Site-archief

De dichter als ziener

Poëzie in de Arabische wereld

.

Op de website mo.be staat een bijzonder goed en informatief artikel van Brigitte Herremans met als titel ‘De dichter als ziener in de Arabische wereld’. Brigitte Herremans is onderzoekster mensenrechten aan de Universiteit Gent. Ze werkte 16 jaar lang als experte Midden-Oosten bij Broederlijk Delen en Pax Christi Vlaanderen.

In dit artikel beschrijft Herremans welke rol poëzie speelt in de Arabische wereld. Van Syrië naar Palestina en van Jordanië tot Irak en Egypte tot Libanon. Poëzie is overal in Arabische wereld. Gedichten maken deel uit van het erfgoed van het Midden-Oosten en Noord-Afrika en zijn verankerd in de traditie. Betogers scanderen verzen tijdens protesten, zangers brengen poëzie naar de huiskamers, jongeren experimenteren met poëtische taal op sociale media.

In het artikel gaat Herremans in op de vele Arabische dichters die middels poëzie zich verzetten tegen onderdrukking, bezetters en sociale onrechtvaardigheid. Een van de dichters die Herremans beschrijft is de Palestijnse dichter Mahmoud Darwish.

Mahmoud Darwish (1941-2008) was dichter en schrijver die talrijke onderscheidingen kreeg voor zijn literair oeuvre. In zijn werk werd Palestina een metafoor voor het verlies van zijn land, de geboorte en de heropstanding, de pijn van de verdrijving en de Palestijnse diaspora. Darwish publiceerde meer dan dertig gedichtenbundels en acht prozawerken. Hij was uitgever van de bladen Al Jadid, Al Fajr, Shu’un Filistiniyya en Al Karmel (1981). Hij kreeg internationale erkenning voor zijn poëzie, waarin zijn liefde voor Palestina centraal stond. Zijn werk kreeg talrijke onderscheidingen en werd vertaald in twintig talen.

.

Wij gaan naar een land

.

– Wij gaan naar een land dat niet van ons vlees is. De kastanje groeit niet uit onze botten.

– Zijn stenen zijn geen geit in het lied der bergen; de ogen der kiezels geen lelies van de dalen.

– Wij gaan naar een land dat geen eigen zon over ons heen hangt.

– De vrouwen van legenden klappen voor ons; een zee over ons en voor ons

– Als graan en water van jullie zijn afgesneden, eet dan onze liefde en drinkt onze tranen.

– Zwarte doeken voor de dichters; een rij van marmeren beelden zal onze stemmen doen weerklinken.

– Een schuur om onze geesten te beschermen tegen het stof van de tijd; een roos over ons, een roos voor ons.

– Jullie hebben jullie glorie, wij de onze. Ach een land waarvan wij alleen zien wat niet gezien wordt: ons geheim.

– Wij hebben onze glorie: een troon op voeten afgesneden door stegen die ons voeren naar vele huizen, maar niet de onze.

– De geest moet de geest in zijn geest vinden, of hier sterven…

.

O tijd, ik ben ziek van je

Nguyên Chí Thiên

.

De afgelopen week merk ik bij mezelf dat ik veel met poëzie bezig ben die zich verhoudt tot thema’s als verzet, hoop, troost, onderdrukking en geweld. Geen fijne thema’s maar wel erg actueel. En er is heel veel poëzie geschreven over deze onderwerpen. Vrijwel alle dichtbundels of verzamelwerken die Amnesty International publiceert (vaak in samenwerking met andere partijen) zoals blijkt uit dit bericht maar ook uit dit bericht en dit om maar een paar van de vele voorbeelden te noemen die ik al op dit blog beschreef.

Toen ik het boek ‘Ons gevoel van vrijheid’ uit 1999 tegenkwam in mijn boekenkast wilde ik er dan ook meteen in gaan lezen. Dit keer geen dichtbundel, verzamelbundel of bloemlezing maar een boek met verhalen, gedichten en kunst voor Amnesty International, samengesteld door Daan Bronkhorst. Onderdrukten uit heel veel landen van over de hele wereld krijgen in dit boek een stem. Beklende namen als Breyten Breytenbach (Zuid-Afrika), Günter Grass (Duitsland), Wisława Szymborska (Polen), Mahmoud Darwish (Palestina), Václav Havel (Tsjechië) en Joseph Brodsky (Rusland) maar ook een aantal onbekendere namen  uit landen die wat minder in de aandacht staan zoals Ramiz Rovshen (Azerbeidjan), Taslima Nasrin (Bangladesh) en Latiefa az-Zajjaat (Egypte).

Uit al deze getuigenissen en verhalen koos ik voor een dichter die ik niet kende, Nguyên Chí Thiên (1939-2012) uit Noord Vietnam. Nguyên Chí Thiên was dichter, activist en dissident en verbleef vanaf 1958 dertig jaar, met korte onderbrekingen, in gevangenissen en werkkampen in Vietnam.  In 1979, nadat hij vanwege het streng bewaakte terrein was gedwarsboomd in zijn oorspronkelijke plan om de Franse ambassade binnen te gaan, stormde Thien de Britse ambassade in Hanoi binnen met zijn manuscript van vierhonderd gedichten en de begeleidende brief. opgesteld in het Frans zoals bedoeld voor de oorspronkelijke bestemming. Hierna werd hij onmiddellijk opnieuw gearresteerd.

Tijdens deze gevangenschap werden de gedichten van Thiên, die hun weg naar het Westen vonden, in het Engels vertaald door Huỳnh Sanh Thông van de Yale Universiteit . Het werk won in 1985 de International Poetry Award in Rotterdam . Ook werd hij in 1986 door Amnesty International als gewetensgevangene geadopteerd. Twaalf jaar na het afgeven van zijn gedichten bij de ambassade  kwam hij vrij en uiteindelijk mocht hij zich in 1995 aansluiten bij de grote overzeese Vietnamese gemeenschap in de Verenigde Staten.

Naast de International Poetry Award kreeg Nguyên Chí Thiên in 1989 de PEN/Barbara Goldsmith Freedom to Write Award. In 1960 schreef hij het gedicht ‘O tijd, ik ben ziek van je’ dat in ‘Ons gevoel van vrijheid’ is opgenomen.

.

O tijd, ik ben ziek van je

.

O tijd, ik ben ziek van je.

Elke minuut, elke seconde schroei je mijn ingewanden.

O dagen en maanden, waarom slepen jullie je voort?

Hoe moet ik deze beproeving dragen?

Ik hoop, blijf hopen dat een gewelddadige dageraad

vandaag ver terug zal dringen,

vandaag tot een voorbije nachtmerrie zal maken,

dat elk graf door een andere truc

een wieg wordt en dat het leven terugkeert.

O tijd, ik smeek je

de dagen en maanden te verkorten

zodat ze mijn ingewanden niet meer zullen snijden –

laat de minuten en seconden niet langer

mijn leven cremeren.

.

 

Bij ons beminnen

Yehuda Amichai

.

De in Duitsland in geboren joodse dichter Yehuda Amichai (1924-2000) emigreerde in 1935 naar Palestina. Van 1942 tot 1946 diende hij bij de Joodse Brigade van het Britse leger, later in de illegale joodse Hagana en in het Israëlische leger. Hij debuteerde in 1955 met ‘Now and in other days’ en deze bundel werd begroet als een keerpunt in de Hebreeuwse poëzie, waarin hij als eerste regelmatig prozaïsche elementen toeliet. Amichai heeft verschillende prijzen ontvangen voor zijn werk, Hij schreef naast poëzie ook toneelstukken en verhalen maar heeft toch als dichter de meeste bekendheid gekregen.

In 1988 verscheen bij uitgeverij Meulenhoff de bundel ‘Een grote rust’ in een vertaling van Tamir Herzberg. Uit deze bundel koos ik het gedicht met de titel ‘Bij ons beminnen’.

.

Bij ons beminnen

.

Bij ons beminnen

is lichaam veranderd in plaats

en in ons herinneren

durf je geen adem te halen.

.

Wat we ook deden,

de nacht is verdampt,

al wat we waren is nu akkerland.

.

Vergeet en vergaar

op de rand van het verleden

want geen hoopvol ritueel gebaar

kan nog iets redden.

.

Een bougainville,

tijd verandert in plaats,

in de ogen van de nacht,

wordt de dag weerkaatst,

.

en worden huis en woestijn

in stilte herdacht,

want het ritueel

is wat er altijd zal zijn.

.

Mahmoud Darwish

Dichter in verzet

.

Mahmoud Darwish (1941 – 2008) was een Palestijns dichter en schrijver die talrijke onderscheidingen kreeg voor zijn literair oeuvre. In zijn werk werd Palestina een metafoor voor het verlies van zijn land, de geboorte en de heropstanding, de pijn van de verdrijving en de Palestijnse diaspora. In 2004 ontving Darwish de Grote Prins Claus Prijs voor zijn oeuvre. Maar hij ontving meerdere internationale prijzen voor zijn werk zoals Ridder in de orde van Kunsten en Letteren (1993 Frankrijk), De Lenin Vredesprijs (1983 Sovjet-Unie) en De Lotusprijs (1969 Unie van Afro-Aziatische Schrijvers).

Hij publiceerde zijn eerste gedichtenbundel ‘Asafir Bila Ajniha’ op negentienjarige leeftijd. Hij woonde in Palestina, Libanon (na de oorlog van 1948), de Sovjet Unie, Egypte en uiteindelijk kreeg hij van de regering toestemming om in Israël te komen wonen nadat hij jarenlang de toegang was ontzegd door zijn lidmaatschap van de PLO. Hij ging toen wonen in Ramallah op de Westelijke Jordaanoever. Darwish werkte als directeur van het Palestinian Research Center van de PLO en werd in 1987 gekozen in de leiding van de PLO.

In 1988 schreef hij een manifest dat was bedoeld als de onafhankelijkheidsverklaring van het Palestijnse volk. In 1993, na het afsluiten van de Oslo-akkorden, nam hij ontslag uit het Uitvoerend Comité van de PLO. In 2004 schreef hij de nationale grafrede voor de overleden leider Yasser Arafat.

Darwish stond steeds een “gedurfd en eerlijk” standpunt voor in de onderhandelingen met Israël. Ondanks zijn kritiek op zowel Israël als op de Palestijnse leiding geloofde Darwish dat vrede haalbaar was. “Ik wanhoop niet”, vertelde hij tegenover de Israëlische krant Haaretz.

Darwish beschouwde zichzelf als een Trojaanse dichter, hij verzamelde en reconstrueerde de stemmen van de verslagenen. “De Trojanen zouden een heel ander verhaal hebben verteld dan Homerus maar hun stem is voor altijd verloren gegaan. Ik ben op zoek naar hun stemmen”. Maar Darwish schreef niet alleen over deze “Trojaanse stemmen”, zijn poëzie ging ook over de erotische liefde, de fysieke zwakheid, de spirituele verbijstering en de metafysische honger.

Op zijn optredens in het Midden Oosten kwamen vaak duizenden mensen af. Hij kreeg een staatsbegrafenis en vele duizenden in de Arabische wereld rouwden om zijn dood.

Zijn werk werd in meer dan twintig talen vertaald.

.

In 1964 schreef hij het gedicht ‘Identiteitskaart’  waarmee hij grote bekendheid verkreeg.

.

Identiteitskaart

Schrijf op!
Ik ben een Arabier
En het nummer van mijn identiteitskaart is vijftigduizend
Ik heb acht kinderen
En de negende komt na een zomer
Zul je boos zijn?

Schrijf op!
Ik ben een Arabier
In dienst met collega-arbeiders bij een steengroeve
Ik heb acht kinderen
Ik haal brood voor ze
Kleren en boeken
Van de stenen…
Ik smeek niet om liefdadigheid aan je deuren
Noch kleineer ik mezelf bovenaan de treden van je vertrekken
Dus zul je boos zijn?

Schrijf op!
Ik ben een Arabier
Ik heb een naam zonder titel
Geduldig in een land
Waar mensen woedend zijn
Mijn wortels
Werden diep ingebed voor de geboorte van de tijd
En voor de opening van de tijdsperken
Voor de dennenbomen, en de olijfbomen,
En voordat het gras groeide

Mijn vader.. stamt af van de familie van de ploeg
Niet van een bevoorrechte klasse
En mijn grootvader.. was een boer
Noch van goede komaf, noch van gegoede familie!
Leert me de trots van de zon
Voordat me geleerd wordt hoe te lezen
En mijn huis is als de hut van een wachter
Gemaakt van takken en riet
Ben je tevreden met mijn status?
Ik heb een naam zonder titel!

Schrijf op!
Ik ben een Arabier
Je hebt de boomgaarden van mijn voorouders gestolen
En het land dat ik bebouwde
Samen met mijn kinderen
En je hebt niets voor ons overgelaten  Behalve deze stenen..
Dus zal de staat ze afnemen
Zoals is gezegd?!

Daarom!
Schrijf bovenaan de eerste pagina:
Ik haat geen mensen
Noch maak ik inbreuk
Maar als ik honger krijg
Zal het vlees van de overweldiger mijn eten zijn
Pas op ..
Pas op..
Voor mijn honger
En mijn woede!

.

Mahmoud Darwish

Altijd kleurt je bloed mijn wangen rood

Else Lasker-Schüler

.

Else Lasker-Schüler (1869-1945) gold al tijdens haar leven als een van de grootste liefdes dichteressen uit het Duitse taalgebied, Niet eerder legde een dichteres zo schaamteloos haar hart op tafel. In een zeldzaam beeldende, bijna hyperventilerende taal bezwoer zij alle seizoenswisselingen van de liefde, soms zelfs in één gedicht tegelijk.

Dit staat te lezen achterop de bundel die ik voor 50 cent op de kop tikte bij (voorheen) de Slegt met de titel ‘Altijd kleurt je bloed mijn wangen rood’. Een bijzonder bundeltje met gedichten in het Duits en in vertaling van Menno Wigman.

Over haar leven staat op Wikipedia: Lasker-Schüler schreef zwaar bevlogen, lyrische werken, ook in haar verhalen en in haar toneelstuk Die Wupper. Haar poëzie is bewust irrationeel en werkt met associaties en aaneenrijgingen. De figuren die ze in haar proza ten tonele voert, zijn vaak vermomde mensen uit haar omgeving. Ze spint allegorische constellaties van sprookjesachtige situaties en laat een grote verscheidenheid aan emoties de revue passeren.

Ze neemt deel aan avant-gardistische bijeenkomsten van expressionistische dichters, was zeer gerespecteerd en had vele vrienden onder dichters, schrijvers en kunstenaars. In 1933 vlucht ze Duitsland uit naar Zwitersland omdat ze van Joods komaf was, dan reist ze door naar Egypte en Palestina waar ze in 1945 berooid sterft.

Uit de bundel het gedicht’O je handen’.

.

O, je handen

.

Zijn mijn kinderen.

Al mijn speelgoed

ligt in hun holten

.

Steeds speel ik soldaatje

Met je vingers, kleine ruiters,

Tot ze omvallen.

.

Wat heb ik ze lief,

Je jongenshanden, allebei.

.

 

O, deine Hände

.

Sind meine Kinder.

Alle meine Speilsachen

Liegen in ihre Gruben.

.

Immer spiel ich Soldaten

Mit deinen Fingern, kleine Reiter,

Bis sie umfallen.

.

Wie ich sie liebe

Deine Bubenhände, die zwei.

.

Else_Lasker-Schüler_1875

 

altijd

Verslag van een middag in het Park

Poëzie in het Park

.

In het kader van het Weekend van de Cultuur organiseerde de stichting Ongehoord! voor de 4e maal een poëziepodium in het Park achter theater Koningshof in Maassluis. Dit maal traden op de dichters Yvonne Koenderman, Jelmer van Lenteren, Edwin de Voigt, Luuk Imhann en Sanne van Balen.

Een zeer gevarieerd aanbod aan verschillende stijlen van poëzie, Jelmer met een bijzondere herinnering aan zijn geboortedorp Maasdijk, Yvonne met mooie persoonlijke poëzie, Edwin met zijn typernde taalkundige gedichten met een twist, Luuk met soms bijna surrealistische poëzie en Sanne met treurige en vrolijke poëzie.

In het kader van de Week van de Alfabetisering en de opening van het Taalhuis in de naastgelegen bibliotheek had Vluchtelingenwerk MaasDelta gevraagd of een aantal vluchtelingendichters deel kon nemen onder de titel Verborgen Gedichten. Uiteraard kon dat en in dat kader traden dichters op uit Iran (Shoku Tajammoli), Palestina (Abu Omar Ramadhan), Soedan (Mohammed Abdulmaruf) en Eritrea (Negash Mohamed). De gedichten werden in de eigen taal voorgedragen en de vertaling werd daarna voorgedragen door Lisa Heinsohn.

Na deze dichters was er een hommage aan de vorig, jaar november overleden, Bosnisch-Kroatische dichter uit Maassluis Hrvoje Pero Senda. Ik las een tekst voor van Lida Kersten, vriendin en oud collega van Pero en Margarita Mena en Juan Heinsohn-Huala droegen beide een gedicht voor van Pero.

Op het open podium Piet Hardendood (initiatiefnemer van Dichterskring.nl) met eigen poëzie en Jelle Ravestein op met zijn poëzie.

De muziek werd verzorgd door Ágabága, een duo (gitarist en zangeres) uit Hatvan Hongarije.

Hieronder de foto’s van een geslaagde middag ( van Jan Buijse en Wouter van Heiningen)

.

2014-09-14 14.38.23

 

PP2

 

PP3

 

2014-09-14 13.52.18

 

2014-09-14 14.05.59

 

PP6

 

2014-09-14 14.19.27

 

2014-09-14 14.42.27

 

2014-09-14 15.13.28

 

Presentatie ‘Verblijf op papier’

Juan Heinsohn Huala

.

Op zaterdag 28 februari 2009 presenteert uitgeverij Douane de nieuwe dichtbundel van een bevriende dichter, Juan Heinsohn Huala, Verblijf op papier, in het theater in de kelder van boekhandel Selexyz Donner aan de Lijnbaan 150 te Rotterdam. Aanvang 15.00 uur.

In zijn nieuwe bundel laat Juan zien dat taal en poëzie weerloos en onverslaanbaar kunnen zijn, zwak en krachtig tegelijk. Hij laat daarmee een geluid horen dat anders klinkt- de schrille klank van mensen en woorden in levensgevaar, in zijn eigen Chili, in Nazi-Duitsland, in Palestina, overal. De poëzie: een schuilplaats voor de mens?

Verblijf op papier laat in vogelvlucht, in geserreerde, even trefzekere als mysterieuze bewoordingen zien dat ons verblijf als mensen en het verblijf van woorden even kwetsbaar zijn: in beide gevallen is sprake van ‘een verblijf op papier’ dat ingetrokken of verbrand kan worden. Maar de poëzie is óók onkwetsbaar, zoals het kerngedicht ‘poëzie’ laat zien:

.

Poëzie

wat de vrees de wond en
de afstand overleeft

een hand die je uit de nacht trekt
je voedt

het leven zoekt zijn toevlucht in haar
wordt sterker

de bestemming van de woorden:
meer zijn dan de bestemming van ons.

.