Site-archief

Stof

Redbad Fokkema

.

Lezend in de bundel ‘Je bent mijn liefste woord’ Gedichten voor bijzondere momenten uit 2015 en samengesteld door Anne Vegter, kwam ik een gedicht tegen van een mij volledig onbekende dichter. Deze dichter Redbad (Ludger Klazes) Fokkema (1938-2000) was naast dichter, literatuurhistoricus en docent moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Utrecht. Daar promoveerde hij in 1973 op de poëzie van Gerrit Achterberg met ‘Varianten bij Achterberg’. In 1979 schreef hij over de Vijftigers de studie ‘Het komplot der Vijftigers’. In 1999 stelde hij de bundel ‘Aan De Mond Van Al Die Rivieren’ samen, een geschiedenis van de Nederlandse poëzie sinds 1945.

In 1980 debuteerde hij als dichter met de bundel ‘Elke dag is de eerste’ waarna het tien jaar duurde voordat hij met een opvolger kwam getiteld ‘Het doek van de dag’ (1990). Thema’s in de poëzie van Fokkema zijn tijd en eeuwigheid, taal en verbeelding en het eigen verleden. Voor de poëziecriticus die Fokkema was, was poëzie een vorm van communicatie waarbij vorm en inhoud beide een centrale rol spelen. Wie dit communicatieproces wil doorgronden, dient zijn aandacht te vestigen op de manier waarop de taal in een bepaald gedicht gestructureerd is. Goede poëzie koppelt een oorspronkelijke thematische inhoud aan een ingenieuze en verzorgde poëtische vormgeving.

Het is bij deze twee bundels gebleven. De bundels werden niet in grote oplages gedrukt dus Fokkema heeft nooit een groot publiek gekend. De weinige aandacht die er was voor de bundels was wel positief. Niet dat ik alle dichters uit het Nederlands taalgebied ken, verre van, maar het maakte me wel duidelijk waarom ik de naam van Fokkema als dichter niet kende. In ‘Je bent mijn liefste woord’ is het gedicht ‘Stof’ opgenomen uit de bundel ‘Het doek van de dag’.

.

Stof

.

Als ik van je dood mag gaan

leg mij dan weg en zeg: het

is zo niets. Strijk de plooien

glad, en laat in godsnaam

bloemen na die niet bestaan.

.

Tot de jonge dichter

Friedrich Hölderlin

.

In mijn vakantie kocht ik een fraai uitgegeven bundel ‘Hölderlin De mooiste gedichten, uitgegeven door Davidfonds/Literair in 2000. Toen ik in mijn blog zocht naar deze Duitse dichter bleek dat ik nog nooit een bericht aan hem gewijd had. Zijn naam werd wel genoemd in verschillende berichten maar een gedicht van hem plaatsen daar was (nog) geen sprake van. En dat terwijl Friedrich Hölderlin (1770-1843) toch niet de eerste de beste dichter was.

Hölderlin schreef in zijn leven vooral (romantische) gedichten maar ook een roman (Hyperion) en een treurspel ‘De dood van Empedocles’ dat hij niet voltooide. Daarnaast vertaalde hij een van de drie grote Attische tragediedichters Sophocles en schreef hij beschouwingen over poëzie, filosofie en esthetiek.

In de bundel staan gedichten van Hölderlin vertaald door Piet Thomas en Ludo Verbeeck verfraaid met prenten van William Blake. De gedichten worden voorafgegaan door een inleiding door Ludo Verbeeck.  De gedichten zijn opgenomen in het Duits en in de vertaling. Ik koos voor het gedicht ‘Tot de jonge dichters’ of ‘An die jungen Dichter’ zoals de titel in het Duits is.

Het gedicht brengt een boodschap van advies en aanmoediging over aan aspirant-dichters. De toon is formeel en de Hölderlin presenteert zijn aanbevelingen met hartstochtelijke ernst. Inhoudelijk richt Hölderlin zich op ‘jonge dichters’, wat suggereert dat het ‘lyrische zelf’ een oudere, ervaren dichter vertegenwoordigt die zijn wijsheid en advies doorgeeft aan de volgende generatie. Hij spreekt van rijping, zowel in relatie tot de jonge dichters als tot hun kunst. Hölderlin benadrukt het belang van bescheidenheid, respect voor de oude meesters en liefde voor de natuur en de mensheid als fundamentele principes voor goede poëzie. Het advies om advies te vragen aan de natuur benadrukt de diepe verbinding tussen natuur en poëzie.

.

Tot de jonge dichters

.

Beste broers! Misschien rijpt onze kunst.

heeft zij reeds lang zoals de jeugd gegist,

in schoonheid wordt zij weldra stil;

wees vroom, want zo ook was de Griek!

.

Hou van de goden en denk als een vriend aan de mensen!

Haat de roes en de vorst! Leer een beschrijf niet!

Zijn jullie bang voor de Meester,

vraag dan de grote natuur om raad.

.

An die jungen Dichter

.

Lieben Brüder! es reift unsere Kunst vielleicht,
Da, dem Jünglinge gleich, lange sie schon gegärt,
Bald zur Stille der Schönheit;
Seid nur fromm, wie der Grieche war!

.

Liebt die Götter und denkt freundlich der Sterblichen!
Haßt den Rausch, wie den Frost! lehrt, und beschreibet nicht!
Wenn der Meister euch ängstigt,
Fragt die große Natur um Rat.

.

De pisang

Patty Scholten

.

In 2018 schreef ik al eens over de mooi vormgegeven bundel ‘Album van de Indische poëzie’. Naar aanleiding van dat bericht heb ik nog met de zoon van de dichter Tj. A. de Haan gecorrespondeerd wat leidde tot een nieuw bericht over deze dichter. En nu ben ik dan in het bezit gekomen van deze bundel. Alle reden om hier nog eens een gedicht uit te delen.

Al bladerend kwam ik een aantal prachtige illustraties tegen van onder andere kruidnagel (Tjengkeh) en een tros bananen (Pisang). Bij deze laatste staat een gedicht van Patty Scholten getiteld ‘De pisang’. Bij de illustratie en het gedicht staat een voetnoot die ik je niet wil onthouden: “De hedendaagse Christenen in Syrië en Egypte houden ze eendrachtig voor de vrucht, daar aan onze moeder Eva de eerste zonde heeft begaan. Wijl de vrucht het mannelijk lidt verbeeld, door welkens gezicht Eva in een zo sterke begeerte is aangezet geweest. Zij noemden de banaan Pomum Paradisi”. Dit komt uit het Amboinsch Kruid-boek van Georg Everhard Rumpf (1627-1702), beter bekend als Rumphius uit 1741-1750.

Patty Scholten (1946-2019) was stripauteur (als Patty Klein, haar meisjesnaam) en dichteres (als Patty Scholten). Zij kreeg haar opleiding bij Toonder Studio’s en heeft scenario’s geschreven voor een groot aantal Nederlandse stripverhalen. In 1995 verscheen haar eerste bundel ‘Het Dagjesdier’ met 44 dierentuinsonnetten. Daarna volgden nog zeven andere bundels. Over de 17e-eeuwse koopman voor de VOC en natuuronderzoeker Rumphius verscheen in 2000 de bundel ‘Een tuil zeeanemonen’ waarvoor ze voor de VSB poëzieprijs werd genomineerd. Uit die bundel komt het gedicht ‘De pisang’.

.

De pisang

.

Een grap, een uitglijder, maar een traktatie

zowel voor baby als voor baviaan.

Zo tonen mens en aap, rond de banaan,

weer even broederschap en correlatie.

.

De kleur is een subtiele demonstratie

hoe geel en bruin en blank goed samengaan.

De telers echter zijn Javaan of Indiaan,

hun bazen meest het blanke deel der natie.

.

Bij Rumphius lees ik dat de banaan

de vrucht is waar de erfzonde op steelt,

waar Eva iets intiems mee heeft gedaan.

.

‘Wijl die het mannelijk lid verbeeldt,

door welk zij in begeerte is aangezet.’

.

Nu is er ook komkommer en courgette.

.

De geit

Dubbelgedicht

,

Over dieren zijn vele gedichten geschreven. In de bundel ‘Het Grote Dieren Gedichten Boek’ samengesteld door Guus Luijters uit 2007 staan er vele honderden. Daar nam ik een gedicht van Kees Stip (1913-2001) uit met de titel ‘Op een geit’. In de bundel ‘Voor jou mijn lief’ uit 2000 van de Franse dichter Jacques Prévert (1900-1977) in een vertaling van Wim Hofman staat dan weer het gedicht ‘Wolken’ waar de geit eveneens een hoofdrol speelt.

Twee heel verschillende gedichten, de een luchtig, de andere zwaarder maar met een overeenkomst. In beide gevallen worden aan de geiten menselijke eigenschappen toegedicht.

.

Op een geit

.

Een geit heeft laatst in Duivendrecht

een porseleinen ei gelegd,

zo sierlijk, dat het zelfs te Sèvres

beschouwd wordt als een oeuf de chèvre.

‘Ik heb al leggend’, zegt zij zacht,

‘heel diep aan iets heel moois gedacht.’

.

Wolken

.

Ik ging mijn wollen truitje halen en het geitje

kwam achter mij aan

het grijze geitje

het is niet zo wantrouwig als de grote geit

het is nog maar klein

.

Zij was ook nog maar klein

maar er was iets in haar wat sprak

wat zo oud was als de wereld

Verschrikkelijke dingen wist ze al

bijvoorbeeld

dat je wantrouwig moet zijn

En ze keek naar het geitje en het geitje keek terug

ze had zin om te grienen

het geitje is net als ik

zei ze

een pietjes vrolijk, een pietsje triest

Daarna glimlachte ze

en begon het te regenen

 

.

De komst van de koning

J. Eijkelboom

.

Afgelopen weekend las ik het heerlijke boekje ‘Kleine koning December’ van Axel Hacke (1956), met illustraties van Michael Sowa en vertaald door Toon Tellegen. Het is een kinderboek uit 1999 dat eigenlijk misschien wel vooral voor volwassenen is geschreven. Het boekje gaat over een man in een huis en in de muur van dat huis woont koning December.  In de wereld waar hij vandaan komt, achter de muur, word je oud geboren en dan word je steeds kleiner, totdat je kamerheer je ’s ochtends niet meer in je bed kan vinden. Als je geboren wordt weet en ken je alles wat je nodig hebt: lezen, schrijven, computeren, zakenlunches afwerken. En naarmate je ouder (en dus kleiner) wordt vergeet je steeds meer en uiteindelijk verdwijn je. Gelukkig is er in de kamer van de koning een kast met dozen met dromen. tot je zo klein bent dat je verdwijnt.

Een heel fijn boekje dat je her en der nog in tweedehandswinkels kan kopen. De vertaling van Toon Tellegen (1941) is alsof hij het zelf geschreven heeft (qua toon en fantasie). Ik schrijf dit niet zomaar. Vaak maak ik iets mee of denk ik ergens aan, lees ik iets of zie ik iets in een film of op televisie wat me doet denken aan een gedicht dat ik ooit ergens las. In dit geval was het aan een gedicht over een koning. Het was even zoeken en nadenken maar ik heb het gedicht gevonden. Het betreft hier een gedicht van J. Eijkelboom (1926-2008) en de titel is ‘De komst van de koning’.

Ik las het in ‘Tot zo ver’ de meeste gedichten uit 2002. Het verscheen oorspronkelijk in de bundel ‘Het arsenaal’ uit 2000.

.

De komst van de koning

,

De ratelende wielen in de verte

en het veelvuldig hoefgeklop.

Dan, dichterbij, de splinters licht

die van de zwarte spaken ketsten.

.

Ik was het kind dat als gestorven

neerviel van vaders schouders

in moeders armen. En dat bleef leven

tot alle sjerpen waren verbleekt,

de vorst in statie opgeborgen.

.

In een andere wereld

Toon Tellegen

.

In mijn vakantie mag dichter Toon Tellegen (1941) natuurlijk niet ontbreken. Het gedicht ‘In een andere wereld’ nam ik over uit de bundel ‘Gedichten 1977-1999’ uitgegeven in 2000.

.

In een andere wereld

.

In een andere wereld

zien mensen de liefde niet

lopen er rakelings langs, druk pratend over genade

en de onvolkomenheid van de haat –

.

de liefde loopt ze achterna

.

In de schemering blijven ze staan.

Ze spitsen hun oren:

iemand die is verdwaald? Een sluipmoordenaar?

Ze kijken om zich heen, ze grijpen een mes,

ze houden een vinger op hun lippen.

.

In een andere wereld

staat de liefde in een portiek –

.

verraadt zich niet.

.

Vakantiegedichten

Mustafa Stitou

.

De komende week heb ik een korte vakantie vandaar dat ik elke dag een vakantiegedicht zal plaatsen zonder al teveel tekst en uitleg. Vandaag nog een laatste wat uitgebreidere blogpost. Over een gedicht van Mustafa Stitou (1974) getiteld ‘Het orakel uit Zalk’.

Klazien uit Zalk was een hoogbejaarde NCRV-coryfee die huismiddeltjes paraat had voor alle denkbare kwalen en situaties. Over dit gedicht zegt Stitou in een interview in De Groene Amsterdammer van 1998: “Het gedicht “Het orakel van Kleusien”  (dat blijkbaar in de uiteindelijke versie toch ‘Zalk’ is geworden) is een bewerking van een column van haar in de Flevopost. Kleusien, dat is Klazien uit Zalk.”

Het gedicht ‘Het orakel uit Zalk’ komt uit de bundel ‘Mijn Vormen & Mijn Gedichten’ uit 2000. Hierin zijn zijn debuutbundel ‘Mijn vormen’ uit 1994 en ‘Mijn gedichten’ uit 1998 samengevoegd.

.

Het orakel van Zalk

.

Hooor de wind
geselt
de grote
note-
boom op het gazon
in huis
zingt de ketel van
de cv
uit volle borst
mee

Zie
de wind snijdt
de kopjes
van bolgewasjes af
de geschubde kattepelzen vertellen
die wind houdt aaan

Strooi beschermend materiaal!
Dicht buitenhokken!
Bescherm dieren de kousenvoeten
– iets slaolie –
zorg voor drinkwater en
met een scheutje melk erin bevriest het ietsmindergauw!

Denk ook aan
eenzame
eenzame mensen.

.

Croix de vache

Frans Vogel

.

Frans Vogel (1935 – 2016) was copywriter, fotomodel, columnist, beeldend kunstenaar, schrijver, provocateur, bon vivant en vooral: dichter. Als beginnend dichter kwam hij in contact met Cornelis Bastiaan Vaandrager en Hans Sleutelaar, die in die tijd samen met Armando en Hans Verhagen de Nederlandse poot van het literaire tijdschrift Gard Sivik hadden opgezet.

Hij publiceerde de dichtbundels ‘Te gek moment & andere gedichten’ (1996), ‘Het onaandoenlijk hart (72 bpm)’ (2000) en ‘Gelukkig maar’ (2008) en deed die zelf in de kroeg van de hand. Het rauwe grotestadsleven, en dat van Rotterdam in het bijzonder, was bij alles wat hij produceerde zijn voornaamste inspiratiebron. Wim Brands noemde hem dan ook in 2015 de enige echte stadsdichter van Nederland.

In 2017 werd de tweejaarlijkse Frans Vogel Poëzieprijs in het leven geroepen, bestemd voor een jonge dichter die getuigt van verwantschap – bewust of onbewust – met Vogels dichterschap. Het prijzengeld bedraagt 1.500 euro plus een beeldje van kunstenaar Cor Kraat. Winnaars van de Frans Vogel Poëzieprijs zijn Lillian Zielstra, Dominique de Groen en Daniël Vis. Zeer binnenkort wordt de prijs opnieuw uitgereikt. De jury van de prijs bestaat dit jaar uit Alek Dabrowski, Arjen Duinker en Leonor Faber-Jonker.

In literair tijdschrift Passionate, jaargang 3 uit 1996 stond het gedicht ‘Croix de vache’ wat een mooi voorbeeld is van de poëzie van Vogel.

.

Croix de vache

.

Een vaste hand,
een scheermesje,
een scheutje Chinese inkt
en het voorhoofd van een
weerspannig wicht:
meer kwam d’r niet
voor kijken, mocht ik
die pooier toen geloven.
.
Of het moest zijn
[‘Heb anders altijd nog
in een kapsalon gestaan!]
wat vervolgens zijn incisies
weer aan het zicht onttrok:
ponyhaar.
.
In middels alweer jaren
in peroxyde-zilvergrijs
sluik neervallend boven
het craquelé rond
de ogen   de mond
van een besje.
.
Incidenteel
te signaleren
aan een tafeltje
in een tearoom –
fragiel maar monter
achter haar cappuccino
met een Cointreau d’rbij.
.
.

Liedjes voor Lesbia

Catullus

.

Gaius Valerius Catullus (84-54 voor Chr.) is de grote Romeinse liefdesdichter die zijn roem vooral dankt aan de gedichten die hij schreef voor zijn muze Lesbia. Lesbia was een tien jaar ouderem knappe maar lichtzinnige mannenverslindster. Hoewel Catullus Lesbia aanbad, tegelijkertijd haatte hij haar om dat laatste. Hij beschrijft dit in het gedicht ‘odi et amo’ waarvan de vertaling luidt: “Ik haat en ik bemin. Waarom ik dat doe, vraag je misschien. / Ik weet het niet, maar ik merk dat het gebeurt en ik word gefolterd”.

Net zo beroemd als zijn liefdesgedichten zijn misschien wel zijn spotdichten. De schuttingtaal in deze polemische gedichten, satires en persoonlijke aanvallen hebben in preutsere tijden geleid tot een ban op het verschijnen hiervan. In 2000 verscheen bij uitgeverij Atheneum in een vertaling van Paul Claes de bundel ‘Liedjes voor Lesbia’. In de bundel naast de vertaalde gedichten een uitvoerig hoofdstuk met aantekeningen van Claes en een korte beschrijving van het leven van Catullus. Om de beide kanten van zijn dichterschap (de liefdesgedichten en de spotdichten) te illustreren hier twee gedichten uit de bundel.

.

Poëtische pretentie

.

Lullius bestijgt de Muzenberg,

maar de maagden flikkeren hem

er met de mestvork weer af.

.

Geluk

.

Wie een vurige wens

onverwacht in vervulling

ziet gaan, is dolblij.

.

Ik voel me dan ook meer

dan verguld, Lesbia,

nu jij mijn wens vervult

.

en onverwacht bij me

terugkomt: een dag om

nooit meer te vergeten!

.

Wie is gelukkiger dan ik,

wiens leven kan zaliger

heten dan dat van mij?

.