Site-archief

De Lucifersmerken

Simon Vestdijk

.

Vandaag voor een van mijn boekenkasten gaan staan en zonder te kijken een bundel eruit gepakt. In dit geval betreft het hier de bundel ‘Weerspiegeling’ Bloemlezing uit de Nederlandse poëzie van 1880 tot heden. Dat heden valt mee want het gaat hier om een bloemlezing uit 1971.

Opnieuw zonder te kijken open ik de bundel op pagina 127 en daar staat het gedicht ‘De lucifermerken’ van Simon Vestdijk (1898-1971). Het gedicht komt uit zijn bundel ‘Kind van stad en land’ uit 1936.

.

De Lucifersmerken

.

Zij waren onvergank’lijk waterproof

Geplakt op ’t puntig splinterende plankje;

De prijzen varieerden van een stroef

Stuk stopverf tot alleen maar een bedankje.

.

Desnoods, om een zeer zeldzaam stuk te vinden,

Doken wij in tabakssap, asch  en modder,

Doorzochten kleeren, stijf van verfgeklodder,

Die werklui, schaftend, droogden in den wind.

.

Ik had ’n verzaam’ling haast zonder hiaten:

Er was een Zweed bij met een vuurrood zeil,

Wat grauw door vlekken (van jeneverkwijl,

Misschien wel bloed, of minstens toch zout water)

.

Er loerden leeuwen, en er sloeg de toover

Van somb’re zonnen in citroengeel zwerk,

En voor het al te tamme “Zwaluw”-merk,

Dat moeder kocht, had ‘k slechts verachting over.

.

’t Was geen verzaam’ling voor een rose lintje;

Mij heeft vooral die zeemeermin gespeten,

Die ik niet los  kon krijgen van een vrindje,

Al werd zij snel voor ’n ander spel vergeten.

.

Lang

Willem Wilmink

.

De samenwerking tussen Harry Bannink (1929-1999) en de dichters en schrijver Annie M.G. Schmidt is wel bekend. Zo schreef Bannink bij veel teksten van haar de muziek. Ook de samenwerking met Willem is wel bekend, zij het minder. Samen maakten ze liedjes voor het Klokhuis. Ook voor Sesamstraat schreef hij veel muziek.

Een mooi en bekend gedicht of liedtekst van Willem Wilmink (1936-2003) is ‘Dood zijn duurt zo lang’. Ik nam het over uit de bundel ‘Verzamelde liedjes en gedichten’ uit 2012.

Voor kinderen geschreven maar ook voor volwassenen is dit een troostrijk gedicht. In de categorie Dichter bij de Dood vind ik dit gedicht heel passend. En voor de liefhebbers heb ik de registratie van dit nummer in Tivoli tijdens VPRO Vrije Geluiden uit 2018 ingesloten in dit bericht, gezongen door Tommie uit Sesamstraat.

.

Dood zijn duurt zo lang

.

Het is niet fijn om dood te zijn.
Soms maakt me dat een beetje bang.
Het doet geen pijn om dood te zijn,
maar dood zijn duurt zo lang.

Als je dood bent, droom je dan?
En waar droom je dan wel van?

Droom je dat je in je straat
langzaam op een trommel slaat?
Dat iemand je geroepen heeft?
Droom je dat je leeft?

Maar ach, wat maak ik me toch naar,
het duurt bij mij nog honderd jaar
voor ik een keertje dood zal gaan.

Ik laat vannacht een lampje aan.

.

28 jaar later

Poëzie in Zombiefilm

.

Ik schrijf al vele jaren over poëzie en heb een voorkeur voor momenten en plekken waar je poëzie tegenkomt waar je het niet verwacht. Dat kan werkelijk overal zijn, daar ben ik inmiddels wel achter. En toch word ook ik soms nog verrast.

Zo las ik in een recensie van de Zombiefilm ’28 years later’ een vervolg op de zombieklassieker ’28 days later’ van regisseur Danny Boyle uit 2002, een passage over het gebruik van het anti-oorlogsgedicht ‘Boots’ van Rudyard Kipling uit 1903, uit de bundel ‘The Five Nations’ in deze nieuwe film. Het gedicht verbeeldt de repetitieve gedachten van een infanterist van het Britse leger die tijdens de Tweede Boerenoorlog door Zuid-Afrika marcheert.

Kipling (1865-1936) is een beroemde Engelse dichter en schrijver (van bijvoorbeeld The Jungle Book) die als eerste Brit in 1907 de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg. Zijn gedicht ‘If’  (1910) werd in 1995 door de Engelsen verkozen tot hun favoriete Engelse gedicht. Een ander beroemd gedicht van hem is ‘The white man’s burden’ uit 1899.

Maar terug naar de film ’28 years later’. Volgens de recensent werd de eerste spokenword opname in 1915 opgenomen en is deze opname verder uitgewerkt tot ‘een onder de huid kruipend nachtmerriemantra. Boots-boots-boots-boots moving up and down again.’

Toen ik dit las ben ik uiteraard meteen op zoek gegaan naar dit gedicht. Hieronder kun je het gedicht lezen en naar de opname uit 1915 luisteren.

.

Boots 

We’re foot—slog—slog—slog—sloggin’ over Africa! Foot—foot—foot—foot—sloggin’ over Africa(Boots—boots—boots—boots—movin’ up and down again!) There’s no discharge in the war!

 

Seven—six—eleven—five—nine-an’-twenty mile to-dayFour—eleven—seventeen—thirty-two the day before(Boots—boots—boots—boots—movin’ up and down again!) There’s no discharge in the war!

 

Don’t—don’t—don’t—don’t—look at what’s in front of you. (Boots—boots—boots—boots—movin’ up an’ down again!) Men—men—men—men—men go mad with watchin’ ‘em, There’s no discharge in the war!

 

Try—try—try—try—to think o’ something differentOh—my—God—keep—me from goin’ lunatic! (Boots—boots—boots—boots—movin’ up an’ down again!) There’s no discharge in the war!

 

Count—count—count—count—the bullets in the bandoliers. If—your—eyes—drop—they will get atop o’ you (Boots—boots—boots—boots—movin’ up and down again!) There’s no discharge in the war!

 

We—can—stick—out—’unger, thirst, an’ weariness, But—not—not—not—not the chronic sight of ‘emBoots—boots—boots—boots—movin’ up an’ down again! An’ there’s no discharge in the war!

 

‘Tain’t—so—bad—by—day because o’ company, But—night—brings—long—strings—o’ forty thousand million Boots—boots—boots—boots—movin’ up an’ down again. There’s no discharge in the war!

 

I—’ave—marched—six—weeks in ‘Ell an’ certify It—is—not—fire—devils—dark or anything, But boots—boots—boots—boots—movin’ up an’ down again, An’ there’s no discharge in the war!

.

Kantoor

Monumentale gedichten

.

Uit mijn boekenkast pakte ik dit keer, zonder te kijken, een bundeltje uit 1981. Het is geschreven door Thomas Rap en het gaat over een oudere chef boekhouder, die zijn leven op kantoor op eigen wijze beschouwt. De gedichten zijn eerder beschouwingen en korte observaties dan poëtische  verhandelingen maar alles bij elkaar geeft het een grappig en soms sneu inkijkje in het leven van heren (het zijn allemaal mannen) uit verschillende sociale milieus en salarisklassen.

Thomas Willem Rap (1936-1999) was schrijver en uitgever, toch is dit bundeltje bij Bert Bakker uitgegeven en niet bij zijn eigen uitgeverij Thomas Rap uitgeverij. Hij drukte vooral wat hij zelf leuk vond.

Ik koos, opnieuw zonder te kijken, voor een titelloos gedicht (geen van de gedichten heeft een titel) op pagina 31. De bundel is verluchtigd met tekeningen van Willem van Malsen.

.

Voor de nabestaanden is het natuurlijk

het ergste. Wij van het bedrijf moeten om

twaalf uur allemaal naar de kantine.

Dan wordt de Wit, van de buitendienst,

herdacht. Zèlf zeg ik altijd: ‘Over de

doden niets dan goeds,’ maar die

de Wit… De vraag is wie zijn auto krijgt.

.

 

Kopland en Slauerhoff

Dichter over dichter

.

In de bundel ‘Dankzij de dingen’ van Rutger Kopland (1934-2012) uit 1989 staat een gedicht getiteld ‘In memoriam J.J. Slauerhoff’. In dit gedicht zijn citaten opgenomen uit ‘De ontdekker‘ en ‘Sala Y Gomez’ gedichten van J.J. Slauerhoff (1898-1936).  In het kader van dichters die over dichters schrijven leek me dit een prachtig voorbeeld.

.

In memoriam J.J. Slauerhoff

.

Het was nergens, land was niet

om te zijn, te blijven, te verlaten,

maar om terug te keren en te zien

dat het er nooit was geweest.

.

Land, dat was de droom van land,

van ergens, ‘leeg over de leege zeeën’

heen te gaan, en nooit aan te komen.

.

‘Het heet: het eiland door de zee

bezeten’, dat is het, geboren als steen

onder ‘de steenen goden’, verdiept

in hun hiëroglyphen, hun stenen

.

taal, daar zal het blijven en

verloren gaan, tot stof, tot

wat het ooit moet zijn geweest.

.

Ja

K. Schippers

.

Vandaag is het weer eens tijd voor een liefdesgedicht. Dit keer het gedicht ‘Ja’ van K. Schippers (1936-2021) uit zijn bundel ‘Een leeuwerik boven een weiland’ uit 1980.

.

Ja

.

Ik heb je lief zoals je soms

gelijk een gouden zomerdag bent

nee nee nee

ik heb je lief zoals je bent

nee nee

ik heb je lief zoals

nee

ik heb je lief

.

Kind

M. Vasalis

.

In 2005 verscheen bij uitgeverij Bert Bakker de verzamelbundel ‘Kinderen’ Meer dan honderd gedichten over hun wondere wereld. Verzameld en toegelicht door Willem Wilmink (1936-2003). In deze bundel is een grote variëteit aan gedichten (over allerlei aspecten en omstandigheden van het kind zijn) opgenomen en het aardige van deze bundel is dat Willem Wilmink bij elk gedicht  een toelichting geeft onder het gedicht.

Over het algemeen vind ik dat dichters die onder hun gedichten allerlei informatie geven over het gedicht, de plank een beetje misslaan. Als een gedicht allerlei informatie nodig heeft, schrijf dan geen gedicht maar een artikel, geef info achterin de bundel, of, in het geval van een woord dat onbekend is, werk met een * en zet dan onder het gedicht deze * met de betekenis maar dan in kleine letters. Goed genoeg mening voor nu en hier, terug naar de bundel ‘Kinderen’.

Willem Wilmink schrijft in korte commentaren iets over wat hem is opgevallen, iets over de dichter of de herkomst van het gedicht. Als lezer van gedichten vind ik dit minder vervelend dan het commentaar van de dichter zelf. Ik neem een voorbeeld dat ik tegenkwam en waar ik, met de informatie die Wilmink bij het gedicht geeft, meteen door geïnteresseerd was.

Het betreft hier het gedicht ‘Kind’ van M. Vasalis (1909-1998) dat genomen werd uit haar bundel ‘De vogel phoenix’ uit 1948. In de toelichting schrijft Wilmink: “De bundel waarin dit gedicht staat, De vogel phoenix, droeg de dichteres op aan haar zoontje, dat in oktober 1943 stierf, anderhalf jaar oud. Vasalis heeft me verteld dat deze bundel verreweg de minst verkochte is van de drie die ze schreef, want de mensen gaan verdriet nu eenmaal uit de weg.” Alle reden dus om juist dit gedicht onder de aandacht te brengen want verdriet is een emotie die je nooit uit de weg moet gaan.

.

Kind

.

Er was een lichte warmte boven zijn gezicht,

als van de aarde ’s avonds, als de zon verdween.

En als de wind in een gordijn, ging licht

zijn adem in en uit zijn lippen heen…

.

Hij was het leven, zichtbaar bijna zonder schaal

en niets dan leven, tot de rand geschonken

en zonder smet of schaduw neergezonken

en opgestegen in de broze bokaal.

.

Hoe wijd was nog de doorgang tot het leven

en hoe toegankelijk voor zijn eb en vloed…

Hoe licht en stil en schoon is met de dood

hij op het lege strand alleen gebleven.

.

 

Dag 13

Federico Garciá Lorca

.
In De Tweede Ronde, jaargang 1 uit 1980, zijn een aantal gedichten opgenomen van de Spaanse dichter Federico Garciá Lorca (1898-1936). De gedichten werden vertaald door Dolf Verspoor. Het gedicht ‘Qasida van de liggende vrouw’ lees je hieronder. Qasida is een oud Arabisch woord en een vorm van poëzie , vaak vertaald als ode . De qasida ontstond in de pre-islamitische Arabische poëzie en ging over naar niet-Arabische culturen na de Arabische moslimexpansie.

Qasida van de liggende vrouw

.

Je naakt zien is weer denken aan de aarde.
De aarde glad, van zijn paarden ontdaan.
Zonder een oeverriet, gave gestalte,
dicht voor het komende: zilver de grens.
.
Je naakt zien is de siddering begrijpen
van regen zoekend naar een tere loot,
de koorts der zee met het eindeloos voorhoofd
die nooit de glans zal vinden van zijn wang.
.
Het bloed zal daveren door de alkoven,
stormenderhand met fel fonkelend zwaard –
maar waar een hart van padde ligt verscholen
of het viooltje, zul je nooit verstaan.
.
Je buik is één verwoed gevecht van wortels,
je lippen onomlijnde dageraad.
Onder de lauwe rozen van je slaapstee
wachten de doden kreunend op hun beurt.
.
.

Lieke Marsman

Natalya Gorbanevskaya

.

Afgelopen vrijdag liep ik in de boekenwinkel op zoek naar een cadeautje voor mezelf (van mijn moeder) en daar zag ik ‘Op een andere planeet kunnen ze me redden’ van Lieke Marsman liggen. Ik kocht het en thuis gekomen las ik dat dit boek op die dag pas was uitgekomen. Spiksplinternieuw dus. En hoewel het geen dichtbundel is, werd ik toch aangetrokken door de inhoud. “dit boek is een filosofische trip tot in de diepten van de menselijke geest, afgewisseld met dagboekfragmenten die beschrijven hoe de dood haar op de hielen zit.”

Waarschijnlijk niet helemaal toevallig stond er gisteren in het Volkskrant Magazine een interview met Lieke Marsman (1990) over dit boek en haar situatie. In dit interview wordt geschreven over hoe Marsman op haar 17e een gedicht van Natalya Gorbanevskaya vertaalde (Het gedicht was vanuit het Russisch naar het Engels vertaald en zij vertaalde het naar het Nederlands). Een prima manier, zo vertaalde ik ooit begin deze eeuw het gedicht van Juhasz Gyula naar het Nederlands nadat het door een Hongaarse voor mij naar het Engels was vertaald. Mijn derde bundel kreeg zelfs als titel een zin uit dat gedicht.

Nieuwsgierig als ik ben wanneer ik dit sort verwijzingen lees ging ik op zoek. Natalya Yevgenyevna Gorbanevskaya  (1936 – 2013) was een Russische dichter, vertaler van Poolse literatuur en burgerrechtenactiviste. Ze was een van de oprichters en de eerste redacteur van A Chronicle of Current Events (1968–1982) een van de langstlopende samizdat– periodieken van de post-stalinistische Sovjet-Unie. In 1968 nam ze samen met zeven anderen deel aan de demonstratie op het Rode Plein in 1968 tegen de Sovjetinvasie van Tsjecho-Slowakije. In 1970 veroordeelde een Sovjetrechtbank Gorbanevskaja tot opsluiting in een psychiatrisch ziekenhuis. Ze werd in 1972 vrijgelaten en emigreerde in 1975 uit de USSR en vestigde zich in Frankrijk. In 2005 werd ze staatsburger van Polen. Slechts negen van haar gedichten waren gepubliceerd in officiële tijdschriften toen ze in 1975 de USSR verliet; de rest circuleerde privé ( samizdat ) of werd in het buitenland gepubliceerd (tamizdat).

Ook het gedicht dat Lieke Marsman vertaalde heb ik kunnen achterhalen.

.

Sterven is – de globe omkeren en leven aan de ommezijde,
tegenvoeter worden van de aardbodem en van het kind,
geen berouw meer kennen en verharden in bewusteloosheid,
het verschil vergeten tussen zuster, kind en minnaar.

Sterven is – van een brug af vallen als een lucifer,
die de oceaan op drijft en aanspoelt in het binnenland…
Wie niet gestorven is, weet niets en begrijpt niets,
hij zet een gebarsten glas aan zijn mond, of een gammele fluit.

.

 

De Profundis

J. Slauerhoff

.

Ik ben in het bezit gekomen van de dichtbundel ‘Eldorado’ van J. Slauerhoff (1898-1936) uit 1928.  Ik had al een exemplaar van deze bundel maar dit betreft een eerste druk. En ondanks dat dit boek al bijna 100 jaar oud is, is het goed bewaard gebleven. De harde kaft heeft wel wat sporen van ouderdom en hier en daar is in potlood wat bij de gedichten geschreven maar het geschepte papier is nog in erg goede staat.

Dat Jan Jacob Slauerhoff scheeparts was is wel bekend. Dat hij twee bundels onder pseudoniem schreef van John Ravenswood is minder bekend. Zo verscheen Oost-Azië’ uit het zelfde jaar als ‘Eldorado’ onder dit pseudoniem maar ‘Eldorado’ dus niet. Slauerhoff publiceerde in 1928 een aantal gedichten onder de schuilnaam ‘John Ravenswood’. Slauerhoff schreef in het voorbericht van de bundel ‘Oost-Azië’, dat John Ravenswood, die woonde op het Koreaanse eiland Quelpart, zojuist was overleden. Hij was via omwegen in Korea terechtgekomen, had een aantal verzen geschreven. Hij wilde ze publiceren, maar persoonlijk anoniem blijven. Dus had hij Slauerhoff aanvankelijk benaderd om de verzen onder zijn naam te laten publiceren.

“Hij verzocht mij dus de lading zijner verzen met de vlag van mijn naam te mogen dekken. Hij kon niet meer op andere Hollandsche namen komen” (staat op pagina 3 te lezen). Nu Ravenswood gestorven bleek, zag Slauerhoff geen beletsel meer ze onder diens eigen naam uit te geven. Iedereen doorzag destijds al direct het pseudoniem. Waarom Slauerhoff deze gedichten niet onder eigen naam liet publiceren is nooit geheel duidelijk geworden. Misschien omdat het zijn eerste varensgedichten waren, en als zodanig anders dan zijn “reguliere” oeuvre.

Hoe dan ook, de volgende bundel die Slauerhoff publiceerde zou onder zijn eigen naam zijn. In 1928 ging Slauerhoff varen voor de Koninklijke Hollandsche Lloyd en maakte een aantal reizen naar Latijns-Amerika. Zijn gezondheid ging er iets op vooruit (hij leed aan aanvallen van astma) en zijn literaire productie nam evenredig toe. Tot 1930 publiceerde hij zes gedichten- en twee verhalenbundels. Dit was mede te danken aan een van zijn vrienden, de schrijver en literatuurcriticus E. du Perron. Die hielp hem in 1929, toen Slauerhoff enige tijd verbleef in het Belgische landhuis van de Du Perrons, met het sorteren, corrigeren en bundelen van de grote hoeveelheid teksten.

In ‘Eldorado’ staan dus gedichten die zijn geschreven tijdens zijn reizen naar Latijns-Amerika. Het gedicht ‘De Profundis’ staat op pagina 55. De Profundis is Latijn voor ‘uit de diepte’ en dit is duidelijk terug te lezen in het gedicht. Je kunt je voorstellen dat tijdens de zeereizen Slauerhoff tot een dergelijk gedicht is gekomen. Ook Ida Gerhardt schreef een gedicht met deze titel. Lees dit gedicht hier en vergelijk.

.

De Profundis

.

Waar de zee zwart wordt van diepte en wrakken

Niet verder zinken – vaste sterren worden –

Over der onderwereld plantenhorden

Die plomp als rotsen kiemen, noch vertakken,

.

Wacht – onder wijd en angstig ledig zwijgen,

Als dood diep in een geest die zich niet kent,

En drukt een stilt’, nooit opgeheven dreigen

Der laatste rampen, steeds afgewend,

.

De drenkelingen, die zijn afgedaald.

Zij merken helsch herleefd dat zijn niet mogen

Vergaan, maar eeuwig met gesperde oogen

Een nacht inzien, die opklaart noch vervaalt.

.