Site-archief

De geschiedenis van moeders en zonen

Babs Gons

.

In het Volkskrantmagazine van afgelopen zaterdag staat een boeiend interview met de Dichter des Vaderlands Babs Gons (1971). In alle opzichten interessant maar er was een passage, een uitspraak van Babs, die me meteen trof. Omdat ik me er zo in herken, in waar ik elke dag over schrijf. Ze zegt: “Ik betreur de eenkennige poëzie meetlat die soms wordt gehanteerd. Waarom moet iedereen altijd maar vergeleken worden met Rutger Kopland of Gerrit Kouwenaar? Fantastische dichters, maar er zijn nog zoveel meer dichttradities en dichters met andere achtergronden, stijlen, uit andere tijden, werelden.”

Ik had dit gezegd kunnen hebben, sterker nog, wie goed zoekt zal een uitspraak als deze in min of meer dezelfde vorm tegen kunnen komen op dit blog. Een uitspraak mij uit het hart gegrepen dus. Verderop in het interview zegt ze: “Spoken word wortelt in de jazz, gospels, de Harlem Renaissance, de Beat Poets, de Amerikaanse burgerbeweging. Poëzie en verzet gaan hand in hand. Ken je de Jamaicaanse dub poetry? Linton Kwesi Johnson? Hij maakte in de jaren tachtig messcherpe gedichten over politieke misstanden, fascisme, rassenrellen in Engeland – radicale poëzie.”

Ik herken zoveel van waar ik al jaren over schrijf. En toch weet Babs me ook weer te verrassen. Neem de zin die ze aanhaalt en waarover ze zegt: “Je hoeft soms maar één zin te hebben, om een heel universum te scheppen. Neem de zin van de Amerikaanse dichter Lisa Furmanski: All sons sleep next to their mother, then alone, then with others. Het is een simpele zin, maar de woorden, op deze manier gerangschikt, vertellen een heel leven.”

Alle reden dus om het gedicht waaruit Babs deze zin nam, op te zoeken en hier te plaatsen. Het gedicht ‘The History of Mothers and Sons’ verscheen in 2008 in het tijdschrift Poetry. Lisa Furmanski is een arts en woont in Norwich, Vermont (VS). Haar werk is onder andere verschenen in de Antioch Review , Beloit Poetry Review, Poetry Daily en Poetry International. Eind 2023 verscheen haar eerste bundel (scrapbook) getiteld ‘Tunnel’.

.

The History of Mothers and Sons

.

All sons sleep next to mothers, then alone, then with others
Eventually, all our sons bare molars, incisors
Meanwhile, mothers are wingless things in a room of stairs
A gymnasium of bars and ropes, small arms hauling self over self
.
Mothers hum nonsense, driving here
and there (Here! There!) in hollow steeds, mothers reflecting
how faint reflections shiver over the road
All the deafening musts along the way
.
Mothers favor the moon—hook-hung and mirroring the sun—
there, in a berry bramble, calm as a stone
.
This is enough to wrench our hand out of his
and simply devour him, though he exceeds even the tallest grass
.
Every mother recalls a lullaby, and the elegy blowing through it
.
.

Seizoenen van het leven

Victor Vroomkoning

.

Afgelopen zondag was ik in Rotterdam tijdens de open atelierroute bij de NE Studio’s op het Noordereiland bij vriendin en kunstenaar Marjoke Schulten op bezoek. Zij had een boek liggen in haar atelier getiteld ‘Seizoenen van het leven’ hedendaags getijden- en pelgrimsboek uitgegeven door Intermedi-art kunstzaken uit 2015. In dit boek dat volgens de initiatiefnemer Theo van Stiphout een hedendaags getijdenboek is zonder de christelijke context, omdat deze beter past bij de moderne mens, zijn verhalen, gedichten en kunstwerken van verschillende schrijvers, dichters en kunstenaars bijeengebracht.

Veel van de namen van schrijvers en dichters zijn bekend (van Rutger Kopland, Rudy Kousbroek, Désanne van Brederode, Jan Douwe Kroeske tot Tommy Wieringa en Jan Terlouw) terwijl veel van de kunstenaars waarschijnlijk minder bekend zijn. Waarschijnlijk staat daarom achterin dit stevige boekwerk, dat in seizoenen en maanden is ingedeeld, informatie over de beeldend kunstenaars en verder geen informatie over de schrijvers en dichters.

Ik heb voor een van de twee gedichten van Victor Vroomkoning (1938) pseudoniem van Walter van de Laar gekozen getiteld ‘Wachten op de nacht’ uit het herfstseizoen in de maand september.

.

Wachten op de nacht

.

Vanmorgen was hij nog een spelend kind

in een tuin vol beelden, vanmiddag een

jongleur met toverballen op een marktplein,

in de schemering een hemellichaam aan een

trapeze zonder net, maar met de avond viel

hij uit zijn luchtig leven in het vlees terug

van een schouwer, de twee handen om zijn

kop gevouwen, overdenkend hoe het kind

dat in hem opkwam zoveel plaats innam.

.

Nu dooft hij langzaam uit, soms is er nog

een glimp van helderheid waarin de wereld

oplicht, een gelaat dat bij een naam past,

bij een ding een ander ding totdat het weten

hem ontvallen zal en er geen dag meer kraait.

.

 

Je rug

Rutger Kopland

.

Of ik niet aan Valentijnsdag doe op dit blog? Jawel hoor maar eigenlijk zelden op 14 februari. Dichten over de liefde kan en mag altijd. Dus ook daags na Valentijnsdag. Zoals Rutger Kopland (1934-2012) in zijn gedicht ‘Je rug’ uit de bundel ‘Geluk is gevaarlijk’ een keuze uit de gedichten, uit 1999. Oorspronkelijk verscheen dit gedicht in de bundel ‘Geduldig gereedschap’ uit 1993.

.

Je rug

.

Tot ik je rug zag – alsof je iets wilde met mij

.

daarom streelde ik met mijn ogen je rug
ach, hoe lang al kende ik die

 

ik wilde het niet denken deze gemeenplaats
maar het waren mijn ogen die dachten
alles in ons is geschiedenis alles

 

er moet zelfs een tijd zijn geweest waarin wij
nog niet eens bestonden, zo lang al

 

ik wilde je rug strelen zonder mijzelf te zoeken
onder je huis en ook jou zocht ik daar niet
wij zijn daar onvindbaar

 

liefde is een woord voor iets anders
dan ik zocht, niet de liefde heeft ons gemaakt

 

wij zijn gemaakt met onverschillig aandachtig
geduldig gereedschap, hetzelfde
dat ons weer afbreekt

 

we kennen de zwijgende anatomische prenten
die laten zien hoe het is

 

de witte wervels en ribben en schouderbladen
de witte weerloze krekel
waarmee het begint en ophoudt

 

daarom streelde ik met mijn ogen je rug

.

Zijn jas

Rutger Kopland

.

Uitgeverij Maarten Muntinga gaf van 1983 tot 2012 de befaamde Rainbow pockets uit. De reeks is genummerd en was jarenlang ook herkenbaar aan een duidelijk geelkleurige rug met zwarte letteropdruk. Aanvankelijk werden de Rainbow Pockets uitgegeven als goedkopere herdruk van een reeds bestaand werk dat al een goede verkoop had gekend en waar nog vraag naar was. Later verschenen er ook uitgaven die door uitgeverij Muntinga samengesteld of geredigeerd werden, zoals de bloemlezing ‘Doen en laten’ uit het werk van de dichter Judith Herzberg.

De Rainbow pockets kom ik nog regelmatig tegen in kringloopwinkels en tweedehandsboekenzaakjes. Hoewel het merendeel van de serie proza betreft, zitten er toch ook een aantal poëziepockets tussen. Zo heb ik uit de reeks nummer 172 ‘Doen en laten’ van Judith Herzberg, 662 ‘Vergeet mij niet’ gedichten over afscheid en herinnering, 758 ‘Daar zijn woorden voor’ van Toon Tellegen en 940 ‘Op reis, de mooiste reisgedichten voor onderweg’.

In nummer 662, ‘Vergeet mij niet’ uit 2003, staat een prachtig gedicht van Rutger Kopland (1934-2012) over een nog maar pas overleden vader getiteld ‘Zijn jas’.

.

Zijn jas

.

Mijn vader J was nog maar net

gestorven toen mijn moeder A

zijn nieuwe regenjas voorzichtig

van de kapstok nam. Pas eens,

zei ze, hij was er zo trots op.

.

Daar stond ik dan en voelde

aan de mouwen en bij het sluiten

van de knopen hoe dood hij was

en hoe ver weg mijn jeugd. Oud

en zwak zou ik worden, in deze

plooien zou mijn huid gaan hangen

om mijn knoken.

.

Weggaan

Dubbelgedicht

.

Dit keer een dubbelgedicht met twee gedichten die dezelfde titel hebben namelijk ‘Weggaan’. Het eerste gedicht is van Rutger Kopland (1934-2012) uit de bundel ‘Het orgeltje van Yesterday’ uit 1968. Het tweede gedicht is van Anton Korteweg (1944) en komt uit zijn bundel ‘Comfortabel ongelukkig’ uit 1999.

.

Weggaan

.

Weggaan is iets anders

dan het huis uitsluipen

zacht de deur dichttrekken

achter je bestaan en niet

terugkeren. Je blijft

iemand op wie wordt gewacht.

.

Weggaan kun je beschrijven als

een soort van blijven. Niemand

wacht want je bent er nog.

Niemand neemt afscheid

want je gaat niet weg.

.

Weggaan

.

Als een auto die lang in de regen gestaan heeft

optrekt en wegrijdt, blijft waar hij stond achter

een plek die zich van de rest van de straat

onderscheidt, even nog, tot hij ook nat is

en niet afzonderlijk meer bestaat.

.

Dat is wat blijft als je weggaat.

.

Een lege plek om te blijven

Rutger Kopland

.

In een kringloopwinkel kocht ik in één keer maar liefst drie bundeltjes van Rutger Kopland (1934-2012), vast weggedaan door een liefhebber die zo nodig zijn boekenkast uit zijn huis wilde hebben (foei!). Maar ik ben er blij mee. Het betreft hier de bundels ‘Het orgeltje van Yesterday’ uit 1968, ‘Alles op de fiets’ uit 1969 en ‘Een lege plek om te blijven’ uit 1975.

Deze laatste bundel, of bundeltje (het valt me op dat deze bundeltjes slechts tussen de 27 en 32 gedichten bevatten) is opgebouwd uit gedichten zonder titel maar met een nummer (een romeins cijfer). Het bekendste gedicht uit deze bundel is waarschijnlijk het liefdesgedichtje van vier regels met nummer XIV waarover ik in 2014 al schreef, dat luidt:

.

XIV

.

Ga nu maar liggen liefste in de tuin,

de lege plekken in het hoge gras, ik heb

altijd gewild dat ik dat was, een lege

plek voor iemand, om te blijven.

.

Een ander minder bekend gedicht is het vers met nummer XXVI. Een gedicht over de tijd en daarmee tijdloos. Ingenieus van inhoud, en rollend zoals je van Kopland mag verwachten.

.

XXVI

.

Tijd is nog steeds voor de mensen

een luxe, hij gaat langs de huizen,

vertelt dan de tijd in ruil voor jenever,

die handel is oud als een steen.

.

Niemand die houdt van de man met

de tijd, maar iedereen houdt hem

te vriend, want men weet dat

ieder uur telt en de teller is hij.

.

Wat gisteren was, wat morgen zal zijn

is al eeuwen bekend en verdeeld,

maar vandaag is geheim als tussen

gordijnen een hand zonder lichaam.

.

Over de liefde

Rutger Kopland

.

Vanaf ongeveer begin jaren ’90 geeft  Wolters-Noordhoff de serie Jonge Lijsters voor de basisvorming en de Grote Lijsters voor de Tweede Fase uit. Het zijn bekende romans, verhalenbundels en poëziebundels op een laagdrempelige en eenvoudige manier uitgegeven speciaal voor het voortgezet onderwijs. Boekenpakketten voor het voortgezet onderwijs: het was een gat in de markt waarin ook andere uitgevers zijn gesprongen.

Wanneer je een Lijster ziet dan weet je meteen dat het er een is; vaak een donkere achtergrond met verticaal de schrijver en de titel tegen de boekrug aan gezet en linksboven het gele ‘zegel’ van de Lijstersserie.

Naast vele schrijvers zijn ook verschillende dichters als Lijstere uitgegeven zoals Vasalis, Slauerhoff, Min, Rawie en  Deelder. Maar ook Rutger Kopland zijn bundel ‘Alles op de fiets’.

Lezend in dit bundeltje stuitte ik op het gedicht ‘Over de liefde’ en zoals dat vaak gaat, wist ik meteen dat ik dit prachtige gedicht hier met jullie ging delen.

.

Over de liefde

.

Het is dus gezien

alle voorafgaande argumenten

onmogelijk zonder liefde

te kennen de liefde

te herkennen als

het over de liefde

gaat tenminste

zijn wij zo verdomd

voorzichtig en toch nog

zijn er altijd wel beesten

die toekijken als je

dan eindelijk

.

in het gras

ligt is het dus gezien

de menselijke

natuur

onmogelijk

zonder.

.

 

pseudoniemen

Marieke Jonkman

.

De naam Marieke Jonkman zal je waarschijnlijk niet zoveel zeggen. Maar als je begin jaren negentig van de vorige eeuw actief met poëzie bezig was dan waarschijnlijk wel. Marieke Jonkman is namelijk een pseudoniem van de dichter Anton Ent (1939) wat dan weer een pseudoniem is van de persoon Henk van der Ent (zijn echte naam).

Op zichzelf is het hebben van een pseudoniem als dichter geen noviteit, in de loop der eeuwen zijn er vele dichters geweest met één of meer pseudoniemen. Dichters als Antoine de Kom (Raymond Sarucco), Willem Barnard (Guillaume van der Graft), Christa Widlund-Broer (Anna Enquist), Willem Eduard Keuning (Willem de Mérode), R.H. van den Hoofdakker (Rutger Kopland), Floris van Merckem (Maurice Gilliams), Frederik van Eeden (Cornelis Paradijs), Michael M. Kuijpers (K. Michel), Johan Willem van der Zant (Hans Andreus) en Sylvie Marie (Sylvie de Coninck) zijn ofwel bekend door hun echte naam (na eerst onder pseudoniem te hebben geschreven) of zijn bekend geworden onder hun pseudoniem en dan is hun echte naam vaak (veel) minder bekend. En dit zijn maar een paar voorbeelden, wanneer je als zoekterm pseudoniem intikt op dit blog kom je vele pagina’s blogberichten tegen met dichters met een pseudoniem. Ook ik heb mijn eerste gedicht gepubliceerd onder een pseudoniem (W. Vos).

En dit zijn maar een aantal voorbeelden van Nederlandse en Vlaamse dichters, ook internationale dichters van naam hebben zich bedient van pseudoniemen of zijn bekend onder hun pseudoniem (Pablo Neruda, José Ribamar Ferreira, Wahé Arsèn, Paul Celan, Paul Snoek en Andreas Thalmayr). Wat nog een andere, veel minder voorkomende categorie pseudoniemen is, is het mannelijke pseudoniem voor een vrouwelijke dichter (Petronella Buzing  die onder het pseudoniem Peter Jaspers bekend werd) en het vrouwelijke pseudoniem voor een mannelijke dichter (Anton Ent die bekend schreef onder de naam Marieke Jonkman).

Marieke Jonkman schreef in 5 jaar (tussen 1991 en 1996) 4 dichtbundels waarvan de eerste drie heel succesvol waren. Haar poëzie verscheen in literaire tijdschriften als Maatstaf. Opvallend ook is dat de poëzie van Marieke Jonkman meer aandacht krijgt (recensies) en vaker wordt opgenomen in bloemlezingen. In 1993 maakt Anton Ent bekend dat hij achter dit pseudoniem schuil gaat. In een interview in Trouw uit 1993 gaat Anton Ent dieper in op het hoe en waarom van dit pseudoniem https://www.trouw.nl/nieuws/marieke-jonkman-in-andermans-huid~be8e37a4/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.nl%2F

In Maatstaf 3/4 uit 1994 zijn een aantal gedichten van Marieke Jonkman opgenomen waaronder het gedicht ‘Inzicht’.

.

Inzicht

.

Zo is het echt. Zo zit de woning in elkaar:

Schenk jij voor het bezoek iets in en waarom

moet ik jou dit vragen? Als ik dood ben, heb

ik gestreden, dagelijks, iedere seconde.

.

Afgewezen is de onderstroom en boventoon

van mijn bestaan. Juffrouw Strijdvaardig

legt het af. Legt het nimmer af. Ben. Maar.

.

Ik wil ontspannen vragen: wat wilt u drinken?

het dienblad dragen en geen fooi bedingen

zodra macht explodeert en mannen zingen:

de spiegelvrouw is gastvrouw op dit feest.

.

Hen

Rutger Kopland

.

In de bundel ‘Ik heb de liefde lief’ de mooiste liefdesgedichten uit de Nederlandse en Vlaamse poëzie staan heel veel prachtige, ontnuchterende en romantische liefdesgedichten. Willem Wilmink, samensteller en inleider heeft destijds in 1993 goed werk verricht. Wat ik wel altijd jammer vind aan themabundels is dat ze zo tijdgebonden zijn. Natuurlijk heeft Wilmink zich goed ingelezen en komen de gedichten van dichters die leefden van de 15e eeuw tot nu, maar na 1993 staan er natuurlijk geen nieuwe liefdesgedichten meer in.

Als je, zoals ik, heel veel poëziebundels bezit en een groot deel daarvan zijn themabundels (bijvoorbeeld over liefdespoëzie) kom je dus regelmatig dezelfde gedichten tegen. En ik maak me toch sterk dat er ook na 1993 heel veel prachtige liefdesgedichten geschreven zijn. In ieder geval door mijzelf in de bundel XX-XY, liefdespoëzie https://woutervanheiningen.wordpress.com/2016/01/23/mijn-cadeau-voor-jou/ .

Ondanks bovenstaande kom ik toch nog regelmatig oudere gedichten tegen die ik niet ken en die zeer de moeite waard zijn, ook van het delen op dit blog. Zo’n gedicht is ‘Hen’ van Rutger Kopland. Het gedicht verscheen oorspronkelijk in de bundel ‘Dankzij de dingen’ uit 1989.

.

Hen

.

Terwijl ze in de sneeuw staat valt

de avond, wordt ze steeds meer

.

klein en alleen, groeit om haar

heen de wereld. Ze moet gaan.

.

Het wordt nacht, het raam waarin

ze staat wordt grijs en stil

.

als een oude ets. Ze moet steeds meer

gaan, maar ze blijft.

.

.

Al die mooie beloften

Rutger Kopland

.

Uitgeverij van Oorschot heeft in de afgelopen decennia heel wat dichtbundels uitgegeven in de zo bekende zeer sobere stijl. Omslagen met de naam van de dichter en de titel van de bundel in een steunkleur. Niets meer en niets minder. Tegenwoordig haalt geen uitgever het meer in zijn hoofd om een dichtbundel zo sober uit te geven. Altijd wanneer ik zo’n bundel zie moet ik goed nadenken of ik de titel al heb of niet (dat komt door die zelfde sobere stijl, vaak is alleen de kleur van de omslag een indicatie). Maar deze bundels bieden eigenlijk altijd waar voor hun geld.

De bundel ‘Al die mooie beloften’ van Rutger Kopland (1934 – 2012) in stemmig grijsbruin uit 1978 is zo’n bundel. En hoewel de omslag en de publicatie van uitgeverij van Oorschot als geheel wat gedateerd aandoet, is de inhoud nog steeds springlevend.

Uit deze bundel koos ik het titelloze gedicht dat een mooi weemoedige inhoud kent.

.

Wie zal de vriend zijn van mijn vriendin,

de baas voor mijn hond, het kind in mijn jeugd,

de oude man bij mijn dood, wie zal dat zijn als

ik het niet ben? Jij? Ach kom, jij bent niets

.

dan twee ogen, die zien wat ze zien, jij

bent niets dan het uitzicht: een zon schijnt,

een appelboom bloeit, een stoel staat in

het gras; vreugde, verdriet, weet jij veel,

.

uitzicht, Maar wie zal mijn liefste grijs en

ziek laten worden, er voor zorgen dat de hond

jankt, het kind huilt, en de dood komt? Wie

zal de appelboom laten verkommeren, de stoel

voorgoed laten staan in de regen? Iemand toch

zal moeten zien dat alles voorbij gaat.

.