Site-archief

Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer

Twan Vet

.#

Ik las dat de debuutbundel van Twan Vet (1998) ‘Troostpogingen’ die dit jaar uitkwam het erg goed doet in de verkopen en als liefhebber van poëzie kan je daar alleen maar blij mee zijn. Blijkbaar wordt er dus nog wel degelijk poëzie gekocht (en niet alleen gelezen of geschreven). Van Twan Vet werden er in MUGzine #28 enkele gedichten gepubliceerd. Maar hij werkt al langer als dichter aan de weg. Zo werden zijn gedichten gepubliceerd in onder meer Het Liegend Konijn , Hollands Maandblad en NRC. Hij droeg voor op literaire festivals zoals Crossing Border en Dichters in de Prinsentuin.

En eigenlijk is ‘Troostpogingen’ feitelijk niet zijn echte debuut. Zo verscheen in 2022 ‘DEMarrage’ een poëzie chapbook met Sofie Verraest, in datzelfde jaar ‘Amersfoorts Heimwee’ (gedichten bij foto’s van Cas Oorthuys) en in 2024 ‘Dag stad’ verzamelde stadsgedichten die hij schreef als stadsdichter van Amersfoort in de periode 2021 tot 2024.

In 2021 richtte hij, samen met Sjors Nab en Wijnand Reijmerink, literair tijdschrift Landauer op. In 2023 werd in Landauer een gedicht van mijn hand opgenomen ‘Lijnen‘. In 2021 was Vet Ambassadeur van de Vrijheid van het Bevrijdingsfestival Utrecht. Maar zijn grootste bekendheid kreeg hij na optredens bij Eus’ Boekenclub en als deelnemer aan De Slimste Mens, beide in 2025.

Lezend in zijn bundel ‘Troostpogingen’ kwam ik bij het gedicht ‘Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer’ een gedicht dat vet schreef nadat eind 2024 bekend werd dat Minister Faber deze cynische borden had willen laten plaatsen bij AZC’s. Zover is het gelukkig nooit gekomen maar het gaf Vet genoeg inspiratie voor dit gedicht.

.

Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer

.

Wij wisten het land te liggen, kruisten hoopvol

een plaatsnaam aan en besloten om te gaan.

.

Alles wat we in de haast konden verzamelen

namen we mee: kinderen, kleding en elkaar.

.

Met elke kilometer leken we iets van thuis

te vergeten: hoe het licht viel in de straten,

.

de geur van onze pasgewassen lakens,

de taal die we met vrienden spraken.

.

Na zeven taaie dagen kwamen we ergens aan-

er stond alleen een spandoek voor ons klaar.

.

 

Een blik over zee is genoeg voor een lome duik

MUGzine #30

.

Sluit je ogen. Transponeer jezelf van je dulle druilkantoor naar een windstille dag aan zee, panty en laarsjes in de tas en met je blote voeten door het zand. Een witgeel gestreepte strandstoel staat op de duintop op je te wachten, je zit en kijkt uit over de zee, een vluchtige vlinder tuimelt langs je oog, een lieveheersbeestje op je blote dij.

Zo begint het voorwoord van onze redactiefilosoof Marianne in de nieuwe MUGzine, nummer 30 en het laatste nummer van 2025. In dit nummer gedichten van Trudy Dijkshoorn, Bas Belleman (muggedicht), Dietske Geerlings, Elbert Gonggrijp en Jan Kleefstra. Het artwork is dit keer van Mark Fayot. En natuurlijk leveren we je een kakelverse Luule.

MUGzines zijn te lezen op mugzines.nl en voor de ware poëzieliefhebber is dit pronte en eigenwijze minipoëziemagazine (A6) ook op papier verkrijgbaar. Hoe? simpel, gewoon donateur worden en je ontvangt 5 keer per jaar een MUGzine in je brievenbus (plus altijd iets extra’s). Mugzine is een initiatief van MUGbooks, Poetry Affairs en BRRT.Graphic.Design.

Als opwarmertje een gedicht van Dietske Geerlings (1971) stadsdichter van Zutphen 2025-2026, getiteld ‘Eenzaamheid’.

.

Eenzaamheid

.

één

hart dat zo krachtig
verbindingen legt in een lichaam
klopt een weg naar buiten

maar strandt op de rand

het is niet eenvoudig
vat te krijgen op wat er
rondspookt in je hoofd

maar duizendmaalduizendvoudig

is de stilte tussen de tikken
van de klok die je verder en verder
voeren van je voorouders
terwijl je vastloopt in het wereldwijde web van

nu

voor wachten heb je allang geen woorden
meer nodig je staat stil met je rug tegen het raam

je kan het glas niet breken
de kou niet verdrijven
die tussen je botten omhoog kruipt

je lach zit aan de andere kant van je gezicht
waar je niet meer bij kunt
een grimas zit vast om je mond en stoot af

je begrijpt wel dat niemand jou schrijft
niemand jou belt want je ziet de wolf
in je eigen ogen en ruikt de angst in je vacht

ergens diep huist het

kind dat aanbelt
ernstig vraagt of je zegels wilt kopen

vrijmoedig legt het een blad en een pen
in het netwerk van je blauwe aderen
wacht geduldig tot je klaar bent
breekt een woord voor jou in twee stukken
deelt het en maakt voor even van één

saam

.

Claus all over

Anneke Claus

.

Bovenop een stapel dichtbundels ligt al een tijdje de bundel ‘Ik schrijf je neer’ de mooiste gedichten van Hugo Claus’ uit 2002. En op mijn salontafel ligt de roman ‘Het aanbidden van Louis Claus’ van Helena Hoogenkamp die ik aan het lezen ben (tussen de bedrijven door). En om het Claus trio vol te maken stuitte ik in de bundel ‘Dichters uit de bundel’ De moderne Nederlandstalige poëzie in 400 gedichten uit 2016, op nog een andere Claus, namelijk Anneke Claus.

Anneke Claus (1979) behaalde een Master European Literatures and Interculturality, debuteerde als dichter met de bundel ‘Dat was dat’ in 2008 en publiceerde inmiddels vier dichtbundels. Ze werkte jarenlang als tekstschrijver redacteur bij onder andere de Historische Uitgeverij, het Groninger Museum en het Internationaal Film Festival Rotterdam. Van 2009 tot 2011 was ze stadsdichter van Groningen en in 2018 droeg ze haar poëzie voor tijdens De nacht van de Poëzie in Utrecht.

Uit haar debuutbundel komt het gedicht ‘Wat ik Jaap nog wilde zeggen’.

.

Wat ik Jaap nog wilde zeggen

.

iemand ontkende heel mijn jeugd

.

hij zei dat het niet waar was

van de buks, het voetbal

en de blote plaatjes in de kluis

.

of ik daar als de sodeflikker

met mijn poppentengels wilde afblijven

.

ik zweeg dan ook volmondig over zijn tutu

de plaspop die ‘I’m thirsty’ zei

en de borduurclub

.

het was per slot mijn feestje niet

en knokken met jongens verlies ik

.

door de bank genomen

.

negen op de tien keer

.

 

Verbinding

Ester Naomi Perquin en Rick Keus

.

Afgelopen zaterdag was ik bij de open dagen van NE Studio’s op het Noordereiland in Rotterdam. Naast de kunst van de verschillende kunstenaars en fotograaf kwam ik voor Marjoke Schulten. In de zomer van 2023 was zij de stuwende kracht achter het poëzie- en kunstfestival Raamwerk | Dichtwerk op de ramen van de NE studio’s en in de tuin van het gebouw waar de NE studio’s zijn gevestigd.

Toen ik rondliep in het gebouw kwam ik de fraai vormgegeven (door Bart van BRRT.Grapgic.Design die ook de MUGzines vormgeeft) catalogus van dit project tegen met daarin foto’s van de verschillende kunstwerken op de ramen en de gedichten van Rotterdamse dichters die daarin verwerkt waren. Een van de dichters was Ester Naomi Perquin (1980), oud stadsdichter van Rotterdam die samen met fotograaf Rick Keus een raam hadden gedaan.

Rick Keus en Ester Naomi Perquin bleken elkaar direct uitstekend te verstaan. De foto’s van Rick, even verstild als beweeglijk, deden Ester Naomi denken aan de rol van ruis in dagelijkse communicatie. En zo ontstond een totaalwerk waarin afstand centraal kwam te staan. Of zoals Ester Naomi Perquin het stelde: “Niet iedere verbinding is immers meetbaar, nodig of zelfs wenselijk – een groot deel van ons uitzicht is een waas, een vorm van ruis. Soms is dat precies wat we nodig hebben”.

.

Hij moet bij mij zijn

Najaarseditie MUGzine

.

In oktober verschijnt de nieuwe MUGzine, editie 29 alweer en ik zal de komende weken elke keer een nieuwe naam noemen van een dichter die in deze editie met poëzie is vertegenwoordigd. In ieder geval kan ik de kunstenaar al prijsgeven. Dit is de IJslandse kunstenares Ragnhildur Jóhanns (1977). Zij heeft al vele tentoonstellingen gehad in IJsland maar ook in Litouwen en het Verenigd Koninkrijk.

De eerste dichter die ik kan vrijgeven is Sylvia Hubers (1965). In haar werk verkent zij het grensgebied tussen proza en poëzie. In 2003 debuteerde ze met de dichtbundel ‘Men zegt liefde’. Daarop volgden acht bundels poëzie, prozagedichten en zeer kort proza. Haar laatste bundel ‘Aanraken!’ kwam uit in 2022. Van 2009 tot 2013 was ze stadsdichter van Haarlem en ze maakt naast boeken en bundels ook poëzie ansichtkaarten.

Natuurlijk plaats ik hier alvast een voorproefje van de poëzie van Sylvia. Uit haar debuutbundel ‘Men zegt liefde’ het gedicht ‘Hij moet bij mij zijn’.

.

Hij moet bij mij zijn

.

Hij moet bij mij zijn
hij moet mij lezen
zijn hand op me leggen
me terugtrekken
uit het land van de doden.

Hij moet bij me zijn
hij moet zich over me uitspreiden
hij moet glimlachen
wanneer ik niet meer wil
hij moet applaudiseren.

Hij moet bij mij zijn
steeds als ik de deur open doe
moet ik zijn neus zien
die groot is uitgevallen

– veel te grote neus
voor zo’n kleine kerel –

toch moet hij bij mij zijn

.

 

Aanraken

Sylvia Hubers

.

een van de laatste keren dat ik een bericht schreef over dichter Sylvia Hubers (1965) was naar aanleiding van het gedicht dat ze voordroeg tijdens de opening van de Haarlemse Dichtlijn in 2019. Daarna volgde nog een keer een gedicht van haar in een blog over het schrijven van poëzie. Toch heeft Sylvia niet stil gezeten. In 2003 debuteerde ze met de dichtbundel ‘Men zegt liefde’. Daarop volgden acht bundels poëzie en de laatste in de rij is van 2022 getiteld ‘Aanraken!’.

In honderddrieënveertig prozagedichten of poëtisch proza (ze deden me erg denken aan de prozagedichten van Nyk de Vries) voeren de lezer langs tactiele avonturen, gemiste knuffels, welriekende mannen, ongelukkige neuzen, eenzame handen, heupen die zich onbespied wanen, levensangst, liefdesdrift, beneveling op de Dag des Oordeels en de ontbrekende schakel tussen broek en rok.

Sylvia Hubers was van 2009 tot 2013 stadsdichter van Haarlem en schrijft naast gedichten dus ook prozagedichten en kort proza. Haar bundel microproza ‘Wat als we niet waren betoverd’ werd genomineerd voor de Halewijnprijs & Reynaert Trofee.

Uit haar laatste bundel ‘Aanraken!’ komt het gedicht ‘Kleine daden’.2003,

.

Kleine daden

.

Sta stil. Laat me je lieven. Loop door. Raak me niet aan met je ogen. Ook niet met die in je rug. Draai je om. Kijk me recht. Voeg je toe. Lief me. Hou rechts aan. Verlaat me van voren. Doe niks. Verhoog de feestvreugde – oh wat zeg ik nu weer. Verhoog het soortelijk gewicht van je bereidheid. Laat niet af. Bouw een haag van kleine, veelbetekenende daden om me heen.

.

Eén lettergreep

David Troch

.

De Vlaamse dichter, auteur, regisseur en schrijfdocent David Troch (1977) debuteerde in 2003 met de poëziebundel ‘liefde is een stinkdier maar de geur went wel’. publiceerde in tijdschriften als De Brakke Hond, Deus ex Machina, Poëziekrant, MUGzine en Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift. Naast zijn vele werkzaamheden was redactielid van het literaire e-zine Meander en van Gierik en Nieuw Vlaams Tijdschrift. Sinds begin 2009 maakt hij deel uit van de redactie van Kluger Hans. Sinds eind 2010 is David Troch ambassadeur van de Poëzie van de stad Gent waar hij ook stadsdichter was. Hij won verschillende prijzen waaronder de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd in 2012.

Naast dat Troch een hekel heeft aan hoofdletters, heeft hij ook een voorliefde voor woorden met één lettergreep. Zo verscheen in 2021 zijn bundel ‘voor jou wou ik een huis zijn’ met alleen maar éénlettergreepgedichten. Voor deze bundel kreeg hij een nominatie voor de Wablieft-prijs, een jaarlijkse prijs die wordt uitgereikt door de redactie van de krant Wablieft aan personen, projecten of organisaties die zich inspannen voor duidelijke taal en heldere communicatie. De prijs is bedoeld als erkenning voor het gebruik van heldere en eenvoudige taal, waardoor informatie voor iedereen toegankelijk wordt gemaakt. 

De bundel ‘voor jou wou ik een huis zijn’ vormt een tweeluik met de bundel ‘een soort van troost’ die in 2024 verscheen. Uit die bundel koos ik het gedicht ‘taal’.

.

taal

.

zucht en schud het hoofd. keur elk woord

af. schrap. haal door. streep weg. gom uit

.

tot er niets meer rest. als prop is een blad

het best af. of scheur en vlok na vlok uit

.

tot het sneeuwt in huis. wees streng.

zie in dat het geen zin heeft.

.

het geeft geen pas

met de taal aan de slag te gaan.

.

ski de trap af. ga op je bek. breek een been.

nee, kleed het ook niet met zo’n beeld aan.

.

weet: naakt kan je de straat niet op.

trek op zijn minst een jas aan.

.

Veel komt aan

Margreet Schouwenaar

.

De afgelopen tijd heet uitgeverij P weer een aantal fraaie dichtbundels het licht laten zien. ‘Zomerschaduw’ van Job Degenaar, ‘Voetafdruk van stilte’ van Hanna Kirsten en ‘Hazenslaap’ van Margreet Schouwenaar. Over de eerste twee schrijf ik later maar vandaag pak ik de bundel ‘Hazenslaap’ van Margreet Schouwenaar erbij. Het zal toeval zijn dat in dezelfde periode twee dichtbundels verschijnen met in de titel de haas (‘Hazenklop’ van Hanneke van Eijken waarover ik de komende week zal schrijven) maar vandaag dus de bundel ‘Hazenslaap’.

Schrijver en dichter Margreet Schouwenaar (1955) debuteerde in 1991 met gedichten in Revisor en niet lang daarna met de bundel ‘De drempel die vertrek is’ (1992). Daarna volgden maar liefst 14 dichtbundels waaronder de bloemlezing ‘Zwijgen tot het schraapt’ uit 2019. Haar werk wordt geplaatst in literaire tijdschriften als De Poëziekrant, Meander en Het Liegend Konijn.

In 2009 volgde ze Joost Zwagerman op als stadsdichter van Alkmaar, welke functie ze vervolgens maar liefst negen jaar zal invullen. In 2018 wordt een nieuwe stadsdichter, Joris Brussel, gekozen. Ik mocht bij deze verkiezing in de jury plaatsnemen. In haar jaren als stadsdichter richt Margreet Schouwenaar De Eenzame Uitvaart op in Alkmaar. Zij is nog altijd actief binnen deze stichting.

En nu is er dus haar nieuwe bundel ‘Hazenslaap’. Een bundel met 70 nieuwe gedichten (de bundel wordt uitgegeven ter gelegenheid van haar 70ste verjaardag) waarin zij de tijdelijkheid en de eeuwigheid bezingt, de trivialiteit, de onvermijdelijkheid maar ook de hoop. In pagina vullende gedichten waarin vaak ritmische stapelingen van woorden te lezen zijn beschrijft Schouwenaar de hazenslaap. Een haas slaapt met ogen open en merkt dus alles op wat er gebeurt. Zo ook Schouwenaar in deze bundel.

Ik koos voor het gedicht ‘Veel komt aan’ waarin dit mooi naar voren komt.

.

Veel komt aan

.

Google toont hoe ik woon, de plant staat er nog

voor het raam waar ik lang ben weggegaan.

Een bestemming vind ik zelden thuis, wel een

levenstaak: veeg los zand, alles wil grond.

.

Het lijkt op krabben, de honger naar het nauwelijks

vel dat toch kan kloppen. Veel komt aan op het net niet

raken; verwezen, schalen breken, de schepping wil

schuiven. misschien wel littekens. Daar helpt geen

.

wetenschap tegen. Nestdrang zonder feiten, vleugels

willen oefenen. Bewegingen bestaan, nachten

moeten vallen. ‘Je praat in je slaap’, zei hij eens.

We horen buigzaam te zijn, onze gedachten

.

te verzetten. Ik doe denken aan een ander. Ik ben

al weg, of niet, ik ben nog steeds onuitgesproken.

Op een kaart ben ik onvindbaar, maar ik breng me

nader. Als confetti zal ik dalen. Onherroepelijk.

.

Er wonen woorden in mijn hoofd

Stadsdichters

.

Zoals zovele steden en dorpen heeft ook Gouda een stadsdichter. Een een junior staddichter. Een goed voorbeeld voor andere dorpen en steden. Geef jong talent een podium en wie weet tot wat voor poëtische parels ze uitgroeien. Een voor mij onbekende stadsdichter van Gouda is Ruud Broekhuizen (1967) die van 2014 tot 2016 stadsdichter was. In 2020 publiceerde Broekhuizen zijn debuutbundel ‘Een Lege Plek’. De bundel zag het licht in de vorm van een avondvullend theaterprogramma dat dezelfde titel droeg.

In zijn tijd als stadsdichter  schreef Broekhuizen verschillende gedichten over de stad Gouda maar ook gedichten met een ander, vrij thema. Eén van die gedichten is getiteld ‘Er wonen woorden in mijn hoofd’.

.

Er wonen woorden in mijn hoofd

.

Er liggen letters in mijn hoofd

Luierend in de hangmat van de verbeelding

Beetje schommelen op gedachtegolven

Alsof het zomer is daarboven

.

De lelijkste tijd om een letter te zijn

.

Er wonen woorden in mijn hoofd

Eten zich een toekomst aan de keukentafel

Groeien hun hoofd tegen de zoldering

Om zich dan volwassen te noemen

.

Woorden wijzen soms de verkeerde weg

.

Er zingen zinnen in mijn hoofd

Kaatsende klanken aan een krekelmeer

Rijgen regels aaneen tot sereen symfonie

Roepend om meer vrijheid

.

Of ik mijn hoofd even leegschudt op papier

.

Maar de mooiste letters kennen geen volgorde

De mooiste woorden duren eindeloos

De mooiste zinnen zijn ongeschreven

.

Ze voelen het mooist

Het warmst

Het waarst

Het raakst

.

Als ik ze schrijf zijn ze verloren

Voor de schoonheid die ik ze heb beloofd

Toen ze nog woonden in mijn hoofd

.

Jonge stadsdichter

Anu Soerjoesing en Govert van de Velde

.

Al verschillende malen uitte ik mijn ongenoegen over het feit dat na Harry Zevenbergen (1964-2022) die stadsdichter was van Den Haag van 2007 tot 2009, er geen stadsdichter meer is geweest in de hofstad. Daar is sindsdien en ondanks mijn oppositie (en die van verschillende dichters) niets aan veranderd. Maar er gloorde hoop toen in 2023 Chelsy Valentina de eerste jonge staddichter van Den Haag werd, gevolgd in 2024 gevolgd door Adelina Ignat.

En nu, in 2025 zijn twee nieuwe Stadsdichters gekozen uit een groep van acht finalisten van vijftien middelbare scholen die dit jaar meededen aan de Jonge Stadsdichter Scholenwedstrijd, door de vakjury van dit jaar, bestaande uit Amara van der Elst, Mahat Arab en Dichter des Vaderlands (Dichter der Nederlanden) Babs Gons.

De twee nieuwe jonge stadsdichters zijn Anu Soerjoesing (16 jaar) en Govert van de Velde (13 jaar).  De organisatie Jonge Stadsdichter is een samenwerking van de gemeente Den Haag, Huis van Gedichten, Bibliotheek Den Haag en het Literatuurmuseum.

Het gedicht waar Anu Soerjoesing mee won is getiteld ‘Ik weet’ en het winnende gedicht van Govert van de Velde is getiteld Wat is Den Haag? Of beter wie is Den Haag?

.

Ik weet

.

het landschap van boven
Straten kijken toe
Het licht straalt als een grasveld
De stappen zijn zwaar, een hand raakt de wolken aan
Ik ben de reus die lacht, vloeiend
en genadeloos

.

De grond trilt onder mijn voeten
maar de vogels vliegen niet weg
Mijn schaduw strekt zich uit over de wereld
het licht schijnt door

.

De wind raast over mijn lichaam
danst in mijn longen
een bekende tol van zuurstof

.

Niemand mag mijn vrijheid afpakken
zelfs niet ik

.

Het licht inspecteert
nieuwsgierig en stil
maar ik weet dat het groene licht
stiekem, naar mij lacht

.

Ooit ga ik vliegen

.