Site-archief
Minirap ter overweging
L. Th. Lehman
.
Vandaag sta ik voor mijn boekenkast en daar pak ik, zonder te kijken, de bundel ‘ Zeventiende Nacht van de Poëzie’ uit 1997. Zoals inmiddels bekend sla ik deze bundel dan op een willekeurige pagina open en dan kom je, in dit geval uit bij het gedicht ‘Minirap ter overweging’ van de excentrieke Rotterdamse dichter, danser, surrealist, jurist en scheepsarcheoloog L. Th. Lehman (Louis Theodorus Lehman 1920-2012).
In dit gedicht klinkt kritiek ten opzichte van rap (“maak het maar bebabbelbaar”) en is toch ook grappig. In tegenstelling tot een aantal gedichten in deze bundel staat bij dit gedicht niet waar het uit genomen is, wat mij doet vermoeden dat Lehman het speciaal geschreven heeft voor de Nacht van de Poëzie of nog had liggen.
.
Minirap ter overweging
.
Tafeltje tiktak, klokje bom!
Dingen in de keuken vallen om.
Koekepan pingpong, kopje krak!
Uit door de voordeur, binnen door het dak.
.
Maak het maar, maak het maar,
maak het maar bebabbelbaar.
(te herhalen ad.infin.)
.
Aan het woord
Joost Zwagerman
.
Toen in 2015 bekend werd dat Joost Zwagerman (1963 – 2015), schrijver van poëzie, romans, novellen, verhalen, essays en columns, een einde had gemaakt aan zijn leven, kwam dat voor heel veel mensen als een schok. Ik kende Zwagerman van zijn roman ‘Gimmick!’ uit 1989 waarna ik nog enige romans van hem las voordat ik erachter kwam dat hij ook poëzie schreef. Gek genoeg duurde het vervolgens nog best lang voor ik zijn poëzie ging lezen.
In 2005 verscheen zijn bundel ‘Roeshoofd hemelt’ wat bijzonder goede kritieken kreeg in de pers. Toch waren er ook recensenten die de bundel niet konden waarderen. Zo schreef Edwin Fagel op De recensent “Toegegeven, Zwagerman heeft een taalgevoel waar menig dichter jaloers op zal zijn, en de bundel is goed gecomponeerd. Maar hij is geen dichter en de bundel is op een verschrikkelijke manier mislukt.” In Trouw werd de bundel als een van zijn meest indringende bundels bestempeld. In 2007 kreeg Joost Zwagerman de Paul Snoek Poëzieprijs voor ‘Roeshoofd hemelt’ wat maar illustreert dat er verschillend gedacht werd over de poëzie in deze bundel.
Een deel van de kritiek begrijp ik wel, Zwagerman schrijft in Roeshoofd hemelt’ feitelijk een roman in poëtische verzen. De gedichten zijn wisselend van vorm wat het lezen niet makkelijker maakt. De bundel dient ook chronologisch gelezen te worden want los van elkaar missen de gedichten betekenis en context. Toch zijn er een paar gedichten die wel los van de rest gelezen kunnen worden zoals het gedicht ‘Aan het woord (1)’. Hoewel je kunt afdingen op het poëtisch gehalte van het gedicht (maar wie doet dat bij de poëzie van bijvoorbeeld Jules Deelder, die gelijksoortige gedichten schreef) is de situatie die Zwagerman beschrijft herkenbaar
.
Aan het woord (1)
.
Wilt u uw tas even openmaken?
Uw tas.
Mag ik de bon zien?
De bon.
De kassabon graag.
Dit hier staat dus niet op de bon.
En dit ook niet.
Wilt u met mij meegaan.
Als u nu even meewerkt.
Dat is voor ons allebei het gemakkelijkst.
Die deur door graag.
Hier naar beneden.
Straks komt er iemand bij u.
Weet ik niet.
Meneer. Dat zei ik net. Ik weet niet hoelang.
Nee, langer dan dat. Langer.
.
Zonder mensen geen muziek
Alfred Schaffer
.
Ik weet dat ik nog wel eens kritisch ben op de CPNB, de club die het Nederlandse boek propagandeert. Mijn kritiek richt zich dan vooral op het feit dat de Poëzieweek, die ene week per jaar dat poëzie en dichters in de spotlight staan, niet meer wordt ondersteund door het CPNB. Misschien vraag je je af waarom dat erg of jammer is. Met een landelijk opererende club als het CPNB achter je weet je dat er in alle bibliotheken, boekhandels, op de social media en in de pers aandacht wordt gegenereerd voor poëzie. Zonder het CPNB (en dan vooral de middelen die het CPNB heeft om dit te doen) verword de Poëzieweek en de Landelijke Gedichtendag tot een evenement in de marge. En dat is toch al een vertrouwde plek voor poëzie dus die extra aandacht wordt node gemist. En niets dan lof voor het miniconsortium van organisaties die toch de Poëzieweek op de kaart willen blijven zetten maar het verschil tussen een poëzieweek met de CPNB en zonder de CPNB is pijnlijk groot.
In België is dat anders, daar is het Poëziecentrum als grote landelijke partij betrokken bij alle initiatieven en acties alsmede met de communicatie rondom de Poëzieweek. Als je de website van de Poëzieweek opent en bij de activiteiten kijkt staat pas op pagina 5! de eerste activiteit in Nederland (er staan 12 activiteiten op 1 pagina). Dat zegt genoeg lijkt me. Als het zo doorgaat zal de Poëzieweek in Nederland een kwijnend bestaan tegemoet zien.
Nu wil ik hier niet met zuur en azijn dit bericht eindigen. De CPNB geeft wel aandacht aan poëzie. Niet meer aan de week maar met af en toe een gedicht bij een activiteit door het jaar heen. Zo sturen ze hun partners en stakeholders sinds drie jaar elke december een nieuwjaarsgedicht toe speciaal geschreven voor de gelegenheid. Dit jaar is dit gedicht geschreven door Albert Schaffer (1973) en getiteld ‘zonder mensen geen muziek’. En omdat dit gedicht meer lezers verdient dan alleen degene die bevoorrecht zijn het van de CPNB te mogen ontvangen, deel ik het graag hier met jullie.
.
zonder mensen geen muziek
.
waarom de laatste dag gelijk is aan de eerste
als je zogenaamd verdwaald bent
in een bos, of nachtblind en besluiteloos
tot stilstand komt op een immense kruising
in een supergrote stad waar alles 24/7 open is.
er past veel stilte in een hoofd maar is dit nu
de wereld die verdween, of die zich niet heeft aangediend?
vroeger was je een prinses en wilde je dat alles
goed zou komen, nu was nu dus tekende je
elfjes, schapen, dinosaurussen, honden
en eenhoorns, beren, uilen, alles wat kon praten.
misschien dat je nog eens een lichaam ziet vanbinnen
en een hart vasthoudt, misschien wordt je onthaald
als held door mens en dier omdat je
rijkdom bracht en brandhout, uren lopen verderop.
misschien raak je je eigen nabestaande, ontploft
de ruimte en ontstaan er nieuwe sterren en planeten.
gewoon een liedje zingen, veel te moeilijk
met je dunne, hoge stem maar
toch, wat doet de geest kalmeren
komend jaar. denk daar maar over na
en neem de tijd, gek genoeg heb je geen haast.
.
Het bloed bruist
Peter Goossens
.
De uit Dendermonde afkomstige dichter en kunstschilder Peter Goossens (1957) debuteerde in 2015 met de bundel ‘Madrigalen van strijd en liefde’. In 2017 volgde de bundel ‘Als’ en in 2020 de bundel ‘Laisser-allez’. Ik ken Peter van een optreden bij Ongehoord! en van zijn eerdere bundels Als en Banalitiet van de liefde. Nu heeft Peter opnieuw een dichtbundel gepubliceerd met de titel ‘Het bloed bruist’.
Op het eerste gezicht is dit opnieuw een bundel waar zorg aan is besteed, mooie vormgeving, met een omslag aan de binnenzijde met een goede foto van Peter en mooi stevig papier. Er is geen opdruk op de rug, wat het terugvinden van de bundel bemoeilijkt in een boekenkast. Sla ik de bundel open dan valt me, helaas opnieuw, op dat alle gedichten gecentreerd in de bundel zijn opgenomen en dat de gedichten erg hoog op de pagina beginnen. Ik vind gecentreerde gedichten niet mooi en storend bij het lezen. Ik zie het vaker, vrijwel altijd bij in eigen beheer uitgegeven bundels maar ook uitgeverij Heimdall maakt zich er dus schuldig aan. Voor mij, en dit is mijn particuliere mening, ogen gecentreerde gedichten in een bundel niet professioneel.
Maar genoeg over de vorm, laten we naar de inhoud gaan. Tegenwoordig is het bij veel jonge (en dan vooral vrouwelijke) dichters populair om in hun poëzie een verhaaltje te vertellen. Zo’n verhaaltje hoeft geen urgentie te hebben, het kan overal over gaan (wat meestal het geval is) en dan wordt er taal- en spelenderwijs een draai aan gegeven. Bij Peter is dit geenzins het geval. De poëzie van Peter is rauw, cynisch soms en direct. Uit de gedichten spreekt een zekere teleurstelling en kritiek op de wereld om hem heen.
In zijn poëzie worden ook verhalen verteld maar op een meer prozaïsche manier, het poëtische van de taal is ondergeschikt in zijn poëzie. De lezer wordt ook regelmatig direct aangesproken; (tussen) zinnen als ‘Wat zal het’, ‘Je weet wel’, ‘U weet wel’ en ‘Maar laten we het even anders uitdrukken’ geven aan dat hier gesproken wordt met de lezer. Er is in de hele bundel een bepaalde urgentie om de lezer deelgenoot te maken, aan te spreken, te waarschuwen ook. Alsof je naast hem zit en hij tijdens een voordracht naar jouw kant opkijkt en het tegen je zegt.
De lange gedichten gaan over het leven, de dood, de maatschappij, de politiek, nachtelijke seksuele escapades en zijn soms heel expliciet (zoals in het gedicht ‘Ssssssst …’) zonder echt banaal te worden. Zoals de uitgever schrijft: “De bundel is een meer filosofische benadering over maatschappij en mens, over eenzaamheid en hoe in lelijkheid ook schoonheid zit. Er worden geen onderwerpen uit de weg gegaan.”.
Sommige keuzes begrijp ik niet helemaal, zoals het gebruik van Duitse zinnen in het gedicht ‘Der Tod ist ein Monolog’ maar de gedichten zitten vol gedachten en meningen en zijn daardoor, ondanks dat er poëtisch taal-technisch wat weinig te genieten valt, zeker de moeite waard van het lezen. Maar uitgesproken komen deze gedichten nog meer tot zijn recht. Een aantal gedichten heb ik tijdens een voordracht van Peter mogen beluisteren bij ‘De Groene Fee’ in Breda afgelopen jaar, en dan komt de poëzie van Peter pas echt tot zijn recht.
Voor mij is het op één na laatste gedicht in de bundel ‘Handen’ het meest veelzeggend over Peter de inhoud van de bundel, daarom hier dit gedicht maar dan niet gecentreerd.
.
Handen
.
Ooit waren mijn handen nog jong
onbezoedeld.
Ze streelden over lichamen
en maagdelijk witte bladen.
Ze streelden de wind
verdreven de bitterste schimmen.
Ze streelden zichzelf.
.
Het waren net keurige bloemblaadjes
verkenden de bedding
lieten ogen tranen.
Ze boden herinneringen
vervaagden stoffige spinnenwebben.
.
Op een dag werden we wakker
en leken het vreemdelingen.
Ze zagen er bezoedeld uit
rimpelig, ruw, aangeslagen, gekloofd.
.
Het zijn portretten
en ze redden zich.
Beter nog
het zijn gezegende handen.
.
Vriendendicht
Yahya Hassan
.
Afgelopen woensdag 29 april overleed, door nog onbekende oorzaak, op 24 jarige leeftijd, de Deens-Palestijnse dichter Yahya Hassan (1995 – 2020). Hassan, geboren in Aarhus uit Palestijns Libanese ouders die als vluchteling naar Denemarken kwamen, werd als 13 jarige als probleemjongere uit huis geplaatst. Hij verweet zijn ouders huiselijk geweld, indoctrinatie van het geloof en oplichting van de sociale dienst. Nadat hij uit huis werd geplaatst woonde hij tot zijn 19e in internaten. Daar ontdekte hij over schrijftalent te beschikken.
In 2013 verscheen zijn debuutbundel ‘Digte’ in Nederland vertaald door Lammie Post-Oostenbrink en uitgegeven door de Bezige Bij in 2014 als ‘Gedichten’. Zijn bundel wordt een enorme hit en verkoopt in de eerste weken na verschijnen in Denemarken maar liefst 37.000 exemplaren. In totaal zouden er maar liefst 120.000 exemplaren van de bundel worden verkocht. Hij ontving er de Deense debutantenprijs voor. Een mooier begin van een dichters-carrière kun je je niet wensen zou je denken. Toch verloopt het leven van Hassan stormachtig.
Door zijn ongezouten kritiek op de Islam en de heftigheid waarmee hij tekeer ging tegen zijn vader zorgde ervoor dat hij tal van doodsbedreigingen kreeg uit de hoek van de moslimgemeenschap. Hierdoor moest hij permanent beveiligd worden. In de pers werd hij al snel als ‘Angry young poet’ neergezet en zijn opname in een psychiatrische kliniek bevestigde het beeld van een zeer getalenteerde maar ook getormenteerde dichter. Eind 2019 bracht Hassan zijn tweede bundel uit in Denemarken ‘Digte 2’ die dit jaar ook in vertaling in Nederland zal verschijnen. Hij zelf zal dit niet meer meemaken.
In zijn gedichten combineert Hassan een sociaal maatschappelijke boodschap in rauwe ongepolijste taal met het verhaal van zijn jeugd. Zoals ook in het gedicht ‘Vriendendicht’ uit ‘Gedichten’.
.
Vriendendicht
.
Je broer heeft een tatoeage in zijn gezicht
iemand moet toch de rotklusjes opknappen zeg je
en je loopt rechtstreeks naar het clubhuis
samsam met een kameraad
koopt wat vuurwerk
rijdt de stad in en loopt naar het huis van bewaring
waar je broer vastzit
sinds hij is opgepakt op het vliegveld
je fluit twee keer en hij hijst zich op aan de tralies
zoals hij deed de dag
dat we hier waren om vrolijk kerstfeest te roepen
je steekt een vuurpijl af en roept gelukkig nieuwjaar broer
.

FILE – A Sept. 11, 2013 photo from files showing 18-year-old Danish poet, Yahya Hassan in Copenhagen. Danish police said Tuesday. Nov. 19, 2013 that a man has been arrested for assaulting the teenage poet of Palestinian descent whose poetry is critical of Muslims. Spokesman Ove Bundgaard Larsen said Yahya Hassan was slightly injured in the head when he was attacked from behind at Copenhagen’s central train station on Monday evening.(AP Photo/Polfoto, Jacob Ehrbahn) DENMARK OUT
Dichters over dichters
Wigman en Perk
.
Door de jaren heen ben ik in vele dichtbundels gedichten tegen gekomen van dichters over andere dichters. Vaak betrof het hier dichters die men waardeerde, soms was men gewoon idolaat van een andere dichter, en in weer andere gevallen was men kritisch of schreef men een bepaald misnoegen over een andere dichter van zich af in een gedicht. Daarom leek het me een aardig idee om vanaf nu met enige regelmaat gedichten van dichters over andere dichters hier te plaatsen in een nieuwe rubriek ‘Dichters over dichters’.
Vandaag dus de eerste editie en daarin kiest Menno Wigman (1966 – 2018) de dichter Jacques Perk (1859 – 1881) tot zijn onderwerp. In de bundel ‘Verzamelde gedichten’ in het hoofdstuk Nagelaten gedichten staat het gedicht ‘Bij het graf van Jaques Perk’ dat door Wigman werd geschreven als stadsgedicht in 2012, bij de herplaatsing van de waterhappertjes (kleine groene fonteintjes waaruit leidingwater spuit dat je kunt drinken) in Amsterdam
.
Bij het graf van Jacques Perk
.
Ik hield, m’n beste Perk, nooit heel veel van je werk:
teveel gerijmel voor een nooit bezeten vrouw.
Maar ik vergat dat je slechts tweeëntwintig werd.
en – vreemd dat ik dit denk – als maagd de grond in ging.
Toch blijft je naam zolang men Hollands leest.
.
Je schreef: ‘Schoonheid, o gij, wier naam geheiligd zij.’
Dat vond ik mooi. Maar schoonheid is verschrikkelijk –
zeker als het kan praten. Wie weet hoeveel je nog
had zitten haten in gebeeldhouwde gedichten?
En wat als razernij je rijm ontwrichtte?
.
Het moest zo. Zeker in jouw tijd. De tirannie
van standen, etiquette en sonnetten,
die is voorbij. Alleen de jeugd heeft nu gelijk.
Ooit was ik zeventien en lichtte je me bij:
‘Schoonheid, o gij, wier naam geheiligd zij.’
.
De winter van misnoegen is voorbij.
Zie hoe ik parel in het voorjaar.
Buig je vrij en drink van mij
.
Hier ligt
De kortste Nederlandstalige gedichten
.
Op 30 december 2015 schreef ik een bericht over ‘het kortste gedicht ‘ter wereld’. Na enig speurwerk bleek het gedicht ‘U, nu!’ van Joost van den Vondel, verreweg het kortste gedicht te zijn dat er te vinden was. Op 25 februari 2017 schreef ik over de bundel ‘Het kleinste gedicht’ de favoriete ultrakorte gedichten van Nederland en Vlaanderen, en vandaag alweer over korte gedichten maar nu aan de hand van de bundel ‘Hier ligt Poot, hij is dood’, de kortste Nederlandstalige gedichten.
In de inleiding schrijft Robert-Henk Zuidinga dat een aantal thema’s zich bij uitstek lenen voor ‘een bondige behandeling’. Dat zijn Schimpscheuten en kritiek (vooral op kunstbroeders), Advies en goede raad is er ook een, maar verreweg het meest tot de verbeelding sprekende thema is toch wel Grafschriften. Onze literatuur kent honderden, misschien wel duizenden epitafen, waarvan het grootste deel overigens als grap, sneer of vingeroefening gemaakt is en nooit een grafzerk heeft gehaald, volgens de inleider.
Ik heb een aantal aardige en grappige geselecteerd uit het hoofdstuk ‘Dood en leven’.
.
Madame de Charnières
.
Hier rust Juffrouw Belle
van Tuyle van Zuylen
van Serooskerken
met de rest van haar naam
op de volgende zerken.
Jan van der Hoeven
.
Bedroefd maar dankbaar
.
Bedroefd maar dankbaar staan wij bij dit graf:
bedroefd om het verdriet dat hij ons gaf,
en dankbaar voor die mooie dikke grafsteen.
Die gaat er met geen olifant meer af.
.
Kees Stip
.
Grafschrift
.
Hier ligt Gijs van Amerongen,
In de grond geen kwade jongen.
.
C. Buddingh’
.
Waar zal ik wezen als ik zestig ben:
In diepzee rottend of in zand begraven,
Of zal ik starend stilstaan aan een haven,
De hand gestrekt, zooals ik velen ken…
.
J. Slauerhoff
.
Grafschrift
.
Hier onder legt Luca, die onder and’re zaken
Kon wonderlyk een vers, en leege flessen maken.
.
Francois van Bergen
.
Casanova’s grafschrift
.
hij rust in vrede,
grond in zijn mond,
in deze schede
die hem verslond.
.
Harry Mulisch
.
Gospelsong
.
Elke seconde verandert de wereld
men leeft maar en sterft maar
alsof het niets is en misschien is
het ook wel niets dan wat beweging
waardoor de wereld niet verandert.
.
Riekus Waskowsky
.
Bemoediging
Wolf Biermann
.
De Poëzie van de Duitse dichter en zanger (Karl) Wolf Biermann (1936) staat in het teken van het gedeelde Duitsland. Ook uitte hij fundamentele kritiek op het stalinistische regime van het voormalige Oost-Duitsland in zijn gedichten. Hij wordt dan ook vooral als een politiek dichter gezien.
Zijn vader werd als Jood en verzetsman vermoord in Auschwitz en op 14 jarige leeftijd (wat zijn verdere leven getekend heeft), was hij al lid van de Freie Deutsche Jugend (een communistische jeugdbeweging). In 1953 verhuisde hij op 17 jarige leeftijd naar de DDR. Daar begon hij met het schrijven van gedichten en liederen. In 1963 leidde het stuk Berliner Brautgang tot het eerste conflict met de autoriteiten. Het door hem opgerichte Berliner Arbeiter- und Studententheater wilde dit stuk spelen, dat over de bouw van de Berlijnse Muur handelde. Het mocht niet worden opgevoerd en het theater -een verbouwd cinemazaaltje- werd gesloten voordat de première kon plaatsvinden. In datzelfde jaar werd hij ook geweigerd als lid van de communistische partij van de DDR, de SED.
Nadat in 1965 zijn gedichtenbundel “Die Drahtharfe” en zijn eerste langspeelplaat “Wolf Biermann (Ost) zu Gast bei Wolfgang Neuss (West)” worden uitgegeven in de Bondsrepubliek, verbiedt de DDR-overheid Biermann om nog op te treden, te publiceren of buiten de DDR te reizen. De SED beschuldigt hem van klassenverraad en obsceniteit. Vanaf dat moment komt werk van Biermann dan ook vooral uit in West Duitsland waarna dit clandestien zijn weg vindt naar Oost Duitsland.
In 1976 mag hij voor het eerst weer naar West Duitsland om op te treden. Als hij daar verblijft wordt zijn staatsburgerschap van de DDR ingetrokken en kan hij niet meer terug naar de DDR, ondanks grote protesten van schrijvers, kunstenaars en intellectuelen uit het West en Oost Duitsland.
Biermann zette zijn carrière verder met optreden en nieuwe teksten, waarin hij de DDR op de korrel bleef nemen en tegelijk ook zijn geloof in een vorm van socialisme en communisme tegen het stalinisme uitte. Hij brak later met zijn socialistische overtuiging, terwijl er eind jaren 80 ook een zekere actie-moeheid zichtbaar werd. In de jaren ’90 kreeg hij meer interesse in zijn Joodse roots, treedt regelmatig op in Israël en vertaalt hij Joodse poëzie. Tegenwoordig woont Biermann in Hamburg en is nog altijd actief. Hij ontving meerdere prijzen voor zijn werk zoals de Georg-Büchner-Preis in 1991, en is sinds zijn zeventigste verjaardag in 2006 drager van het Groβes Bundesverdienstkreuz. Ook is hij ereburger van de stad Berlijn.
Uit 1968 het gedicht ‘Ermutigung’ (bemoediging) in het origineel en in vertaling van L. van Summeren.
.
Ermutigung
Du, laß dich nicht verhärten
in dieser harten Zeit.
Die allzu hart sind, brechen,
die allzu spitz sind, stechen
und brechen ab sogleich. Du, laß dich nicht verbittern
in dieser bittren Zeit.
Die Herrschenden erzittern
– sitzt du erst hinter Gittern –
doch nicht vor deinem Leid. Du, laß dich nicht erschrecken
in dieser Schreckenszeit.
Das wolln sie doch bezwecken
daß wir die Waffen strecken
schon vor dem großen Streit. Du, laß dich nicht verbrauchen,
gebrauche deine Zeit.
Du kannst nicht untertauchen,
du brauchst uns und wir brauchen
grad deine Heiterkeit. Wir wolln es nicht verschweigen
in dieser Schweigezeit.
Das Grün bricht aus den Zweigen,
wir wollen das allen zeigen,
dann wissen sie Bescheid
Bemoediging
Jij laat je niet verharden
In deze harde tijd
Die veel te hard zijn breken
Die veel te scherp zijn steken
En breken af meteen. Jij laat je niet verbitteren
In deze bittere tijd
De heersers zullen sidderen
Jij zit niet achter spijlen
Voor jouw verdriet
Toch niet voor jouw verdriet. Jij, laat je niet afschrikken
In deze deze tijd van schrik
Ze willen immers zorgen
Dat we de wapens strekken
Nog voor de grote strijd. Jij, laat je niet verbruiken
Gebruik de tijd van jou
Je kunt niet onderduiken
Wij kunnen je gebruiken
Vooral je energie. We zullen niets verhullen
In deze verhulde tijd
Het groen breekt uit de twijgen
Wij willen dat iedereen tonen
Dan weten zij het ook
.
Met dank aan Wikipedia.
Kritiek
Herman de Coninck
.
Vandaag heb ik, op Herman de Coninck zondag gekozen voor een gedicht van hem uit de bundel ‘Zolang er sneeuw ligt’ uit 1975. Het gedicht is getiteld ‘Kritiek’.
.
Kritiek
.
Gisteren nog vond ik het woord
‘lieveling’uit, en droeg het op een rood
kussentje naar jou. O, schat, zei je,
dat hoefde niet. Maar je liet goed
merken hoe blij je was.
.
En vorige week schreef ik:
‘Ik hou van jou om de manier
waarop je me hoofdpijn bezorgt
en dan erg lief bent voor die hoofdpijn.’
Toen je het gelezen had
kreeg ik een enorme zoen.
Dàt is nog eens literaire kritiek.
.














