Site-archief

Onrustig en ongemakkelijk

Erik Spinoy

.

Enige tijd geleden las ik een gedicht van Erik Spinoy. Het staat in de bundel ‘L’ en had de intrigerende titel ‘Kon dit veel langer straffeloos?…’. Al lezende voelde ik enige onrust en ongemak. Zonder het expliciet te benoemen (zoals een goede dichter betaamt zou ik zeggen) schetst Spinoy een beeld van een gevangene in een kale koude cel, naakt, in angst voor een afstraffing of erger. Dit is voor mij een mooi voorbeeld van een dichter in verzet. In dit geval, zo las ik in een samenvatting van de bundel, zoekt de dichter een antwoord op de vraag waarom de droom van broederlijkheid onder alle mensen, geen werkelijkheid is geworden. Staan we voortaan met lege handen in een cynische werkelijkheid zonder uitzicht.

Erik Spinoy (1960) is hoogleraar literatuur en culturele theorie aan de Universiteit van Luik, dichter en essayist. Hij debuteerde in 1985 met de bundel ‘Golden Boys’ waarna nog verschillende bundels verschenen van zijn hand als ‘De jagers in de sneeuw’ (1986), ‘Fratsen’ (1993), ‘Boze wolven’ (2002) ‘L’ (2004) en ‘Dode kamer’ (2011), dat bekroond werd met de Jan Campert-prijs. Zijn laatste dichtbundel dateert alweer uit 2015 ‘Nu is al te laat’.

In 2012 schreef Spinoy ook het Gedichtendagessay As/zteken. Spinoy was ook korte tijd redacteur van De Vlaamse Gids. Gedichten uit zijn bundels verschenen in voorpublicatie in allerlei Vlaamse en Nederlandse tijdschriften, waaronder R.I.P., Yang, Het liegend konijn, Dietsche Warande en Belfort en De Brakke Hond.

.

Kon dit veel langer straffeloos?…

Kon dit veel langer straffeloos?
Iets zette uit en broeide
en men voelde

dingen liepen uit de hand
dreven naar de rand en
gingen veel en veel
te ver

geruchten zwollen aan
van strovuur tot
uitslaande brand.

Honden blaften elke nacht
de maan scheen vol
doodsbleek
te rijp
als oude schimmelkaas.

Gisteren nog
de muren van de cel als door gezang
trompetgeschal slechts neergehaald

en goed
daar zat je dan:

ijskoud
naakter dan een rode slak
een dooier zonder schaal
een walnoot zonder dop

een brein dat weerzin wekt
zo zonder schedeldak
dat krimpt voor

de verwachte klap.

.

Hamlet

Willem M. Roggeman

.

De Vlaamse dichter, schrijver, essayist Willem M. Roggeman (1935) mag dan niet zo bekend zijn in Nederland, in België is hij een grote dichter. Roggeman studeerde aan het Koninklijk Atheneum te Etterbeek waar hij de dichter Erik Van Ruysbeek als leraar Nederlands had. Hij studeerde economische wetenschappen aan de Rijksuniversiteit te Gent waar hij bevriend werd met Paul Snoek. Van jongs af aan kwam hij dus in aanraking met dichters en poëzie.

Vanaf 1959 tot 1981 was hij journalist op de culturele redactie van Het Laatste Nieuws. Hij publiceerde er artikelen over literatuur, beeldende kunst en jazz. Van 1981 tot 1993 was hij adjunct-directeur en waarnemend directeur van het Vlaams Cultureel Centrum De Brakke Grond te Amsterdam, waarvoor hij tentoonstellingen van belangrijke Vlaamse kunstenaars en literaire avonden met Vlaamse en Nederlandse auteurs organiseerde. Van 1982 tot 1989 was voorzitter van het Louis Paul Boon Genootschap en sinds 2006 opnieuw.

Hij was lid van de redacties van de literaire tijdschriften Diagram (1963-1964), Kentering (1966-1976), De Vlaamse Gids (1970-1992), Argus (1978-1981), Atlantis (2001-2002) en Boelvaar poef (vanaf 2006). Hij droeg voor op allerlei internationale poëziefestivals, zijn werk werd vertaald in vele talen, componisten hebben muziek geschreven bij zijn gedichten en kunstschilders hebben zijn verzen in beeld gebracht. Roggeman is kortom, niet de eerste de beste dichter.

In 1958 debuteerde Roggeman met de bundel ‘Rhapsody in blue’ waarna nog tientallen bundels zouden volgen. Zijn laatste dichtbundel verscheen in 2022 en is getiteld ‘Bewegend portret’. In 1972 verscheen een overzicht van zijn werk ‘Gedichten ’57 ’70’ en in die bundel staat het gedicht ‘Hamlet’.

.

Hamlet

.

Ik besta
dit betekent
ik leef, ik adem
ik heb pijn.

.

Ik besta
dit betekent
ik lees, ik schrijf,
ik eet
wanneer ik iets te eten heb.

.

Ik besta
dit betekent
ik denk na,
ik vraag mij af
of ik besta.

.

 

Bijna 50

Peter van Lier

.

Peter van Lier (1960) studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam, maar besloot zich als dichter en essayist verder te ontwikkelen. Zijn werk verscheen onder meer in: Nieuw Wereldtijdschrift, Optima, De Zingende Zaag, De Gids, De Vlaamse Gids, Tirade, De Revisor, DW B, Het Liegend Konijn, Kluger Hans, Poëziekrant en Parmentier.

Van Lier debuteerde als dichter in 1995 met de dichtbundel ‘Miniem gebaar’. Voor zijn werk ontving hij de Poëzieprijs van de Vlaamse Gids ( voor zijn debuut) en de Jan Campert-prijs. Zijn bundel ‘Zes wenken voor muggen aan de deur’ was kwartaalkeuze van de Poëzieclub.

In 2016 verscheen zijn bundel ‘Laaglandse remedies’ waar een gedicht in staat dat voor een aantal personen dit jaar opgaat waaronder Marie-Anne, mede initiatiefnemer van MUGzine. Het gedicht is getiteld ‘Bijna 50’.

.

Bijna 50

.

Om te beseffen:

natuur piekert niet.

.

Mijn vriendin keert terug van een

cursus

enten,

.

zo

gedecideerd. Waarom treuren over de afwezigheid van

bijen, want

.

ook

in stilte zullen door de

knieën

.

gaan: de velen tot

watertanden bereid.

.

Poëtisch reisjournaal

Willem Brandt

.

Willem Simon Brand Klooster (1905-1981), was een Nederlandse dichter, schrijver, journalist en vrijmetselaar, die bekendstond onder het pseudoniem Willem Brandt. Hij was ook medewerker van een aantal literaire en culturele tijdschriften zoals Opwaartsche Wegen en De Vlaamse Gids.

Onder de naam Willem Brandt publiceerde hij vanaf 1937 tientallen boeken en bundels met thema’s uit de vrijmetselarij, Indonesië in het algemeen en het jappenkamp in het bijzonder. In 1927 vertrok hij naar Nederlands-Indië waar hij redacteur van de Deli Courant werd. Bij deze krant werkte hij zich binnen vijf jaar op tot hoofdredacteur. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam Willem Brandt in een Japans concentratiekamp terecht. Hij schreef er zijn bundel ‘Binnen Japansch prikkeldraad’.

In de bundel ‘Het land van terugkomst’ reist Willem Brandt terug naar Indonesië en de plekken waar hij voor en tijdens de oorlog verbleef. Er is niet heel veel Indische poëzie bekend. Ik schreef al eerder over ‘Album van de Indische poëzie’ en een stuk over Tj, A. de Haan en natuurlijk de poëzie van J. Slauerhoff maar als je dit afzet tegenover de tijd dat we Nederlands Indië kolonialiseerde, dan is het niet veel.

‘Hel land van terugkomst’ met als ondertitel ‘een Indonesisch reisjournaal in poëzie’ is precies wat het beloofd; een reisjournaal langs de plekken waar Brandt destijds leefde en woonde. De bundel vormt een afwisselend nostalgisch en ontroerend souvenir, herkenbaar voor toeristen die Indonesië aandoen voor een reis. Of zoals op de achterflap te lezen staat: Het land van terugkomst is een even teder als filosofisch document, geschreven door een auteur die in zijn vroegere poëzie de sfeer van het Oosten reeds meermalen pregnant en uniek gestalte gegeven heeft.

Uit de bundel gedichten met titels als ‘Stille kracht’, ‘Moesson’, ‘Hotel des Indes’, ‘De dessa’, ‘Medan’ en ‘Japans kamp’ koos ik voor het gedicht ‘Jakarta Kota’ (ook wel de oude stad genoemd) omdat daar voor mij heel duidelijk de sfeer van Jakarta naar voren komt.

.

Jakarta Kota

.

De houten schepen in de oude haven

liggen er nog als in de compagniestijd,

de ophaalbrug, wachthuis, getrapte gevels;

alleen de kooplieden, volumineus

in bombazijn met stoeten van bedienden

zijn uitgeteld door koorts, jicht en ’t graveel.

.

Op Pasar Ikan woelt het leven voort,

geruchtloos wemelen zachte javanen

door smalle gangen, bitterzoete geur

van zwarte koffie, rudjak, zoute vis,

nangka en durian, volgetaste warongs

dèngdèng en tjabé rawit, hot like hell.

.

O Tjalie Robinson, brave sabreur,

het is alsof ik hier in iedere steeg

je schim ontmoet, herrezen uit de zee

van Indonesië, en je stem kan horen

tegen het heimwee als ik weer moet gaan:

wassalam, oude Nimrod, pukul terus!

.

 

Liefdesgedicht

Willem R. Roggeman

.

De Vlaamse Willem R. Roggeman (1935) is ook prozaschrijver. Hij schrijft, naast gedichten, essays over literatuur en beeldende kunst. Hij debuteerde in 1958 met de bundel ‘Rhapsody in blue’ in Antwerpen waarna nog vele tientallen poëziepublicaties zouden volgen. Hij was lid van de redacties van de literaire tijdschriften Diagram (1963-1964), Kentering (1966-1976), De Vlaamse Gids (1970-1992), Argus (1978-1981), Atlantis (2001-2002) en Boelvaar poef (vanaf 2006).

Roggeman maakte deel uit van de ‘Vijfenvijftigers’ en de Honest Art Movement. Ook ontving Roggeman verschillende prijzen voor zijn werk zoals de Dirk Martensprijs van de stad Aalst, de Louis Paul Boonprijs en de Prijs van de stad Brussel.

Ondanks dit alles kende ik Roggeman niet. Het is dat ik een gedicht van zijn hand voor het eerst tegenkom in de bundel ‘Geen dag zonder liefde’. Het gedicht ‘Liefdesgedicht’ komt uit zijn bundel ‘De droom van een robot’ uit 1976.

.

Liefdesgedicht

.

Ik weet dat je mooi

dood zal gaan.

Met een glimlach

om je lippen b.v.

of met een bloem in je hand.

En in de volgende dagen

zal het stof wat dikker liggen

op de vensterbank.

Het zal heel mooi weer zijn.

Mooi en hard blauw.

Ik zal rondlopen

met vreemde gedachten

en het hoofd

nog wat dieper tussen de schouders.

Dan komt er een troostend woord

van iemand van wie

je het nooit had verwacht.

En verder

zal alles blijven

bij het oude.

.

Ballons

Dirk van Bastelaere

.

Dirk van Bastelaere (1960) is een Vlaams postmodern dichter, essayist en vertaler. Hij publiceerde gedichten in onder andere Dietsche Warande & Belfort, Ambrozijn, De Gids, De Vlaamse Gids, Diogenes, Yang, Heibel, Nieuw Wereldtijdschrift, Het Moment, Maatstaf en Kreatief. In 1984 verscheen ‘Vijf Jaar’, zijn debuut. Later verschenen de bundels ‘Pornschlegel en andere gedichten’ (1988), ‘Diep in Amerika’ (1994) en ‘Hartswedervaren’ (2000)  waarvoor hij de prestigieuze driejaarlijkse Vlaamse Cultuurprijs voor Poëzie kreeg, de vroegere Staatsprijs.

In 2005 verscheen onder de titel ‘The Last to Leave. Selected Poems’ een bundel met Engelse vertalingen van een aantal van zijn gedichten. De bundel ‘De voorbode van iets groots’ verscheen in 2006, deze droeg een lange tijd de werktitel ‘Zapruder Stress’. Naast het publiceren van eigen poëzie, stelde van Bastelaere samen met Erwin Jans en Patrick Peeters. ook ‘Hotel New Flanders’ samen in opdracht van het Poëziecentrum in Gent. Van Bastelaere ontving voor zijn werk verschillende litaraire prijzen waaronder de Jan Campert-prijs (2007) en de  Hugues C. Pernathprijs (1988).

Zijn gedichten gaan in tegen wat de goegemeente Poëzie vindt. Bij hem staan niet de emoties, de anekdotes, de verhaaltjes centraal. Gedichten moeten niet ontroeren of meevoeren maar beloeren. Poëzie is een onderzoek naar taal, naar wat de taal met de wereld en het ik doet. Van Bastelaere wil de taal ontregelen om de orde in vraag te stellen.
Voor hem is de taal geen representatie van de werkelijkheid , taal vervalst steeds. Door de taal te ontmaskeren (en daarvoor kan elke retorische truc gebruikt worden), wordt de orde gebombardeerd.

Uit de bundel ‘Pornschlegel en andere gedichten’ nam ik het gedicht ‘Ballons’ waarin voor mij de dichter met de taal speelt, onderzoekt wat deze doet met de lezer en schrijver.

.

Ballons

.

Zonder voorafbeelding zijn ze daar

Die muisstil stijgen

Als uit de plekken op aarde

Door geen voet ooit belopen.

.

Verspreid in de middag

Zijn ze de middag.

Eertijds gevuld met heliumgas

Drijven ze nu, door de warmte gestuurd,

.

Van de geregelde luchtwegen af.

Is het omdat jij terzijde keek net?

Ze richten de blik van de hond in zijn onrust

En zijn waar ons gesprek overeehn ging.

.

Ballons, dat je ze aantreft

Als een naam op een doek die je over het hoofd zag.

Glijdend in van hun voorlopigheid

De perfectie, tot de warme lucht op is

.

En zij, uit zichzelf, zij dan dalen.

.

 

Wendy little rose

Marleen De Crée

.

In de laatst verschenen editie van leukste en kleinste poëziemagazine MUGzine, https://woutervanheiningen.wordpress.com/2021/02/17/in-de-nieuwe-mugzine/ met Nederlandse en Vlaamse dichters, staan een aantal gedichten van de Vlaamse dichter Marleen De Crée (1941). Alle gedichten , ook die van Marleen De Crée, zijn gratis te lezen via http://mugzines.nl/

De Crée is dichter en beeldend kunstenaar. Ze studeerde kunstgeschiedenis aan de K.U. Leuven. De eerste uitgever van Marleen de Crée was J.L. de Belder, waar ze jarenlang, net als met Maurice Gilliams, goed bevriend mee was. Haar werk is met meerdere literaire prijzen bekroond. Haar poëzie verscheen behalve in MUGzine ook in Deus ex Machina, Dietsche Warande en Belfort, Gierik, Nieuw VlaamsTijdschrift, Poëziekrant, Restant, Revolver, Spiegel, De Vlaamse Gids en Yang.

Haar oeuvre is sinds haar debuut in 1969 gegroeid naar meer dan 20 dichtbundels en haar werk is opgenomen in verschillende bloemlezingen. In 2004 verscheen van haar hand de bundel ‘Vita Vita’ en uit deze bundel is het gedicht ‘Wendy little rose’ genomen.

 

Wendy little rose

rozen, als kwamen ze ’s avonds, laten
zich niet lezen. ze slurpen taal en teken
uit mijn blik. in een sonore stoet trekken
ze voorbij. maanlicht staat te staren,

rukt aan de tijd, zwart als water en
vol onzekerheid. niets is nog bewezen.
rozen hebben me beet en bijten. ik slik
hun geur, blijf aan ze haken.

lucht hangt als verbeelding te verbleken,
veegt met een vage hand mijn adem uit.
hoe ver zijn rozen, hoe dicht aan mij gebrand.

mijn stem wikkelt zich soms uit hun blaren.
niets is guller dan een rozenhart. daarin
zal ik slapen, schuilen, leven als het moet.

.

Het Jawoord

Herman de Coninck

.

Zondag dus een gedicht van Herman de Coninck. Vandaag uit ‘De gedichten’ en aar weer uit het hoofdstuk ‘Verspreide gedichten’ het gedicht ‘Het Jawoord’. Dit gedicht verscheen eerder in 1973 in ‘Ruimten’, in 1974 in ‘Kreatief’ en in 1975 in ‘De Vlaamse Gids’.

.

Het Jawoord

.

‘misschien is er niet eens zoveel nodig

voor geluk: een andere man dan ik

met een andere vrouw dan jij’, zei ik

.

‘en misschien kunnen we beter samen

ontevreden zijn dan elk voor zich’, zei jij.

.

‘en als we dat nou eens in capri

gingen doen?’

.

‘ja’.

.

HdC

Pol de Mont

Vlaams dichter Pol de Mont (1857-1931)

.

Via de website van Gaston D. Haese kwam ik terecht op de site met gedichten van de Vlaamse dichter Pol de Mont. Ik had nog niet eerder van deze dichter gehoord maar ik las een gedicht op de website die ik graag met jullie deel.

Pol de Mont werd geboren in Wambeek. Na zijn middelbare studies in het Frans te Ninove gevolgd te hebben, ging hij naar het Klein Seminarie in Mechelen. Hier was het dat hij zijn eerste gedichten schreef en in 1875 zijn eerste bundel ‘Klimoprankske’ liet drukken. Twee jaar later ging hij rechten studeren aan de universiteit van Leeuven. Samen met Albrecht Rodenbach stichtte hij hier ‘Het Pennoen’. In 1880 werd zijn, met de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Vlaamse Letterkunde bekroonde, bundel ‘Gedichten’ gepubliceerd.

Pol de Mont begon zijn carrière als leerkracht aan het atheneum in Antwerpen. In 1904 werd hij benoemd tot conservator van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. Een jaar later was hij één van de stichters van het tijdschrift De Vlaamse Gids. In 1919 nam hij ontslag als conservator nadat hij in de pers beschuldigd was van activisme. Hij werd hoofdredacteur van de Vlaamsgezinde krant De Schelde. Enkele van zijn medewerkers daar waren Paul van Ostaijen en Alice Nahon.

Een lied van zijn hand (getoonzet door Jos. de Klerk) werd opgenomen in de liedbundel Kun je nog zingen, zing dan mee (eerste druk in 1906). Dit liedboek was zeer populair en werd de hele twintigste eeuw herdrukt. De eerste regels luiden: ‘Gaan wandelen dat staat ons aan’.

Hieronder het gedicht ‘Nog op mijn lippen’ uit de bundel ‘Zomervlammen’ uit 1922.

.

Nog op mijn lippen

.

Nog op mijn lippen gloeit,
door al mijn aadren schroeit
de kus, van uw lippen ontvangen…
Van zwoele moeheid hijgen nog
mijn longen, en reeds blaak ik toch
van nieuw en aldoor-nieuw verlangen.
.
Uw ogen zien mij aan…,
mijn ogen zien u aan…,
uw handen zoeken naar mijn handen…
Weer vlijt uw blonde hoofd zo teer
zich op mijn borst, en weer, wéér, wéér
mijn lippen op uw lippen branden.
.
Kan men dan dronken zijn
van zoenen als van wijn,
van zoenen, rood als rode bessen ?
0 wonneroes, zo godlik zoet !
0 vlammen in ’t verjongde bloed !
0 dorst, die ‘k, nooit gelest, wil lessen !

.

lippenj

Met dank aan Wikipedia.