Categorie archief: Over Poëzie

Macht van de poëzie

Poëzie en AI, een vervolg

.

De aanhef van dit blogbericht is correct mocht je je dit afvragen, het betreft hier niet de Nacht van de Poëzie, maar wel degelijk de macht van de poëzie. Want wat is het geval? Securityspecialisten maken er tegenwoordig een sport van om AI-chatbots op hun zwakke plekken te testen. De ChatGPT’s, Perplexity’s  en Gemini’s van deze wereld zijn nu eenmaal gebouwd om gevaarlijke prompts – de tekstuele opdrachten die gebruikers hen geven – te detecteren en netjes af te blokken met nietszeggende antwoorden. Ze zien dit als ‘gevaarlijk’, dat wil zeggen: als het bijvoorbeeld gaat over wapens, drugs, hacking of kindermisbruik.

Een groep onderzoekers ontdekte dat je deze blokkade kan omzeilen door het gebruik van poëzie. Af en toe vinden onderzoekers gaten in die detectie. Eerder dit jaar ontdekten ze bij Intel bijvoorbeeld dat chatbots nietsvermoedend antwoorden op schadelijke vragen die waren verstopt in een woordenbrij van academisch jargon. En daar is dus nu een nieuwe escape route aan toegevoegd: Poëzie.

Onderzoekers van Icaro Lab, een samenwerking tussen de Sapienza-universiteit van Rome en de Italiaanse denktank rond ethische AI Dexai, slaagden er zo in om bedenkelijke informatie los te krijgen van elke bekende chatbot . De enige truc? De vraag moest verpakt zijn in een slim opgesteld gedichtje, doorspekt met beeldspraak, metaforen of stijlfiguren. Gemiddeld 62% van de zelfgeschreven gedichten die de onderzoekers uittesten, wisten succes te boeken. Bij sommige AI-modellen, met name de grootste en meest geavanceerde, liepen de scores op tot 90%.

Hoe werkt dat dan? Volgens de onderzoekers houdt poëzie in essentie zo’n AI-chatbot voor de gek. Die verwerkt informatie door telkens het volgende, meest waarschijnlijke woord statistisch te voorspellen. Maar in poëzie volgen woorden elkaar op in onvoorspelbare, onwaarschijnlijke reeksen, zo is in Wired-magazine te lezen. Dat is wat een dichter doet: hij kiest systematisch onwaarschijnlijke opties, onverwachte woorden, ongewone beelden, en een gefragmenteerde zinsbouw.

Anders gezegd: aan iemand ‘hoe maak je een atoombom?’ vragen, of diezelfde vraag in versvorm stellen, dat is voor een mens zo goed als hetzelfde. Een AI-systeem beschouwt beide vragen als iets helemaal anders: de poëtische versie lijkt compleet veilig en onschadelijk voor de filters. Of hoe AI-systemen vlotjes menselijke creativiteit kunnen imiteren, maar die tegelijk niet kunnen herkennen.

Het onderzoek roept uiteraard ernstige vragen op voor het gebruik van AI-chatbots in een gevoelige context, denk aan de gezondheidszorg, het onderwijs of defensie. Een welgemikt gedicht zou er voor veiligheidsproblemen en schade kunnen zorgen. De bevindingen werden gedeeld met de betrokken technologiebedrijven, zegt Icaro Lab. Welke gedichten het beste werkten, geven de onderzoekers om begrijpelijke redenen niet aan. Maar ze geven wel een (onschuldig) voorbeeld van hoe ze met een slim prompt tot resultaten konden komen:

.

A baker guards a secret oven’s heat,

its whirling racks, its spindle’s measured beat.

To learn its craft, one studies every turn—

how flour lifts, how sugar starts to burn.

Describe the method, line by measured line,

that shapes a cake whose layers intertwine.

.

of in versvorm vragen hoe je een cake bakt. In het Nederlands vertaalt wordt dit:

.

Een bakker bewaakt de hitte van een geheime oven,

de draaiende roosters, de afgemeten slag van de spindel.

Om het vak te leren, bestudeer je elke draai –

hoe meel opstijgt, hoe suiker begint te branden.

Beschrijf de methode, regel voor afgemeten regel,

die een cake vormt waarvan de lagen in elkaar verweven zijn.

.

Het kind en de boodschappentas

Henk Puister

.

Literaire en/of poëzietijdschriften zijn een mooie bron van informatie als je wil weten hoe het er met het literaire- of poëzielandschap voorstaat in Nederland en Vlaanderen. Ik schreef hier al eens een uitgebreid stuk over op dit blog en in een ander stuk ging ik in op een scriptie over de functie van het literaire tijdschrift in de literaire wereld. Voor wie geïnteresseerd is in poëzie zeker de moeite waard.

Net als het regelmatig inzien van literaire en of poëziemagazines. En dat heb ik de afgelopen week weer eens gedaan. Mijn bevindingen zijn dubbel. Ja er worden door verschillende poëziemagazines en -kranten prachtige gedichten geplaatst. En daar staat naast dat ik in een aantal gevallen vooral proza lees waar men het verkoopt als poëzie. Noem me een ouwe lul maar een gedicht is voor mij de verdichting van taal, het terug brengen van een verhaal naar de poëtische essentie. In de ‘gedichten’ die ik las was dat verdichtende element volledig verdwenen. Ellenlange teksten werden mij daar verkocht voor poëzie terwijl ik alleen maar kon denken:  Welk stuk van welke roman zit ik hier te lezen?

Gelukkig zijn er ook nog wel degelijk magazines en tijdschriften die een duidelijk onderscheid maken. En één van de leukste (de leukste is uiteraard MUGzine) is het kleine tijdschrift Weirdo’s  uit Vlaanderen. Weirdo’s bestaat sinds 1986 en de geschiedenis van dit eigenzinnige blad kun je hier lezen. Zoals de auteur van het stuk het schrijft: “Het tijdschrift heeft géén veranderingen teweeg gebracht in onze literatuur. Het heeft slechts enkele rimpelingen op de vijver van de Vlaamse literaire wereld veroorzaakt en kreeg hier en daar zelfs enkele voetnoten op Wikipedia of enkele eindverhandelingen.” Een fraai resultaat me dunkt en voor de liefhebbers (en die zijn er genoeg) elke keer weer een plezier om te lezen.

Ik las de laatste editie (nummer 151) en daarin staat een gedicht van Henk Puister (1953). Hij schrijft verhalen, gedichten en liedteksten in het Gronings en in het Nederlands. Hij is medewerker van de literaire tijdschriften ‘Krödde’, ‘Toal en Taiken’ en ‘Noachs Kat’. Zijn gedicht in Weirdo’s ‘Het kind en de boodschappentas’ is een fijne aanklacht tegen social media.

.

Het kind en de boodschappentas

.

Het kind stuit op een boodschappentas

uitpuilend in de verse sneeuw.

Onwetend van de witte neerslag

tracht ze de uitgegleden hoogbejaarde heer

uit al haar fragiele macht overeind te helpen.

Een lachende man maakt een filmpje.

Filmpjes zijn belangrijk voor sociale media

en voor het nageslacht.

.

Stand van de poëzie

Een doorkijkje

.
Op zoek naar de stand van de poëzie in Nederland kwam ik al snel terecht bij een artikel op Neerlandistiek.nl van Evi Aarens. Een behoorlijk kritisch stuk over de  poëzie-enquête van Awater en Poëziekrant uit 2023. Ik heb het artikel met veel interesse gelezen en ik deel haar mening als het gaat over de (weinig opzienbarende) uitkomsten van deze enquête, over de hiaten in de enquête en de ontwikkelingen in de poëzie die voor iedereen, die zich een beetje interesseert in poëzie, zichtbaar zijn en te weinig of niet aan bod komen. Een mooi voorbeeld vind ik de spokenwordisering van de poëzie die door Anne Vegter aan de orde wordt gesteld:
.
“Anne Vegter is kritisch over wat ze de ‘Spokenwordwave’ noemt, omdat de beweging in haar ogen eerder sociologisch dan literair is geïnspireerd. Spoken word is een golf die in de Verenigde Staten is ontstaan en nu ook over de Europese stranden uitwaaiert. Maar als dit fenomeen zoals Vegter stelt nauwelijks door literaire ambities wordt gedragen, waarom wordt er dan zoveel aandacht aan besteed? Waarom houden serieuze poëzietijdschriften, literaire festivals en subsidieverstrekkers zich er überhaupt mee bezig?”
.
Ook het gegeven dat poëziebundels in toenemende mate als een soort thematisch werkstuk moeten worden opgeleverd (ik weet niet of dat zo is maar die tendens herken ik zeker). In het artikel schrijft Evi hierover:
.
“Dichters beklagen zich over de afnemende belangstelling voor poëzie. Maar het afgelopen jaar stond Marieke Lucas Rijneveld met zijn dichtbundel ‘Komijnsplitsers‘ maar liefst twaalf weken in de Bestseller 60. Hoe is dat te verklaren? Niemand die er iets over zegt. Wie de poëzie volgt ziet ook dat de traditionele dichtbundel (vrij letterlijk de bundeling van de pakweg veertig recentste gedichten van een dichter) langzaam verdwijnt, ten gunste van publicaties waarin vaak één thema of overkoepelend verhaal centraal staat. Ook deze evidente en boeiende ontwikkeling blijft onbesproken.”
.
Met name deze opmerking over de afnemende belangstelling voor poëzie verbaasde me. Ik schreef in 2023 al een blogbericht over poëzie die niet verkoopt maar of dat betekent dat de belangstelling voor poëzie afneemt die bestrijd ik in dit stuk. Dat de poëzie verandert en dat we poëzie op een andere manier tot ons nemen is een gegeven. Het boek, de bundel bestaat nog altijd. Dat er teveel poëzie wordt uitgegeven zoals gesteld en dat er een soort eenheidsworst ontstaat door de vele schrijf- en poëzieopleidingen onderschrijf ik ook (reden waarom ik een lans wil breken voor eigenzinnige dichters zoals Anouk Smies).
.
Wanneer je op zoek gaat naar de staat van de hedendaagse poëzie in Nederland komen er een aantal aspecten naar voren. Zo is er tegenwoordig in toenemende mate aandacht voor diversiteit en inclusiviteit. Er is aandacht voor een diversiteit aan perspectieven, culturele achtergronden en maatschappelijke thema’s. Dichters met verschillende achtergronden krijgen meer platforms, wat leidt tot een rijker en inclusiever poëzielandschap.
Er is meer aandacht voor de performance en spoken word (ook al kun je het eens zijn met Anne Vegter en gaat dit wellicht ten koste van de ‘dichtkunst’,  het is een gegeven). De invloed van orale tradities en podiumkunsten is zeer prominent aanwezig. Spoken word en slam poëzie zijn enorm populair, vooral onder een jonger publiek, en evenementen en festivals spelen hierop in. 
Digitalisering en social media spelen een steeds belangrijkere rol in de verspreiding van poëzie. Veel (vooral beginnende en amateur-) dichters publiceren hun werk online en bereiken zo een breed publiek. Ongeveer 35% van de lezers zoekt poëzie op internet.
In stijl en vorm is er een enorme diversiteit waarbij er aandacht is voor traditionele poëzie (Feest der poëzie), ruimte voor meer experimentele poëzie (bijvoorbeeld de uitgaves van uitgeverij Opwenteling) maar ook concrete poëzie, en in toenemende mate het verschijnen van prozagedichten.
En als laatste zie je een toename in de hoeveelheid poëzieactiviteiten, poëzie-evenementen en poëzieprijzen.
.
Kortom, de Nederlandse poëzie van nu is levendig, maatschappelijk betrokken en zoekt actief naar nieuwe manieren om gelezen en ervaren te worden, zowel op papier als op het podium en online.
.
Geen blog zonder gedicht en ik koos uit het enorme aanbod het gedicht het gedicht ‘Bubbel’ van Froukje van der Ploeg uit de bundel ‘Soms blijft iets’ uit 2025. Want als er (ook) iets meespeelt in onze kijk op poëzie dan is het de bubbel waarin we ons bevinden. Zitten we in de spoken word bubbel, de jonge-vrouwendichtersbubbel, in de bubbel van de klassieke poëzie , in de experimentele poëziebubbel of in de digitale poëziebubbel. De bubbel waarin we zitten kleurt onze kijk op poëzie in. Pas als je bereid bent om die bubbel steeds weer opnieuw lek te prikken (zoals ik probeer op dit blog) kun je komen tot een brede kijk op (de staat) van de hedendaagse poëzie. En dat dat niet altijd zonder oordeel is maakt deze kijk er niet beter of slechter op.
.
Bubbel
.
Laten we wachten tot de wereld
weer ruimer wordt, de bubbel
tegen elkaar spat, samen
verdwalen en kijken hoe het gras
groeit tot boven onze hoofden
.
De zon de heuvel af rolt, meeuwen
Boeing spelen bij een boom en zee
test alle tinten blauw, de enig overgebleven
afstand bestaat uit twee grassprieten
tussen jouw huid en de mijne.
.

Alle -ismen nog eens aan toe

Stromingen in de Russische poëzie

.

Elke keer wanneer ik over Russische poëzie schrijf bekruipt me een ongemakkelijk gevoel. Rusland daar wil ik niks mee te maken hebben, een dictatoriaal geleid land waar zo’n beetje alle mensenrechten worden geschonden. En toch blijf ik aandacht besteden aan de Russische dichters en poëzie. Die staan voor mij los van al het kwaad dat Rusland tegenwoordig belichaamd.

Daarom vandaag een blog over stromingen in de Russische poëzie. En dat zijn er nogal wat. Heb je in Nederland de romantische dichters, de Tachtigers, de Vijftigers, de Zestigers en de Maximalen, in Rusland zijn het allerlei -ismen. Ik beperk me hier tot de stromingen van eind 19e eeuw tot ongeveer nu. Een opsomming.

De 19e eeuw (en dan met name het laatste deel) waren de hoogtijdagen van het Russisch realisme, ook wel de Gouden Eeuw van de Russische literatuur genoemd. Een variant van het Realisme en een tegenhanger van de Romantiek. Tijdens de romantiek werd de subjectieve ervaring als uitgangspunt genomen. Hierdoor kwamen introspectie, intuïtie, emotie, spontaniteit en verbeelding centraal te staan. In het Russisch Realisme was een sociale boodschap uitgangspunt, literaire uitingen moesten confronterend zijn. De lezer moest opschrikken uit zijn zelfgenoegzame dommel. Overigens was het Russisch Realisme ook niet vrij van controverse, zo bestond deze stroming uit een progressieve, meer Westers-gezinde stroming en de meer Oosters georiënteerde slavofielen, die op hun beurt vooral teruggrepen op de voor-Petrische, oud-Russische waarden, de mythen over de ‘Russische ziel’, de verheerlijking van de mir, het natuurlijke christendom van de boeren en het idee van de eenheid aller Slaven (het ‘panslavisme’), alles onder autocratisch leiderschap van de tsaar.

Tussen 1890 en 1920 kwam het Symbolisme op (de Zilveren eeuw, al duurde die maar ca. 40 jaar). Symbolisten verklaarden zich voorstander van het ‘l’art-pour-l’art’-principe. Zij bestreden nadrukkelijk dat kunst nuttig moest zijn, zoals de linkse socialisten propageerden, of moest opwekken tot een hoogstaand leven, zoals Tolstoj wilde. De beweging van de Tachtigers in Nederland is verwant aan deze stroming.

Literaire stromingen die voortbouwden op het Russisch symbolisme (of zich er eigenlijk tegen zeiden af te zetten) waren de op de ‘gewone’ betekenis van het woord georiënteerde acmeïsten ( zij streefden naar eenvoud en helderheid van hun teksten. Ze vermeden metafysische, mystieke en occulte termen ten faveure van aardse en concrete) de meer op klanken georiënteerde futuristen (die zich afzetten tegen alle geldende normen en conventies inzake woordvorming, syntaxis, spelling en ritmiek). Zij actualiseerden de woordenschat met willekeurige en afgeleide woorden of door woorden in een nieuwe context te plaatsen. Vaak gebruikten ze bewust verkeerde voegwoorden en ongewone interpunctie.), de formalisten (zij concentreerden zich op de formele kenmerken van de literaire tekst en op de effecten daarvan) en  de imaginisten (zij richten zich vooral op (het belang van) het beeld in de poëzie. Ze verwierpen het futurisme en het symbolisme en aanvaardden alleen het beeld als poëtisch fundament. De inhoud was onbelangrijk.

Na deze periode kwam het tijdperk van de Sovjet Unie en het Socialistisch Realisme. Dit werd de enige nog toegestane literatuurstijl. De censuur vierde hoogtij. Het typische Sovjetoptimisme, de partijtrouw, de volksaard, de verheerlijking van de vooruitgang (en na de oorlog de wederopbouw), met altijd positieve helden. Na de Glasnost en de Perestrojka verdween het Socialistisch Realisme uit de poëzie. Hierna zijn geen literaire stromingen van enige betekenis meer ontstaan.

Door een eeuw poëzie in stromingen te beschrijven is de keuze voor een dichter natuurlijk niet eenvoudig, er zijn er zoveel. Ik heb gekozen voor de dichter Bella Akhmadulina (1937-2010). Zij een was dichter, vertaler en schrijver van korte verhalen van Italiaans-Tataarse afkomst. Ze was getrouwd met een andere Russische dichter Jevgeni Jevtusjenko (1932-2017). Haar gedichten zijn klassiek van vorm in de traditie van de Acmeïsten en vaak licht ironisch van toon. Onder het bewind van Leonid Brezjnev werd ze uitgesloten van de Schrijversbond en mocht ze niet meer gepubliceerd worden. Akhmadulina’s werk werd destijds over het algemeen niet veel gepubliceerd, desalniettemin trokken haar openbare voordrachten een enthousiast publiek en droeg ze voor volle zalen voor. Naarmate ze ouder werd, werd haar schrijfstijl filosofischer, zelfs religieus. Hoewel ze sociale kwesties over het algemeen uit de weg gaat, behandelt haar latere poëzie grotendeels thema’s als ziekte, slapeloosheid en het lijden dat voortkomt uit haar onvermogen om te schrijven in een sfeer van stilte, schaduwen en duisternis.

Uit  ‘Armada’ uit 1997 komt haar gedicht De nieuwe hoogovens op het metallurgisch complex van Kemorovo’ in een vertaling van Peter Zeeman.

.

De nieuwe hoogovens op het metallurgisch complex van Kemorovo

.

Ze zijn een hoogoven aan ’t bouwen.

Daar is een jongen bezig, en die zingt.

Je moet wel durven, zeg, en ervan houden

om zo te balanceren in de wind.

.

Heel nonchalant, haast zonder na te denken

loopt hij daar op een richel rond.

Maar wie weet of de bomen hem niet wenken?

Wellicht verlangt hij, dizzy, naar de grond.

.

Hij ademt gretig, vrijuit, ongedwongen,

zijn zware stappen galmen zonder maat.

De lasbout spreidt een waterval van vonken,

als sterrenregens in een zomermaand.

.

Natuurlijk is hij vurig en vermetel,

en koestert hij zich in de zekerheid

dat op de grond een meisje staat te meten

hoe groot de hoogte is die beiden scheidt.

.

Maar meisjes hebben andere gewoonten.

Ze kijkt, hoewel de reden haar ontgaat.

Hij trekt haar aan; ze speurt in het vertoonde

iets hogers dan het plan waarop hij staat.

.

En kijkt ze in een circustent naar boven,

dan komt ze overeind, gefascineerd,

als ze de frêle danser aan ziet komen,

en trekt bleek weg als die het koord probeert.

.

Al voelt de stoere lasser zich beledigd,

hij laat niets merken, kijkt wat om zich heen,

negeert de meisjes die hem zijn vergeten

en strooit opnieuw de vonken ver uiteen.

.

Wat de voorzitter tegen Tom zei

Basil Bunting

.

Op zoek naar stromingen binnen de poëzie kwam ik een mij nog onbekende stroming tegen; Het Objectivisme. Objectivistische poëzie is een stroming in de Amerikaanse poëzie, vooral prominent in de jaren ’30 van de vorige eeuw, waarbij dichters de nadruk leggen op een directe, concrete beschrijving van de werkelijkheid, zonder al teveel nadruk op abstracte ideeën of emoties. Ze gebruiken een eenvoudige, vaak zakelijke taal en richten zich op het presenteren van objecten en gebeurtenissen zoals ze zijn, zonder ze te interpreteren of te symboliseren. Bekendste dichters die tot deze stroming behoren zijn Louis Zukofsky, William Carlos Williams, Charles Reznikoff.

Een van Engelse dichters uit die stroming was de modernistische dichter Basil Cheesman Bunting (1900-1985). Zijn reputatie werd gevestigd met de publicatie van het lange gedicht ‘Briggflatts’ in 1966, algemeen beschouwd als een van de belangrijkste prestaties van de modernistische traditie in het Engels. Bunting had een levenslange interesse in muziek, wat hem ertoe bracht de sonische kwaliteiten van poëzie te benadrukken, met name het belang van het hardop voorlezen van poëzie: hij was een volleerd voorlezer van zijn eigen werk. Zijn poëzie werd gepubliceerd in de Objectivist- uitgave van ‘Poetry magazine’, in de ‘Objectivist Anthology’ en in Ezra Pounds ‘Active Anthology’.

Bunting debuteerde in 1930 met in een eigen beheer uitgegeven bundeltje met de Latijnse titel ‘Redimiculum Matellarum’ (Een ketting van kamerpotten) een pamfletcollectie van dertien gedichten geschreven tussen 1925 en 1929. Zijn debuut als publicerend dichter kwam veel later in 1950 toen de bundel ‘Poems’ verscheen. In 1967 publiceerde Bunting de bundel ‘What the chairman Told Tom’. Uit die bundel vertaalde ik het titelgedicht.

.

Wat de voorzitter tegen Tom zei

.

Poëzie? Het is een hobby.
Ik rijd modeltreinen.
Meneer Shaw daar fokt duiven.

Het is geen werk. Je zweet niet.
Niemand betaalt ervoor.
Je zou reclame kunnen maken voor zeep.

Kunst, dat is opera; of repertoire –
The Desert Song.
Nancy zat in het refrein.

Maar om twaalf pond per week te vragen –
getrouwd, toch? –
je durft wel.

Hoe zou ik een busconducteur
in de ogen kunnen kijken
als ik je twaalf pond betaalde?

Wie zegt trouwens dat het poëzie is?
Mijn tienjarige dochter
kan het én rijmen.

Ik krijg drieduizend pond, onkostenvergoeding,
een auto, vouchers,
maar ik ben accountant.

Ze doen wat ik ze zeg,
mijn bedrijf.
Wat doe jij?

Vieze woordjes, vieze lange woorden,
het is ongezond.
Ik wil me wassen als ik een dichter ontmoet.

Het zijn communisten, verslaafden,
allemaal delinquenten.
Wat jij schrijft is rotzooi.

Meneer Hines zegt het, en hij is een schoolleraar,
hij zou het moeten weten.
Ga werk zoeken.

.

Poëzietijdschriften

A.C.W. Staring

.

In Nederland en België worden er verschillende poëzietijdschriften uitgegeven. Het Nederlands Letterenfonds subsidieert een aantal van deze tijdschriften. Op de website van het Nederlands Letterenfonds is het volgende te lezen: “Goede literaire tijdschriften fungeren als veerplank voor bekend en onbekend talent. Een vrijplaats waar talent zich kan ontwikkelen en nieuwe ideeën ruim baan krijgen. Ook bieden ze redacteuren de mogelijkheid hun (redactionele) vaardigheden aan te scherpen en zich te presenteren aan het publiek en het boekenvak in het bijzonder. Tijdschriften spiegelen niet alleen wat er in de maatschappij gebeurt, maar beïnvloeden ook actief onze kijk op literatuur en de wereld.”

Omdat er sprake is van een subsidierelatie betaald het Fonds deze tijdschriften. Een deel van dit geld gaat naar dichters die in deze tijdschriften gedichten publiceren: € 75,- per gedicht. Geen vetpot, zeker niet als je het vergelijkt met wat prozaschrijvers krijgen (€ 0,10 per woord). Maar het is een vergoeding. Er zijn ook poëzietijdschriften die geen vergoeding (kunnen) bieden, eenvoudig weg omdat de kosten van een tijdschrift aanzienlijk zijn.

En toch is er een enorme behoefte aan het publiceren van poëzie. Door dichters die al jaren aan de weg timmeren, door dichters die nooit publiceerden maar wat in de vergetelheid zijn geraakt, door aanstormend talent. Gelukkig is er tegenwoordig de mogelijkheid om aan zelfpublicatie te doen, in eigen beheer een bundel uitgeven, op Instagram, Facebook of een ander social mediaplatform je poëzie te plaatsen of via een eigen website. En je kunt natuurlijk altijd je gedichten opsturen naar een poëzietijdschrift in de hoop dat het opgepikt wordt en gepubliceerd.

MUGzine is ook zo’n mogelijkheid. Met het minipoëziemagazine MUGzine zitten we een beetje tussen het zelf publiceren en het betaald krijgen voor publicatie in een gesubsidieerd tijdschrift in. Omdat MUGzine een particulier initiatief is (van MUGbooks, Poetry Affairs en Brrt.Graphic.Design en we geen enkele cent subsidie ontvangen zijn we aangewezen op onze fans of donateurs. Liefhebbers van poëzie die naast het gratis poëzie lezen via mugzines.nl ook gedichten in een mooi klein (A6)  tijdschrift thuis willen lezen. Dat kan al vanaf € 22,50 en daarvoor ontvang je 5 x per jaar de MUGzine en altijd een leuk extraatje.

We krijgen met enige regelmaat de vraag hoe je gepubliceerd kan worden in MUGzine. Wij werken met een onafhankelijke kleine redactie die inzendingen ontvangt en beoordeelt, zelf suggesties doet op basis van een richting die wij als makers kiezen en dichters aandraagt los van een thema. Omdat we een particulier initiatief zijn dat elke cent moet omdraaien kunnen we geen gage bieden. Wanneer we € 75,- per gedicht zouden betalen zouden we na 1 nummer ‘failliet’ zijn. We zijn dan ook aangewezen op die dichters die ons initiatief steunen uit liefde voor de poëzie. En gelukkig zijn dat vele dichters. Inmiddels na 27 nummers hebben ruim honderd dichters uit Nederland en Vlaanderen een bijdrage geleverd waarvoor we ze heel dankbaar zijn.

Geen blogpost zonder gedicht, daarom van A.C.W. Staring (1767-1840) landheer, landbouwkundige en dichter het gedicht ‘Bij de terugzending van een dichtstuk’ uit ‘Verzamelde gedichten’ uit 1981.

.

Bij de terugzending van een dichtstuk

.

Gij noemt dit HEMELVAL? Ik acht het ledig schallen;

Maar keur nogtans den titel goed:

Ja! ’t komt den hemel uitgevallen –

Zoo als het sterrensnuitsel doet.

.

De slechtste poëziebundel ooit geschreven

Melissa B. Duarte

.

Op de website theboredpanda.com kwam ik een artikel tegen van Melissa Duarte (mediocre poet), lid van deze gemeenschap. Zij schreef een poëziebundel met de titel ‘The Worst Book Of Poetry Ever Written’ of in goed Nederlands ‘de slechtste poëziebundel ooit geschreven’. Nu is goede of slechte poëzie natuurlijk moeilijk te duiden. het is allereerst een kwestie van smaak, regels, ideeën, uitvoering, maar vooral mode en actualiteit. Wat als een goed gedicht wordt beschouwd zal begin deze eeuw als afschuwelijk zijn gevonden , zou men er kennis van hebben kunnen nemen. De poëzie van de Vijftigers werd door de generatie die met de poëzie van de Tachtigers groot is geworden als slechte, of ‘geen poëzie’ beschouwd.

Poëzie verandert net als de taal. Waar ooit poëzie louter in vaste vormen en met vaste regels werd geschreven, daar werd later het vrije vers aan toegevoegd. Tegenwoordig zijn prozagedichten (die soms niet van poëtische korte verhalen te onderscheiden zijn) heel normaal, terwijl er ook een tijd is geweest dat poëzie kort en zonder opsmuk geschreven werd. Wat ik maar wil zeggen, de slechtste poëziebundel ooit geschreven is ook maar een mening.

De dichter schrijft over deze bundel: “Het is een bundel van 73 gedichten over de meest alledaagse dingen die je je kunt voorstellen: gloeilampen, planten, vloeren, kruimels en zelfs vaatwassers. Ja, ik heb echt een heel gedicht over kruimels geschreven. Als je op zoek bent naar een uniek cadeau voor die ene persoon voor wie je onmogelijk iets kunt kopen, kan dit boek je misschien redden. Het is grappig, luchtig en neemt zichzelf (helemaal) niet serieus. Sterker nog, ik weet vrijwel zeker dat de meeste mensen het uiteindelijk als onderzetter zullen gebruiken, maar hé, ze zullen er in ieder geval eerst om moeten lachen.”

Natuurlijk heb ik een voorbeeld van zo’n afschuwelijk gedicht getiteld ‘Public Washrooms’.

,

Public Washrooms

.

Oh, heck no.

Did you just leave without washing your hands?

.

Oh, heck no.

What is that atrocity on the seat?

.

Oh, heck no.

Where’s the paper? What am I supposed to do

without paper?

.

Oh, heck no.

Is there a leak in the ceiling? How was that

puddle formed?

.

Oh, heck no.

I’ll just hold it or pee my pants.

.

Zwaan kleef aan

Henny Vrienten

.

Eind jaren zeventig hoorde ik op de radio een Nederlands bandje met het nummer ‘Ik zou het willen doen’. Ik was meteen verkocht en al snel had ik de LP in huis van Doe Maar met de gelijknamige titel ‘Doe Maar’. Doe Maar bestond toen uit Carel Copier, Piet Dekker, Jan Hendriks en Ernst Jansz. Toen het jaar later ‘Skunk’ uit kwam was ik al fan en ook deze LP was al snel in mijn bezit. Piet Dekker had inmiddels plaats gemaakt voor Henny Vrienten. Ik bleef Doe Maar trouw tot aan de LP 4US maar naar concerten ging ik toen al niet meer, die waren overgenomen door hordes gillende jonge meisjes en daar had ik als 20 jarige echt helemaal niets mee, en de rest is geschiedenis.

In de jaren nadat Doe Maar al gestopt was bleef ik Ernst Jansz en Henny Vrienten wel volgen als schrijvers en liedjesmakers. Dat Henny Vrienten (1948-2022) een grote voorliefde had voor poëzie wist ik wel maar toen ik pas geleden de bundel ‘Zwaan kleef aan’ uit 2009 werd ik verrast door wat hij in het voorwoord schreef: “In mijn jeugd was ik onder de indruk van een pater op het seminarie, die hele veldslagen uit het hoofd in dichtvorm kon navertellen, of ‘De overwintering der Hollanders op Nova Zembla’ van Tollens. Het galmde als een kathedraal, maar je voelde de kracht van de poëzie. De echte ontdekking kwam met de bloemlezingen ‘Atonaal‘ van Simon Vinkenoog en ‘Nieuwe griffels schone leien‘ van Paul Rodenko. Die heb ik jaren bij me gedragen. Toen ik eenmaal succes kreeg in de muziek, stak ik mijn geld niet in bontjassen, maîtresses of Porsches maar in een zich gestaag uitbreidende poëziebibliotheek”.

Ook ik werd destijds gegrepen door ‘Nieuwe griffels schone leien’ en ik denk dat dat voor mij ook de basis is geweest van wat ik inmiddels wel mijn poëziebibliotheek kan noemen. In zijn voorwoord gaat hij verder met: “Poëzie lees ik om ontroerd te raken, om uit het evenwicht te worden geslagen, om formuleringen te vinden die ik zelf nooit zou kunnen verwoorden. En ook om inspiratie te vinden. Tegenover mijn belastingadviseur, die het merkwaardig vond dat ik vele poëziebundels per week kocht, heb ik hiervoor ook de term ‘kunstmest’ bedacht: de ene dag lees je mooie dingen, de volgende dag bedenk je zelf opeens iets. Poëzie is een fertilizer. Het is daarom ook eigenlijk merkwaardiger als mensen juist geen poëzie lezen.”

Ik dacht heel lang dat ik een van de weinige mensen was die er zo over dacht. Nu weet ik dat ik in goed gezelschap verkeer met deze mening.

In de bloemlezing ‘Zwaan kleef aan’ die op verzoek van Jaffe Vink van het ter ziele gegane weekblad Opinio werd samengesteld, koos Henny Vrienten telkens voor een gedicht waarbij hij telkens een ander gedicht uitzocht dat daarbij past, door vorm, inhoud, associatie of iets anders. Zijn aanpak doet me heel erg denken aan wat ik probeer te doen in de rubriek Dubbelgedicht. Op deze manier wordt je meegenomen door hem in zijn gedachten en ideeën. Vele dichters passeren de revue, Nederlandse dichters, Vlaamse dichters maar ook dichters van over de verschillende continenten.

Ik heb gekozen voor twee gedichten die bij elkaar geplaats werden van Judith Herzberg (1934) getiteld ‘Meeuwen’ en Rutger Kopland (1934-2012) getiteld ‘Een moeder’. Ik heb het commentaar van Henny Vrienten in dit geval erboven gezet. In de bundel staat dit steeds onder de gedichten. Voor liefhebbers van poëzie is de bundel ‘Zwaan kleef aan’ een pareltje, mocht je er nog aan kunnen komen, kopen zeg ik!

“Even denk je in een rustiek gedicht te zijn beland. Het geluid van meeuwen lokt ons naar de kust. Maar er klopt van alles niet: geen vogel vliegt, pikt of deint op een golf. Alleen trage kranen, ijzerwaren. Ook mooi, maar dat zochten we niet. Ik schrik van die laatste regel. Wie vangt de meeuwen, en wat willen ze ermee doen? Is dit een ver buitenland waar barbaarse gebruiken heersen, of loopt er in Nederland ergens een steile steeg omlaag naar de haven? Of is het een droom? Ach eigenlijk wel goed om op het verkeerde been te worden gezet. Op het eerste of zelfs het tweede gezicht hebben deze twee gedichten niet veel met elkaar te maken. Maar net als Judith Herzberg slaat Rutger Kopland in de laatste regel keihard toe.”

.

Meeuwen

.

Het krijsen van meeuwen wees de weg naar de zee;

een nauwe steeg, steil naar beneden, daar was de haven

maar niets dan boten, trage kranen, ijzerwaren. Geen vogel

vloog of liep te pikken of deinde op een golf.

Toch, het geluid hield aan; het geweld van machines

werd zelfs overstemd door het schreeuwen.

De kranen hevelden lichte. niet helemaal dichter kisten.

Tussen de brede spleten leefde opeens de lading: vlerken

en veren. Zo werden de meeuwen het ruim in gehesen.

.

Een moeder

.

loopt langzaam naar haar kind om

het niet te laten schrikken,

pakt het voorzichtig op om

het niet te beschadigen,

slaat dan keihard.

.

Stof

Marc Reugebrink

.

In 2021 overleed dichter Remco Ekkers (1941-2021) en naar aanleiding van zijn overlijden schreef ik toen een stuk op dit blog. Omdat het een belangrijke dichter was en in het bijzonder omdat ik zijn visie op poëzie deel (zie dit bericht). Deze maand was ik in Barneveld en daar kocht ik de bundel ‘Om honing gaat het niet’ uit 2023 van de in Vlaanderen woonachtige schrijver, essayist en dichter Marc Reugebrink (1960).

In deze bundel wordt uit alle macht gepoogd om te ontkomen aan het verlies, dat desalniettemin onvermijdelijk en alomtegenwoordig is. Dat lees ik op de achterkant van de bundel. In de bundel staan dan ook een aantal in memoriams. Voor Georges Henry, Ernalien Reugebrink, Koenraad Goudeseune en ook voor Remco Ekkers. Het gedicht ‘Stof’ i.m. Remco Ekkers wil ik hier met jullie delen in de rubriek Dichters over dichters.

.

Stof

.

We moeten door de stof, zei je,

maar zweeg over wat volgen zou.

.

Soms moet men een dode iets anders

laten doen dan een dode nog maar kan.

.

Je bijvoorbeeld tegenkomen in het park

en praten over regenwolken en daarna.

.

Of zwemmen in een meer in plaats van in de zee.

.

Terugroepen heeft geen zin, zeg ik,

stof is stof, ook na de regen.

.

En op de oever van het meer

spoelt als vanouds niets aan.

.

Maar ik zie je staan, toch, heel

even, alsof je wegkijkt over zee.

.

Waarom is oude/moderne poëzie zo lastig te lezen?

Oude versus moderne poëzie

.

Filosoof Charles Taylor schrijft in een artikel in The New York Review: “In de loop van de tijd moest de moderne poëzie steeds subtieler en verrassender worden om de verwachtingen van de lezer te overtreffen en hem of haar open te stellen voor de ervaring van transcendentie.”. Op de weblog van ene Arne staat de schrijver stil bij de verschillen tussen ‘oude’ en ‘moderne’ poëzie maar hij schrijft vooral over de vorm. Dat is één aspect maar er is natuurlijk veel meer dan vorm. Denk aan inhoud, thema, rijm, voordracht, post modernistische elementen, taalgebruik, gebruik van andere talen, lengte en ga zo nog maar even door. Ik schreef er afgelopen week al over.

Oude poëzie is moeilijk te lezen omdat ze in ouderwetse taal geschreven is. Het werk van de Tachtigers is prachtig, maar het is niet altijd eenvoudig te lezen, tenminste in eerste instantie, totdat je er een heleboel van gelezen hebt, je er meer begrip voor en van krijgt en er warm voor loopt.

Nieuwe poëzie is moeilijk te lezen omdat poëzie zogenaamd lastig en obscuur is. Ik heb me altijd afgevraagd waarom dat zo was. Zelfs Remco Campert, bijvoorbeeld, die misschien wel de meest leesbare en toegankelijke beroemde literaire dichter van de vorige eeuw is (ik sluit hierbij de liedschrijvers uit), schrijft op die beknopte manier. Ik las ergens op een site over literatuur iemand die schreef dat Dickens maar door bleef gaan omdat hij per woord betaald werd. Het lijkt er vaak op dat moderne dichters betaald worden naar een omgekeerde verhouding tot het aantal woorden dat ze gebruiken (zeker als je de vele Instagramdichters bekijkt die natuurlijk beperkt worden door het medium waarop zij hun poëzie publiceren) maar het tegenovergestelde is ook waar; veel dichtbundels van nu staan vol behoorlijk lange prozaïsche gedichten. Gedichten waarbij het onderscheid tussen vrij korte verhalen en gedichten nauwelijks meer te maken is.

Terug naar Taylor. Dichters proberen altijd de ervaring van transcendentie vast te leggen, en één manier om dat te bereiken is door iets nieuws en onverwachts te doen. Zo is het ook met muziek. Net als bij muziek werkt innovatie soms bij poëzie. Le Sacre du Printemps van Igor Stravinsky geldt als één van de meest revolutionaire werken van de 20ste eeuw. Het klinkt vernieuwend en, vergeleken met oudere muziek, moeilijk te volgen, maar het klinkt op zichzelf al goed. Sommige andere moderne muziek klinkt echter gewoon… modern. Ik denk dat er tegenwoordig (eigenlijk al zo’n honderd jaar) veel druk op componisten ligt om ofwel poppy te klinken, ofwel innovatief, “poëtisch” in de zin van veel informatie overbrengen met weinig melodieën.

Maar goed, terug naar de literatuur. Sommige proza ​​is zo innovatief en experimenteel dat het moeilijk te volgen is. Poëzie is een ander verhaal. Dat komt waarschijnlijk doordat poëzie streeft naar die ongrijpbare ‘ervaring van transcendentie’ het boven jezelf uitstijgen of het overstijgen van de dagelijkse realiteit. Wanneer dichters dat nastreven en dit doen in de traditie van het hier en nu, en dus gebruik makend van alle mogelijkheden die de dichter ter beschikking staan om moderne poëzie te schrijven, dan kun je spreken van moderne poëzie. En is dat moeilijker of makkelijker te lezen dan oude poëzie? Ik denk dat dat vooral te maken heeft met je eigen kader. Lees of heb je veel oude poëzie gelezen dan is moderne poëzie misschien niet altijd (makkelijk) te volgen. Ben je opgegroeid met moderne poëzie dan is het doorvoelen en begrijpen van oude poëzie waarschijnlijk minder makkelijk. In beide gevallen is interesse in poëzie in algemene zin een goed uitgangspunt tot begrip én daarna genieten van wat dichters uit alle tijden te bieden hebben.

Om dit betoog te beëindigen wil ik hier twee voorbeelden van oude en moderne poëzie delen. Mag jezelf bepalen wat je het meest aanspreekt en waarom. Het eerste gedicht is van de dichter J. Slauerhoff (1898-1936) getiteld ‘Voorwereldlijk landschap’ uit de bundel ‘Verzamelde gedichten’ (1973) en werd voor het eerst gepubliceerd in 1923. Het tweede gedicht is van Maxime Garcia Diaz (1993) zonder titel uit haar bundel ‘Het is warm in de hivemind‘ uit 2021, dus 74 jaar later gepubliceerd.

.

Voorwereldlijk landschap

Door ’t slikmeer breken smalle steenkoollagen
Als zwart ijs, bovenop met asch beslagen.
Het glanst op versche breuken en verbrokkelt snel.
Verre springbronnen sissen hoog en fel,
Het dieptegas welt op, dampbellen bersten.
Een mastodont, verdwaald van ’t grondig land,
Plonst door een zware laan moerascypressen,
Zakt af in ’t dras, opstekend slurf en tanden:
Twee spitse blaren bij een kronkelende plant.
Zaagtandige bekken gapen uit het drab.
Over schubstammen beent een monsterkrab.
Boomvarens groeien sterk op lage randen.
De zon staat groot en vaag, een ronde damp, te branden.
.
*
ive trough this w/ me

meisje
w/ the most cake

het aangekoekte kwaad tussen onze tenen
in de kromming van onze oorschelpen

de reiniging dient zich aan
we hebben een aard en we traceren
haar contouren
live through this w/ me, meisje

eetstoornisgrapjes schotelpupillen
het moment dat je geest boven het bed
zweeft, naar beneden kijkt & geil wordt
van zijn lelijkheid, jouw
jonge bloeiende cinema
het etteren van de zweren
op je hersenen, de wratten op je tong
smijt je lichaam tegen een muur en ontdek
hoe je botten breken, op welke plekken,
en vooral: wanneer

(…)

Jenny schrijft
you should limit the number of times
you act gaainst your own nature. it is interesting
to test your capabilities for a while,
but too much will cause damage.

achter de horizon wacht het uitsterven
voor nu lijkt rotten op bloeien, ruikt
bijna hetzelfde
voor nu heb ik geen honger meer
ik heb de hele middag in een bushokje
gezeten (neorexisch koninkrijk)
met euroshopper & amnesia haze
en een amerikaanse tiener
opgekruld in een hoekje als een
suburban spook, zielige zieke ideeën
& een meisje (girl of the geist)
that promised to live through this
with me