Maandelijks archief: juni 2019
Liplezer
Vacuüm en ozon
.
De Vlaamse Yves Coussement (1978) studeerde voor ingenieur-architect aan de Universiteit Gent. Hij is designer, beeldend kunstenaar, videokunstenaar en dichter. In 2004 debuteerde hij met de bundel ‘Vacuüm en ozon’ bij Meulenhoff | Manteau. De bundel ‘Vacuüm en ozon, gedichten’ is opgebouwd uit gedichten zonder titel omrand door woorden en teksten die ogenschijnlijk een verband hebben met de gedichten maar na intensievere lezing soms volledig willekeurig zijn en soms heel nadrukkelijk wel bij het gedicht passen. Daarbij komt dat de bundel horizontaal gelezen moet worden. Allemaal heel kunstzinnig maar het komt de leesbeleving niet echt ten goede. De gedichten in de bundel zijn echter wel de moeite waard. Zoals het titelloze gedicht dat begint met het woord liplezer.
.
liplezer.
.
steeds ten dienste van de monoloog
met een verstopte tong.
.
leren lispelen houdt geen steek.
misschien wel de anatomie van gestotter.
.
en wanneer al het overbodige is ingeslikt
wordt alle verloren moeite gevleid.
.
applaudisseert de verliezer binnensmonds.
en vervelt dan de autocue.
.
Ooteoote
Website over poëzie
.
De website http://ooteoote.nl, vernoemd naar Jan Hanlo’s legendarische klankgedicht, is een literaire website met het zwaartepunt op poëzie. Ooteoote houdt graag de vinger aan de pols van projecten waarin literatuur en andere disciplines allianties met elkaar aangaan. Zo besteden ze aandacht aan beeldende kunst, muziek, film en multimedia, waarin de literaire tekst een (hoofd)rol speelt. Tot slot fungeert Ooteoote als een podium waarop bekende schrijvers en aanstormende talenten hun gedichten, vertalingen, korte verhalen, columns, romanfragmenten, interviews, opinies en essays kunnen publiceren.
Ooteoote bevat bijdragen van onder andere Remco Ekkers, Dean Bowen, Erik Lindner, Edwin Fagel en Marije Koens. Een mooi voorbeeld van de creatieve manier waarop Ooteoote kijkt naar poëzie wordt geleverd door Vicky Francken. Zij heeft met een collage techniek een beeldgedicht gemaakt dat bestaat uit gevonden teksten, foto’s en beelden. Het beeldgedicht bestaat uit twee delen.
Het eerste deel bestaat uit een plaatje van een man met een hoed en handschoenen aan die naar ons kijkt. zijn hoofd en borst worden grotendeels aan het oog onttrokken door hangende takken van een boom. Het lijkt erop dat het waait.
Het tweede deel is in alles het tegengestelde. Het plaatje heeft strakke rechte zijkanten, waar het eerste plaatje rafelig uitgescheurd is. In plaats van een zoveel mogelijk bedekte man toont het twee vrouwen in bikini. De vrouwen springen van een rots af in het water. Niet in een ontsnappingspoging, zoals in een film of serie, maar puur voor het plezier, zoals op vakantie, onbezorgd.
Met de teksten in de foto collage wordt deze afbeelding een intrigerend beeldgedicht.
.
Wacht … woorden
Anneke Brassinga
.
De kern van het werk van dichter, prozaïst, essayist en literair vertaler Anneke Brassinga (1948) bestaat volgens Piet Gerbrandy (uit een bericht uit 2015) uit (v)echtlust, geestige dwarsheid en grondeloze melancholie. Paul Demets schrijft over haar in ‘Awater’ uit 2011 dat ze allerlei onheil raakt dat met vergankelijkheid gemoeid is in haar poëzie, maar dat dat bij haar een soort dragelijke lichtheid krijgt. Anneke Brassinga wordt gezien als postmodernistisch dichter maar zelf rekent ze zich tot de surrealisten. Hoe het ook zij, haar werk wordt breed gewaardeerd. Zo kreeg ze voor haar werk de Martinus Nijhoff Vertaalprijs (1978, niet door haar geaccepteerd), de VSB Poëzieprijs 2002 voor de bundel ‘verschiet’), de Constantijn Huygens-prijs (2008) en de P.C. Hooft-prijs (2015), voor haar poëtisch oeuvre.
In 1987 debuteerde Brassinga met de bundel ‘Aurora’ en haar laatste bundel ‘Het wederkerige’ dateert alweer van 2014 . In 1991 verscheen van haar hand de bundel ‘Thule’, uit deze bundel het gedicht ‘wachtwoorden’.
.
Wachtwoorden
.
Ik had me zo geoefend in het wachten
dat ik schrok toen er iemand kwam;
ik had nog nooit van hem gehoord
herkende hem op het eerste woord
zodat ik aan geen wachten dacht.
Twee gorilla’s, Lust en Vraatzucht,
bewaakten van bovenaf de poort;
in een schip gecamoufleerd met lakens
voeren wij de stad in, onder hen door.
Gesloten bleef de tas met taarten,
al jaren uit mijn mond gespaard,
nooit was er tijd, nooit tijd te over
om aan uitstel te ontkomen.
Wij zijn nu zo geoefend in het wachten
dat als een kind het bij ons hoort.
.
Foto: Serge Ligtenberg
De koffer
John Ashbery
.
In 1977 staat Poetry International in het teken van de koffer, symbool van het reizen. Naast de gebruikelijke poëzie en dichters uit vele landen is er een tentoonstelling van oude reiskoffers. In 1977 staat de Amerikaanse dichter John Ashbery op het podium in Rotterdam. Ashbery (1927- 2017) werkte van 1955 tot 1965 voor The New York Herald Tribune in Parijs als kunstcriticus. Na zijn terugkeer in de Verenigde Staten werkte hij als docent Engels en was hij ook daar kunstcriticus. Ashbery was een avant-gardistisch dichter.
Ashbery’s vroege werk werd sterk geïnspireerd door door het werk van Auden, alsook door de obscure Franse surrealistische dichter Pierre Martory. Later werd zijn werk steeds meer modernistisch. In de jaren zestig verkeerde hij in avant-gardistische kringen, met wereldwijd de aandacht trekkende kunstenaars als Andy Warhol en John Cage.
Ashbery’s werk kenmerkt zich door vrije, spontane associatie, waarbij zijn gedichten meestal nauwelijks een echt onderwerp kennen. Hij kan heel vaag en poëtisch zijn over concrete alledaagse dingen, waarbij hij regelmatig de parodie als stijlmiddel gebruikt. Een overkoepelend thema is de relatie tussen chaos en het bewuste menselijk denken en met de kunst in zijn algemeenheid. Hoewel Ashbery vaak beweerd heeft voor een groot publiek te willen schrijven, geldt veel van zijn werk als moeilijk toegankelijk, niet in de laatste plaats door de semantische en linguïstische experimenten in zijn werk.
Uit zijn bundel ‘The double dream of spring’ uit 1970 het gedicht ‘The task’ en in een vertaling van Peter van Lieshout, ‘De taak’.
.
De taak
.
Ze maken zich klaar om opnieuw te beginnen:
Problemen, een nieuwe wimpel aan de vlaggemast
in een voorspelde romance.
.
Rond de tijd dat de zon laag boven het
Westelijk halfrond haar stralen vlijt, de kermis echoot,
Dringen de vluchtende landen onder andere namen bijeen.
Leegte neemt de plaats van vreugde in, en Ieder moet vetrtrekken
Weg, ver weg in de stokkende nacht, want zijn lot
Is vruchteloos terug te keren uit het licht
Voorgetoverd door verstrijkende tijd. Slechts
Luchtkastelen waren het, doorkneed in de kunst het verleden
Te grijpen en met pijn te beheersen. En de weg ligt open
Nu om regelrechtschapen te handelen in deze tijd
Verterende dichtheid waarin hij ooit leerde ademen.
.
Kijk eens naar de rommel die je gemaakt hebt,
Zie eens wat je hebt gedaan
Maar als dat dat al spijt mocht zijn raakt het nauwelijks
De kinderen die na het eten buitenspelen.
Belofte van kussens en meer in de nacht die straks valt.
Ik ben van plan hier wat langer te blijven
Omdat dit enkel ogenblikken zijn, ogenblikken van inzicht,
En omdat getast en gereikt nog moet worden,
Naar uiterst en vurig verlangen dat wegsmelt
Ondertussen, als afstand onder pelgrimsvoeten.
.
The task
.
They are preparing to begin again:
Problems, new pennant up the flagpole
In a predicated romance.
.
About the time the sun begins to cut laterally across
The western hemisphere with its shadows, its carnival echoes,
The fugitive lands crowd under separate names.
It is the blankness that follows gaiety, and Everyman must depart
Out there into stranded night, for his destiny
Is to return unfruitful out of the lightness
That passing time evokes. It was only
Cloud-castles, adept to seize the past
And possess it, through hurting. And the way is clear
Now for linear acting into that time
In whose corrosive mass he first discovered how to breathe.
.
Just look at the filth you’ve made,
See what you’ve done.
Yet if these are regrets they stir only lightly
The children playing after supper,
Promise of the pillow and so much in the night to come.
I plan to stay here a little while
f’or these are moments only, moments of insight,
And there are reaches to be attained,
A last level of anxiety that melts
In becoming, like miles under the pilgrim’s feet.
.
Einde van een cultuurperiode
50 jaar Poetry International
.
Afgelopen donderdag was de start van de 50ste editie van Poetry International in Rotterdam. Alle reden om deze week eens extra aandacht te besteden aan een aantal dichters van internationale naam en faam die in de loop van die 50 jaar optraden tijdens dit prachtige festival. in de loop van die 50 jaar zijn er verschillende keren boeken en bundels uitgegeven waarin de dichters ruimte kregen om hun poëzie te delen met de lezer. Altijd in de eigen taal en in een vertaling.
Ik wil beginnen met de dichter Erich Fried. die al in 1971 optrad tijdens Poetry International samen met 31 andere dichters uit 20 landen. De Rotterdamse dichter Jules Deelder opende toen het festival, een taak die tot 1983 aan een stadsgenoot of inwoner van het Rijnmondgebied was voorbehouden.
Erich Fried (1921 – 1988) was een Oostenrijks schrijver, dichter en essayist van Joodse afkomst. Het grootste deel van zijn leven woonde hij in Engeland. Hij schreef echter steeds in het Duits. In 1938 emigreerde hij naar Londen en werkte daar als arbeider, chemicus, bibliothecaris en redacteur. Fried was een geëngageerd dichter en schrijver, zo publiceerde hij in de jaren 60 twee anti-Vietnam bundels. Ook trok hij, Jood zijnde, de aandacht met zijn uitgesproken atheïstische en antizionistische opvattingen en zijn stellingname tegen Israëls Palestijnenpolitiek.
Uit de bundel ‘Honderd dichters uit vijftien jaar Poetry international’ 1970-1984 het gedicht ‘Einde van een Cultuurperiode’ of Ende einer Kulturepoche’ in een vertaling van Gerrit Kouwenaar.
.
Einde van een cultuurperiode
.
De kampcommandant
een ontwikkeld man
had zijn bekentenis
in het net geschreven
en nog een paar formuleringen
verbeterd
en hier en daar
een kwinkslag ingelast
.
Maar ze lachten niet
en hij zei ten slotte
‘Voor de humor voorzie ik
treurige tijden.’
.
Ende einer Kulturepoche
.
Der Lagerkommandant
ein gebildeter Mann
hatte sein Geständnis
ins reine geschrieben
und einige Formulerungen
noch verbessert
und da und dort
einen Schertz eingefügt
.
Aber sie lachten nicht
und er sagte zuletzt
‘Nun kommen schlechte Zeiten
für den Humor.’
.
Chasing cars
Poëzie in songteksten
.
De teksten van liedjes kunnen heel poëtisch zijn, zelfs als ze rijmen en zelfs als ze uit korte zinnen bestaan. Het nummer ‘Chasing cars’ van Snow Patrol’ is zo’n nummer. Chasing cars is een song van Noord-Ierse alternatieve rock band Snow Patrol . Het werd uitgebracht als de tweede single van hun vierde studioalbum, ‘Eyes Open’ (2006).
Zanger Gary Lightbody schreef naar verluidt het lied toen hij nuchter werd na een overvloed aan witte wijn , in de tuin van producer Jacknife Lee in Kent . In het liedje heeft zingt Lightbody eenvoudige melodie begeleid door gitaren, die een steeds groter crescendo krijgt . In een interview met ‘Rolling Stone’ zei hij over Chasing cars: “Het is het zuiverste liefdeslied dat ik ooit heb geschreven. Er is geen mes-in-de-rug-draai. Toen ik de tekst teruglas, dacht ik,” Oh, Dat is vreemd.’ Alle andere liefdesliedjes die ik heb geschreven hebben een duister randje. ” De uitdrukking “Chasing Cars” kwam van de vader van de zanger, verwijzend naar een meisje waar Gary dol op was: “Je bent als een hond die achter een auto aanjaagt. Je zult hem nooit vangen en je zou gewoon niet weten wat je ermee moet doen Als jij deed.”
Chasing cars is ook een positief lied over vrijheid en het leven.
.
Chasing cars
.
Everything
On our own
Anything
Or anyone
If I just lay here
Would you lie with me and just forget the world?
How to say
How I feel
Are said too much
They’re not enough
If I just lay here
Would you lie with me and just forget the world?
Before we get too old
Show me a garden that’s bursting into life
Chasing cars
Around our heads
To remind me
To find my own
If I just lay here
Would you lie with me and just forget the world?
Before we get too old
Show me…
.
Het groot karkas is lek
De muze op reis
.
De CPNB (Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek) heeft een lange traditie van het uitgeven van boeken en bundels naar aanleiding van campagnes rondom dat zelfde Nederlandse boek. Denk aan de Boekenweek, Nederland Leest! en de Poëzieweek). In de jaren Tussen 1949 en 1964 verschenen ter gelegenheid van de Boekenweek uit de schoot van de commissie voor de propaganda van het Nederlandse boek (dat was de naam van de CPNB destijds) en uitgegeven door de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, de serie ‘De muze’.
Ik heb een groot deel van deze serie en mijn laatste aanwinst is het tweede deel uit 1950 ‘De muze op reis’ zijnde een bloemlezing van verzen handelend over de reislust, de reisangst, de uitreis, de thuisreis en de reiziger zelf. Bijeengebracht en ingeleid door Han G. Hoekstra en Victor E. van Vriesland. Toegevoegd op de titelpagina is nog de zin ‘Boekenweek-uitgave voor jonge mensen’ wat ik dan wel weer aandoenlijk vind.
Een van de gedichten in deze bundel is geschreven door Jan van Nijlen (1884-1965). Volgens het bijschrift bij zijn naam was hij in 1950 de grootste levende Vlaamse dichter. Jan van Nijlen debuteerde in 1906 met de bundel ‘Verzen’. Hij ontving een drietal Staatsprijzen in België voor zijn werk en in 1963 ontving hij de Constantijn Huygensprijs. In 1914, na de val van Antwerpen, kwam hij in Den Haag wonen en was er bevriend met Van Eyck, Bloem, Greshoff en Buning. In 1918 keerde hij terug naar België en werd daar benoemd tot directeur van het Ministerie van Justitie.
Het gedicht dat is opgenomen in de bundel ‘Bericht aan den reiziger’ is aangebracht in het Centraal Station van Antwerpen. Lees daarvoor mijn bericht van 18 augustus 2013 https://woutervanheiningen.wordpress.com/2013/08/18/bericht-aan-de-reizigers/ . Om niet in herhaling te vallen heb ik hier voor een ander gedicht gekozen van Jan van Nijlen met de titel ‘Het oude zeilschip’ om toch in de reissfeer te blijven.
.
Het oude zeilschip
.
Het oude schip, met *opgegeide zeilen,
ligt in het dok: het groot karkas is lek.
Blank tegen hemels grauwe en lage *wijle,
vliegen de meeuwen om ’t verlaten dek.
.
Eens luidde blij ’t signaal van zijn vertrek,
en ’t heeft gedanst, de duizend, duizend mijlen,
op de oceaan een kleine, witte vlek.
Thans is het oud: verroest zijn ankers, bijlen…
.
Graniet en marmer heeft het meegebracht,
*steevnend door ’t woeste, noordelijk kanaal,
of gleed droomstil door eevnaars lichten nacht,
.
*belaân met vruchten, specerij en kruiden.
Nu ligt het stil, onzegbaar droef en kaal,
maar nog met kleur en geuren van het zuiden.
.
Zomerpodium Ongehoord!
Jacobustuin Rotterdam
.
Op zondag 7 juli is er na een tijd stilte rondom stichting Ongehoord! weer een poëziepodium en wel in de mooiste binnentuin van Rotterdam, de Jacobustuin. Voor wie de tuin niet kent verwijs ik je graag door naar de website van ongehoord! https://stichtingongehoord.com/ die opent met een foto van de Jacobustuin in een eerdere editie.
Natuurlijk zijn er weer bijzondere dichters te beluisteren en bekijken. Zo komen uit Rotterdam de dichters Daniél Dee (voormalig stadsdichter van Rotterdam), Dirk Kroon, Karin van Kalmthout en Anna Borodikhina naar de tuin en verder Evy van Eynde (uit Vlaanderen), Alex Gentjens (Deventer) en Frans Terken (Leiden). Uiteraard is er een open podium. Hiervoor kun je je ter plekke opgeven bij de presentator Maiko.
Zondag 7 juli is de tuin open vanaf 12.00 uur, er zijn drankjes en hapjes verkrijgbaar en de toegang is natuurlijk gratis. Om 13.00 uur begint het programma en dat duurt tot ca. 17.00 (met uitloop). We hopen dat iedereen weer naar de tuin komt om te genieten van de sfeer, de plek, eten en drinken en natuurlijk de Poëzie.
Om je alvast in de stemming te brengen een gedicht van de nestor van die dag Dirk Kroon, uit zijn prachtige verzamelbundel ‘Op de hoogte van de vogels’ het gedicht ‘Aan een nieuwe generatie’ dat oorspronkelijk verscheen in ‘Bijna oud’ uit 2011.
.
Aan een nieuwe generatie
.
Ik zal je vertellen
hoe het werkt:
.
je geboortehuis
dat is er niet meer,
.
je gaat nooit meer samen
naar het heerlijke droomland,
.
de mailbox is leeg,
regenvlagen uitentreuren,
.
de telefoon rinkelt
nog maar zelden,
.
de stapel gewisselde
wenskaarten slinkt jaar na jaar
.
en bij de dagelijkse post
vind je alleen een rekening
of bedelbrief van goede doelen
om samen iets gedroomds te bouwen.
Eenzaamheid wil niemand delen.
.
Lees!
Ahmed Aboutaleb
.
In de Volkskrant van zaterdag jongstleden staat een mooi interview met de burgemeester van Rotterdam Ahmed Aboutaleb, over zijn fascinatie met poëzie. Rotterdam, als centrum van de poëzie wat mij betreft, had zich geen beter burgemeester kunnen wensen. Bevlogen en geïnspireerd vertelt de eerste burger van Rotterdam over hoe zijn liefde voor poëzie is ontstaan, en ontwikkeld, wat poëzie voor hem betekent onder andere in zijn huidige ambt en wat zijn plannen zijn met poëzie als hij op een dag geen burgemeester meer is (zelf een bundel uitbrengen).
Uitgeverij Douane (uit Rotterdam) heeft hem gevraagd 50 gedichten uit de wereldpoëzie bijeen te brengen die iets bijzonders voor hem betekenen. Dat heeft geresulteerd in de bundel ‘Lees!’ met daarin gedichten van onder andere Jamal Addine Aloumari, Ingrid Jonker, Günther Grass, Joseph Brodsky, Wendy Cope, Jules Deelder, Sappho, Ester Naomi Perquin, Jopi Hart en Ramsey Nasr. Van deze laatste dichter zegt Aboutaleb in het interview: “Nederlandse voordrachtskunst is zelden mooi. Maar ik moet een uitzondering maken voor Ramsey Nasr. Die kan fabelachtig voordragen.” Elders in het interview zegt hij dat hij van de poëzie ne het engagement is, dat hij niet alleen maar voor de schoonheid van de poëzie gaat.
In het gedicht van Ramsey Nasr (die naast dichter ook onder andere acteur is) ‘Een mooie dag om stilte te verscheuren’, uit de bundel ‘Mi have een droom’ uit 2012, komen wat mij betreft schoonheid en engagement te samen.
.
Een mooie dag om stilte te verscheuren
.
.
















