Categorie archief: Bibliotheken
Koude regen
Leo Vromans
.
Regelmatig, wanneer ik in een boekhandel, bibliotheek, antiquariaat of kringloopwinkel ben, maak ik een foto van een gedicht waar ik op dat moment op stuit en waar mijn ogen aan blijven hangen. Vaak betreft het hier dichtbundels die ik zelf heb staan in mijn boekenkast (maar waar ik dan geen idee heb waar) en soms betreft het bundels die ik wel zou willen hebben maar waar (op dat moment) even geen plek voor is. Het bijzondere van dichtbundels is dat ze maar weinig ruimte innemen (omdat ze nou eenmaal vaak dun zijn) maar wanneer je er maar genoeg van hebt, ze toch al snel je boekenkasten vullen.
Zo’n gedicht is ‘Koude regen’ van Leo Vroman (1915-2014). Het komt uit zijn bundel ‘En toch is alles wat we doen natuur’ de mooiste gedichten voor het leven in en rondom ons uit 2018. Ik herinnerde me dat ik dit gedicht had gefotografeerd toen ik gisteren door de stromende koude regen liep om boodschappen te doen. Inmiddels heb ik de bundel ook thuis weten te lokaliseren. Wanneer ik tijd heb ga ik al mijn poëziebundels, zoals het een rechtgeaarde bibliothecaris betaamt, op alfabetische volgorde zetten per schrijver, maar ik vrees dat het nog wel even gaat duren voordat het zover is.
Maar terug naar het gedicht. Het gedicht is geschreven in Fort Worth in 2008 door Vroman in Texas (Verenigde Staten) waar hij sinds 1947 woonde en sinds 1951 ook staatsburger van was geworden. Het gedicht is melancholisch van toon en het beschrijft het verlangen naar de koude regen van het Hollandse klimaat en naar zijn jonge jaren.
.
Koude regen
.
Littorina Littirea
Wim van Til
.
Wim van Til (1955) is een dichter en voormalig leraar Nederlands. Hij richtte in het jaar 2000 het Poëzie centrum Nederland op. Het Poëzie centrum Nederland is een studie- en documentatiecentrum voor moderne Nederlandstalige poëzie en omvat ruim 20.000 bundels, vele bloemlezingen en vertaalde poëzie en een uitgebreid knipselarchief met recensies, besprekingen, interviews en geschreven portretten van dichters en secundaire literatuur. Het Poëziecentrum Nederland is sinds maart 2014 gevestigd in Nijmegen.
Van Wim hoorde ik dat het Poëzie centrum Nederland, dat nu nog gevestigd is in de bibliotheek van Nijmegen moet verhuizen omdat de bibliotheek ruimte gebrek heeft. Een duivels dilemma, aan de ene kant begrijp ik de wens van de bibliotheek (ik heb er zelf als directeur van een openbare bibliotheek mee te maken met ruimtegebrek) maar aan de andere kant gaat het me zeer aan het hart dat het Poëzie centrum Nederland straks misschien geen onderkomen meer heeft.
En dat gaat me minstens zo aan het hart. Het PcN organiseert jaarlijks ruim 150 activiteiten rondom dichters, poëzie en schrijven en stelt het zich open voor lezingen, boekpresentaties en cursussen en stelt zich ten doel het lezen en bestuderen van poëzie te bevorderen in de breedste zin van het woord. Ik hoop dan ook van ganser harte dat het PcN snel een mooie en betaalbare plek en onderdak vindt want een dergelijke collectie mag niet verloren gaan.
Wim van Til is echter naast een van de dertig vrijwilligers die het PcN draaiende houdt, ook dichter. In 1981 debuteerde hij bij uitgeverij Opwenteling met de bundel ‘Dichtmaken open’ waarna nog 9 bundels zouden volgen. In 2000 verscheen de bundel ‘Sleutelhouder’ Gedichten 1979-1999. In deze bundel staat het gedicht ‘Littorina Littirea’ voor Rogi Wieg. De Latijnse titel doet vermoeden dat er iets heel spannends achter schuil gaat maar het is ‘slechts’ de Latijnse naam voor de Alikruik, een in zee levende kieuwslak.
.
Littorina Littirea
Voor Rogi Wieg
.
Van onze wandelingen onthoud ik vooral
je stem, die knarste onder onze voeten.
Uitgeleefd, verlaten. Die droge tik,
het definitief verschuilen, bijna naakt – je
beste vermomming, zo open.
De ogen naar binnen gekeerd,
dat ogenschijnlijk opgaan in de massa.
.
Geen zee, geen aarde. Slechts een kust
lijn van een wisselend einde.
.
Zoals poëzie fictie is, is verleden
tijd: wat niet gebeurt, waarvoor niet gekozen wordt.
De slag op het voorhoofd, geweest en nooit plaats gevonden.
.
Wie aanlegt, raakt zijn vrijheid kwijt.
Schutter wordt jachtwild, visser
wordt vangst. een blik om de schouder
maakt van de mens een gedicht.
.
Kus
Peter Verhelst
.
In 2020 schreef ik al eens over Peter Verhelst (1962), over zijn bundel ‘Wij totale vlam’ en ik plaatste daar het gedicht bij ‘Voor het vergeten’. Nu was ik pas in de bibliotheek van Utrecht aan het Neude en daar had ik even pauze. Ja wat doe je dan? Dan ga je, als je mij bent, naar de afdeling poëzie. En daar nam ik de bundel ‘Koor poëzie’ een keuze uit de poëzie (1987-2017) van/door Peter Verhelst uit de boekenkast. Wat schetst mijn verbazing? Er staat het gedicht in getiteld ‘Tegen het vergeten’. Nu kwam deze titel mij direct bekend voor.
Zowel in de titel van een gedicht van Shari Van Goethem ‘Tegen het vergeten wat samen-leven is‘ als de titel van de bundel van Hans Faverey ‘Tegen het vergeten‘ uit 1988, als in de titel van een bundel van Alja Spaan ‘Tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid‘ uit 2018 komt deze titel voor. En even verder kwam ik erachter dat ik het gedicht van Verhelst al eens gedeeld had hier op dit blog. Blijkbaar is de tegenstelling tussen vergeten en ‘er iets tegen doen’ wat eigenlijk niet mogelijk is, een interessante gedachtengang voor dichters.
Omdat ik het gedicht ‘Tegen het vergeten’ al eerder deelde heb ik gekozen voor een ander gedicht uit de bundel van Verhelst getiteld ‘Kus’. Ook al zo’n titel die je vaker tegen komt. Zoals blijkt uit dit, dit en dit gedicht.
.
Kus
.
Het beweegt iets kleins in haar slaap
het buigt een knie voorzichtig om het niet te wekken
lig je urenlang te kijken kin op arm hoe het samentrekt zich
wentelt op een zij het neemt je naar haar kant mee van het bed
zucht zich uit zichzelf zet zich op het laken af de voetzool
duwt de heup op nauwelijks een millimeter van je mond verwijderd
kom maar word maar wakker maar
de millimeter wordt een ding iets stijfs onder je tong je ziet het
uit het laken stulpen woelt zich bloot als het ochtend is een witte jurk
rilt door ons heen wiegt aan een kastdeur het is laat altijd te laat
begonnen we te zoeken plek na plek waar het zou kunnen
eindelijk de plek van ons om te vergeten te vergeten hoe je insliep
hoe je mond zich open droomde nog een keer voorzichtig
om je niet te wekken urenlang roerloos leunend op een hand
lig je te kijken lieve onbestaande
kus die loopt van de mond die er had kunnen zijn in het gezicht
dat al uit het kussen weg begint te trekken
het is onmiskenbaar ochtend laat ons nog een allerlaatste keer
voor het wakker wordt en kleren aantrekt en de kus wordt
die er niet meer is
.
Kindernacht van de poëzie
Als je zelf nergens woont
.
De bibliotheek van Utrecht organiseert samen met de ILFU (International Literature Festival Utrecht) tijdens de Kinderboekenweek in oktober dit jaar de Kindernacht van de poëzie. De ILFU organiseert elk jaar de Nacht van de Poëzie en nu trekken ze samen op met de bibliotheek om een dergelijke nacht te organiseren voor kinderen van 7+.
Tijdens deze ‘nacht’ zijn er voordrachten van Kinderboekenambassadeur Rian Visser en dichter Hans Hagen. Singer-songwriter Gerson Main speelt zijn meest eigenwijze liedjes en presentator Iven Cudogham neemt je mee door het programma. Er kunnen zelfgemaakte gedichten worden voorgedragen of zelf gekozen gedichten. In de ‘tattoo’ studio kun je je lievelingszin of boekfiguur op je arm laten plaatsen en in het atelier schud en spray je een rebelse tekst uit je mouw. Tussen de boeken is er een silent disco met quizmaster, waar er zelfs plaats is voor een klein kussengevecht.
Maar wat het helemaal afmaakt is de mogelijkheid dat je mag blijven slapen in de bibliotheek. Elk kind mag in zijn of haar tentje een plek in de bibliotheek zoeken en bibliotheeknachtwakers houden een oogje in het zeil. Er wordt zelfs voor een ontbijt gezorgd de volgende ochtend. Je begrijpt dat spektakel inmiddels is uitverkocht. Want wie wil er niet een nachtje wonen in een bibliotheek en zich onderdompelen in poëzie en literatuur voor de jeugd.
Natuurlijk vraagt zo’n evenement om een passend gedicht. Ik koos voor een gedicht uit de onvolprezen bundel ‘Heel de wereld wordt wakker‘ het beste van de moderne kinderpoëzie in 333 gedichten. Ik koos voor het gedicht ‘Als je zelf nergens woont’ van Tim Gladdines dat gepubliceerd werd in Querido’s Poëziespektakel 3.
.
Als je zelf nergens woont
.
Als je zelf nergens woont
moet je altijd
als je slapen wil
aanbellen bij mensen die wel
ergens wonen.
.
Maar als er nou niemand opendoet
of ze hebben geen logeerbed
en de bank is voor de hond?
.
Dan moet je buiten
in de regen
in de wind
in de put
zitten huilen op de stoep.
.
Komt er plots een schrijver langs,
verzint die een verhaal voor jou,
schrijft hij jou een boek cadeau,
een sprook om in te wonen.
.
Huis van woorden,
dak van taal, lees
maar lang en wees
gelukkig.
.
Op reis in Vlaanderen
Henri Michaux
.
De afgelopen week was ik, samen met een aantal directeuren van bibliotheken in Noord- en Zuid-Holland, op studiereis in Vlaanderen. Tijdens onze reis langs bibliotheken in Mechelen, Aalst, Brussel, Herzele, Gent en Antwerpen had ik, uiteraard, bijzondere interesse in de poëziecollecties van deze bibliotheken. Om een aantal redenen; ik wilde kijken hoe de stand van zaken was in deze plaatsen als het ging om de poëziecollectie (bijzonder goed, zelfs de kleinste had een respectabele collectie poëzie), het verspreiden van MUGzines (zie ook het Instagram account @mugzines) middels guerrillamarketing in deze bibliotheken maar vooral om te zien of ik nog dichters kon ontdekken die ik niet kende.
Een voorbeeld van die laatste is de dichter Henri Michaux (1899-1984) waar ik toch al eens over heb geschreven bleek. Michaux was een Franstalig Belgisch schrijver, dichter en schilder (zijn werk hangt onder andere in het Guggenheim museum). Hij werd Frans staatsburger in 1955. Zijn schilderwerk wordt vaak gerekend tot het surrealisme, al maakte hij zelf geen deel uit van deze kunstbeweging. Michaux ontving in 1965 de Grand Prix National des Lettres en weigerde deze in ontvangst te nemen. Hij ontwikkelde in zijn leven onder andere compassie en toewijding voor mensen met psychose. Hij experimenteerde met geestverruimende middelen en bracht van die experimenten uitvoerig verslag uit.
In de bibliotheek van Mechelen ontdekte ik de bundel ‘Roerige nacht’. De bundel werd in 2004 in Rotterdam uitgegeven in een vertaling van Jan Pieter van der Sterre en bevat een keuze uit twee vroege bundels prozagedichten ‘Mijn bezittingen’ (1929) en ‘Roerige nacht’ (1933). Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Het meer’.
.
Het meer
.
Mensen kunnen nog zo dicht bij een meer komen,
daarmee worden ze nog geen kikker of snoek.
Ze bouwen hun villa’s aan alle kanten eromheen,
gaan continu het water in, worden nudist… Nutte-
loos. Het voor de mens verraderlijke, verstikkende
water, dat vissen trouw is en ze voedt, blijft mensen
als mensen en vissen als vissen behandelen. Tot dus-
ver kan geen enkele sportman op een andere behan-
deling prat gaan.
.
Wij zijn gegroeid als wilde appelen
Drago Siliqi
.
In Berat (een prachtig oud stadje) in Albanïë waren we op weg naar een hotel dat een kopie was van het Capitool in Washington en onderweg kwamen we een openbare bibliotheek tegen. Meestal sla ik die over in mijn vakantie (ik kom al vrijwel dagelijks in bibliotheken) maar deze wilde ik toch wel even bezoeken. Een mooi groot gebouw met een zeer beperkte en heel oude collectie. Geen computers en de ledenadministratie werd nog op kaartjes geschreven. Een beetje zoals bij ons in de jaren ’70 en ’80.
De collectie romans was redelijk internationaal maar waar ik echt verbaasd over was, was de poëziecollectie. Maar liefst drie kasten vol! En dat op een collectie van een bibliotheek vergelijkbaar in Nederland voor een plaats van ca. 60.000 inwoners. Ik denk dat de verhouding poëzie en proza daar heel anders was dan in Nederland, veel meer poëzie verhoudingsgewijs. Nu is me dat in Oost-Europese landen ook al opgevallen, dat men daar veel meer aandacht heeft voor poëzie als onderdeel van de literatuur en het literatuuronderwijs.
Omdat ik geen Albanees spreek heb ik een willekeurige poëziebundel uit de kast getrokken en daar het gedicht ‘Si molla të egra jemi rritë’ uit overgenomen. Het is van de dichter Drago Siliqi (1930-1963) en het komt uit 1956. Ik heb het geprobeerd zo goed als kan te vertalen en dan wordt het ‘wij zijn gegroeid als wilde appelen’. Drago Siliqi was dichter, literair criticus en uitgever. Zijn eerste boek werd gepubliceerd toen hij 15 was, gevolgd door andere. Hij studeerde literatuur aan het Maxim Gorky Literatuur Instituut in Moskou. Als uitgever en literair criticus assisteerde en moedigde hij Ismail Kadare aan om ‘De generaal van het dode leger’ te schrijven, de meest geprezen roman van deze auteur. Siliqi kwam op 33 jarige leeftijd om bij een vliegtuigongeluk, toen de Aeroflot waarin hij naar China vloog neerstortte nabij Irkoetsk in de Sovjet Unie.
.
Wij zijn gegroeid als wilde appelen
.
Ze groeien als wilde appels van de hooglanden
in wilde vorst, wind en sneeuw en kou,
we lopen in het leven met het ritme van de
storm, op en als wilde appels zijn we gegroeid
.
Maar de vorst sloeg ons niet neer, en we
vertelden het ook niet aan een bergzwaluw.
De revolutie kwam en entte ons,
we gaven een prachtige vorm aan onze gierigheid
.
Na de liefde
Dirk von Petersdorff
.
In mijn fotoalbums op mijn telefoon kwam ik een foto tegen die ik nam in 2018, in Stuttgart – Europaviertel, in de Stattbibliothek aldaar. Ik was daar met een groep mensen allen werkzaam in bibliotheken in Nederland en tijdens een rondleiding was ik op zoek naar de poëziecollectie. Blijkbaar was ik getroffen door een omslag en vervolgens een gedicht dat ik in een bundel las dat ik er een foto van nam. Het gaat hier om het gedicht ‘Nach der Liebe’ van de dichter Dirk von Petersdorff uit de bundel ‘Die liebenden Deutschen’645 entflammte Gedichte aus 400 Jahren.
De Duitse literatuurwetenschapper, schrijver en dichter Dirk von Petersdorff (1966) woont hij in Jena , waar hij werkt als hoogleraar moderne Duitse literatuur aan de Friedrich Schiller Universiteit. Na het Liliencron-lectoraat (1999) en het poëzielectoraat Mainz (2009) bekleedde hij in 2013 samen met Hans Magnus Enzensberger (1929-2022) het poëzielectoraat Tübingen.
Von Petersdorff presenteert in zijn essays en poëzie een alternatief voor een manier van denken die wetten formuleert van Schiller tot Adorno en enkele esthetische uitdrukkingen tot “de enige legitieme antwoorden op de hedendaagse situatie” verklaart. Dit ontleent hij aan Hegels lezingen over esthetiek: Er wordt aangenomen dat er geen vastigheid meer bestaat in de beschrijving van de wereld die bindend is voor alle leden van een samenleving, en dat kunst geen objectieve inhoud meer kent en daarom gebruik kan maken van alle gebieden van het leven en verschijnselen. Dergelijke kunst (en dus ook poëzie) kan alles vertegenwoordigen “waarin de mens het vermogen heeft om thuis te zijn” (Hegel).
Ik heb me afgevraagd of wat Von Petersdorff beschrijft ook opgaat voor zijn eigen poëzie. Daarom hier het gedicht in het Duits en in mijn vertaling. Oordeel zelf zou ik zeggen.
Na de liefde
Jij op het balkon, ik kijk naar je
zo heerlijk loom,
omdat alles
is veranderd.
Lang t-shirt,
dat op de dij valt,
waar de huid begint,
is de wereld,
zachte aandriften,
ik lig daar en rook –
licht in de holte van je hals,
dat is het ook.
En ik zie het
Vezelwolken drijven rond
uit het niets
alles mag blijven.
Jij op het balkon,
rook in het ongewisse –
pols fladdert
hier waar ik woon.
Nach der Liebe
.
Du auf dem Balkon, ich seh dir zu
so selig-matt,
weil alles
sich geändert hat.
Langes T-Shirt,
das am Schenkel fällt,
wo die Hautbeginnt,
ist die Welt,
Sanfte Triebe,
ich lieg da und rauch –
Licht in der Halsmulde,
das ist es auch.
Und ich seh
Faserwolken treiben
out of the blue
alles kan bleiben.
Du auf dem Balkon,
Rauch in der Schwebe –
Puls flattert nach
hier wo ich lebe.
.
De natuur, een tweeluik
Stella Bergsma
.
Rond Oud en Nieuw was ik in Groningen in het Forum, de nieuwe bibliotheek/theater/museum/horeca/etc. in de binnenstad naast de Martinitoren. Omdat het niet regende, wat in die maanden ( december / januari) een bijzonderheid was, ging ik naar het dak. Op het dak heb je een mooi uitzicht over de hele stad.
Daarna ging ik, zoals altijd wanneer ik in een bibliotheek ben, op zoek naar de poëzieafdeling. Nu weet ik dat die daar uitstekend is, maar liefst vier kasten vol poëziebundels met in de directe nabijheid een fijn bankje, waar ik ging zitten lezen.
Ik las daar onder andere in de bundel ‘Meesterwerk voor de prullenbak’ van Stella Bergsma (1970). Ik herinner me nog goed dat ik het gedicht ‘De natuur, een tweeluik’ las en meteen moest denken aan wat ik even daarvoor had gedaan. Precies wat ze in dit gedicht beschrijft. En hoewel ik met de roltrappen naar boven was gegaan en het gebouw net geen 10 verdiepingen telt, gaat dit gedicht helemaal op voor de situatie daar. Ik maakte van dit voorval een aantekening en vergat die vervolgens. Totdat ik hem afgelopen week weer tegen kwam. Daarom hier dit gedicht.
.
De natuur, een tweeluik
.
I
Ik heb uitzicht nooit begrepen
met een glazen lift ga je tien verdiepingen
om het zelfde te zien als op de grond
wat een mooi uitzicht verzuchten de mensen
ze kijken naar waar ze vandaan kwamen
maar dan van een afstand
waarom doet men zo duur over afstand.
.
II
Krekels lopen elkaar voortdurend te bellen
maar niemand neemt op
en vogels zingen absoluut niet
ze krassen steeds hetzelfde riedeltje
schril door je kater.
.


















