Site-archief
Geborduurde poëzie
Joost Broere
.
Bij Studio Kers is begin dit jaar de bundel ‘Geborduurde poëzie’ van Joost Broere (1965) verschenen. Rotterdammer Joost Broere, die ernstig ziek is en in een hospice verblijft, debuteert hiermee als dichter die zijn gedichten of tekstjes in de geest van Jules Deelder (1944-2019) en C.B. Vaandrager (1935-1992) de wereld instuurt. Zijn goede vriend en Volkskrant journalist John Schoorl (zelf ook dichter) verzamelde jarenlang de oneliners (ironische en observerende waarnemingen) van Broere (vandaar de omschrijving van Schoorl ‘de best niet-dichtende dichter’) en bracht die tezamen in de bundel ‘Geborduurde poëzie’ als cadeau voor zijn 60ste verjaardag.
De droogkomische, stoïcijnse dichtregels die Schoorl noteerde zullen veel mensen niet direct als poëzie zien. Toch zijn ze heel goed te plaatsen in de absurdistische en ‘niet-poëtische’ gedichten van Vaandrager, Deelder en Riekus Waskowsky (1932 – 1977). Niet toevallig allemaal Rotterdamse dichters. Bijzonder en grappig ook dat Broere helemaal niet de intentie heeft dichter te worden, het lijkt hem een hoop nodeloos gedoe, en tijd ervoor heeft hij ook niet.
Toch verdient deze bundel wat mij betreft een plekje onder de poëziehemel. Heel veel mensen zullen smullen van de ‘gedichten’ van Joost Broere. Daarom hieronder een paar voorbeelden uit deze bundel.
.
Over hartzeer
.
Doet je hart pijn,
eet dan na het wandelen een garnalenkroket
.
Over voortplanten
.
Als de motor
eenmaal loopt
Draait het
vanzelf.
.
Over historisch besef
.
Voor die ene gelegenheid
droeg opa altijd
zijn Duitse tropenbroek.
.
Deze kant boven
C. Buddingh’
.
Vorige maand heb ik een paar oudere bundels van C. Buddingh’ (1918-1985) gekocht en lezend in deze bundels wordt mijn waardering voor Buddingh’ als dichter steeds groter. Waar ik in het verleden nog weleens dacht dat Buddingh’ de boel in de maling nam met korte gedichten die vooral grappig waren en die je snel weer vergat, nu kijk ik daar toch wat anders naar. Zijn fantasie en manier van dichten is zo eigen. Een gedicht van Buddingh’ pik je er zo uit. De typografie, zijn eigenzinnige kijk op de taal en de poëzie, en zijn experimenteerdrang kenmerken zijn gedichten.
Op de achterkant van de bundel ‘Deze kant boven’ uit 1965 lees ik: “Jaren vóór de experimentelen het bolwerk der vaderlandse poëzie bestormden en innamen schreef hij experimentele gedichten; jaren vóór ‘de nieuwe stijl’ op haar beurt een knuppel in onze zwanenvijver wierp, vloeide uit zijn puntige pen het soort poëzie waarop deze jongste stroming in onze dichtkunst haar program zou baseren”.
In deze bundel staan nog steeds de korte puntige (bijna Luule-achtige) gedichtjes als:
.
spreker
.
de spreker betoogde
wat betoogde de spreker?
ja, dat zei de spreker niet
.
Maar ik kwam ook een wat langer, inhoudelijker gedicht tegen, getiteld ‘improvisatie’ met een motto van de Franse dichter Paul Eluard (1895-1952) ‘le ciel change’ ( De lucht verandert). Dit gedicht wil ik hier graag met jullie delen.
.
improvisatie
.
le ciel change
paul eluard
.
welaan dan: de lucht verandert:
er komen kleine witte wolkje, ziet u wel
(de meteorologen zullen er ongetwijfeld
een naam voor hebben) ze drijven op blauw
(denkt u, maar vanzelfsprekend
is dat gezichtsbedrog)
als mollige meisjes in een natuurbad-
jaja als ik het niet dacht:
natuurlijk moeten er weer meisjes bij komen
(u kunt ook geen vijf minuten
zonder erotiek)
nu vooruit dan, van mij mag het: droom dus gerust
van mollige jonge meisjes
als u naar een stel schapewolkjes kijkt
.
(de zinnen zijn er tenslotte)
.
Minirap ter overweging
L. Th. Lehman
.
Vandaag sta ik voor mijn boekenkast en daar pak ik, zonder te kijken, de bundel ‘ Zeventiende Nacht van de Poëzie’ uit 1997. Zoals inmiddels bekend sla ik deze bundel dan op een willekeurige pagina open en dan kom je, in dit geval uit bij het gedicht ‘Minirap ter overweging’ van de excentrieke Rotterdamse dichter, danser, surrealist, jurist en scheepsarcheoloog L. Th. Lehman (Louis Theodorus Lehman 1920-2012).
In dit gedicht klinkt kritiek ten opzichte van rap (“maak het maar bebabbelbaar”) en is toch ook grappig. In tegenstelling tot een aantal gedichten in deze bundel staat bij dit gedicht niet waar het uit genomen is, wat mij doet vermoeden dat Lehman het speciaal geschreven heeft voor de Nacht van de Poëzie of nog had liggen.
.
Minirap ter overweging
.
Tafeltje tiktak, klokje bom!
Dingen in de keuken vallen om.
Koekepan pingpong, kopje krak!
Uit door de voordeur, binnen door het dak.
.
Maak het maar, maak het maar,
maak het maar bebabbelbaar.
(te herhalen ad.infin.)
.
Rouwadvertentie
Johannes van der Sluis
.
In 2018 verscheen onder het heteroniem (Een heteroniem is een vorm van een pseudoniem waarbij een auteur een fictieve schrijverspersoonlijkheid creëert, soms als afsplitsing van zichzelf) Giovanni della Chiusa, de debuutbundel ‘Een mens moet ook niet alles willen weten’ van Johannes van der Sluis (1981)) wat zijn echte naam is. Deze bundel werd genomineerd voor de Herman de Coninckprijs.
In begin 2019, zag Johannes van der Sluis bij de Erasmusbrug in Rotterdam een demonstratie van de Gele Hesjes, die hem vanuit het niets obsedeerde, alsof de Zotheid hem in haar greep kreeg, vooral de jongen die ‘100% vrije jongen’ achterop zijn jas had geschreven. Dat werd ook de titel van zijn eerste gedicht (onder eigen naam), die werd gepubliceerd in Hollands Maandblad (waar hij daarna nog verschillende malen in zou publiceren en waar hij hoofdredacteur van is), en uit de stroom poëzie die daarop volgde, ontstond de bundel ‘Ik ben de verlosser niet’ (2020). Deze bundel verscheen onder zijn eigen naam en werd genomineerd voor de J.C. Bloem-poëzieprijs 2021.
In 2022 verscheen vervolgens de bundel ‘Profane verlichting’ en in 2023 de bundel ‘De Groenvoorziening’, over zijn tijd bij de plantsoenendienst in Rotterdam-IJsselmonde, waar van der Sluis woonachtig is. Deze bundel is ‘een poging om grip op het leven te krijgen’ volgens de dichter. Op de website met Rotterdamse dichters staan een paar gedichten van zijn hand waaronder het gedicht ‘Rouwadvertentie’ uit de bundel ‘Een mens moet ook niet alles willen weten’ waarover Remko Ekkers in Tzum schreef: “De gedichtjes zijn grappig en treurig” zo ook het gedicht ‘Rouwadvertentie’.
.
Rouwadvertentie
.
Doodongelukkig
zou hij zichzelf niet willen noemen
de laatste tijd echter
verlangt hij
bijvoorbeeld als hij op een begraafplaats rondloopt
of begrafeniswagens voorbij ziet rijden
of rouwadvertenties leest
naar de dood.
Zichzelf ophangen
zichzelf verstikken in een plastic zak
of voor de trein springen,
daar moet hij alleen niet aan denken,
nooit zou hij de hand aan zichzelf slaan.
Als het even kan
zou hij in een onbewaakt ogenblik
in een ravijn willen worden geduwd.
Vínd maar eens iemand.
.
Het begin van de wereld
Kunst kijken
.
Poëzie komt en gaat in vele verschillende verschijningsvormen. Van ultrakort tot ellenlang, van super serieus tot hermetisch, van lyrisch tot humoristisch. Ik hou van alle vormen door wat ze te bieden hebben. Het is vooral de verscheidenheid die me aantrekt. Het is als met je lievelingseten, heel erg lekker maar je wil je ook niet elke dag je lievelingseten eten, dan gaat het je snel tegenstaan. In de verscheidenheid aan poëzie is humor een lastige. Wanneer wordt het cabaret of melig en wanneer blijft het poëzie die een glimlach op je gezicht tovert? Drs. P, C. Buddingh’ en vele light verse dichters, er zijn genoeg voorbeelden van dichters die een lichte toets vermengen met humor in hun poëzie.
Een voorbeeld van een dichter die dit als handelsmerk heeft is Nico Dijkshoorn. Jarenlang huisdichter van De Wereld Draait Door, maar in mijn boekenkast al vertegenwoordigd met de bundel ‘Daar schrik je toch van: De eerste 1000 gedichten’ onder pseudoniem uitgebracht als P. Kouwes in 2008. In 2012 verscheen ‘Dijkshoorn kijkt kunst’ een bundel met gedichten gemaakt bij kunstwerken uit het Kröller-Müller Museum. Voor dit museum stelde hij een succesvolle audio-rondleiding samen. Hij schreef nieuwe teksten bij kunstwerken en sprak die zelf in. Deze audio-rondleiding is ook als boek, met de afbeeldingen van de kunstwerken bij de gedichten, verschenen. Hieronder twee voorbeelden van hoe een gedicht bij een kunstwerk, in dit geval ‘Het begin van de wereld’ van Brancusi uit 1924, en ‘Grasgrond’ van Vincent van Gogh uit 1887, ook humoristisch kan zijn.
.
Het begin van de wereld
.
ik was 5 jaar
mijn nichtje was 6
samen aten wij
ei
eerst luisterden wij naar ei
het tikken tegen de bodem van het pannetje
een wanhopige dans zonder armen en benen
.
oma liet
ons ei schrikken
met koud water
eieren zijn bang van alles
boter
lepeltjes
messen
.
daarna volgde
het eten
het volmaakt simultaan ei eten
mijn nicht de witte buitenkant
ik de gele binnenkant
toen wist ik het nog niet
maar nu wel
een eitje delen
dat doe je niet zomaar
met iedereen
.
Grasgrond
.
de nieuwe broek
onverwacht gestoei
het glijden op
je rechterknie
en dan al
je moeder horen
,
dat gaat er dus
nooit meer uit
je wordt bedankt
.
Uit de schaduw naar het andere licht
Niels Landstra
.
Bij uitgeverij U2pi verscheen eind 2023 de bundel ‘Uit de schaduw naar het andere licht’ van Niels Landstra. Ik leerde Niels kennen op een podium in Den Haag in bodega De Posthoorn in 2013. Landstra (1966) is dichter, schrijver en muzikant. In 2004 debuteerde hij in Meander magazine en sindsdien werkt hij aan zijn oeuvre. In 2012 verscheen zijn eerste dichtbundel ‘Waterval’ bij uitgeverij Oorsprong. Sindsdien verschenen nog een aantal poëziebundels en een roman van zijn hand. En nu dan de bundel ‘Uit de schaduw naar het andere licht’.
Bij het lezen van de gedichten (en aforismen maar dat zijn er slechts 4) viel me meteen weer op wat een bijzonder taalgebruik Landstra heeft. De woorden die hij kiest, de vorm van zijn gedichten, het doet allemaal vrij klassiek aan terwijl de onderwerpen dat zeker niet altijd zijn.
Wat opvallend is, is de soms wat ouderwets aandoende taal, de (bijna) vergeten woorden als ijlte, bohemien, de dis maar ook zijn gebruik van werkwoorden die je tegenwoordig nog maar zo weinig terugleest in de moderne poëzie als minnen, smachten, kluisteren, tooien, ontberen, tintelen en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het geeft de poëzie van Landstra iets plechtigs zonder dat het plechtige poëzie is. In een recensie van Hans Frans op de website van Meander van een eerdere bundel van Landstra, las ik dat zijn poëzie Hans aan de Tachtigers deed denken. Ik begrijp dat heel goed.
En toch zijn de gedichten in deze bundel heel erg van nu en tijdloos. De avondklok en de Coronapas, de Japanse duizendknoop (wie kende die plant zeg 10 jaar geleden?) komen voorbij net als de liefde, het ouder worden en de herinneringen aan Carnaval, de stad van haar jeugd en het schrijversblok. De sonnetvorm die veelvuldig door Landstra gebruikt wordt voelt bekend en aangenaam, zijn poëzie is vloeiend en leest soepel weg waarbij regelmatig, voor mij dan, de zinnen opnieuw gelezen worden om tot een goed begrip van de betekenis te komen.
Opnieuw levert Niels Landstra een proeve van zijn kunnen af. De aforismen voegen wat mij betreft niet veel toe. Het zijn er, zoals geschreven, slechts vier en ze doen me onbewust denken aan de Luulevorm die achterop elk MUGzine staat. Een korte overpeinzing, soms grappig, soms poëtisch, soms serieus maar zonder de diepgang die zijn gedichten juist die extra laag geven die deze bundel zo de moeite waard maken.
Ik koos uit de bundel voor het gedicht ‘Van alle dingen’ louter en alleen om het gebruik van het mooie woord chimère (hersenschim).
.
Van alle dingen
.
Van alle dingen die ik aan haar toegaf
verzweeg ik er een: ik prees haar kalmte
haar voorspelbaarheid, haar clichés, zoals
.
de winter van sneeuw houdt, regen
van de wind, en tranen van wangen,
maar houden van, deed ik
.
er maar van een: de onbereikbare
de chimère, de rusteloze, de ontrouwe
aan mijn geplaagde gedachten
.
en natuurlijk, natuurlijk verliet ze mij
zoals de lente de zucht, het water de droogte
wolken de kapseizende lucht
.
bleek van alle dingen die ze mij verweet
er maar een die er echt toe deed: dat blijven
bij mij gelijk een voorwendsel was
.
Even lekker bomen
K. Schippers
.
In het kader van de vrolijke vrijdag (okay een dag te laat maar beter een dag te laat dan geen vrolijke vrijdag toch?), een lichtpuntje in deze grijze tijden, vandaag een gedicht van K. Schippers (1936-2021) pseudoniem van Gerard Stigter. In zijn bundel ‘Een leeuwerik boven een weiland’ uit 1996 staat het ietwat absurde maar daardoor niet minder grappige gedicht ‘Bomen’.
.
Bomen
.
boom
boom
boom
boom
boom
boom
boom
boom
.
Hoorn, maart ’66
.
boom
boom
boom
boom
boom
boom
boom
boom
.
Edam, mei ’66
.
Marty Feldman
Thoughts While Shaving God’s Face
.
Ik ben in de loop der tijd al heel wat mensen tegen gekomen op het internet waarvan ik niet wist dat ze (ook) dichter waren of gedichten schreven. Acteurs, schrijvers en journalisten maar ook regisseurs en comedians. Op de website The Famous People werd ik opnieuw verrast door een naam die ik niet kende al dichter; Marty Feldman.
Ik ken Marty Feldman (1934-1982) vooral als acteur met de bolle uitpuilende ogen die speelde in films als Young Frankenstein uit 1974 en Silent Movie uit 1976. Maar Feldman was ook regisseur, deed televisieshows en ook een radioshow. Maar hij schreef dus ook gedichten. Op zoek naar een gedicht kwam ik op een website die helemaal gewijd is aan Marty Feldman
Op deze website is heel veel over zijn leven en werk te vinden, bijvoorbeeld een quote van één van mijn favoriete Engelse comedians Eddie Izzard: ‘Als Monty Python de Han Solo, Luke Skywalker, Prinses Leia, Chewbacca, C-3PO en R2-D2 van de komedie was, was Marty Feldman hun Obi -Wan-Kenobi’. Om maar aan te geven wat de invloed van Feldman was in zijn relatief korte leven.
De gedichten van Feldman zijn kort en grappig met een serieuze ondertoon en in zijn gedichten zit ook veel zelfspot. Zoals in het gedicht ‘Thoughts While Shaving God’s Face’. De naam O.L. Jagger in het gedicht verwijst naar een Amerikaans evangelist
.
Thoughts While Shaving God’s Face
.
God made me in his own Image
And I am sure he was trying to please
For in his own Image he made me
Even O.L. Jagger agrees
.
This morning I looked in my mirror
And I thought as I looked upon God
That, if in his own image he made me
Then God looked remarkably odd
.
Côte d’Azur
Quirien van Haelen
.
Door een opmerking van Ionica Smeets in een van haar columns in de Volkskrant werd ik (weer eens) gewezen op het wonderlijke gedicht ‘Côte d’Azur’ van Quirien van Haelen (1981). Dit (halve) sonnet valt op door de vele witegels tussen de eerste twee strofes en de laatste strofe én door de opsomming van meisjesnamen. Eigenlijk is dit het ultieme vakantiegedicht. Dat het ook een slim, grappig en ideeënrijk gedicht is kun je heel goed lezen in de analyse van Guus Middag op Oote Oote .
Hoe dan ook is het een heerlijk gedicht om te lezen maar om er volledig van te kunnen genieten lees je eerst de analyse, zeer de moeite waard. En lees het vooral ook helemaal want aan het einde van de analyse blijkt maar eens te meer hoe moeilijk (sommige) redacteuren poëzie soms vinden als het gedicht uit zijn bundel ‘Testosteron’ uit 2008 wordt opgenomen in ‘De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten’.
.
Côte d’Azur
.
Brigitte, Verona, Eva, Kim, Marieke
Aurora, Mäde, Tina, Claire, Yvon
Yolanda, Nina, Daisy, Sue, Manon
Martine, Lilly, Nancy, Annemieke
Justine, Maria, Ankie, Lindsay, Lieke
Adèle, Judith, Vera, Ann, Marjon
Yvette, Denise
.
..
.
.
Het volgend jaar een busreis naar Lloret
Wellicht haal ik daar wél een heel sonnet
.

















