Site-archief
Bloed
Naomi Shihab Nye
.
Terwijl ik in de chaos zit van een woonkamer die geschilderd wordt, lees ik in ‘The United States of Poetry‘ uit 1996, dat de schilders uit voorzorg uit mijn boekenkast hebben gehaald omdat het uitsteekt. Het blijft een fijn boek om in te lezen; groot, mooi vormgegeven en vol gedichten van dichters die ik niet ken. En daarnaast ook nog eens uitermate informatief.
Ook dit keer kom ik iets bijzonders tegen (ik lees dichtbundels zelden van kop tot staart, tenzij voor een recensie) namelijk een gedicht van Naomi Shihab Nye (1952). Nye is een Palestijns-Amerikaanse dichter , redacteur, songwriter en romanschrijver . Ze is geboren uit een Palestijnse vader en een Amerikaanse moeder. Op zesjarige leeftijd begon ze met het schrijven van haar eerste gedichten. In totaal heeft ze meer dan vijfendertig boeken gepubliceerd en aan honderden andere boeken bijgedragen. Haar werk omvat poëzie, jeugdliteratuur, prentenboeken en romans. Nye heeft gedurende haar carrière talloze prijzen ontvangen, waaronder de NSK Neustadt-prijs voor kinderliteratuur in 2013 , was de Young People’s Poet Laureate van de Poetry Foundation voor de periode 2019-2022, en in 2024 ontving ze de Wallace Stevens Award en de Texas Writers Award.
In ‘The United States of Poetry’ is het gedicht ‘Blood’ opgenomen. ‘Blood’ of ‘Bloed’ zoals de vertaling luidt, gaat over het eigen identiteitsgevoel van de dichter als Palestijns-Amerikaanse die opgroeide tussen de twee culturen. Het gedicht begint met de spreekster die een paar verhalen uit haar jeugd vertelt. Dit waren momenten waarop haar vader uitlegde wat een “echte Arabier” is. Deze verhalen gingen altijd gepaard met spreekwoordelijke uitspraken of gebeurtenissen. Er waren humoristische momenten in andermans huizen, vreemde ontmoetingen voor hun eigen deur en verschrikkelijke gebeurtenissen die elke verklaring tartten.
Dat laatste is waar de tweede helft van het gedicht zich op richt. Er gebeurde iets dat Nye en haar familie schokte. Ze wendde zich, zoals altijd, tot haar vader voor antwoorden, maar hij had er geen. Vervolgens ging ze naar het platteland rondom haar Amerikaanse huis en vroeg de schapen, de koeien en de lucht wat ze moest denken, doen en wat voor soort persoon ze moest worden.
Een van de redenen dat ik aan dit gedicht bleef hangen terwijl ik in The United States of Poetry’ las was dat, hoewel dit gedicht uit haar bundel ‘Words under the Words; selected poems’ uit 1995 komt, het thema, helaas vandaag de dag nog steeds heel erg actueel is. En dan vooral de gebeurtenis in de vierde strofe, een gebeurtenis ‘waarvan de krantenkoppen stollen in haar bloed’ die helaas na 1995 nog steeds en regelmatig terugkeert in de actualiteit. Hieronder de vertaling van ‘Blood’. Het origineel is hier te lezen.
.
Bloed
.
Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer
Twan Vet
.#
Ik las dat de debuutbundel van Twan Vet (1998) ‘Troostpogingen’ die dit jaar uitkwam het erg goed doet in de verkopen en als liefhebber van poëzie kan je daar alleen maar blij mee zijn. Blijkbaar wordt er dus nog wel degelijk poëzie gekocht (en niet alleen gelezen of geschreven). Van Twan Vet werden er in MUGzine #28 enkele gedichten gepubliceerd. Maar hij werkt al langer als dichter aan de weg. Zo werden zijn gedichten gepubliceerd in onder meer Het Liegend Konijn , Hollands Maandblad en NRC. Hij droeg voor op literaire festivals zoals Crossing Border en Dichters in de Prinsentuin.
En eigenlijk is ‘Troostpogingen’ feitelijk niet zijn echte debuut. Zo verscheen in 2022 ‘DEMarrage’ een poëzie chapbook met Sofie Verraest, in datzelfde jaar ‘Amersfoorts Heimwee’ (gedichten bij foto’s van Cas Oorthuys) en in 2024 ‘Dag stad’ verzamelde stadsgedichten die hij schreef als stadsdichter van Amersfoort in de periode 2021 tot 2024.
In 2021 richtte hij, samen met Sjors Nab en Wijnand Reijmerink, literair tijdschrift Landauer op. In 2023 werd in Landauer een gedicht van mijn hand opgenomen ‘Lijnen‘. In 2021 was Vet Ambassadeur van de Vrijheid van het Bevrijdingsfestival Utrecht. Maar zijn grootste bekendheid kreeg hij na optredens bij Eus’ Boekenclub en als deelnemer aan De Slimste Mens, beide in 2025.
Lezend in zijn bundel ‘Troostpogingen’ kwam ik bij het gedicht ‘Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer’ een gedicht dat vet schreef nadat eind 2024 bekend werd dat Minister Faber deze cynische borden had willen laten plaatsen bij AZC’s. Zover is het gelukkig nooit gekomen maar het gaf Vet genoeg inspiratie voor dit gedicht.
.
Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer
.
Wij wisten het land te liggen, kruisten hoopvol
een plaatsnaam aan en besloten om te gaan.
.
Alles wat we in de haast konden verzamelen
namen we mee: kinderen, kleding en elkaar.
.
Met elke kilometer leken we iets van thuis
te vergeten: hoe het licht viel in de straten,
.
de geur van onze pasgewassen lakens,
de taal die we met vrienden spraken.
.
Na zeven taaie dagen kwamen we ergens aan-
er stond alleen een spandoek voor ons klaar.
.
Dochter
Judith Mok
.
Ik sta weer voor mijn boekenkast en pak daar een willekeurige dichtbundel uit zonder te kijken wat het is. Het is ‘Vrouwen dichten anders’ samengesteld en ingeleid door Cox Habbema, uit 2000. Ik open de bundel op een willekeurige pagina (72) en daar staat het gedicht ‘Dochter’ van Judith Mok dat is genomen uit haar bundel ‘Het Feestmaal’ uit 1997.
Judith Mok (1954-2024) is een voor mij onbekende dichter, ik schreef nog nooit over haar en haar naam werd zelfs niet terloops in een blogbericht genoemd. Mok was een multi-talent. Ze was een Nederlandse sopraan, schrijfster en dichteres. Ze verhuisde in haar veertiger jaren naar Ierland en publiceerde romans en andere werken in het Engels. Ze publiceerde fictieve memoires, drie romans en vier dichtbundels. In 1985 debuteerde ze als schrijver en dichter met de dichtbundel ‘Sterkwater’. Hierna volgde nog ‘Materiaal’ in 1991, ‘Het Feestmaal’ in 1997 en ‘Goden van Babel’ in het Engels in 2011.
.
Dochter
.
Ik sta naast je bed
Er zingt iets in mijn oren
alsof je slaap de melodie kent
van toen. Kind, je huid
laat een bloemengeur toe
je bent je vaders gedicht
mijn Ierse roos
je rijdt op wilde paarden
en spreekt je wijze taal.
Ik luisterde naar het sterven
van mijn moeder, terwijl de dood
aan jouw masker begon te kerven.
.
Linda Mence
Oud moedertje, oud besje
.
De uit Letland afkomstige Linda Mence (1992) is dichter, beeldend kunstenaar en een van de redacteuren van het literaire tijdschrift Punctum. Ze behaalde een masterdiploma in grafische kunst aan de Kunstacademie van Letland. Ze debuteerde met de dichtbundel ‘Apļi’ (Cirkels) in 2023 en ontving de Ojārs Vācietis Literatuurprijs voor Poëzie en de jaarlijkse Letse Literatuurprijs voor het beste debuut. Linda schreef ook een gedichtenbundel voor kinderen ‘Kosmoss ir virs bēniņiem’ (De ruimte boven de zolder) die verscheen in 2024. Daarnaast vertaalde ze poëzie van Edgar Lee Masters, Christina Rossetti en anderen. Haar werk is gepubliceerd in de tijdschriften Strāva, Žoklis en Domuzīme, evenals in de internettijdschriften Punctum en Satori.
In tijdschrift Terras, waarvan het laatste nummer geheel gewijd is aan de Baltische literatuur, zijn een aantal gedichten van haar hand opgenomen. Omdat twee van deze gedichten een soort zelfde thema hebben dacht ik ze beide te plaatsen en er dan gelijk een dubbel-gedicht van te maken. Vertaald door de Letse vertaalcel zijn dit de gedichten ‘oud besje’ en ‘oud moedertje’.
.
oud besje
.
het oudje gaat langzaam als een treurwilg
het oudje gaat langzaam als treurnis
langzaam als een roeiboot op een kalme zee
gooit de netten uit
en haalt ze vol zilver op
strooit dat op het dorre gras voor Orrie, Snorrie en Rossie
en klein Miesje Mauw zonder staart
vouwt het netjes op
stopt het in haar zak
opent de deur
en stapt de winkel in langzaam als een kale treurwilg
.
oud moedertje
.
mijn jongens hebben aan mijn borst
vijf generaties lang gehuild
de een kreeg melk, de ander hartstocht
nu met spijt, dan weer beschaamd
druivenranken spruiten uit mijn borst
en strengelen zich tot prieel waar
die jongens oud nu bij de wijnbroden breken en pasteien
als wangen vet op het hart drukken en weer hun rammen offeren
en drinken uit een hoorn op tafel slaan
en dan mijn borst –
de appelen van ooit
wiegen aan hun tak
langzaam heen en weer
.
Onderkoorts
Een recensie
.
De Vlaamse dichter Kris De Lameillieure (1962) publiceerde bij uitgeverij P zijn debuutbundel ‘Onderkoorts’. De bundel, zoals altijd bij P netjes uitgegeven, werd ‘geboren’ onder docentschap van een andere Vlaamse dichter Jana Arns, geen onbekende voor wie dit blog al wat langer leest. Voor dit debuut werden al verschillende van zijn gedichten gepubliceerd in onder andere Het Gezeefde Gedicht, Het Liegend Konijn en De Schaal van Digther. Andere werden in wedstrijden genomineerd (Rob de Vos-prijs 2023, Boontje 2024) of bekroond als winnend gedicht (Sint-Gillis-Waas 2023, Ronse en Sint-Truiden 2024).
Dan de bundel. In 34 gedichten (volwassen verzen zo vermeld de binnenflap) geeft De Lameillieure in 4 hoofdstukken een inkijk in zijn dichterschap. Elk hoofdstuk wordt vooraf gegaan door een gedicht van Miriam Van hee (opnieuw een Vlaamse dichter) uit een van haar bundels.
Een eerste conclusie is dan ook snel getrokken; De Lameillieure omringt zich met niet de minste, en dat legt de lat al gelijk hoog. De opbouw van zijn gedichten is veelal dezelfde: strofen van twee regels en af en toe drie regels of een losse tussenregel. Maar wat verder meteen opvalt is hoe secuur De Lameillieure is in zijn beschrijvingen. Secuur en poëtisch. Het eerste hoofdstuk behandelt het afscheid en de dood. Op een liefdevolle manier, zonder sentiment.
De woorden die De Lameillieure gebruikt zijn zorgvuldig gekozen, dat is steeds het gevoel dat ik krijg wanneer ik de gedichten lees. Woorden met betekenis. Ik noteerde: gebreken, sterven, geslagen, onbewogen, wankel, verwart, voorbijschuift, vervreemd, scheuren in de plooien, de grond is ijl, kleuren verweerd, verwelken, verzinken, vermoeid en gerimpelde kilte. Hier wordt een palet geschilderd door de dichter dat aan de ene kant niets verbergt maar dat onder de oppervlakte de lezer meeneemt in de emoties die de afstand en het afscheid kleur geven.
De combinatie van onalledaagse verbindingen van woorden en hun betekenissen is een terugkerende factor in de poëzie van De Lameillieure. Een voorbeeld is het gedicht ‘Schaduwboksen’
.
Schaduwboksen
.
Herfst hangt uitgeteld in bomen en over muren
kruipt klimop verder dan voorheen terug.
.
Onze woorden met meeldauw bedekt, het blad
kleurloos en verkreukt, rijp voor het containerpark.
.
Wat rest aan oogst is doorgeschoten, het hart
verbloeid, nog goed voor zaad en overwintering.
.
Iemand in de spiegel houdt schijn op, werkt zich in
nepzweet. Een stoot in het ijle, geen weerstand meer.
.
Bij twee gedichten op de site van Meander zegt De Lameillieure: “Mijn bedoeling en hoop was (en is) telkens dat het gedicht het persoonlijke overstijgt en de lezer even kan laten stilstaan. Poëzie is daarbij voor mij niet ‘levensnoodzakelijk’ maar een heel fijn ‘geschenk’. Ze mag mij tot verwondering leiden, tot verbazing en stilte, tot dankbaarheid en dikwijls tot diepe troost. Ik reken ze – in mijn gezonde egoïsme – tot een grote kostbaarheid.”
Uit deze uitspraak en uit de gedichten in de bundel blijkt voor mij dat De Lameillieure zijn lezers en vooral ook zichzelf serieus neemt. In gedichten die qua poëtische elementen misschien hier en daar iets te wensen (of mogelijk te vragen) overlaat, ze zijn vrij in vorm maar vooral in expressie, wordt je als lezer steeds opnieuw uitgedaagd een gedicht te herlezen. Wat er staat bij een eerste lezing is niet noodzakelijk wat er een tweede of derde keer staat. De gelaagdheid en het spel met de taal maken de gedichten in deze bundel volwassen poëzie.
Op het eerste hoofdstuk na lijken de inleidende gedichten van Miriam Van hee in de volgende hoofdstukken wat willekeurig gekozen. Ik weet dat uitgeverijen en dichters graag thematische delen van een dichtbundel willen benoemen, ook als deze er op het eerste gezicht niet zijn. Ik vind dat geen probleem ware het niet dat ik dan toch naar de verbindende factoren op zoek ga. Als die er niet steeds blijken te zijn kan dat een teleurstellende conclusie opleveren. In ‘Onderkoorts’ is dat geenzins het geval. De gedichten zijn als unieke gedichten heel leesbaar en te genieten, ook zonder een leidraad of thema.
De Lameillieure levert met dit debuut een volwassen poëziebundel af, een bundel waarin veel te genieten valt voor de ware poëzieliefhebber. En voor mij geeft dit maar eens weer dat uitgeverij P een goede neus heeft voor dichters van deze tijd. Dichters die poëzie afleveren die een kop en een staart hebben, die niet gedreven worden door allerlei moderne ideeën over poëzie (prozagedichten, vormvereisten) maar gedichten afleveren waarbij je wat langer op kan kauwen en waar bij herlezing steeds nieuwe inzichten verschijnen.
Als voorbeeld het gedicht ‘Gouden uur’ dat is opgenomen in het hoofdstuk dat voorafgegaan wordt door het gedicht ‘Vakantie’ van Van hee.
.
Gouden uur
.
Voor elkaar zijn we klinisch, halen alles uit de kast.
We vegen het huis met een schop, knopen misverstanden
met sisaltouw tot bundels. Het snijdt de bloedtoevoer af
in ons bestand. De spankracht breekt.
.
In de kamer waait stof op bij elke zucht, blijft kleven
op het netvlies. we zeggen dat het wind is, wrijven de ogen
dieper in het rood, krassen op de lens. Kinderen zijn veilig
achter ons de kreukelzones.
.
Op mijn ribben draag ik je naam in blackwork. De inkt
puur en onverdund, de tekening in wervelingen.
Nog elke dag kruis ik jou, plooi mijn vingers in een kom
met barsten, was mij in zwerfkleuren.
.
Charlotte Van den Broeck
Winnaar Boekenbon Literatuurprijs
.
Afgelopen donderdagavond werd bekend dat de Vlaamse schrijver en dichter Charlotte Van den Broeck (1991) de winnaar is van de Boekenbon Literatuurprijs van maar liefst € 50.000,-. Een terechte waardering voor haar werk. In dit geval kreeg ze de prijs voor haar boek “Een vlam Tasmaanse tijgers’ het verslag van een reis die Van den Broeck ondernam uit nieuwsgierigheid naar de Tasmaanse tijger en die voert langs archieven, musea, laboratoria, dierentuinen en natuurgebieden uit 2024.
De jury noemde haar in het juryrapport de dichtende journalist heb ik begrepen van Marianne (van MUGzine) die bij de prijsuitreiking aanwezig was. Ik schreef hier al vaker over Charlotte en haar werk. En na het zien en horen van de, door haar voorgedragen, volledige tekst van ‘Plakboel’ in de bibliotheek van Utrecht afgelopen jaar (iets dat ze tijdens de Nacht van de Poëzie nogmaals herhaalde) is mijn bewondering en waardering voor haar alleen maar gestegen.
Uiteraard feliciteer ik Charlotte met deze prachtige prijs maar omdat dit blog over poëzie gaat (maar lees ‘Een vlam Tasmaanse tijgers’ het is echt heel erg de moeite waard) wil ik hier een gedicht van haar plaatsen. In dit geval het gedicht ‘Nachtroer’ het titelgedicht uit haar gelijknamige bundel uit 2017 die ze opdroeg aan Remco Campert.
.
Nachtroer
Avond
en het breeklicht in je ogen en je kijkt
het breekt oranje op in je ogen het vloeiende licht
waarin ik wist wat ik later nooit zou weten
hoe een woord zomaar
een ander woord kan gaan betekenen
en dat dat alles
buiten hangt de avond steriel en laat al, de lome rook
besluiteloos tussen ons in en je kijkt
en wat dat oproert in een avond, in mij, rode glanzende mieren
honderden, even nog, voor het licht krimpt, de jeuk
de laaiende jeuk van je ogen het laat niet af
ook niet nu het licht al
want op het hellingsvlak tussen nu en straks
wacht ons een kamer zonder muggen of aarzeling
het kan niet anders want boven mij hangt je hand
die me niet aanraakt maar me de mogelijkheid geeft
om mezelf ertegen op te drukken de tomeloze mogelijkheid
om mezelf op te drukken tegen een hand die me niet
aanraakt, maar me de mogelijkheid geeft om
wachten en zwellen
zijn bijna hetzelfde, bij de kniklijn
loopt het in elkaar over wat ik wil
en wat ik weet in het neonlicht
het kleurenspectrum in een regenplas even
is het waar geweest en feloranje
het kan niet anders soms
denk ik nog bij de hand een avond
een mond een schouder een geslacht
en dat het alles
en dat jij de mieren niet en de zwellende kleuren niet
dat kleur maar stof en licht dat nauwelijks nog het licht
de avond feloranje even nog
laat het nog even
tot het licht niet langer tot ook het kijken
niets meer dan de richting van je ogen wordt
.
Omdat ik schrijf
Roger de Neef
.
In 2021 schreef ik over een nieuwe dichter die ik had ontdekt. Voor mij was het een nieuwe dichter, niet voor Vlaanderen, daar was Roger M.J. de Neef (1941) al vele jaren lang een gevestigde naam in de poëzie. Daarna kwamen gedichten van zijn hand terug op dit blog. Een liefdesgedicht, een gedicht over een kindertekening en natuurlijk als deelnemende dichter aan MUGzine nummer 22 (2024).
Bij mijn ontdekking van Roger de Neef schreef ik over hem: “De Neef schrijft een sterk mythische poëzie die de rituele en archetypische dimensies van het bestaan poogt te doorgronden; vooral de plaats van het individu in de maatschappij en zijn afhankelijkheid van het verleden komen hierbij aan bod. Zijn poëzie maakt een hermetische indruk, mede door de vaak duistere beeldspraak en de elliptische of ongrammaticale zegging”.
Maar Roger de Neef heeft ook een geëngageerde kant. In de bundel ‘Wie nu zwijgt moet alles vrezen’ waar ik al eerder over schreef, is in het hoofdstuk dat handelt over het indelen van mensen op basis van huidskleur, het gedicht ‘Omdat ik schrijf’ opgenomen. Nog steeds in zijn geheel eigen stijl maar wel uitgesproken.
.
Omdat ik schrijf
.
Omdat ik schrijf
De dingen aanraak en benoem
Word ik voor een paria aangezien.
.
’s Avonds wanneer ik
Door de straat loop
Voel ik het voluit:
Ik ben dan vollediger
Want mijn lichaam
Bestaat uit vele soorten mensen.
.
Kijk maar
Als ik snel genoeg
Om mijn as wentel
En van continent verander
Worden al hun kleuren
Wetmatig wit als ik
.
Van woede wit.
.
Focus
Bernard Wesseling
.
Nadat ik de bundel ‘Focus’ kocht van schrijver, dichter, slammer en vertaler Bernard Wesseling (1978) ben ik op zoek gegaan naar meer informatie over deze dichter. Mijn eerste bevinding was dat ‘Focus’ uit 2006 de C. Buddingh’ prijs (prijs voor het beste poëziedebuut) won in 2007. Daarna volgden de bundels: ‘Naar de daken’ (2012) die genomineerd werd voor de J.C. Bloem-prijs en’& de dag ligt open als een ei in zijn gebroken schaal’ uit 2016. Zijn laatste dichtbundel ‘Ontkrachtingen en affirmaties’ verscheen in 2024. Naast zijn dichtwerk schreef Wesseling een aantal romans.
Zijn poëzie is vertaald in het Frans, Grieks en Spaans. Hij vertaalt poëzie en proza (vaak samen met punkrocker Jan de Nijs) vanuit het Engels. In de bundel ‘Focus’ klinkt een koortsige stem die vat probeert te krijgen op de chaos in de wereld. Want wat de een verdraagt is de ander te veel. Dat blijkt uit de bijzondere mix van onderwerpen en thema’s in de bundel, zijn vocabulaire, is zeer hedendaags en in de greep van een alomtegenwoordige beeldcultuur. In een recensie wordt dit debuut benoemd als een koortsig, bezwerend poëziedebuut van een groot talent.
Uit de bundel koos ik het gedicht ‘Zen & de kunst van weten wanneer je te veel bent’.
.
Zen & de kunst van weten wanneer je te veel bent
.
Wie in een vulkaangod gelooft denkt twee keer na
voordat hij de grond onder kwat want hij weet
lava kruipt waar het niet kan komen
.
Het is deze steeg, deze engte heeft iets weg van een trechter
mijn blaas steegvormig
.
Een agent die voor agent speelt laat me afknijpen
wat ik ervan geleerd heb
incasseren
.
Ik bel mijn enige zus en spreek het uit:
je bent een prachtmens
en ik meen het ik meen altijd alles dus
waarom dit niet
.
Tegen de hond die ik niet heb: kop dicht mormel!
voordat hij begint te blaffen want die stuurloze herder is echt
.
Mijn laatste Lucky
wat een junk met succes moet weet ik ook niet
.
Lijm
Kurt De Boodt
.
Zo nu en dan ontdek ik een dichter die ik nog niet ken. Zo zat ik in de vuistdikke verzamelbundel ‘Nieuw Groot Verzenboek’ 600 gedichten over leven, liefde en dood, samengesteld door Jozef Deleu uit 2015 (achttiende uitgebreide en herziene druk) te lezen toen ik het gedicht ‘Lijm’ las van de Vlaamse dichter, kunstcriticus en tekstschrijver Kurt De Boodt (1969).
De Boodt studeerde Germaanse Filologie aan de KU Leuven. Naast dichter en kunstcriticus was hij adviseur en tekstschrijver in de beleidscel van het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Tot 1999 was hij hoofdredacteur van het maandblad Kunst & Cultuur. Hij publiceerde de bundels ‘Mal dood lam’ (2024), ‘Wake’ (2019), ‘Ghostwriter’ (2015), ‘Minnezang’ (2011), ‘Waarop de klok ontwaakt!’ (2008), ‘Anselmus’ (2004), ‘Moules belges’ (2002) en ‘En alles staat stil’ (2000).
Levity Peters schreef in zijn recensie van ‘Ghostwriter’ de bundel waaruit ‘Lijm’ werd genomen: “Het enige dat ik proef in deze poëzie is zijn boosheid op anderen, op de domheid van anderen, het machtsstreven van anderen, de onrechtvaardigheid van anderen, de meedogenloosheid, de harteloosheid, hun eeuwige tekort. Ik ga ervan uit dat de haat om het onrecht uit betrokkenheid voortkomt. Ik hoop dat Kurt de Boodt in een volgende bundel wat meer van zijn liefde voor de wereld toont. Er is geen betere.” Hij schrijft dit nadat hij geconstateerd heeft dat er sprake is van een vermoeiende eendimensionaliteit “Niemand lijkt hier een binnenkant te hebben. De dichter zet iedereen als pionnen op zijn speelbord om zo zijn boodschap over te brengen. Als een echte ghostwriter.”
Toch lees ik in het gedicht ‘Lijm’ wel degelijk ook een andere kant van De Boodt. Het gedicht is opgedragen aan Vosje de kater en een In Memoriam voor José Vermeersch (1922-1997) een Vlaamse beeldhouwer en kunstschilder. Oordeel zelf.
.
Lijm
I.M. José Vermeersch en Vosje de kater
.
We kunnen het altijd met minder doen.
.
Zie: het keramische hondje dat de kater nu
van de kast stoot, valt nu op de keukenvloer
in gruzelementen uit elkaar. Onlijmbaar.
.
De maker is al jaren zaliger. Zijn honden
mannen en vrouwen uit gebakken klei
beven op aarde, in huiskamers en musea, na.
.
Hondje overleefde verhuis en ochtendhumeuren.
Het stond hoog buiten bereik van poetsvrouwen
en dochters die te groot werden voor kattenkwaad.
.
Tot de kater zich de kast op joeg en ongelukkig bewoog.
In mijn hoofd snijden scherven geheugensporen open.
Kater kijkt schuldig maar bekomt zienderogen van de schrik.
.
De waarde van kunst hoort emotioneel te zijn.
De waarde van kunst zit in het hoofd van de kijker.
Een onlijmbaar hondje is goed voor de vuilniszak.
.
Terwijl ik dit tik, likt andere kater mijn baard.
O wat genieten poezen toch van het ogenblik.
Genoeg gelikt, rotkater, ik zie mijn beeldscherm niet.
.
We leven niet in musea die kunstwaarden bewaken.
Zo. Hondje staat weer op de kast, gelijmd en wel
van herinneringen aan voor altijd bij elkaar blijven.
.
We kunnen het altijd met minder doen
maar zonder elkaar, dat niet.
.















