Mijn vierhoogkat

Simon Vinkenoog

.

Soms sta ik voor mijn boekenkast, ogen dicht, en pak ik een poëziebundel die ik al heel lang niet meer in handen had. Vandaag was dat het geval. Opmerkelijk want het is best een opvallende bundel in paars met een groene rand. En de bundel is ook nog eens 310 pagina’s dik (misschien wel daardoor, de dunne bundels daar blijk ik wat vaker en langer naar te moeten zoeken).

Ik heb het over de bundel ‘eerste gedichten 49|64’ van Simon Vinkenoog (1928-2009). Als ik terugzoek blijk ik met enige regelmaat over deze flamboyante schrijver, dichter en performer, lid van de beweging der Vijftigers, heb geschreven maar het was al lang geleden (2015 en 2017) dat ik deze bundel erbij pakte (ik bezit verschillende van zijn gedichtenbundels waarover ik geschreven heb, zoek maar eens op zijn naam in dit blog).

Vandaag dus na al die jaren opnieuw. Zonder te kijken opende ik de bundel op pagina 40 en daar staat het gedicht ‘Mijn vierhoogkat’. De gedichten komen uit het hoofdstuk Verspreide gedichten 1950/1951, welke gepubliceerd zijn in tijdschriften of kleine gebundelde uitgaven.

.

mijn vierhoogkat

.

de taal der katten mee te spreken

nachtwaken

met de ogen open

het geluid van de vrijheid

en het ademhalen

hoorbaar tevreden

.

het rantsoen water en brood

veranderd: vlees en melk

een dagelijkse gang

in de vensterbank

een hang naar

vier verdiepingen lager

.

waar de tuin

met wouden gras en

tunnels muizenholen

lokt

.

helaas geen kat

.

 

Nieuw gedicht

NAVO-top

.

De NAVO-top is voorbij. Ik woon om de hoek van waar deze top werd georganiseerd (met alle obstakels van dien zoals vier maanden een afgesloten doorgaande weg naar het centrum) in Den Haag. Toen ik daar een paar weken geleden langs liep, langs de plek waar nu de gebouwen die daar tijdelijk werden neergezet, worden afgebroken, kreeg ik inspiratie en daar is het volgende gedicht uit voort gekomen.

.

NAVO-top

.

Waar ik met mijn rechterwang tegen,

waar pas daarvoor nog in oorlogsglas mijn

woorden toch niet vereeuwigd, luisterde een

wijk naar de zware bastonen van helikopters,

 

in schijnbare veiligheid boven ons hoofd

hingen ze, muggen van de nacht

zo groot, in filmisch decor dat slechts zou duren.

 

Met lichte tred kon ik de geringe afstand

nooit overbruggen, omhaal moest er zijn

of gedoogd afstand houden om geen

argwaan of verwijdering,

 

ik woon daar nu eenmaal, mijn voetstappen zijn

niet illegaal, hoe kan ik hier niet zijn, verdwijnen

slechts, kortstondig maar ongewenst door beide kampen.

.

Paarden

Rutger Kopland

.

Regelmatig trek ik een dichtbundel uit mijn boekenkast om wat in te lezen, inspiratie op te doen of gewoon om te genieten van mooie poëzie. Sinds ik in de categorie ‘Uit mijn boekenkast’ de ‘blind gepakt’ serie ben begonnen merk ik dat me dat zo goed bevalt dat ik het nu ook vaker doe. Want ik heb inmiddels zoveel poëziebundels en die heb ik niet allemaal van voor tot achter helemaal gelezen.

Nu pakte ik uit de bundels van Rutger Kopland (1934-2012), ja van sommige dichters staan de bundels bij elkaar, nog lang niet van allemaal maar ik zoek me soms een slag in de rondte op zoek naar een gedicht of bundel, ‘Dankzij de dingen’ uit 1989. Een kleine bundel van slechts 42 pagina’s maar met zulke mooie gedichten. Ik schreef al eerder over de bundel in de categorie ‘dichter over dichter’ maar nu bleef ik hangen bij het gedicht ‘Paarden’. Ik was in de veronderstelling dat ik al eens over dit gedicht geschreven heb en wat ik dan doe is het op mijn blog opzoeken.

Niets bleek minder waar, het gedicht waar ik aan dacht is getiteld ‘Tegen het krakende hek’ en komt uit de bundel ‘Wie wat vindt heeft slecht gezocht’ uit 1972, waarin paarden ook een hoofdrol spelen. Daarom hier het gedicht ‘Paarden’.

.

Paarden

.

Hun schichtige hoofden in de mist,

had ik niet geweten wie ze waren,

.

ik had gedacht dat het niet meer

was dan de droom van bij elkaar

.

zijn in een weiland in de winter,

maar ik wist het, ik kende hen.

.

Ze waren gekomen uit een verleden,

aarzelden, en keerden daar in terug.

.

Dichters op het dak

Eelco van der Waals

.

Op 21 juni jongstleden, de langste dag op het noordelijk halfrond, werd op het dak van de Helena in het oude centrum van Den Haag, de eerste bijeenkomst van Dichters op het Dak georganiseerd. Initiatiefnemer Eelco van der Waals nodigde een aantal dichters uit (ik was uitgenodigd maar helaas kon ik die dag niet, ik hoop binnenkort een keer daar te mogen voordragen) om hun poëzie voor te dragen. Onder hen de dichters Alexander Franken, Diann van Faassen, Edith de Gilde en Jos van Hest.

Op het dak rond de Energiekas staat het Voorleespaviljoen voor beknopte sessies met een eigen poëzie ruilbibliotheekje. En op de ruiten van de Energiekas staan de eerste gedichten van de dakdichters. Poëzie met uitzicht is het handelsmerk van de dakdichters.

Dichters op het dak gebruikt EnergieKas als ontmoetingsplek en inspiratiebron, brengt dichters bijeen en laat mensen gedichten schrijven waarbij mensen van alle leeftijden en uit alle lagen van de samenleving betrokken worden. Ook beheert de groep een dichtbundel ruilbibliotheek in de Silo: breng wat, haal wat.

De Midzomernacht van Dichters op het dak in de Energiekas is het begin van een reeks, dus wanneer je op zaterdag 21 juni verhinderd was, zoals ik, ben je van harte welkom bij een van de volgende bijeenkomsten. De dakdichters hebben ook een eigen facebookgroep waar de activiteiten gedeeld worden.

Hieronder een gedicht van de initiatiefnemer dichter, tekenaar en fotograaf Eelco van der Waals (1956), geschreven daags na de eerste voordrachten op 21 juni.

.

Boom dak wolk
.
Een dak met twee vlaggen,
met boompjes in bakken,
een tuin in de hoogte
die bloeit op de stad
Een boomkruin die groeit
tot boven de vlaggen
gevoed door de sappen
die gaan door de stam,
geworteld in aarde –
domein van de mensen
met hun vragen en zorgen,
die dromen van morgen
hoog boven de stad.
.
Foto: Casper de Weerd

Gouden Flits-reeks

Lotte Dodion

.

In een winkeltje op de Veluwe vond ik een bijzonder boekje. Ik dacht eerst dat het een Gouden Boekje was van vroeger, die ik nog ken uit mijn jeugd (Wim is weg) maar alleen de uiterlijke vorm doet er erg aan denken. De inhoud is helemaal anders. Het is een bundeltje uitgegeven en samengesteld door Jeugd en Poëzie, Doe Maar Dicht Maar en stichting Kinderen en Poëzie in Mechelen in 2005.

Onder leiding van Juryvoorzitter Jos van Hest koos een jury bestaande uit Daniël Dee, Joris Denoo, Christina Guirlande, Coen van Peppelenbos, Frank Pollet, Jaap Robben, Jan Smeekens, Mieke Vanpol en Francis Verdoodt, de winnaars van de Gouden, Zilveren en Bronzen Flits. De Flitsen (projzen voor een poëziewedstrijd) werden uitgereikt aan Kinderen tot 12 jaar en Jongeren tot 20 jaar.

Winnaars waren bij de Kinderen de 11 jarige Kathleen Van Gucht (goud), de 10 jarige Mitchel Lindhout (zilver) en de 7 jarige Kiki de Klerk. Bij de jongeren tot 20 jaar gingen de prijzen naar 17 jarige Gillis De Troyer (goud), de 20 jarige Saar Deroo (zilver) en de 18 jarige Erik Thijs Wedershoven.  Eerlijk gezegd voor mij allemaal onbekende namen.

In de bundel staan echter alle gedichten die bijna hebben gewonnen zoals Jos van Hest het zo mooi opschreef in het juryrapport. Tegen de bijna-winnaars zegt hij daar: blijf schrijven en laat je niet op je kop zitten door zo’n stelletje juryleden.

Dat een paar van de dichters die bijna wonnen dit niet hebben laten gebeuren blijkt uit de namen die ik wel ken en in dit bundeltje staan: Anne van den Dool (toen 12 jaar), Lieke Marsman (toen 14 jaar) en Lotte Dodion (toen 17 jaar). Heel leuk om gedichten van deze dichters te lezen toen ze nog jong, onbekend en veelbelovend waren.

Ik heb van deze drie dichters in de dop het gedicht ‘lijkbleekje’ van Lotte Dodion gekozen.

.

lijkbleekje

.

hij heeft haar glazen kist besteld

en kijkt met een kabouterhartje toe

hoe slaap als een oud wijf op haar ligt en

adem uit haar duwt tot de laatste zucht

dan pas beseft hij welk vergif ze heeft gekregen

want hij kust haar

en het helpt niet

.

Een vrij land

Hans Mirck

.

Op de radio hoor ik dat de grote blonde ophitser in Zwolle zijn zure plasje doet over een gemeentelijk besluit en onwillekeurig moet ik terug denken aan het afgelopen weekend. Toen las ik in de bundel ‘Dichter bij de dag’ Dagelijkse portie poëzie op Radio 1, het gedicht ‘Een vrij land’ van Hans Mirck (1970). In dit gedicht wordt de zogenaamde vrijheid (wat is vrijheid als ie maar voor een beperkt deel van de bevolking geldt?) bekritiseerd door de dichter.

Hans Mirck (docent Nederlands, vertaler, muzikant, dichter, ex-stadsdichter van Zutphen en Apeldoorn en schrijver) publiceerde verschillende dichtbundels. Zijn debuutbundel ‘Het geluk weet niets van mij’ uit 2002 werd genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs 2003. Zijn bundel ‘Wegsleepregeling van kracht’ uit 2006 werd bekroond met de J.C. Bloemprijs 2007. Mirck is ruim tien jaar actief als schrijfdocent en redacteur, onder andere voor de popgroep BLØF. Ook was hij redacteur van het literaire tijdschrift Parmentier en voor uitgeverijen als Passage en Vassallucci.

.

Een vrij land

.

de dikke mensen kunnen  wij niet meer dragen

de arme mensen worden ons te duur

zij moeten het zelf maar betalen

het goede leven belonen wij

en onze dure dokters

Een rank die niet aan de wijnstok blijft,

kan geen vruchten dragen

Een verdorde wijnstok

wordt in het vuur gegooid en verbrand

focus is alles, laat de mensen maar hongerig zijn

en luisteren naar klassieke muziek

dat is vrijheid

vrij om te verdorren,

om woorden te mismaken

vettaks, bonus

om slechte films te maken

als je van klassieke muziek houdt

heb je ook recht op verkeersinformatie

.

Bestemming bereikt

Edwin Fagel

.

Dat poëzie spelen met taal is mag duidelijk zijn. Anders dan bijvoorbeeld proza is er bij het lezen van poëzie een groter inbeeldingsvermogen, fantasie en rijpheid ten aanzien van taal nodig om het geschrevene goed te begrijpen en interpreteren. Dit komt naar voren door het gebruik van metaforen, beeldtaal, alliteraties, assonanties, rijm in allerlei variaties, hyperbolen, paradoxen, anaforen, inversie en enjambement.

In het gedicht dat ik vandaag met jullie wil delen zitten een aantal elementen zoals hierboven genoemd. En dat begint al met de titel. Het gedicht ‘Bestemming bereikt’ komt uit de bundel ‘Uw afwezigheid’ uit 2007 van neerlandicus, zelfstandig tekstschrijver, journalist en dichter Edwin Fagel (1973).

Fagel debuteerde als dichter met deze bundel die werd bekroond met de Jo Peters Poëzieprijs en genomineerd voor de C. Buddingh’prijs. Na deze bundel volgden nog drie poëziebundels. Fagel was redacteur van Lava, de Avonden, poëzietijdschrift Awater, derecensent.nl en hij is nog altijd actief als Coördinator voorjury Prijs de Poëzie Gedichtenwedstrijd en het Woordenrijk Live.

.Beste 

Bestemming bereikt

.

Als laatste zag hij de remlichten van het witte busje

van Van Gemert Schilderwerken bv,

daarachter een zo loden lucht dat het leek

alsof de zee over de snelweg sloeg.

.

Een kus op de drempel. ‘Vergeet je niet

dat de klok vannacht een uur vooruit is gegaan?’

.

Was het een teken

dat er een dode haas in de berm lag?

.

Hij probeerde uit alle macht aan leven te denken,

het voor te stellen, het half leeggedronken kopje thee

op het aanrecht, de kat die voor zijn voeten liep.

.

Zijn buurman zei vaak: ‘je hebt stof onder je motorkap.’

Wat betekent het als het lampje van de airbag knippert?

.

Klassiek thema

Nog een lente

.

Vandaag voor mijn boekenkast gaan staan en zonder te kijken de bundel ‘Nog een lente‘ 30 dichters gekozen door Meander uit mijn boekenkast gepakt. Deze bundel uit 2010 werd samengesteld door Elly Woltjes, Bauke Vlierhuis, Jeroen Dera en Sylvie Marie. Volgens beproefd recept opnieuw de bundel op een willekeurige pagina geopend (pagina 59) en daar staat het gedicht ‘Klassiek thema’ van Gert de Jager (1957).

.

Klassiek thema

.

Wanneer je de deurpost passeert die ook vanaf de straat

de deurpost is, verlaat je het

huis, loop je naar buiten,

.

sta je op het bolwerk en staar je naar wat je ziet, zie je hoe

de stad binnen de wallen zijn horizon inperkt,

en de uitgestrektheid,

.

kus je, voor je de deur uitgaat, het naakt in de

ochtend.

.

Een zinnig mens

Jitske van Noorden

.

Terwijl ik de geweldige verzamelbundel ‘Heel de wereld wordt wakker’ Het beste van moderne kinderpoëzie in 333 gedichten las, realiseerde ik me dat ik nog zoveel dichters niet ken of dat ik nog niet eerder iets van hen las. Nu is dat bij dichters van kinder- of jeugdpoëzie niet zo heel verwonderlijk, dat is een onderdeel van de poëzie waar ik me maar zijdelings mee bezig hou (ten onrechte waarschijnlijk) en dus weet ik er gewoon minder van. Maar elke keer wanneer ik dit prachtige boek erbij pak om erin te lezen weet ik dat het niet de laatste keer zal zijn. Ik heb er tenslotte al meerdere keren aandacht aan besteed. Zo kun je hier, (Ted van Lieshout) hier, (Ruud Osborne) hier (Simon van der Geest) en hier (Edward van de Vendel) over jeugddichters en hun gedichten lezen.

Allemaal mannen. Maar daar gaat vandaag verandering in komen. Want lezend in dit boek kwam ik langs het heerlijke gedicht ‘Een zinnig mens’. En ik moest meteen denken aan alle mensen die dezer dag in het nieuws zijn die juist helemaal niet ‘zinnig’ bezig zijn. In kinder- en jeugdpoëzie zitten vaak thema’s en onderwerpen die je één op één kan vertalen naar de wereld van volwassen. Dit gedicht is geschreven door Jitske van Noorden (1960). Van deze dichter kon ik weinig vinden. Het gedicht is genomen uit haar bundel ‘De wolken de baas’ uit 2000, waarin een 12 jarig meisje de wereld om haar heen observeert.

In een artikel op dbnl.org lees ik dat bij Van Noorden “de deur van het gedicht vaak niet vanzelf open gaat, en de lezer moet zelf de sleutel zoeken” en “Het wekt geen verbazing dat ook de gedichten van deze nieuwe dichters voor de jeugd uitnodigen tot een andere manier te ‘kijken’”.

.

Een zinnig mens

.

Ik wil zo graag een plant

aan het plafond maar niemand

vindt het goed. Nu moet ik wachten

tot ze weg zijn, voetballen

kijken bij de buren en

het dan stiekem doen en snel

een foto maken voor de VT Wonen.

Als mijn moeder dan ineens

ook zo’n plant aan het plafond wil

zegt ze: ‘Hè? Er zit al een haak,

dat is…, handig.’

Een zinnig mens zeurt niet

een zinnig mens telt

zijn zegeningen.

.

Vrouwen

Anna Blaman

.

Over de Rotterdamse schrijver en dichter Anna Blaman (1905-1960) heb ik een paar keer iets geschreven. Met name de keer dat ik over de verschillen in ‘bubbels’ waarin mensen leven staat me nog zeer goed bij. Anna Blaman was een intrigerende persoon door hoe zij in het leven stond en door hoe ze zich als schrijver en dichter manifesteerde. In 1963 verscheen het boek ‘Anna Blaman over zichzelf en anderen’.

Naast veel korte stukken: essays, lezingen, toespraken, zijn er een aantal gedichten van haar hand opgenomen in dit boekje. Een inhoud die allerlei kanten van haar leven (als schrijver) raakt, dat samengesteld is in overleg met de zus van de dichter, mevrouw J.C. Lührs-Vrugt en Alfred Kossmann. In het twee bladzijden lange stukje ‘Bij wijze van verantwoording’, ondertekend door ‘De uitgever’, staat verder niet zoveel vermeldenswaards. Bij de inhoudsopgave staat achter elk stuk de bron vermeld.

Bladerend door het boekje kwam ik het gedicht ‘Vrouwen’ tegen. In het licht van haar geaardheid, ze was openlijk lesbisch wat in de jaren ’40 en ’50 zeker nog niet zo vanzelfsprekend was om daar mee naar buiten te treden zoals het nu is, lees je zo’n gedicht toch met andere ogen.

.

Vrouwen

.

I
Haar armen glad en blank in ’t lome
van donker tule, veel parfum en lippen
van karmijnrood – ik zie de tippen
van haar borsten deinend gaan en komen.

II
Winkel schemering, veel stoffen op de toonbank
Zij buigt voorover in begerig kijken
Ik zie haar blouse soepel open wijken
en ben verzonken – diep en blank.

III
Haar benen lang en glad – zij lacht en ligt
loom achterover – ik zie hoe diep en ver de lijnen
van haar benen zijn en
denk eraan met afgewend gezicht.

IV
Zij lacht me door de spiegel toe, en let
daarbij op het effect van haar geschminkte ogen
Wat denk je, zegt ze traag, heb ik de bogen
van mijn wenkbrauwen goed aangezet?

.