de gelijknamige bundel ‘Kinderen die leren lezen’ uit 1998.

.

Kinderen die leren lezen

.

kinderen die leren lezen
zitten in lokalen
uit te rusten van
onrustige verhalen

er hangt een stilte
zoals tussen auto’s
op parkeerkerreinen
en tussen bomen

en juf beklimt
het podium
met wit papier

kinderen die leren lezen
hangen letters te drogen
aan de wanden
van de klas

in de winter steekt
juf de kaarsen aan
en kinderen die leren lezen
mogen zingen

en ze beschilderen papier
met de lievelingskleuren
van hun lievelingsdier

kinderen die leren lezen
denken aan de slaap
van de komende nacht

.

Nieuwe gedichten & Nieuwe gedichten het andere deel

Rainer Maria Rilke

.

Schreef ik eerder deze week over dichters met eeuwigheidswaarde (William Shakespeare) van wie er nog steeds nieuwe bundels worden herdrukt en her- en vertaald, nu wil ik aandacht geven aan nog zo’n dichter en wel Rainer Maria Rilke (1875-1926). Want ook van deze dichter is opnieuw werk uitgegeven door uitgeverij IJzer dit keer. En in tegenstelling tot de sonnetten van Shakespeare dit keer in een tweetalige uitgave getiteld ‘Nieuwe gedichten & Nieuwe gedichten het andere deel’ met als ondertitel Neue Gedichte & Der neuen Gedichte anderer Teil, in een vertaling van Gerard Kessels.

Deze twee bundels van Rilke worden gerekend tot twee van de belangrijkste werken in de Duitse literatuur van het begin van de 20ste eeuw. Vele dichters hebben zich laten inspireren door deze poëzie en hun lyrische schoonheid en diepgang wordt nog steeds ervaren door vele lezers. De vertaler Gerard Kessels (1951), opgegroeid met de Duitse en de klassieke talen, verbonden aan het Poëziecentrum Nederland, kwam vanaf 2010 in contact met Rilke. Vanaf 2018 vertaalt hij de poëzie van Rilke. Zo vertaalde hij eerder ‘Het getijdenboek’ (‘Das Stunden-Buch’ drie delen gepubliceerd in 1899-1903) en ‘Het boek der beelden’ (‘Das Buch der Bilder’vier delen gepubliceerd in 1902-1906).

De bundel wordt door de uitgeverij als volgt in de markt gezet: “Rilke gaf de dichtbundels het predicaat ‘nieuw’ en daarmee bedoelde hij vooral een vernieuwing ten opzichte van zijn eigen poëzie. Rilke wilde geen ‘gebeden’ meer zoals in Het getijdenboek en ook geen impressionistische schetsen van stemmingen zoals hier en daar nog in het Buch der Bilder. Nu richt hij zich tot de wereld van de dingen, aanvankelijk geïnspireerd door de beeldhouwer Rodin en later door de schilder Cézanne. Door middel van gevoelige zintuiglijke waarneming, het Schauen, probeert hij de essentie van ‘de dingen’ te doorgronden. Dingen die ervaringen dragen en uitlokken zet hij om in nieuwe poëtische taal, o.a. door middel van talloze vergelijkingen en metaforen. En ‘dingen’ vat hij breed op: de gedichten zijn geïnspireerd door (Bijbelse) geschiedenis, mythologie, schilderijen, mensen, steden, dieren en natuur.”

Uit deze nieuwe vertaling van deze werken nam ik het gedicht ‘De trap van de orangerie’ of zoals de Duitse titel luidt ‘Die Treppe der Orangerie’ uit 1906.

.

De trap van de orangerie

Versailles

.

Als koningen die enkel nog maar schrijden,

haast doelloos op den duur, om slechts van tijd

tot tijd zich in hun mantels eenzaamheid

te tonen aan de buigers aan weerszijden -:

.

zo stijgt, alleen tussen de balustraden

die buigen daar al van begin af aan,

de trap: gestadig en met Gods genade

en hemelwaarts om nergens heen te gaan –

.

alsof voor het gevolg er één bevel is:

terug te blijven, – zodat zij niet wagen,

en ook op afstand niet, te volgen – zelfs

de zware mantelsleep mag niemand dragen.

.

Die Treppe der Orangerie

Versailles
.
Wie Könige die schließlich nur noch schreiten

fast ohne Ziel, nur um von Zeit zu Zeit

sich den Verneigenden auf beiden Seiten

zu zeigen in des Mantels Einsamkeit -:

.
so steigt, allein zwischen den Balustraden,

die sich verneigen schon seit Anbeginn,

die Treppe: langsam und von Gottes Gnaden

und auf den Himmel zu und nirgends hin;

.
als ob sie allen Folgenden befahl

zurückzubleiben, – so dass sie nicht wagen

von ferne nachzugehen; nicht einmal

die schwere Schleppe durfte einer tragen.

.

Voor jou en jou alleen

Sonnet 121

.

Er zijn maar relatief weinig dichters die een eeuwigheidswaarde hebben, die ver na hun dood nog worden gelezen. William Shakespeare (1564-1616) is zeker één van hen en misschien wel de bekendste en beroemdste. Zo bekend en beroemd in ieder geval dat er weer een nieuwe uitgave is van zijn sonnetten. Waar in 1999 nog een Rainbow Pocket ‘Mijn liefde is een koorts’ verscheen met zijn sonnetten in het Engels en in een Nederlandse vertaling van Peter Verstegen, is er nu een nieuwe uitgave van alle 154 sonnetten vertaald door schrijver en acteur Frans van Deursen getiteld ‘Voor jou en jou alleen’ Shakespeare de sonnetten.

Toen hem werd gevraagd vijf van Shakespeares sonnetten voor te lezen tijdens een sonnettenmarathon, ging hij op zoek naar vertalingen die voor voordracht geschikt zijn, maar vond die niet. Dus ging hij zelf aan de slag als vertaler. Met respect voor vorm en inhoud van het origineel (dus met in achtneming van de regels van het sonnet wat betreft metrum en rijm) maakt hij de sonnetten toegankelijk voor iedereen.

De uitgever van ‘Voor jou en jou alleen’ spreekt in ronkende woorden van een fonkelnieuwe, frisse, brutale, verrassend begrijpelijke en heerlijk leesbare vertaling van deze beroemde liefdespoëzie. Of dit allemaal waar is laat ik graag aan de lezer over al ben ik geneigd een stuk mee te gaan in deze omschrijving. Hier een voorbeeld van sonnet 121.

.

121

.

Een mens kan beter fout zijn dan correct

want zelfs wie goed is krijgt met pek en veren

en moet, bang voor de indruk die hij wekt

ook nog de lol die ondeugd schenkt ontberen.

Hoe durft het overspelige sujet

mij te berispen om mijn stoeise bloed?

En waarom zondaars op mijn zaak gezet?

Wat zij als zonde zien noem ik juist goed!

Nee, ik ben die ik ben, en zij die ‘deugen’

verwarren mijn vergrijp met eigen kwaad.

Ben ik de waarheid en zijn zij de leugen?

Beoordeel mij niet naar hun ranse praat!

Tenzij u dit adagium aanvaardt:

de mensheid is tot op het bot ontaard.

.

De Griekse liefde

Doris

.

In de loop der jaren zijn er vele vertalingen van klassieke dichters en gedichten gepubliceerd. Denk aan Ovidius’ (43 v.Chr. – 17 na Chr.) ‘Amores’ in een vertaling van Marietje D’Hane-Scheltema, Sappho (ca. 625 tot 565 voor Chr.), Gaius Valerius Catullus (±84-54 v.Chr.) en Quintus Horatius Flaccus (65 tot 8 voor Christus). Daar kan ik vandaag een uitgave aan toevoegen op dit blog en wel de bundel ‘De Griekse liefde’ honderdvijftig epigrammen, redactie door Paul Claes en Mon Nys en vertaald door Paul Claes uit 1997.

De Griekse liefde is een bloemlezing van de mooiste epigrammen van de Griekse en Byzantijnse dichters die schreven tussen 500 voor en 500 na Christus. In deze bundel wordt ernst afgewisseld met humor, krasse spotgedichten en ontroerende grafschriften met heteroseksuele lyriek en pederastische erotiek. De oude Grieken namen geen blad voor de mond en dat blijkt uit bijvoorbeeld dit korte gedicht:

 

Wens

.

Ik wou dat ik de wind was:

jij wandelde op het strand

met je beide borsten bloot

en ik blies er zachtjes in

.

Of deze:

.

Afgang

.

Slapen al aardig grijs,

lul lam tussen de benen,

ballen buiten dienst.

.

Mooie oude dag!

Neuken? Kennen we nog wel,

kunnen we niet meer.

.

Maar er staan ook meer romantische liefdes gedichten in deze vermakelijke bundel. Sommige erotisch of expliciet seksueel en andere weer heel onschuldig. Van de erotische poëtische gedichten hier ‘Doris’.

.

Doris

.

Ik spreidde haar roze dijen

open en ik verzonk in haar

bloem als een god.

.

Met haar ranke benen om me heen

rende ze zonder te verflauwen

de wedsloop van de liefde

.

met smachtende ogen die braken

en dekblaadjes die wild

sidderde in de storm

.

tot onze witte waanzin

was uitgewoed en zij slap lag:

een lam lichaam.

.

 

Sylvia Plath

Heavy Women

.

Afgelopen week beluisterde ik een podcast over een nieuwe hit op Netflix getiteld ‘Adolescence’ over de dertien-jarige Jamie Miller die ervan wordt beschuldigd zijn klasgenootje Katie te hebben vermoord. In deze podcast van de Volkskrant wordt ingegaan op hoe worden jonge mannen online beïnvloed worden, en hoe ze aan ongezonde ideeën over mannelijkheid komen, zonder dat ouders of leraren dit door hebben? Belangrijk onderdeel van dit gesprek was de online manosphere, een heterogene groep misogiene websites, blogs en online fora die een bepaalde vorm van mannelijkheid (masculinisme) en sterke oppositie tegen feminisme promoten.

Ik moest hier aan denken toen ik het gedicht ‘Heavy Women’ van Sylvia Plath (1932-1963) las uit haar bundel ‘Crossing the Water’ uit 1971. Het gedicht weerspiegelt de maatschappelijke verwachtingen en het geïdealiseerde beeld van het moederschap dat in Plaths tijd heerste en waar jongens en mannen uit de manosphere een dubieus verlangen naar hebben. De vrouwen worden afgebeeld als ‘prachtig zelfvoldaan’, wat een gevoel van tevredenheid en zelfgenoegzaamheid oproept. Hun ‘zware magen symboliseren het leven dat ze dragen, terwijl hun kalme gezichten een loskoppeling suggereren van de potentiële pijn en complicaties die gepaard gaan met de bevalling. Helemaal in sync met het idee van de tradwives (een samenvoeging van de woorden ‘traditional’ en ‘wife’, Engels voor traditionele echtgenote). Een tradwife is een westerse vrouw die een levensstijl met een traditionele heteronormatieve rolverdeling verkiest, dat helemaal past in de ideeën van de manosphere.

De verwijzing naar ‘Venus, geplaatst op een halve schelp’ trekt parallellen met de klassieke weergave van schoonheid en vruchtbaarheid, wat het geïdealiseerde beeld van de zwangere vrouw nog meer benadrukt. Het gedicht hint echter naar een donkerdere onderstroom, met het ‘donker koestert nog steeds zijn geheim.’ en de naderende komst van de winter, wat suggereert dat er mogelijke uitdagingen en onzekerheden in het verschiet liggen.

Hieronder het gedicht in vertaling uit De Tweede Ronde, jaargang 9 (1988) in een vertaling van B.E. van Hasselt en P.J. Stokhof en in het oorspronkelijke Engels.

.

Zware vrouwen

.

Onweerlegbaar, prachtig zelfvoldaan
Als Venus, geplaatst op haar halve schelp
Gehuld in blond haar en de zoute
Sluier van zeewind, installeren de vrouwen
Zich in hun bollende jurken.
Boven iedere gewichtige buik zweeft
Een gezicht kalm als een maan of een wolk.
Innerlijk glimlachend, mediteren zij
Vroom als de Hollandse bloembol
Die zijn twintig blaadjes vormt.
Het donker koestert nog steeds zijn geheim.
Op de groene heuvel, onder het doornig hout,
Wachten zij gespitst op het duizendjarig rijk,
De klop van het klein, nieuw hart.
Kleuters met roze billetjes vergezellen hen.
Wol opwindend, met niets bijzonders omhanden,
Stappen zij tussen de archetypen.
Vallend duister kapt hen in Mariablauw
Terwijl ver weg de spil van de winter
Rondknarst, met zich meesleurend het stro,
De ster, de wijze grijze mannen.
.
Heavy Women
.
Irrefutable, beautifully smug
As Venus, pedestaled on a half-shell
Shawled in blond hair and the salt
Scrim of a sea breeze, the women
Settle in their belling dresses.
Over each weighty stomach a face
Floats calm as a moon or a cloud.
Smiling to themselves, they meditate
Devoutly as the Dutch bulb
Forming its twenty petals.
The dark still nurses its secret.
On the green hill, under the thorn trees,
They listen for the millennium,
The knock of the small, new heart.
Pink-buttocked infants attend them.
Looping wool, doing nothing in particular,
They step among the archetypes.
Dusk hoods them in Mary-blue
While far off, the axle of winter
Grinds round, bearing down with the straw,
The star, the wise gray men.
.