Site-archief

Ik wil

Eva Cox

.

De Vlaamse dichter Eva Cox (1970) debuteerde in 2004 met de dichtbundel ‘Pritt.stift.lippe‘ welke genomineerd werd voor de C. Buddingh-prijs en de Vlaamse debuutprijs en werd bekroond met de Prijs van de Provincie Oost-Vlaanderen voor letterkunde in 2008. Voordat zij debuteerde was ze al een graag geziene dichter op diverse podia en in 2001 won ze de eerste Vlaamse Poetry Slam. Vanaf 1999 schrijft ze poëzie en ze was jarenlang actief bij het Poëziecentrum in Gent. Daarnaast studeerde ze Toegepaste Taalkunde aan de Hogeschool-Universiteit Brussel.

Haar tweede bundel ‘een twee drie ten dans’ verscheen in 2009 en werd achtereenvolgens genomineerd voor de VSB Poëzieprijs, de Ida Gerhardt Poëzie Prijs en de Herman de Coninckprijs. Gedichten van haar hand verschenen in Dietsche Warande & Belfort, Bunker Hill, Parmentier, Revolver, Komkommer & Kwel, Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, De Brakke Hond, Yang en Poëziekrant. Een aantal van haar teksten is vertaald naar het Engels, Frans en Duits, maar ook naar het Turks, Arabisch en Russisch.

Vreemd genoeg kan ik na 2009 niets meer van haar of over haar vinden. De website die haar naam draagt is ook uit de lucht. In haar tweede bundel ‘een twee drie ten dans‘ is ‘een kleine stoet poëzie, (ultra) kort proza, vertalingen, pastiches en een duet voor één stem’ opgenomen. Een wonderlijke bundeling van teksten en gedichten waar ik het gedicht ‘Ik wil’ uit heb gekozen om hier te delen.

.

Ik wil

.

een stad voor mijn verjaardag

met mensen huizen en een plein

een vijver met daarin een zwijn van

steen een kleine perenboom vol merels

en kerels wil ik van die potige met

kisten op hun schouders oude laarzen

en meisjes met mutsen van konijnenbont

en harde wimpers en gezoete lippen en

stippen wil ik in plaats van strepen

nee zebrapaden zijn zo dun dat

je hun ribben door het asfalt ziet

en brievenbussen wil ik niet en regen

vuilnisbakken kan ik heel slecht tegen en

baby’s die ruiken naar poeder en verdriet

nee ook baby’s kale bleke baby’s niet

.

Albert Hagenaars

Snijpunt Snijvlak

.

Albert Hagenaars (1955) ken ik al lang als dichter, schrijver en recensent van NBD Biblion (werk dat, schande!, tegenwoordig door AI wordt gedaan), zo schreef hij de aanschaf informatie voor mijn bundel ‘Zoals de wind in maart graven beroert’.  Maar ik ken hem ook uit Bergen op Zoom waar hij zijn culturele activiteiten als beeldend kunstenaar en galeriehouder begon (en waar ik regelmatig een gevelgedicht van hem tegen kom).
In 1980 koos hij echter voor de literatuur. Literair werk van zijn hand verscheen in tijdschriften als De Tweede Ronde, Literair Akkoord, Maatstaf en Raster. En nu ook in MUGzine nummer 25

Enkele bundels verschenen integraal in een andere taal: het Engels, Frans, Indonesisch en Roemeens, losse gedichten ook in het Duits, Pools en Spaans.
In MUGzine #25 verschenen twee nieuwe gedichten (een dubbelgedicht) van hem getiteld ‘Snijpunt Snijvlak’ te lezen op mugzines.nl  en uiteraard in de papierenversie van MUGzine. Omdat niet iedereen dit leest hieronder deze gedichten.

.

SNIJPUNT

Dit woord of die woorden?

Deze borst en benen of dat lijf?

Taal kent geen grenzen,

zij steekt ze in gedachten over

in andermans verstijven.

Liefde zonder keuze is taal

gezwollen van tekort

in man na man na vrouw,

op het snijpunt van het lot.

Albert Hagenaars

SNIJVLAK

Deze woorden of dat woord?

Dit lijf of die borsten en billen?

Liefde kent grenzen,

hij denkt aan andervrouws taal

tussen zwellende lippen.

Niet talen naar een keurslijf

is graaien voor wie zich verliest

in vrouw na vrouw na man,

op een snijvlak van een toeval.

Albert Hagenaars

.

Theo Thijssenprijs 2024

Edward van de Vendel

.

Deze maand kreeg Edward van de Vendel (1964) de Theo Thijssenprijs 2024, met als ik het juryrapport mag geloven en waarom zou ik dat niet doen, unanieme stem. De Theo Thijssenprijs is een Nederlandse literatuurprijs die wordt toegekend aan een schrijver van oorspronkelijk Nederlandstalige jeugd- of kinderliteratuur.

In 1996 debuteerde Van de Vendel met de dichtbundel ‘Betrap me’ waarna hij een bewerking schreef van de Gysbrecht van Aemstel, gevolgd door de jongerenroman ‘De dagen van bluegrassliefde’. Van de Vendel schrijft ook toneel, non-fictie en liedteksten en teksten voor prentenboeken. Een all round schrijver en dichter kortom.

Zijn werk is onder andere vertaald in het Duits, Spaans, Frans, Italiaans, Noors, Deens, Chinees, Portugees en Georgisch. Zijn prijzenkast is inmiddels zo lang (met onder andere meerdere Zilveren Griffels en Gouden Zoenen en twee nominaties voor de Hans Christian Andersen Award) dat je je afvraagt waarom hij de Theo Thijssenprijs niet eerder heeft gekregen. Dit jaar kreeg hij eerder al de Gouden Poëziemedaille voor de dichtbundel ‘Gelukkig en blij’.

Het juryrapport stelt: Van de Vendel verstaat de kunst van het kijken. Het bijzondere ligt namelijk voor het oprapen, als je het maar wilt zien. Daarmee staat hij in de traditie van dichters als Jan Hanlo of K. Schippers. Ook de taal van Van de Vendel straalt vaak die voor-het-eerst-heid uit, met nieuwe woorden, originele beelden en fonkelende dialogen.

In het bundeltje dat werd uitgereikt tijdens de uitreiking van de Theo Thijssenprijs en waar ik van Marianne (van MUGzine) een exemplaar kreeg, staat, in het dankwoord van Van de Vendel (uiteraard zou ik bijna zeggen) ook een gedicht. Het gedicht is getiteld ‘Wat je moet doen als je moeder huilt’ en komt uit de bundel ‘Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt’ uit 2019.

.

Wat je moet doen als je moeder huilt
.
Ga
naast haar zitten,
tegen haar aan geschoven:
je armen van onder tot boven
dicht op die van haar.
Laat het praten maar aan vaders over,
aan vriendinnen en aan zussen,
en je hoeft de tranen ook niet
van haar slapen af te kussen,
je hoeft niets te begrijpen,
niets te vragen.
Je hoeft haar alleen maar te schragen –
schragen, dat betekent dus steunen,
met je lichaam dus.
Als ze voelt dat ze eventjes op je mag leunen
spoelt er een beetje gedoe
uit haar hoofd.
Hoe?
Dat doet er niet toe.
Iets met draagkrachtverschuiving
en onverwachte aandachtshydrauliek,
Maar de precieze mechaniek
maakt jou en je moeder natuurlijk
niets uit:
je zit huid aan huid
en je merkt
na een fijne, zachte tijd
dat het werkt.
Mama giet eindelijk
geen verdriet meer op de dingen
en buiten begint de zon
Griekse liedjes te zingen.

.

Tot de Duitsers

Friedrich Hölderlin

.

Dat de Romantische Duitse dichter Hölderlin zich niet slechts tot de dichters richtte maar ook tot zijn landgenoten blijkt uit het gedicht ‘Tot de Duitsers’. In de bundel ‘Weerloos’ Gedichten van Friedrich Hölderlin (1770-1843), vertaald door Piet Thomas en Ludo Verbeeck uit 1987  is het gedicht opgenomen ‘Tot de Duitsers’ in vertaling maar ook in het origineel. Voor de liefhebbers van de Duitse taal heb ik naast de vertaling ook het origineel hieronder geplaatst.

.

Tot de Duitsers

.

Spot met het kind niet dat met zweep en sporen

op ’t hobbelpaard zich groot en moedig waant,

want jullie Duitsers, jullie ook zijn

aan gedachten rijk en arm aan daden.

.

Of flits, zoals een straal uit wolken,

uit de gedachten ook de daad? Leven de boeken straks?

Ja vrienden, grijp me dan maar vast

en leer me voor die laster boeten.

.

An die Deutschen

.

Spottet ja nicht des Kinds, wenn es mit Peitsch’ und Sporn
Auf dem Rosse von Holz mutig und groß sich dünkt,
Denn, ihr Deutschen, auch ihr seid
Tatenarm und gedankenvoll.

.

Oder kommt, wie der Strahl aus dem Gewölke kommt,
Aus Gedanken die Tat? Leben die Bücher bald?
O ihr Lieben, so nehmt mich,
Daß ich büße die Lästerung.

.

Rimbaud

Enid Starkie

.

Ik hou van oude dichtbundels en van oude boeken over poëzie. En soms kom ik in zo’n oud boek brieven of briefjes of krantenknipsels tegen. Zo ook afgelopen week. In een oud boek (ik weet niet eens meer precies wat voor boek, het had niets met poëzie van doen in ieder geval) kwam ik een krantenknipsel tegen met als titel ‘Een dichtersleven’.

Het betreft hier een recensie van ‘Arthur Rimbaud’ van schrijfster Enid Starkie uit 1961. Uit welke krant dit artikel komt is niet duidelijk maar interessant is het wel. Zo lees ik over Rimbaud (1854-1891): Het is het verhaal van een hyperintelligente en bandeloze jongeman, die zijn leven lang door een ware honger naar macht werd voortgedreven, zich een tijdlang reëel verbeeldde God te zijn en op een leeftijd, waarop de meeste toekomstige schrijvers nog een schoolblaadje redigeren, gedichten schreef, die de richting der Europese poëzie geheel zouden veranderen, om tenslotte, nog geen 20 jaar oud, de literatuur en de visoenen vaarwel te zeggen en een avonturier te worden, op zoek naar materieel fortuin.

Na een meer dan heftige relatie met de dichter Verlaine en de publicatie van ‘Une saison en enfer’ in 1876 neemt Rimbaud voorgoed afscheid van de literatuur. Hij zal geen gedicht meer schrijven. Hij begint een zwerftocht door Europa en het Midden-Oosten, leert Engels, Duits, Italiaans, Spaans, Russisch, Grieks en Arabisch, loopt in Italië een zonnesteek op, neemt in Harderwijk dienst als koloniaal (de 300 gulden die hij hiervoor ontving, verbraste hij met Rotte Pietje, een beruchte prostituee), deserteerde op Java, kwam terug naar Europa en had allerlei baantjes. De laatste jaren jaren van zijn leven zijn wazig, hij onderneemt nog trektochten door Afrika, wordt vlijtig en zuinig, accuraat en maakt zich op om te trouwen en als eerzaam burger ergens in Frankrijk te settelen.  Op een goede dag begint zijn knie te zwellen. Doodziek wordt hij naar de kust vervoerd om terug te keren bij zijn moeder. Daar belandt hij met een geamputeerd been en vol zweren in een ziekenhuis in Marseille waar hij zich bekeerdt en op 37 jarige leeftijd overlijdt.

Het hele stuk leest als een sensationeel levensverhaal waarvan ik het deel over zijn relatie met Verlaine nog heb weggelaten. Dat Rimbaud nog steeds gelezen wordt en in Frankrijk nog altijd geëerd en bewonderd, blijkt uit de vele standbeelden die er van hem zijn, een museum gewijd aan hem en  een bewegwijzerde autoroute-Rimbaud-Verlaine van zo’n 150 km door de Franse Ardennen. In 1992 vertaalde dichter Jan Kal voor De Tweede Ronde drie gedichten van Rimbaud uit diens bundel ‘Une saison en enfer’ getiteld ‘Rêvé pour l’hiver, A… Elle’ of zoals het in het Nederlands is getiteld ‘Droom voor de winter, Aan … Haar’.

.

Droom voor de winter
Aan… Haar

We rijden van de winter in een roze rijtuig
met blauwe kussentjes.
We zitten goed: de hoekjes, als ik mij opzij buig,
zijn nestjes vol gekus.
.
Je sluit je ogen voor de aanblik door de ruitjes
van ’t avondduister, het gespook
van grimmige gedrochten, van die louche luitjes:
zwarte demonen, wolven ook.
.
Dan voel je op je wang iets kriebelen als strootjes:
een kusje, net een spin met wriemelende pootjes,
die langs je halsje daalt.
.
Je zal me zeggen: ‘Zoek!’, en ’t hoofdje laten hangen.
Dan nemen we de tijd om ’t beestje te gaan vangen,
dat zeer reislustig dwaalt…
.
.

Hoe heter hoe beter

Els Moors

.

De Vlaamse dichter en schrijver Els Moors ( 1976) woont en werkt in Brussel. Haar met lof overladen poëziedebuut ‘Er hangt een hoge lucht boven ons’ uit 2009 werd genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs en bekroond met de Herman de Coninckprijs voor het beste debuut. Bij het balanseer verscheen in 2013 de dichtbundel ‘Liederen van een kapseizend paard’. Deze bundel werd bekroond met de J.C. Bloem-poëzieprijs 2015 en met de Prijs Letterkunde van de provincie West Vlaanderen. De bundel werd ook vertaald naar het Frans. In 2015 verscheen bij Brueterich Press de naar het Duits vertaalde bundel ‘Lieder vom pferd über Bord’.

Moors is onder meer docent Creative Writing in Brussel, Antwerpen en Arnhem ArtEZ en redacteur van het literaire tijdschrift “nY”. Sinds 2016 is zij een van de Nederlandstalige dichters in de poule van het ambitieuze, Europese poëzieproject ‘Versopolis’. Ook was zij van 2018-2020 Dichter des vaderlands van België. De gedichten die ze ambtshalve schreef, zijn gebundeld in ‘Knalpatronen’, waarin de gedichten ook in het Frans en Duits zijn opgenomen, en soms in het Arabisch en Afrikaans.

Uit deze bundel ‘Knalpatronen’ uit 2020 nam ik het gedicht ‘Hoe heter hoe beter’.

.

Hoe heter hoe beter: klimaatlied

.
auto’s die drijven op een zee van plastiek
naar hete planeten vandaag ben ik ziek
ik heb koorts van de liefde
ik heb koorts van de brand
ik heb koorts van mijn moeder
geen boom op haar strand
is veilig voor ‘t water
dat komt waar het gaat
hoe heter hoe beter
en ja ook op straat
zee doet niet mee en is morgen kapot
één chimpansee later en dan ben ik god
ik heb koorts van de liefde
ik heb koorts van de brand
ik heb koorts van mijn moeder
geen boom op haar strand
is veilig voor ‘t water
dat komt waar het gaat (x2)

.

                                                                                                                                         Foto: Guy Kokken

Tot de jonge dichter

Friedrich Hölderlin

.

In mijn vakantie kocht ik een fraai uitgegeven bundel ‘Hölderlin De mooiste gedichten, uitgegeven door Davidfonds/Literair in 2000. Toen ik in mijn blog zocht naar deze Duitse dichter bleek dat ik nog nooit een bericht aan hem gewijd had. Zijn naam werd wel genoemd in verschillende berichten maar een gedicht van hem plaatsen daar was (nog) geen sprake van. En dat terwijl Friedrich Hölderlin (1770-1843) toch niet de eerste de beste dichter was.

Hölderlin schreef in zijn leven vooral (romantische) gedichten maar ook een roman (Hyperion) en een treurspel ‘De dood van Empedocles’ dat hij niet voltooide. Daarnaast vertaalde hij een van de drie grote Attische tragediedichters Sophocles en schreef hij beschouwingen over poëzie, filosofie en esthetiek.

In de bundel staan gedichten van Hölderlin vertaald door Piet Thomas en Ludo Verbeeck verfraaid met prenten van William Blake. De gedichten worden voorafgegaan door een inleiding door Ludo Verbeeck.  De gedichten zijn opgenomen in het Duits en in de vertaling. Ik koos voor het gedicht ‘Tot de jonge dichters’ of ‘An die jungen Dichter’ zoals de titel in het Duits is.

Het gedicht brengt een boodschap van advies en aanmoediging over aan aspirant-dichters. De toon is formeel en de Hölderlin presenteert zijn aanbevelingen met hartstochtelijke ernst. Inhoudelijk richt Hölderlin zich op ‘jonge dichters’, wat suggereert dat het ‘lyrische zelf’ een oudere, ervaren dichter vertegenwoordigt die zijn wijsheid en advies doorgeeft aan de volgende generatie. Hij spreekt van rijping, zowel in relatie tot de jonge dichters als tot hun kunst. Hölderlin benadrukt het belang van bescheidenheid, respect voor de oude meesters en liefde voor de natuur en de mensheid als fundamentele principes voor goede poëzie. Het advies om advies te vragen aan de natuur benadrukt de diepe verbinding tussen natuur en poëzie.

.

Tot de jonge dichters

.

Beste broers! Misschien rijpt onze kunst.

heeft zij reeds lang zoals de jeugd gegist,

in schoonheid wordt zij weldra stil;

wees vroom, want zo ook was de Griek!

.

Hou van de goden en denk als een vriend aan de mensen!

Haat de roes en de vorst! Leer een beschrijf niet!

Zijn jullie bang voor de Meester,

vraag dan de grote natuur om raad.

.

An die jungen Dichter

.

Lieben Brüder! es reift unsere Kunst vielleicht,
Da, dem Jünglinge gleich, lange sie schon gegärt,
Bald zur Stille der Schönheit;
Seid nur fromm, wie der Grieche war!

.

Liebt die Götter und denkt freundlich der Sterblichen!
Haßt den Rausch, wie den Frost! lehrt, und beschreibet nicht!
Wenn der Meister euch ängstigt,
Fragt die große Natur um Rat.

.

V/9

Patrick Conrad

.

Patrick Conrad (1945) is een Vlaams dichter, scenarioschrijver, filmregisseur en schrijver van (misdaad)romans. Hij was met Nic van Bruggen medestichter van het Antwerpse dichtersgenootschap Pink Poets (1972-1982). Dit was een manifest tegen het realisme, dat Gentse dichters rond tijdschrift Yang voorstonden. Ook speelde het verlangen mee om de stad na de roerige jaren zestig in een tweede avant-gardegolf op te nemen. De roze kleur was geen kenmerk van homoseksuele geaardheid, maar stond voor een hip, elitair tintje, vergelijkbaar met de ‘fine-fleur‘ of ‘the very pink in the mode’.

Tot de groep traden andere dichters toe, bijvoorbeeld Paul Snoek en Hugues C. Pernath. De Pink Poets was een initiatief van de twee dichters. Toen ze er weinig meer in zagen ontbonden ze de club na tien jaar met een eenvoudige persmededeling. Conrad zag zichzelf als dandy stadsdichter, verbonden door een maniëristische, of decadentistische visie op het kunstenaarschap. De gedichten van Conrad van de jaren zestig bestaan uit fragmenten van beelden, geconcentreerd als de aanslag van pianotonen, een kort impromptu, elegische schetsen van een gestileerde erotiek, met fin de siècle bedwelming.

Zijn werk werd vertaald naar onder andere het Engels, het Frans en het Duits. Conrad debuteerde in 1963 met de bundel ‘Cezar en Jezabel’ waarna nog 20 bundels zouden volgen. In 2023 kwam zijn laatste bundel uit getiteld ‘De zwarte zangen’. In het jaar daarvoor de bundel ‘Oude, koude nachten’ memoires in 100 gedichten. Uit deze bundel nam ik het gedicht ‘V/9’.

.

V/9

.

Hij was het oog dat naar de wereld keek,

als naar een landstreek die langsloopt.

Dan naar jou en dan,

als naar een parodie van zichzelf,

naar zichzelf.

.

Zijn takken raken de grond,

zijn schors scheurt en splijt

en uit de barsten in zijn huid van hout

vloeit traag als uit een jonge wonde

het hars van zijn hart.

.

Inkeer vouwt hem dicht als een oude krant

en woorden schieten tekort

om te beschrijven hoezeer hij haar mist

zodra ze beneden op straat de mist ingaat.

.

Een prettige avond

Rozalie Hirs

.

Dat dichters maar zelden alleen dichter zijn, dat bleek al uit eerdere berichten op dit blog. Heel uiteenlopende professies houden dichters er naast hun dichterschap op na. Die van romancier is waarschijnlijk wel de bekendste. Logisch want van de poëzie kan niemand leven.

Rozalie Hirs (1965) is hierop geen uitzondering. Naast dichter is zij vooral componist. In 1992 debuteerde Hirs in het literaire tijdschrift De Revisor. In 1995 ontving zij de eerste prijs voor poëzie tijdens De Pythische Spelen in Amsterdam. Em. Querido’s Uitgeverij publiceerde haar debuutbundel ‘Locus’ (1998), waarna verschillende bundels volgden. Haar laatste bundel is van 2023 en getiteld ‘Ecologica’, deze bundel werd bekroond met de Jan Campert-Prijs. Haar werk is vertaald in verschillende talen waaronder het Spaans, Russisch, Deens en Duits.

Haar stijl is beeldrijk, associatief, en is zowel klank- als betekenisgericht te noemen. Vanaf 2008 publiceert Hirs bundels die zich kenmerken door hun speelse, autonome stijl met een voorliefde voor contrapunt en simultane leesmogelijkheden. Haar muzikale achtergrond en professie zijn op verschillende manieren terug te lezen in haar poëzie.

In 2008 verscheen van haar hand de bundel ‘Geluksbrenger’. Daaruit nam ik het gedicht ‘Een prettige avond’ waarin de simultane leesmogelijkheden duidelijk naar voren komen.

.

Een prettige avond

.

Je zit daar als een heilige in een nacht die als vele andere

de maan ongeduldig laat rijzen langs een boog onzichtbaar

.

secondenlang voorstelbaar een uur uit de hand loopt tussen

op komst en ondergang een onvolledige ingeving het uitzingt

.

waartoe zo’n haast te gaan in tegenovergestelde richtingen

een berg beklimmen om naar huis te gaan verlangen

.

in het luchtledige uitgesproken op dagen zonder datum

aangetekend het eigen leven dan zomaar binnentreden

.

De mooiste

Johann Wolfgang von Goethe

.

In 2002 gaven de uitgeverijen Lannoo en Atlas samen een klein bundeltje uit met daarin gedichten van internationale dichters in zowel de oorspronkelijke taal als in vertaling. De titel van dit kleine werkje: ‘De mooiste van De mooiste van’ een reeks onder redactie van Koen Stassijns en Ivo van Strijtem. Grote namen staan in dit mooi uitgegeven bundeltje dat niet voor de verkoop was, zoals Petrarca, Brecht, Hesse, Dickinson, Yeats en vele andere.

Uit dit fijne aanbod koos ik het gedicht ‘Het viooltje’ van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) dat oorspronkelijk verscheen in ‘De mooiste van Goethe’ vertaald door Koen Stassijns en ingeleid door professor doctor Heidy Margrit Müller. Aangenomen wordt dat Goethe geïnspireerd was door de parallel met zijn eigen liefdesrelatie met de Frankforter bankiersdochter Lili Schönemann (1758-1832), die uiteindelijk voor een andere huwelijkskandidaat koos. Hieronder in het Duits en in vertaling.

.

Het viooltje 

.

’n Viooltje op de weide stond
Onmerkbaar, in zichzelf gekromd;
Het was een lief viooltje.
Daar kwam een jonge herderin
Met lichte tred en blij van zin
Erheen, erheen,
De weide door, en zong.

.

Ach! denkt ’t viooltje, was ik maar
Al was het dan heel even maar,
Van de natuur de mooiste,
Totdat het lieve kind me plukt
En aan haar boezem heeft gedrukt!
Ach maar, ach maar
Een klein kwartiertje lang!

.

Ach! nogmaals ach! Het meisje dat
Geen oog voor het viooltje had,
Vertrapte ’t arm viooltje.
Het zonk en stierf en lachte nog:
En sterf ik nu, dan sterf ik toch
Door haar, door haar,
En aan haar voeten toch.

.

Das Veilchen

.

Ein Veilchen auf der Wiese stand
Gebückt in sich und unbekannt;
Es war ein herzigs Veilchen.
Da kam eine junge Schäferin,
Mit leichtem Schritt und munterm Sinn,
Daher, daher,
Die Wiese her, und sang.

.
Ach! denkt das Veilchen, wär ich nur
Die schönste Blume der Natur,
Ach, nur ein kleines Weilchen,
Bis mich das Liebchen abgepflückt
Und an dem Busen matt gedrückt!
Ach nur, ach nur
Ein Viertelstündchen lang!

 

Ach! Aber ach! Das Mädchen kam
Und nicht in acht das Veilchen nahm,
Ertrat das arme Veilchen.
Es sank und starb und freut’ sich noch:
Und sterb ich denn, so sterb ich doch
Durch sie, durch sie,
Zu ihren Füßen doch.

.