Site-archief

De honger

De Bezige Bij poëzie

.

In 1994 gaf De Bezige Bij een bloemlezing uit van dichters en gedichten uit het fonds van deze uitgeverij. Sinds de uitgave van de rijmprent ‘De achttien dooden’ van Jan Campert heeft De Bezige Bij gekozen voor poëzie in haar fonds. Uit de vele dichtbundels die ze sindsdien hebben uitgegeven koos Eddy van Vliet de gedichten die in deze bloemlezing staan.

Een van de dichters die De Bezige Bij uitgaf is de Cubaanse dichter Nicholás Guillén Batista (1902 – 1989) of Nicholás Guillén zoals zijn dichtersnaam is. In zijn werk werden de Afrikaanse wortels van de Cubaanse cultuur, die veelal werd gedomineerd door het Spaans en de Europese inbreng, benadrukt. Die Afro-Cubaanse traditie was bewaard in muziek en overleveringen die mondeling werden doorgegeven. Guillén was ook een dichter die politiek geëngageerd was. Zo was hij lid van het Centraal Comité van de Communistische Partij van Cuba en parlementslid.

In de bundel ‘De Bezige Bij bloemlezing’ staat het gedicht ‘De honger’ van zijn hand in een vertaling van Cees Nooteboom. Het gedicht verscheen in 1969 in de bundel ‘De grote dierentuin’.

.

De honger

.

Dit is de honger.

Een en al oog en hoektand.

Niets misleidt hem, niets leidt hem af.

Geen enkele tafel verzadigt hem.

Hij is niet tevreden met een ontbijt

of een avondmaal.

Wanneer hij verschijnt

is er bloed op komst.

Hij brult als een leeuw,

verstikt als een boa,

denkt als een mens.

.

De variant die u hier ziet

is gevangen in India (in de buitenwijken

van Bombay)

maar men vindt hem ook, wilder

of iets minder wild,

in vele andere streken.

.

Niet dicht bij komen.

.

 

Rug naar de kerk

Yi Sha

.

Poetry International Festival begon in Nederland met Adriaan van der Staay en Martin Mooij, beide werkende voor de Rotterdamse kunststichting. In 1969 bezochten zij het Londen Poetry International Festival in Engeland . Geïnspireerd door dit voorbeeld besloten zij zelf ook een dergelijk evenement in Rotterdam te organiseren. Een jaar later was het zover. In 1970 verzamelden drieëntwintig dichters zich in concertgebouw de Doelen. Ook enkele buitenlandse dichters bezochten deze eerste editie. In de , inmiddels 51 jaar daarna, heeft Poetry International vele dichtbundels gepubliceerd met dichters uit Nederland en (ver) daarbuiten. De bundel ‘Kijk, het heeft gewaaid’ veertig jaar Poetry International festival in veertig gedichten uit 2009 is hier een voorbeeld van.

In deze bundel opnieuw Nederlandse dichters en een aantal buitenlandse dichters met poëzie in de eigen taal en daarnaast in vertaling. Zo ook van de Chinese dichter Yi Sha. Zijn gedicht ‘Rug naar de kerk’ is uit 2007, en werd voor het eerst in deze bundel gepubliceerd. De vertaling is van Silvia Marijnissen. Yi Sha (1966) schrijft poëzie over onderwerpen die op het eerste gezicht nogal alledaags zijn. Daarbij gebruikt hij kale, onopgesmukte taal.

.

Rug naar de kerk

.

In Rotterdam

is het vrij normaal

om meeuwen en duiven samen te zien eten

daar is niets surreëels aan

.

In Rotterdam

worden meeuwen en duiven

het vaakst gevoed door

zwervers

– zo heb ik met eigen ogen aanschouwd

.

Met hun rug naar de kerk

zitten ze op een bank aan de rand van een plein

en voeren ze die witte engelen

brood en friet

.

En ik die langs kwam lopen

wilde ze ook heel graag voeren

maar was bang hen te storen

en dat een meeuw of een duif

mij, een vreemde buitenlander, een vinger zou afhappen

.

Vervolgens vond het volgende plaats:

sluw en steels rondkijkend

gooide ik een munt van één euro

rinkelend

in het ijzeren bakje van een zwerver

.

O, ik weet het niet

Herman de Coninck

.

Vorige week kwam ik weer eens op de website over Herman de Coninck waar ik regelmatig kwam toen ik begon met de categorie ‘dichter van de maand’. Als lezer van dit blog die hier al lang komt, weet je dat ik ooit begonnen ben met een aantal maanden lang op elke zondag een gedicht van Herman de Coninck (1944 – 1997) te delen. Toen ik hem als dichter had ontdekt (en zwaar onder de indruk was van zijn poëtische taal, zijn spel met de taal, zijn eenvoud met diepgang) na het lezen van zijn verzameld werk ‘De gedichten’ uit 2014 en het luisteren naar het gesproken boek van zijn vrouw Kristien Hemmerechts ‘Taal zonder mij’ uit 2006 was ik fan voor het leven.

Omdat ik mijn bewondering voor Herman de Coninck nog steeds wil delen, hier na lange tijd weer eens een gedicht. Dit gedicht ‘O, ik weet het niet’ komt uit zijn debuutbundel ‘De lenige liefde’ uit 1969.

.

O, ik weet het niet

.

o ,ik weet het niet,
maar besta, wees mooi.
zeg: kijk, een vogel
en leer me de vogel zien
zeg: het leven is een brood
om in te bijten en de appels zien rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets.

.

 

Op de rand van de taal

Een keuze uit 10 jaar poëzie

.

In 2001 publiceerde uitgeverij Atlas de bundel ‘Op de rand van de taal’ een keuze uit 10 jaar poëzie bij uitgeverij Atlas. De bundel werd samengesteld door Koen Vergeer en bevat poëzie van dichters die bij deze uitgeverij publiceren. Het betreft hier 22 dichters en van de een zijn slechts twee gedichten gekozen (James Fenton) en van een ander maar liefst tien (Frans Kuipers).

Ik koos volledig willekeurig (er staat zoveel moois in deze bundel) voor een gedicht van Bernard Dewulf (1960) een Vlaams dichter, essayist, toneelauteur en columnist. Bernard Dewulf debuteerde met de bundel ‘Waar de egel gaat’ in 1995. Deze bundel werd bekroond met de Debuutprijs. Deze prijs was een literatuurprijs die tussen 1969 en 2017 aan de vooravond van de Boekenbeurs Antwerpen werd uitgereikt aan het literair debuut van een Vlaamse auteur dat werd uitgegeven in het voorbije kalenderjaar.

Reeds voor het verschijnen van deze bundel waren er gedichten van Dewulf gepubliceerd, onder meer in verschillende literaire tijdschriften. Publieke bekendheid verwierf hij voor het eerst in 1987, toen de collectieve dichtbundel ‘Twist met ons’ verscheen, met daarin gedichten van Dewulf zelf, Dirk van Bastelaere, Charles Ducal en Erik Spinoy. De laatste dichtbundel die van Bernard Dewulf verscheen was ‘Naar het gras’ uit 2018.

In ‘Op de rand van de taal’ dus een gedicht van deze dichter met de titel ‘Le rêve, 1955’ uit zijn debuutbundel ‘Waar de egel gaat’.

.

Le rêve, 1955

.

Een bloesje staat open, van linnen.

Al dertig jaar is zij de droom,

de gril van een schilder. Ik sta

aan de kant en kan het niet zien.

.

Haar enige hoop, een schaduw

van elders, schuift binnen.

.

Tepel wordt hard, Batlthus verstart.

Zijn penseel, als een gek, gaat tekeer

op de vlek. Mijn hand is maar even.

Op het doek ligt geen teken van leven.

.

Een suppoost loopt voorbij,

hij maakt het niet dicht.

.

De Etruskische weduwe

Albertina Soepboer

.

Op 27 augustus heb ik een bezoek gebracht aan een nieuw poëziepodium ‘Unica’, een initiatief van Irene Siekman (onder andere directeur van stichting de Poëziebus) en Gilbert van Drunen in Koffie & Ambacht (Rotterdam zuid). Het idee van dit nieuwe poëziepodium is dat er 1 dichter te gast is die een hele avond vult onder het motto ‘One poet, one show’. Geen muziek, geen andere dichters of gasten maar een podium voor 1 dichter. Op deze manier leer je een dichter veel beter en ook van een andere kant kennen.

De avond die ik bezocht had Albertina Soepboer (1969) als gast. De Friese Soepboer is schrijfster, dichteres, vertaler en beeldend kunstenaar. Ze publiceert zowel in het Nederlands als in het Fries. In haar verhaal kwamen de verschillen tussen de Nederlandse taal en de Friese taal ter sprake, legde ze verbanden tussen mensen die Fries als thuistaal hebben en Marokkaanse of Turkse leerlingen van haar die het Berbers of Turks als thuistaal hebben. Ze droeg voor uit de verschillende dichtbundels die ze publiceerde en vertelde over haar leven, haar werk en haar dichterschap. Een bijzondere avond in een bijzondere setting. Het is duidelijk dat Irene en Gilbert hiermee iets moois neerzetten.

In 2005 publiceerde Soepboer de bundel ‘Zone’ een bundel die ontstond naar aanleiding van de reizen die zij maakte door het nieuwe en vaak nog chaotische Europa. Zone gaat over grenzen: over oude en nieuwe grenzen tussen noord en zuid, tussen man en vrouw en tussen toen en nu. Zone gaat ook over geweld: wie grenzen trekt of openbreekt, lijkt daar niet aan te kunnen ontkomen. Uit deze bundel komt het gedicht ‘De Etruskische weduwe’.

.

De Etruskische weduwe

.

Je sterft gewoon, sprak ze

uit de binnentuin kwam ze op stamelende voeten

en die nacht was het niet de wind in de oleanders.

.

Later leunde ze tegen een zuil

in de villa arriveerde de herfst als eenzame bijslaap

en iemand anders zou de jurk op het gras leggen.

.

Geen woord van de keizer

dan de gescheurde beloftes, het te hgete waterbad

en zijn schroeiende woestijn in weer andere zuiden.

.

De rotte appels rolden

zo van de bomen, rijpten nog een hele zomer na

en haar polsen bleven de drempels over glijden.

.

Aan Jan Hanlo

Dichter over dichter

.

In 1966 verscheen de bundel ‘In een gewoon rijtuig’ van Jan Hanlo (1912 – 1969). In deze bundel is een gedicht opgenomen van Pierre Kemp (1886 – 1967). Het betreft hier het gedicht ‘Aan Jan Hanlo’. In de categorie dichters over dichters mag dit gedicht dat geschreven is tussen kerstmis 1963 en nieuwjaar 1964, natuurlijk niet ontbreken.

.

Aan Jan Hanlo.

met veel dank!

Als in de tijd van duizend en meer

embourrages staat de Japanse pioen

daar voor mij op Uw kaart met het dof groen

van haar blaren

in het verzalmend-tintig-vermiljoen

mij tot stilte te staren.

.

Stilte is nog een groter plezier

dan de verslaperingen van een lier!

.

Kerstmis 1963 – Nieuwjaar 1964

.

Korte beschrijving van een zomer

Jan Skácel

.

In de dikke verzamelbundel ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ de canon van de Europese poëzie, samengesteld door Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries, lees ik een gedicht van de Tsjechische dichter Jan Skácel met de titel ‘Korte beschrijving van een zomer’. De reden dat ik bij dit gedicht blijf hangen is de eerste regel. Met de hittegolven in Zuid Europa en de daarmee gepaard gaande bosbranden is die zin inderdaad een korte maar adequate beschrijving van een zomer.

Jan Skácel (1922-1989) was een Tsjechische dichter van Moravische afkomst en wordt over het algemeen beschouwd als een van de beste dichters in de Tsjechische taal. Zijn gedichten zijn nauw verbonden met de tradities en de aard van de regio waarin hij woonde, Zuid-Moravië. Hij was tussen 1963 en 1969 redacteur van ‘Host do domu’ (gast in huis), een belangrijk literair tijdschrift. In 1989 ontving hij de Duitse internationale literaire Petrarca-Preis en de Sloveense internationale Vilenica-prijs .

Oorspronkelijk verscheen het gedicht ‘Korte beschrijving van een zomer’ in Stroom nummer 11 uit 2004 een Vlaams periodiek literair tijdschrift. De vertaling is van Francis De Preter

.

Korte beschrijving van een zomer

.

Vuur. Uit vier hoeken brandt de zomer

bedwelmend bloeien de acaciabossen

de groene ziel van de wijn gloeit in de wijngaard

de klaprozen bloeden in het koren

De duisternis komt eraan

en op de zilveren brug wandelt de maan

De wereld is als brood dat uit de oven komt

en de nacht eet het op

.

Pauze in licht

Martie Genger

.

Vanaf 2017 ben ik in gesprek met Iris Has, dochter van Martie Genger (1936), beeldend kunstenaar, dichter en schrijfster, sinds 1969 (met tussenpozen) woonachtig op Curaçao, over het publiceren en uitgeven van het verzameld werk (poëzie) van Martie Genger, dat tevens haar debuut als dichter is. Haar gedichten komen nu uit bij MUGbooks facilitair uitgeverij onder de titel ‘Pauze in licht’ (in drie delen).

De drie delen bestaan uit verschillende hoofdstukken en periodes uit Marties leven. De gedichten in deze bundels zijn persoonlijk, poëtisch en omsluiten bij elkaar vele decennia van het leven van Martie. De gedichten zijn bij elkaar geplaatst onder titels als ‘Pauze in angst, Pauze in hartzeer, Pauze in droefheid, Pauze in rouw, Pauze in licht en zo nog een aantal overkoepelende thema’s. In deel 3 zijn de balladen bij elkaar gebracht.

Alle aspecten uit het leven komen langs in de poëzie van Martie. Zoals familie, moeder en kind, rouw maar ook dierenleed, emigratie en politici. Het is met recht de poëzie van haar leven. Martie Genger is bovenal kunstenaar. Haar eerste solotentoonstelling vindt plaats in het Hilton Hotel Curaçao in 1971. In 1983 verhuist ze naar Costa Rica en blijft daar 11 jaar. In die periode exposeert ze regelmatig haar werk, zowel solo als in groepstentoonstellingen. Ze verhuist in 1994 naar Curaçao en exposeert sindsdien haar werk in voornamelijk groepstentoonstellingen.

Het Curaçao Museum reikt haar Eerste Prijs uit in 1998 ‘ Ekshibishon di nos Arte’ .
Haar kunstwerken zijn vaak driedimensionaal of installaties. ‘Como Cerrar’ (Hoe ermee om te gaan), een stuk dat ze in 1981 maakte, werd voor het eerst tentoongesteld in Costa Rica. Het is een kritische blik op de gevestigde orde, waarden en vooroordelen.

De drie delen ‘Pauze in licht’ zijn prachtig vormgegeven door Brrt.Graphic.Design en aan te schaffen via Iris Has, stuur dan een mail naar pauzeinlicht@gmail.com  of via een mail aan mij (via een reactie op dit bericht). De kosten zijn € 35,- voor de trilogie of voor de afzonderlijke delen: Deel 1: € 20,-, Deel 2: € 20,- en Deel 3: € 15,-.  Koop je de trilogie in één keer dan scheelt dat dus in de prijs.

 

ik heb de ernst lief

.

ik heb de ernst lief

van het spelend kind

en iemand die iets beweert

vanaf de kansel

of welke verhoging

ter lering en vermaak.

.

ik heb de ernst lief

de bezinning

de concentratie

het aanwezig zijn

van simpelen

en dieren

rustig in zichzelf.

.

ik heb de ernst lief

van die malle verliefden

en de vrouw

die ruiten kuist

de verzamelaar

de geleidehond

van alle toegewijden

heb ik de ernst lief.

.

Vooruitzicht op het najaar

Poëziewandeling en Dichter bij de dood

.

Nu het erop lijkt dat we het ergste hebben gehad met de Corona (vooralsnog en nadat iedereen gevaccineerd is) kunnen we weer verder kijken dan het hier en nu. Met een beetje geluk gaat het lukken om het gros van Nederland gevaccineerd te hebben rond de vakantie dus daarna kunnen we weer gaan denken over bijeenkomsten, poëziepodia, voordrachten en wat dies meer zij, ik kan er niet op wachten.

Zelf ga ik in augustus een poëziewandeling doen rond het pittoreske dorpje ’t Woudt in het kader van ‘Een ode aan Midden-Delfland’ en ben ik gevraagd door Marjon  van der Vegt om samen met haar dit jaar Dichter bij de dood te organiseren, het meest bijzondere podium dat je je als dichter kan wensen, bij het vallen van de avond op Allerzielen (2 november) voordragen op de mooiste begraafplaats van Den Haag en omstreken Oud Eik & Duinen, wanneer de overledenen worden herdacht.

Ik heb daar twee keer mogen staan als dichter en vond het elke keer weer een bijzondere plek en gelegenheid. https://woutervanheiningen.wordpress.com/2020/10/19/allerzielen-2020/

Afgelopen jaar was de eerste jubileumeditie die helaas niet doorging maar dit jaar zijn we ervan overtuigd dat het gewoon weer kan. Dichters zijn inmiddels benaderd en uitgenodigd en de voorbereidingen zijn begonnen. Omdat Allerzielen over het herdenken van de overledenen gaat wilde ik dit bericht omlijsten met een mooi gedicht over de dood.

Ik koos voor het gedicht ‘Mijn laatste dood’ van de Vlaamse dichter, schrijver, essayist en neurowetenschapper Jan Lauwereyns (1969) uit de bundel ‘De willekeur’ uit 2012.

.

Mijn laatste dood

.

Uiteindelijk stierf ik de enige echte keer het was

een dag zoals er vele waren vele

.

dagen vele doden ergens regende regen

.

elders scheen de zon in de ogen van iemand

die treurde om iets dat voorbij was finaal te vroeg gedaan

.

gewis noodzakelijk vroeger dan later en ik en

.

water vloeiden onder de brug en sommigen zagen

wel dat werkelijk niets maal eeuwig niets was

.

want stille kersenbloesembron bestond

.

en wat bestond kon nooit meer niet bestaan

zo stierf ik de enige keer in het diepste wezen getroffen.

.

Juni

Bijna vergeten dichter

.

Leo Ross (1934-2014) werd geboren in Zwartsluis. Op het gymnasium in Middelburg leerde Ross de drie jaar oudere Guus Vleugel kennen, de latere dichter Guus Valleide. In 1951 ging hij studeren in Amsterdam. Hij sloot toen een hechte vriendschap met Willem Wilmink, jaargenoot (als Neerlandicus) en dispuutgenoot.  Hij werd toen Lektor für niederländische Philologie aan de Universiteit van Münster, Westfalen.

Voor zijn ontwikkeling belangrijke reizen maakte hij in 1965 en 1966 naar Griekenland; hij leerde Grieks uit een Duitse grammatica. In 1969 keerde hij terug naar Amsterdam als docent Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde aan de Vrije Universiteit in 1994, gezamenlijk met collega-Neerlandicus Rob Delvigne.

In 1982 maakte hij deel uit van de jury voor de prestigieuze (Belgische) Europese literatuurprijs, toen een Griekse schrijver bekroond werd. In de PEN maakte hij zich verdienstelijk als lid van de werkgroep Writers in prison.

Leo Ross debuteerde in 1952 in het Amsterdamse studentenblad Propria Cures (PC) met een gedicht uit zijn gymnasiumtijd. De debuutbundel ‘L’Amour vert’ (1962) stond onder de invloed van Hans Lodeizen. Met groter ernst gaat in ‘Classics’ (1967) ook meer reflectie over de poëzie gepaard.

Hoewel Ross zijn eerste essays publiceerde in 1954/1955 (in Propria Cures), dus ongeveer tegelijk met zijn vroege gedichten, slaat hij in beide door hem beoefende literaire genres een opvallend verschillende toon aan: de poëzie is zonnig en vrolijk, de essays venijnig en agressief.

In 2003 in het ziekenhuis begon Leo Ross distichons te schrijven, tweeregelige gedichtjes naar het voorbeeld van het grafschrift van Vondel. Tot 2009 verschenen er vier bundels ‘tweeregels’. Ross publiceerde in verschillende literaire tijdschriften als De Revisor, De Gids, Hollands Weekblad en Maatstaf.

Uit ‘L’Amour vert’ komt het gedicht ‘Juni’.

.

Juni

.

Ik wil mijn best doen zoals bloemen

hun best doen, van mijn leven

wil ik iets stijlvols maken, een reuzeneik

voor een kleurige vogel

.

maar ik lig op een strand in de zon

met een jongen die zachtjes snurkt en

speel met de tijd als met zand, dijken

bouwend en tunnels gravend.

.