Site-archief

Els de Groen (1949-2025)

Wereldverbeteraars

.

Gisteren bereikte mij het verdrietige bericht dat Els de Groen (1949-2025) is overleden. Nog begin dit jaar had ik contact met haar via de mail dat ze ernstig ziek was maar dat ze in behandeling was. Ze had mij eerder benaderd met de vraag wat ik voor haar kon betekenen in het uitgeven van een dichtbundel via Mugbooks, mijn facilitaire poëzie uitgeverij.  Ondanks haar ziekte klonk ze nog steeds optimistisch. Het bericht van haar overlijden viel mede daarom nogal rauw op mijn dak.

Ik leerde Els kennen tijdens een optreden bij poëziestichting Ongehoord! in december 2016. Ik was al onder de indruk van haar verleden als Europarlementariër voor Groen Links en als schrijver van jeugdboeken en poëzie. Ik schreef een recensie over haar  dichtbundel ‘Wakker vallen‘ uit 2018, waarin ze blijk gaf van een grote mate van engagement. Ondanks het feit dat er van haar boeken (vertaald in 13 talen) maar liefst 1.750.000 exemplaren verkocht zijn was ze altijd heel benaderbaar en reageerde ze zelfs heel enthousiast toen we haar vroegen om gedichten aan te leveren voor MUGzine #16 die als richting had ‘gedenk te overstromen’ en waar naast Els ook andere klimaatdichters als Alex Gentjens, Sara Eeelen en David Troch bijdroegen.

Het klimaat en de klimaatveranderingen gingen haar aan het hart. In een interview met Els door Cora de Vos op de Meandersite zegt ze onder andere hierover: “Er gebeurt zoveel om ons heen waar we geen notie van hebben, omdat we ons boven het ecosysteem geplaatst hebben waarvan we onderdeel zijn en dat we in onze onnozelheid naar de barbiesjes helpen.”

Op de rouwkaart van Els is het gedicht ‘Wereldverbeteraars’ uit haar bundel ‘Wakker vallen’ geplaatst dat ik hier graag wil delen. Het is een prachtig voorbeeld van hoe Els tegen de wereldverbeteraars (en dus zichzelf) aankeek. Met het overlijden van Els de Groen wordt de wereld een klein stukje minder mooi.

.

Wereldverbeteraars

.

Bespot ze niet

de dromers

demonstranten

spandoekdragers

Ze hebben je hoon niet nodig

.

Uitlachen doen ze zichzelf wel

in hun momenten van twijfel

die het diepst zijn

wanneer hun geweten spreekt

en het jouwe zwijgt

.

Na de tweede ontmoeting

Clara Haesaert

.

In 1955 verscheen bij uitgeverij A. Manteau N.V. de bundel ‘waar is de eerste morgen?’ de levende experimentele poëzie in vlaanderen, samengesteld en ingeleid door jan walravens (het gebrek aan hoofdletters heb ik overgenomen uit de bundel). Ik bezit de tweede vermeerderde druk uit 1960.

In de inleiding schrijft Jan Walravens (nu wel met hoofdletters) onder andere: “Wat is een experimenteel gedicht? Hoe kan het beschreven, uitgelegd, gefundeerd worden? Ik wil een gemakkelijke, gedeeltelijk-valse, toch verhelderende definitie geven: in deze poëzie wordt de mededeling van gedachten en gevoelens niet gedaan door woorden die in een logisch en redelijk zinsverband geplaatst word-en, maar door beelden.”

Dit lijkt mij een redelijke maar nogal vage omschrijving van wat experimentele poëzie is. Een andere definitie, die wat mij betreft al wat scherper is, is: Experimentele poëzie is een vorm van poëzie die zich kenmerkt door een wijziging van de traditionele regels en normen van poëzie, zoals rijm, metrum en vaste strofebouw. Experimentele poëzie legt de nadruk op het experimenteren met, inhoud en betekenis, en zoekt naar nieuwe manieren om de taal te gebruiken om betekenis over te brengen. Kenmerken zijn vormexperimenten, inhoudelijke experimenten, nieuwe betekenislagen, breken met conventies en niet-taalkundige elementen.

Voorbeelden van experimentele poëzie zijn concrete poëzie, geluids- of klankpoëzie, niet-sequentiële poëzie en assemblage poëzie (of collage poëzie). Deze vormen worden niet direct benoemd of behandeld in deze pocket, de inzichten rondom experimentele poëzie zijn tenslotte in de loop der jaren nogal uitgebreid en gewijzigd.

In deze bundel staat een gedicht van Clara Haesaert (1924-2018). Na haar studie was Haesaert werkzaam als ambtenaar bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur. In die functie zette ze zich in voor bibliotheekvoorzieningen en de kwaliteit van jeugdboeken. Haar debuut kwam in 1952 met de gedichtenbundel ‘De overkant’ waarna diverse andere bundels verschenen. Haesaert was medeoprichtster en redacteur van het tweemaandelijks tijdschrift De Meridiaan.  Zij was ook medeoprichter van het Haiku-centrum Vlaanderen. Het haikutijdschrift Vuursteen dankt zijn naam aan haar vindingrijkheid.

In ‘Waar is de eerste morgen?’ is het gedicht ‘Na de tweede ontmoeting’ opgenomen uit haar debuutbundel.

.

Na de tweede ontmoeting

.

Na de tweede ontmoeting

de tweede geboorte van mezelf

ik dacht dat het licht werd

doch het bleef duister

en ik was de uren zo dankbaar.

.

Geen vogels ook geen woorden

wel bomen en kruiden

wel handen en ogen

en het bloed op en onder onze huid.

.

Ondeelbare aanwezigheid

van lucht en groen

verving de versnippering

de trilling van de krekel en de mier.

.

De tocht, of was het de reis,

een droom, een verre vlucht,

verliep zonder twijfel

ook zonder hinder of hapering.

De tocht zonder dood of einde

werd een verrijzenis zonder dood.

.

Novem

Anne Provoost

.

De poëzieclubkeuze van poëzietijdschrift Awater is deze winter de bundel ‘Decem’ van de Vlaamse dichter, romancier, essayist en korte verhalen schrijver Anne Provoost (1964).  Provoost is lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en van PEN International. Zij won met haar werk de Gouden Uil, de LIBRIS Woutertje Pieterseprijs, twee keer een Zilveren Griffel en twee keer de Gouden Zoen. Haar roman ‘Vallen’ werd verfilmd. Voor ‘In de zon kijken’ kreeg ze driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap, dat is de voormalige Staatsprijs voor Literatuur.

In tegenstelling tot veel romanciers die beginnen als dichter debuteerde Provoost als schrijver van een jeugdboek met de titel ‘Mijn tante is een grindewal’ (1990), In 2022 debuteerde ze als dichter met de bundel ‘Krop’. In oktober 2024 verscheen haar dichtbundel ‘Decem’, ongelegenheidsgedichten voor asielverstrekkers, die dus als poëzieclubkeuze verstuurd is aan alle abonnees van Awater die een abonnement hebben inclusief de keuzebundel.. Haar werk is in twintig talen vertaald.

In ‘Decem’ krijgt de lezer het verhaal van een fictieve jongeman die per boot zijn thuisland ontvlucht, op de Middellandse Zee zijn vrouw en ongeboren kind verliest en zich daarna moet verdedigen tegenover een asielverstrekker. Anne Provoost begon aan de bundel na de verkiezingen in Nederland, waar de verruwing van de taal in het asieldebat haar raakte. “Als ik luisterde naar wat er gezegd werd, dan borrelden die gedichten op. Taal heeft belang. Men had het over een ‘tsunami, een toestroom, een overrompeling’ en ik dacht: het gaat hier wel nog altijd over mensen.” Uit de bundel koos ik het gedicht ‘novem’.

.

novem

de aanvaarding

De getroffene probeert aan de pijn te
ontsnappen door erin mee te gaan

*

ik hoorde god grommen
ik hield me muisstil
mijn zenuwen ratelden seismisch
maar dat nieuws zal vandaag niet ver reizen

praten was voor het uiterste geval
op een andere datum op een andere plaats
want ik had een accent als een stotter
dus ik wachtte tot het woei

en het woei uit de tijd inderdaad
en er klonk hoog gekraai
in het klokkengeluid van alle godsdiensten samen
en ze raakte me aan
zoals de kapper je nek scheert

ze was niet veranderd
ze was zoals toen luisterklaar
ze vroeg naar ons thuisland van vrienden die langskomen
ze had blauwwitte tanden
ze leerde me mijn eeuwige geheugenkind kennen
eerst droeg ze het op haar arm
daarna moest het lopen

ik dacht aan haar dus dacht ik ook aan hem
Koo was zijn naam
de humeurige aap
geen man maar een trein
die hoopte medailles en lof te krijgen voor zijn begerige belangstelling
voor meteorologische voorspellingen
hij bad volgens het boek
hij brandde een lamp op het water
en hield de tocht uit zijn mond als hij praatte

het is de woorden niet waard
mijn vingers gingen over de aren
waarom deed ik zoiets reddeloos als bidden voor een vrouw die me
laadde en stilstaan in waanzin
in tijden met niemand nog thuis zoals het miljoen reizigers met slechts één koffer
geen kat met een rat in de maag als verloning

voor alles waren we gewaarschuwd
voor de druk op de heup, voor de gal in de strijd
want wie wil er nog kijken naar aandacht die pijn doet als hij de
aandacht kan eisen met fluiten en krijsen
dus ik vatte het plan op om nooit meer de wateren waarin ik wilde
vissen te storen

maar ik voelde dus dat iemand me net niet had geraakt
tenzij met haar haren
totaal onverhoeds
het kon ook een man zijn
bijvoorbeeld mijn vader

.

Zomertijd

Frank van Pamelen

.

Eind 2020 kwam de laatste bundel van light verse dichter Frank van Pamelen (1965) uit. Van Pamelen die ik ken van een aantal fijne gedichten in MUGzine #8 is een bekend light verse dichter. In 2012 verscheen van hem de bundel ‘IKEA en andere verzen’. Hierna verschenen nog enkele jeugdboeken van zijn hand maar in 2020 dus zijn laatste bundel ‘Bravogeroep en enthousiast gefluit’

Toen ik de bundel aan het doorlezen was bleef mijn oog hangen bij het gedicht ‘Zomertijd’. Aan de ene kant omdat dit sonnet, zoals zo vaak bij van Pamelen, heel slim en intelligent in elkaar zit maar in dit geval ook zeker omdat hij in het gedicht verwijst naar het beroemde gedicht van Herman Gorter (1864-1927) de ‘Mei’ uit 1889. Uiteraard geeft van Pamelen hier zijn eigen bijzondere twist aan.

.

Zomertijd

.

Een nieuwe lente en een nieuw geluid

Zo dichtte ooit de dichter Herman Gorter

Een man wiens werk ik zeker niet supporter

Want altijd komt zijn onheilstijding uit

.

Dan zetten wij de klok een stuk vooruit

En maken wij de dag aanzienlijk korter

Want na zo’n drieëntwintig uren wordt er

Alweer een nieuwe datum aangeduid

.

Maar ik slaap elke keer weer nietsvermoedende

De voorgeschreven omzettijd voorbij

Want ik verafschuw onderbroken nachten

.

En dus zit ik haast ieder jaar weer woedend

En foeterend op Herman Gorters ‘Mei’

Een half jaar op de wintertijd te wachten

.

Bekentenis

Bart Moeyaert

.

Nu het intermenselijk klimaat onder druk staat en de spanningen in de wereld toenemen, leek het me gepast mijn lezers een kleine opsteker, een lichtpuntje te bieden. En hoe doe je dat beter dan door het delen van een liefdesgedicht. Tenslotte zou liefde (in een ideale wereld, waarin we niet leven, ik weet het) het verschil moeten maken. Dus zie het als opsteker, als positieve bijdrage aan mijn en jullie gemoedsrust.

Het gedicht dat ik heb uitgezocht is van de Vlaamse dichter Bart Moeyaert. Moeyaert (1964) is schrijver van met name jeugdboeken, dichter en docent Creatief Schrijven aan de afdeling Woordkunst van het Koninklijk Conservatorium in Antwerpen. Van 2006 tot 2008 was hij Stadsdichter van Antwerpen. Hij ontving verschillende literaire prijzen voor zijn jeugdboeken ( Deutsche Jugendliteraturpreis, de Boekenleeuw en de Zilveren griffel) en werd in 2009 genomineerd voor de J.C.Bloem-poëzieprijs 2009.

In 2008 publiceerde hij de bundel ‘Voor gelukkige mensen’ maar in 2003 debuteerde hij als dichter met de bundel vol liefdespoëzie ‘Verzamel de liefde’. Uit deze bundel koos ik het ogenschijnlijk eenvoudige maar oh zo effectieve liefdesgedicht ‘Bekentenis’.

.

Bekentenis

.

Ik mag je.

Nee. Ik mag je niet.

Ik moet je. Dat bedoel ik.

.

Ik heb je lief.

Nee. Heb ik niet.

Ik word je lief. Dat voel ik.

.

Ik ga met jou.

Nee. Ga ik niet.

Ik sta je bij. Beloof ik.

.

Ben stapel op je.

Hou je vast. Ik. Hou. Van. Jou.

.

Geloof ik.

.

Problemen

Frank van Pamelen

.

Frank van Pamelen (1965) http://frankvanpamelen.nl/  is geboren in Terneuzen en woonachtig in Tilburg. Hij studeerde Letteren aan de Katholieke Universiteit Brabant en is schrijver van literaire thrillers en jeugdboeken, dichter en kleinkunstenaar. Ook schrijft hij cabaretprogramma’s, musicals, kinderliedjes, columns en teksten voor radio en televisie.

Sinds 1990 publiceert Frank van Pamelen gedichten. Voornamelijk light verse, vormvaste gedichten, meestal met een humoristische onderlaag. Zijn verzen worden gepubliceerd in literaire tijdschriften als De Tweede Ronde, Parmentier en Ballustrada, in NRC Next, in de wekelijkse rubriek Poëzie Politiek in Trouw (1999-2007), en verder in vele bloemlezingen, scheurkalenders en gelegenheidsuitgaven. Hij ontpopt zich sindsdien steeds meer als de cabaretier onder de dichters, en de dichter onder de cabaretiers.

Frank van Pamelen won de Publieksprijs op het Amsterdams Kleinkunst Festival (1995), de Zilveren Reissmicrofoon met het radioteam van KRO’s Theater van het Sentiment (2001), de Kees Stipprijs voor zijn light verse-oeuvre (2005) en de Tilburg Trofee voor verdiensten in zijn woonplaats (2013).

In literair tijdschrift  ‘De Tweede Ronde’, jaargang 13  (1992) verscheen van zijn hand de terzanelle ‘Problemen’. Een terzanelle is een poëtische vorm die aspecten van de villanelle en de terza rima combineert. Het is in totaal negentien regels, met vijf drielingen en een afsluitend kwatrijn. De middelste regel van elke triplet-strofe wordt herhaald als de derde regel van de volgende strofe, en de eerste en derde regel van de oorspronkelijke strofe zijn de tweede en laatste regels van het afsluitende kwatrijn; zeven van de regels worden dus herhaald in het gedicht.

.

Problemen (een terzanelle)
.
Ik staar al uren naar mijn lege glas

De wereld is vergeven van problemen

Ik wou dat daar een oplossing voor was

.

Ach, waarom zou ik zelf niets ondernemen

Bedenk ik wel eens met een zwaar gemoed

De wereld is vergeven van problemen

.

En er is niemand die er iets aan doet

Zo diep zijn wij als mens dus al gezonken

Bedenk ik wel eens. Met een zwaar gemoed

.

Besef ik nu hoeveel ik heb gedronken

Dan denk ik over goed en over kwaad

Zo diep zijn wij als mens dus al gezonken

.

Ik zeg het hier maar zo waar het op staat

Gewoonlijk praat ik vaker over drinken

Dan, denk ik, over goed en over kwaad

.

Het mag in dit verband merkwaardig klinken

Gewoonlijk praat ik vaker over drinken

Ik staar al uren naar mijn lege glas

Ik wou dat dáár een oplossing voor was
.
.

Het regent zonlicht

Koos Meinderts

.

KoosMeinderts ken ik al heel lang van naam en schrijven. Samen met Harrie Jekkers schreef hij onder andere ‘Tejo’ en andere verhalen en ze schreven samen aan de liedjes van het Klein Orkest. Koos Meinderts is daarnaast een zeer begenadigd jeugdboekenschrijver én dichter. Zo kwam ik via via aan het boek ‘Het regent zonlicht’. .

Voor dit boek uit 2010 draaiden Koos Meinderts en Annette Fienieg de rollen eens om: Annette Fienieg maakte kleurrijke, poëtische prenten, waardoor Koos Meinderts zich liet inspireren tot bijpassende gedichten. Over een zeemeermin op weg naar Kopenhagen, over een jongen die mooie meisjes spaart, over een koning die uit wandelen gaat, over Maite Maria, die op haar soldaat wacht en over een moeder met een dochter van glas. Deze moeder en dochter komen voor in het gedicht ‘Het regent zonlicht’.

.

Het regent zonlicht

.

Het regent zonlicht
op de wereld,
op het meisje in het gras.

,
Hoor haar moeder
zingt een liedje
voor haar dochtertje van glas:

,
God behoed haar
voor de kraaien
en de allereerste kras,
voor de hobbels
en de kuilen
en het snijden van het gras.

.

Volgens de tekst op zijn website https://koosmeinderts.nl heeft Koos bij de laatste zin, zich laten inspireren door het schilderij van Ko Westerik ‘Snijden aan gras’.

Net als bij ‘Verdriet is drie sokken’, hun succesvolle, eerste gedichtenbundel bij Lemniscaat, heeft Thijs Borsten een groot aantal gedichten op muziek gezet. Op de cd bij het boek worden de liedjes dit keer gezongen door Jeroen Zijlstra en Leine.

.

Oude handen

Edward van de Vendel

.

Afgelopen zaterdag was er bij de Taalstaat op radio 1 bij Frits Spits een Vlaamse psychiater Jan Raes (gelijk de oud wielrenner) in het programma. Hij was daar om te praten over een Vlaams initiatief ‘Het lezerscollectief’ https://lezerscollectief.be/ . In het kort is het lezerscollectief: samen verhalen en gedichten lezen, daarmee mensen verbinden en hen sterker en weerbaarder maken. Dat is de filosofie van Het Lezerscollectief, een netwerk van leesbegeleiders in Vlaanderen, dat leesbijeenkomsten organiseert voor mensen die moeilijk toegang hebben tot literatuur, onder meer gevangenen, mensen met psychische problemen en mensen in armoede.

Psychiater Jan Raes was in de Taalstaat om hierover te praten en als voorbeeld van een gelaagd stuk tekst (want dat leest men, gelaagde teksten zodat elke deelnemer er persoonlijke problemen of trauma’s aan kan verbinden) las Raes het gedicht ‘Oude handen’ van Edward van de Vendel voor. Nu zei zijn naam me niet meteen iets dus ik ben eens gaan zoeken en wat blijkt? Edward van de Vendel (1964) is een zeer gevierd schrijver en vertaler van kinder- en jeugdboeken. Hij ontving voor zijn werk talloze prijzen en onderscheidingen en zijn werk is vertaald in het Duits, Spaans, Frans, Italiaans, Noors, Deens, Chinees, Portugees en Georgisch. Maar hij schrijft ook poëzie voor volwassenen.

Het gedicht dat in de radiouitzending werd voorgelezen komt uit de bundel ‘Aanhalingstekens’ uit 2000. Het gedicht ‘Oude handen’ gaat over gestorven ouders die alleen in de herinnering aanwezig zijn.

.

Oude handen

.

Als ik oud ben wil ik oude handen

die, als op de reliëfkaart

van een basisschool

hun gebergte, hun rivieren tonen. – Verre landen

waar ik in kan wonen.

Ervaren aderen,

vingers met verhalen.

Handen

die ergens waren;

op schouders, om een hart,

in andere handen.

Aan relings, zwaaiend,

aaiend langs de wanden

van een huis ver van hun huis.

Handen wil ik

vol geschiedenis

en aardrijkskunde:

Reizigers, na vele avonturen

veilig thuis.

.

Koperlicht

Clara Haesaert

.

Hoewel de laatste gedichtenbundel van Clara Haesaert (1924) uit 1995 stamt, is zij, misschien wel daardoor en mede door haar hoge leeftijd een onbekendere dichter uit Vlaanderen. Na haar studie was Clara Haesaert werkzaam als ambtenaar bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur (ik vermoed dat dat heden ten dage niet meer bestaat). In die functie zette ze zich in voor bibliotheekvoorzieningen en de kwaliteit van jeugdboeken. Haar debuut kwam in 1953 met de gedichtenbundel ‘De overkant’, waarna diverse andere bundels verschenen. Haesaert was medeoprichtster en redacteur van het tweemaandelijks tijdschrift De Meridiaan. Tevens was zij oprichtster van de Brusselse Galerie Taptoe. In de vuistdikke bloemlezing ‘Ik ben genoemd meisje en vrouw’ samengesteld door Christine D’haen uit 1980 is Haesaert vertegenwoordigd met het gedicht ‘Koperlicht’.

.

Koperlicht

.

Ik stelde met ontzetting vast

dat ik alleen aan tafel zat.

Alleen met onze blinde kat

die stil haar oren en poten wast.

.

Het venster heeft mijn beeld weerkaatst

als in een gloed van koperlicht,

zodra ik dacht aan vrouwenplicht

heb ik de kat naast mij geplaatst.

.

Verloren slaapt zij op een stoel.

Ik tracht u steeds weer te vergeten,

doch alles: werken, slapen, eten,

herinnert mij uw maat-gevoel.

.