Site-archief

Het brandende wrak

Geerten Gossaert

.

Zo nu en dan kom ik bundels of boeken tegen waar ik heel blij van wordt omdat ze net dat beetje meer brengen. Zo’n boek is ‘Het Nederlandse gedicht na 1880’  van Prof. Dr. Martien J.G. de Jong uit 1971. Deze Martien de Jong blijkt een bekende essayist en criticus geweest te zijn, eerst als leraar en vervolgens als hoogleraar aan de Facultés Universitaires te Namen.

In dit boek geeft de Jong een inleiding tot het lezen van gedichten. Aan de hand van korte inleidingen, typerende verzen en essayistisch en kritisch proza, geeft hij een origineel overzicht van de ontwikkeling van de moderne dichtkunst. Daarnaast weet hij door vragen en opmerkingen, de poëziebeleving te combineren met de stijlleer en tekstverklaring of close reading.

Veel bekende en wat minder bekende (of bijna vergeten) dichters zijn opgenomen met gedichten. Een van deze dichters is Geerten Gossaert (1884-1958). Deze in Rotterdam geboren dichter, historicus, essayist, politicus en hoogleraar (pseudoniem van Carel Gerretson) kreeg in 1950 de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre, wat voornamelijk uit historische en politieke essays bestond. Onder het pseudoniem Geerten Gossaert publiceerde hij één dichtbundel, ‘Experimenten’ in 1911, die vele malen herdrukt werd in uitgebreide en herziene vorm.

Bij het gedicht ‘Het brandende wrak’ dat de Jong opnam in ‘Het Nederlandse gedicht na 1880’ schrijft hij: “Van de dichters die in het eerste decennium van onze eeuw (de 20ste eeuw) debuteerden, publiceerden er verscheidenen in het tijdschrift De Beweging (1905-1919). Men duidt ze ook wel aan als de generatie-1905. Ze onderscheidden zich van de Tachtigers, doordat hun dichterschap vooral was gericht op geluksverlangen (meer dan op schoonheid) en, aanvankelijk ook, door hun traditioneler taalgebruik. Beide elementen zijn aanwijsbaar in dit gedicht.”

.

Het brandende wrak

In de schaduw der zwellende zeilen verborgen
Voor de maan, die de mast op de wateren mat,
In den slaap van het licht, tussen avond en morgen,
Stond ik, slaaploos, ter reling van ’t reilend fregat.

Toen verblindde mijn’ blik naar den einder ontloken,
Tussen wolken en water een vuren kolon,
Als van magische morgen, in ’t zuiden ontstoken,
De bloedige bloesem midnachtlijker zon:

Een wrak, verlaten, ten halve bedolven
In het maanlichtbeglansd emeralden azuur,
Dat in laatste agonie, boven ’t graf van de golven,
Naar den hemel vervlucht in een passie van vuur!

Zó ons hart: Naar den droom van ons leven begerend,
Boven diepten des doods nog in purperen pracht
Van laaiend verlangen zich langzaam verterend
In de eenzame uren der eindloze nacht.

.

Liefde

Max Dendermonde

.

Een dichter waar je tegenwoordig nog maar zelden iemand over hoort is Max Dendermonde (1919-2004). Max Dendermonde is het pseudoniem van Hendrik Hazelhoff. Ik schreef al een paar keer over hem, in beide gevallen betrof het erotische gedichten uit zijn bundel ‘Soms een paar uur van tweezaamheid’ uit 1987. Dendermonde schreef echter ook andere poëzie. Zo publiceerde hij in 1954 de bundel ‘Tot zover voorlopig’ en in die bundel staat een sonnet getiteld ‘Liefde’.

.

Liefde

.

De dingen hebben soms een zelfde naam:

een lichte kus, elkaar verwilderd bijten,

zacht mokken, blindelings met huisraad smijten,

vreemd, het valt alles onder liefde saam.

.

Wie liefheeft en daar langzaam aan gewent,

ontdekt verbijsterd achter maan en rozen

het kleine strijdperk van twee tomelozen,

waar men elkaar om beurten tart en temt.

.

Eerst zacht van zin, later snel uitgestoeid,

elkander prikkelen, dan ronduit haten,

en ouder wordend: zacht weer, en vermoeid.

.

Zó gaat het ons, misschien in milder mate…

Twee slingerplanten in één wilde groei,

die ondanks alles elkaar niet verlaten.

.

Ouderen

Dubbel-gedicht

.

Terug van nooit weggeweest het dubbel-gedicht. Vandaag een dubbel-gedicht met als thema ouderen en het ongemak dat oud zijn met zich meebrengt. De twee gedichten die ik uitzocht zijn van Drs. P (1919-2015) en van Hans Dorrestijn (1940).

Het eerste gedicht is van Dorrestijn en is getiteld ‘Slaapliedje voor bejaarden’ uit zijn bundel ‘Het dierlijkste van Dorrestijn’ uit 2014.

Het tweede gedicht is van Drs. P en draagt geen titel. Het is een parodie op het gedicht V. uit 1902 van Willem Kloos (1859-1938) en ik nam het uit de bundel ‘Weelde & feestgedruis’ de beste gedichten van Drs. P uit 1986.

.

Slaapliedje voor bejaarden

.

Slaap oudje slaap

Daar buiten ligt een schaap

’t Heeft in lange niet bewogen

Er is iets met haar ogen

Er komt een nare lucht vandaan

Slaap oudje slaap

Schaapje is u voorgegaan…

.

Korte versie:

.

Slaap oudje slaap

Daarbuiten ligt een schaap

Af

 

Ik ben een god in ’t diepst van mijn gedachten

En zit in ’t binnenste van mijn ziel ten troon

Maar verder ben ik helemaal gewoon

Met haaruitval en spijsverteringsklachten

.

 

Dag 2

Joan Brossa

.

Van de Catalaanse dichter, toneelschrijver, beeldend kunstenaar en grafisch vormgever Joan Brossa (1919-1998) verscheen in De Tweede Ronde, jaargang 29 uit 2008 het gedicht ‘Nederlaag’ (‘Derrota’) in een vertaling van Helena Overkleeft en Peter Verstegen.

.

Nederlaag

.

Het roer
geeft richting aan het schip.
De berg is het puin van
een land op zijn kop; de gebouwen
liggen onder en hun fundering
steekt er bovenuit.
        In het puin
rust een begraven volk. Als je aandachtig
luistert komt er
vanbinnen uit de berg
een diepe en
gesmoorde stem die
vraagt, altijd maar
vraagt.
.
.

Peer

Drs. P

.

Vandaag sta ik voor mijn boekenkast, sluit mijn ogen en laat mijn handen gaan over de ruggen van zovele poëziebundels. Dan stop ik bij een wat steviger rug, open mijn ogen en ben ik gestopt bij de bundel ‘Tante Constance en Tante Mathilde’ Liedteksten van Drs. P uit 1999. Vervolgens neem ik de bundel in handen en open deze op een willekeurige pagina. Ik noem dat blind pakken en ik open de bundel op pagina 244 en daar staat het gedicht ‘Peer’.

Wanneer je jezelf wil verrassen is dit een hele fijne manier van poëzie lezen. Vooropgesteld natuurlijk dat je wat bundels hebt om uit te kiezen. Elke dag op deze manier een bundel pakken en het lot laten bepalen welk gedicht je gaat lezen. Gewoon proberen.

Uit de bundel van Drs. P (1919-2015) het gedicht ‘Peer’.

.

Peer

.

De rozen zijn uitgebloeid, het is geen zomer meer

Ik ben alleen en heb een peer

.

De avond valt ook steeds vroeger, wat ik ook probeer

Ik schil de peer en snijd de peer

.

In een weemoedige, herfstige sfeer

Peuzel ik mijn stukjes peer

.

De koude sluipt nader en de regen druizelt neer

Ik ben alleen en zonder peer

.

Of de macht van het woord

Drs. P

.

Dichtbundels zijn er vele vormen en dikten, saai vormgegeven tot verrassend vormgegeven, rechthoekig, vierkant tot soms zelfs schuin in de band. Ik ben sinds kort in het bezit van een dichtbundeltje dat in je binnenzak past. Een lang reepje van 20 cm lang en 6 cm breed. Het is het door Wolters bijzonder vormgegeven bundeltje ‘Esmeralda’ of de macht van het woord van Drs. P (1919 – 2015). In 1989 werd dit bundeltje met stevige kartonnen kaft, aangeboden aan alle taaldocenten in Nederland als dank voor de bijna 100 jaar lange betrokkenheid bij de ontwikkeling van Wolters’ Woordenboeken.

Drs. P begint deze bundel met een ingeleide waarin hij de beperkingen die Wolters’ hem oplegt uit te leggen (formaat van de bundel). Zo schrijft hij: “Korte regels / moest ik hebben / door elkaar / een woord of drie / wat zich daarbij / onweerstaanbaar / opdrong / was de poëzie.

En verderop: “Maar sonnetten / en rondelen / zijn voor dit formaat / niets waard / noch kwatrijnen / villanellen / en balladen / uiteraard.”

Hij benoemt de vorm waarvan hij zich bediend de Spicht. Een paar regels: “Een woord van vier lettergrepen / plaatst u steeds / in regel 6”  en 8 regels. Als voorbeeld schrijft hij: “uren, dagen / maanden, jaren / vlieden als / een schaduw heen / ambtenaren / uitgezonderd / geldt die wet / voor iedereen.”

Een kostelijk klein bundeltje kortom. Als volledig gedicht koos ik ‘Raamvertelling’.

.

Raamvertelling

.

Jantje zag eens

Pruimen hangen

(zo begon het

Zangbetoog) –

Levensgroot en

Allersappigst

Maar ze hingen

Veel te hoog

.

“Plukken mag ik niet”

Dacht jantje

“Zou ik dan

Om één of twee

Handvol pruimen

Ongehoorzaam 

Wezen? 

Ja, een goed idee”

.

Hoe de vruchten

Te bereiken

Goede raad

Was hier te duur

Jantje nam een

Opsteekladder

Bij zijn vader 

Uit de schuur

.

Menend dat

Zijn handelswijze

Niets te wensen

Overliet

Dank zij goede

Brandpreventie

Miste men

Zo’n ladder niet

.

Jantje klom

Gezwind naar boven

En hij naderde

Alras

Het niveau waar

Veelbelovend

Ooft ruimschoots

Voorradig was

.

Maar temidden

Van dit voedsel –

Naar bij nader inzien

Bleek – 

Zat een oude

Neushoornvogel

Die hem 

Vreugdeloos bekeek

.

“Heeft dit dier”

Zo peinsde Jantje

“Iets boosaardigs

In de zin?

Nu, hier is mijn

Zakagenda

En daar

Staat het vast wel in”

.

Plotseling 

Weerklonken kreten

Want er was iets

Aan de hand

Ja, hij hoorde

Zevenstemmig

“Brand! Brand! Brand!

Brand! Brand! Brand! Brand”

.

Merckx en Coppi

Dubbelgedicht

.

Nu de tour de France en de tour des Femmes zijn afgelopen en de voorjaarsklassiekers gereden is het tijd voor een dubbelgedicht over twee grote namen uit het wielrennen; de Italiaanse Fausto Coppi (1919-1960) en Eddy Merckx (1945). Een tweede overeenkomst tussen de beide gedichten is dat ze allebei komen uit een bundel waarin de dood/sterven in de titel is opgenomen.

Het eerste gedicht is van een dichter uit Drenthe, Ton Peters (1952) is getiteld ‘Fausto Coppi’ en komt uit de bundel ‘De dood en het peloton’ uit 2012.

Het tweede gedicht is van de Vlaamse dichter Willie Verhegghe (1947) is getiteld ‘Eddy Merckx’, en komt uit de bundel ‘Renners sterven niet’ uit 2004.

.

Fausto Coppi

.

Flink trappen tot je weet wat je ooit wordt:

kasseienknecht of koning van de wegen.

Zo simpel is de wet van de wielersport.

.

En op zichzelf is daar niet veel op tegen

zolang je je maar niet te buiten gaat

aan doping of de pauselijke zegen.

.

’t Is mooi als je de rest finaal verslaat

door eerder op een bergtop aan te komen,

ontsnapt aan peloton en middelmaat

.

en dat je in het landschap opgenomen

zo hoog komt dat je nergens meer op let,

op weg naar de vervulling van je dromen.

.

Bedacht ik mij vanmorgen in mijn bed

als fietser met een minimaal verzet.

.

Eddy Merckx

.

Zeus Mercks

wielergod en millimetersleutelaar

die uiot de ijle hoogten van zijn flitsend rijk

met bovenaardse krachten uit dij en kuit

meer dan de helft van duizend palmen

op gouden vingers aan het ivoren kromstuur

telt en telt.

.

Tussen Milano en San Remo zeven keer

de roes van Poggio en feestfontein,

ongekroonde keizer van Tre Cime di Lavaredo,

Ballon d’Alsace, Ventoux en Izoard,

één uur Montezuma – Merckx in Mexico.

.

Heerser over allen die hun lamme lijf

in de schaterende schaduw van zijn wurgend wiel

te pletter en aan splinters fietsen.

Alom geweeklaag, geknars van tand en wielen.

.

Meer omnivoor van alle wielervoer

dan kannibaal van Meensel-Kiezegem.

Nu haute-couture-fietsenbaas in Meise.

.

 

Kalashnikov en poëzie

Michail Timofejevitsj Kalashnikov

.

Ik weet niet precies meer waar ik het hoorde , ik denk op de radio, maar de uitvinder van het Kalashnikov machinegeweer, Michail Timofejevitsj Kalashnikov (1919-2013) had naast het feit dat hij militair was en dus het beroemdste (of beruchtste) machinegeweer aller tijden had uitgevonden, ook nog een andere passie namelijk dichten. Wanneer ik zoiets hoor dan kan ik niet wachten om op zoek te gaan naar feiten en, natuurlijk, poëzie van zo iemand.

Kalashnikov werd door de ontwikkeling van zijn machinegeweer (er zijn er inmiddels ruim 80 miljoen van gemaakt) in 1949 beroemd in de voormalige Sovjet Unie. Als je de lijst met ordes, medailles en prijzen ziet op zijn Wikipediapagina dan duizelt het je al snel. Een gedicht vinden van deze man is moeilijker zo bleek. Uiteindelijk heb ik via Reddit een bericht van iemand gevonden waarin stond dat in het boek dat Kalashnikov over zijn machinegeweer schreef (samen met Elena Joly) getiteld ‘The gun that changed the world’, een gedicht van hem stond. Een gedicht zonder titel dat ik toch de moeite waard vond om hier te delen.

 

Ik heb alles zorgvuldig afgewogen,
In het leven ben ik alle steun kwijt,
Mijn hart klopt niet meer goed,
Mijn hele lichaam is gevoelloos en strak.

.

Ze vertellen me dat de slee buiten staat
om me naar het kerkhof te brengen.
Ik ben als een man die dood en begraven is.
Alles om me heen stort in.

.

Zangen van hoop

S. Bonn

.
In een kringloopwinkel kwam ik een dichtbundel tegen uit 1919 getiteld ‘Zangen van hoop’ van dichter S. Bonn. Dichter en toneelschrijver Salomon Bonn (1881-1930) werkte onder meer als schoenmakersknecht, coupeur in de confectie-industrie en als boekhandelaar.  Bonn is een dichter die zo af en toe in poëziebloemlezingen opduikt, maar waarvan slechts weinigen meer weten dan dat hij in de periode 1910-1930 de bekendste arbeider/dichter van het land was.
Van jongsaf aan was hij actief partijlid van de in 1894 opgerichte Sociaal Democratische Arbeiderspartij. Hij was sterk beïnvloed door Herman Gorter (die hoge verwachtingen van
hem had), C.S. Adama van Scheltema en Henriëtte Roland Holst. Hij stond bekend als de eerste joodse ghetto-dichter; hij gebruikte in zijn laatste bundel ‘Gewijde
liederen’ (1926) ook Jiddisch en Hebreeuws.Bonn declameerde onder meer voor de VARA-Radio (1930). Hij was medewerker aan onder andere De Gids (1908-1912), De XXste Eeuw (1909), De Vrij-dagavond, Joodsch Weekblad en De Socialistische Gids. In laatstgenoemd maandschrift verscheen in 1918 het gedicht ‘Karl Marx (Ter herdenking)’.
Uit de bundel ‘Zangen van hoop’ nam ik het gedicht ‘Gij’.
.
.
Gij
.
.
Gij die zoo rank als alpenbloeme zijt
en roert uw teeder lijf met teer gerengel
gelijk de lichte bloem aan haren stengel
op ’t windje wiegedeint en blinkend spreidt.
.
Gij die zoo blank als zuiver zonlicht zijt
goudstralen stroomend uit ’n lichte lucht
tot aarde is ’n stralend gouden vrucht
onder fluweelenblauw blinkend gebreid.
.
Gij die zoo teer als blonde jonge morgen
uit stilte schuchter treedt, uit ’t zacht verborgen,
en ruischloos nacht maakt dag, wanneer zij schrijdt.
.
Al nacht en droefheid, ’s levens zwarte zorgen
wijken van mij voor stralend lichten morgen
als gij, lieve, mij naart dees zang gewijd.
.
.
.

Aubergine

Drs. P

.

Het is voor mij altijd een groot plezier om te lezen in de bundel ‘Tante Constance en Tante Mathilde’, liedteksten van Drs. P (1919-2015) uit 1999. Natuurlijk ken ik de teksten, liedjes en gedichten van Drs. P niet allemaal (het zijn er vele!) en dus word ik nog weleens verrast wanneer ik de bundel lees of doorblader. Zo ook dit keer. Om twee redenen eigenlijk.

Allereerst omdat het gedicht ‘Aubergine’ bij mij onmiddellijk de gedachte naar boven bracht aan de emoiji of emoticon van een aubergine, die, zoals je ongetwijfeld weet, wordt gebruikt als penis in SMS- en Whatsappberichten maar als tweede deed dit gedicht of deze liedtekst mij ook meteen teruggaan naar de tijd dat de poëziestichting Ongehoord! nog tweemaandelijks een poëziepodium organiseerde in de openbare bibliotheek van Rotterdam.

Vaste gastdichter daar was de onvolprezen en bijzondere Rieneke Minderman-Grobben (1944-2018), de lady in pink (ze was altijd volledig gekleed in het roze). Zij las haar gedichten steevast voor vanaf een behangrol die ze zelf beschreven had. In haar gedichten maakte ze graag gebruik van opsommingen en had daarbij ook soms een voorkeur voor Franse termen zoals bijvoorbeeld in haar gedicht ‘Op z’n Janboerenfluitjes’ en ‘Crime passionel’. Het gedicht ‘Aubergine’ deed me daar meteen aan denken.

.

Aubergine

.

De aanblik van la belle Philippine
Was een der top-attracties van de stad
Zij was een twintigjarige blondine
Elle est tres fine, elle est divine
Zowel de koopvaardij als de marine
Alsook de brandweerlieden zeiden dat

.

Het was opwekkender dan cocaine
Als Philippine voor ’t venster zat
Gekleed in allerfijnste Crepe de Chine
Of mousseline, of levantine
Gelijk een pronkjuweel in een vitrine
Gelijk een jonge prijsbekroonde kat

.

Zij was in hoge mate feminiene
De mannen die haar zagen gingen plat
En zij begeerden haar als concubine
Maar Philippine had discipline
Was ongenaakbaar als een capucine
Of als een dichtgevroren sleutelgat

.

Een oude rijkaard in een limousine
Kwam echter zeer strategisch op haar pad
Hij toonde haar een mooie aubergine
Een aubergine, een aubergine
Hij mocht naar binnen voor een aubergine
Een aubergine die ze daarna at

.