Site-archief
Gruwelijke gedichten
Paul Celan
.
Al eerder schreef ik over de dichter Paul Celan (1920 – 1970). Over zijn beroemde gedicht ‘Todesfuge’. Paul Celans ouders werden door de nazi’s vermoord in een Oekraïens concentratiekamp en zelf werd hij als dwangarbeider in een Roemeens werkkamp tewerkgesteld. Dit gegeven werd de belangrijkste leidraad in zijn poëzie. Gedichten die de gruwelijkheid van de oorlog als onderwerp hebben. Na ‘Todesfuge’ (1948) en ‘Mohn und Gedächtnis’ (1952) verscheen in 1955 ‘Von Schwelle zu Schwelle’ met daarin het gedicht ‘Mit wechselndem Schlüssel’. In dit gedicht doet hij opnieuw een poging om te leren spreken na de verstomming van Auschwitz.
Chris van Esterik schreef hierover in het NRC van 22 oktober 1993: “In al zijn gedichten probeert hij steeds weer nieuwe sleutelwoorden uit om de waarheid te ontsluiten. De woorden, voorzien van vele verschillende betekenissen om de kans op het openen van het slot te verhogen, zocht hij met name bij mystici in chassidische geschriften, de kabbala, de bijbel en de natuur. Dat bezorgde hem het aura van een hermetisch dichter, een omschrijving die hij zelf met stelligheid van de hand wees. Hij omschreef zijn werk als “Mehrdeutigkeit ohne Maske’.”
Dat de gedichten van Celan niet altijd eenvoudig zijn of eenduidig mag dan zo zijn, maar zijn gedichten raken je en laten je voelen welke verschrikkingen er plaats hebben gevonden tijdens de tweede wereldoorlog en met name in de concentratiekampen. Zo ook in het gedicht ‘Mit wechselndem Schlüssel’ of ‘Met wisselende sleutel’ zoals de vertaling luidt.
.
Mit wechselndem Schlüssel
.
Mit wechselndem Schlüssel
schliesst du das Haus auf, darin
der Schnee des Verschwiegenen treibt.
Je nach dem Blut, das dir quillt
aus Aug oder Mund oder Ohr,
wechselt dein Schlüssel.
Wechselt dein Schlüssel, wechselt das Wort,
das treiben darf mit den Flocken.
Je nach dem Wind, der dich fortstösst,
ballt um das Wort sich der Schnee.
.
Met wisselende sleutel
.
Met wisselende sleutel
ontsluit je het huis, waarin
de sneeuw van ’t verzwegene woedt.
Naar gelang het bloed opwelt
uit je oog of je mond of je oor,
wisselt je sleutel.
Wisselt je sleutel, wisselt het woord
dat woeden mag met de vlokken.
Naar gelang de wind die jou wegstoot,
balt om het woord zich de sneeuw.
.
Liefde kon maar beter naamloos zijn
Amnesty International
.
In 2000 bracht Amnesty International samen met uitgeverij De Geus de verzamelbundel ‘Liefde kon maar beter naamloos zijn’ uit. In deze bundel, samengesteld door Daan Bronkhorst, zijn 150 dichteressen bijeengebracht van over de hele wereld. De poëzie gaat over het streven naar vrijheid en gerechtigheid, het verlangen naar een betere wereld, de verhouding tussen mannen en vrouwen en de vrouwelijke identiteit. Maar ook over vervolging, onderdrukking en oorlog.
In deze bundel gedichten van de drie enige vrouwelijke winnaars van de Nobelprijs voor de Literatuur Wislawa Szymborska, Gabriela Mistral en Nelly Sachs maar ook van Anna Achmatova, Elisabet Eybers Jana Beranova en Judith Herzberg (en vele anderen). Ruim 300 bladzijden met de meest fantastische poëzie (vertaald in) het Nederlands.
Ik koos voor een dichter die ik niet ken, Taslima Nasrin (1952) uit Bangladesh. Gedurende haar studie medicijnen schreef ze feministische columns. In 1993 werd haar roman ‘Schaamte’ door de overheid verboden omdat die spannen tussen moslims en hindoes zou aanwakkeren. Conservatieve mullahs boden een beloning voor wie haar zou vermoorden. Ze vluchtte naar Zweden en in 1994 kreeg ze van het Europees Parlement de Sacharov-prijs. Tegenwoordig woont ze in Berlijn.
.
Karakter
.
Jij bent een meisje
en dat kun je beter niet vergeten
want als je over de drempel van je huis stapt
zullen de mannen je wantrouwend aankijken
Wanneer je door blijft lopen op het pad
zullen de mannen je volgen en fluiten
Wanneer je het pad oversteekt en de weg op gaat
zullen de mannen je beschimpen en je een losbandige vrouw
noemen
Als je geen karakter hebt
zul je omkeren
en zo niet
dan zul je door blijven gaan
zoals je nu doet.
.
De sneeuwpop
Harriet Laurey
.
Harriet Laurey (1924 – 2004) werd in Eindhoven geboren en is vooral bekend geworden als schrijfster en vertaalster van sprookjesachtige kinderboeken voor veelal jonge kinderen. Ze debuteerde als dichter in 1945 met het gedicht ‘Laatste gebed’ in ‘De Nieuwe Eeuw’. Laurey’s eerste eigen bundel, ‘Loreley’, verscheen in 1952 en had als autobiografisch hoofdthema het verlies van een grote liefde. Deze bundel kon het grote publiek zeer bekoren. In 1971 schreef een recensente van de Telegraaf dat zij de bundel ‘Oorbellen’ uit 1954 al vijftien jaar lang tot de beste Nederlandse liefdespoëzie rekende. In 1955 publiceerde zij nog eenmaal samen met haar echtgenoot een dichtbundel maar daarna schreef ze nog louter kinderboeken.
Uit de bundel ‘Loreley’ het gedicht ‘De sneeuwpop’.
.
De sneeuwpop.
Ik ben de sneeuwpop op het Leidseplein.
In vlokken kwam ik naar hun wereld vallen,
ontelbaar. Maar zij maakten met z’n allen
de starre man, die ik opeens moet zijn.
.
Mijn ene arm korter dan de and’re,
mijn hoofd te groot, de stijve hoed te klein.
Ik voel wel, dat ik onbehouwen schijn.
Ik voel het, maar ik kan het niet verand’ren.
.
Hoewel zij inderhaast mijn beide ore
-alsof een pop wel zonder kan – vergaten,
hoor ik hun warme mensenstemmen praten.
.
En ’t sneeuwt zó los. Maar ik ben vastgevroren
en straks, met heel het plein alleen gelaten,
niet eens meer sneeuw, niet eens meer helder water..
,
Co. 7
Liefdesgedicht van Eriek Verpale
.
Omdat het alweer even geleden is vandaag een liefdesgedicht. Uit de bundel ‘Op de trappen van Algiers’ uit 1980 van de Vlaamse dichter Eriek Verpale (1952 – 2015) het gedicht ‘Co. 7’.
.
Co. 7
.
Geen foto wil ik van je dragen, geen brieven –
zelfs geen zakdoek die ooit jouw lippen vond:
niets daarvan wil ik bewaren, laat staan
in een verouderd vers als dit verdoken
tot het mijne maken.
.
Maar het dunne stof, geschud
uit diepe mantelzakken, oud
speelgoed dat eens op je kamer stond,
of de beduimelde bril
– ik bewonder de dikke glazen –
.
alleen dàt wil ik van je sparen.
.
Wat een ander niet krijgen wil
zal ik van je hebben:
.
het hoogste bod zal de wereld
niet eens verbazen.
.
Otiot
Lut de Block
.
Lut De Block (1952) studeerde filosofie aan de RUG; zij werkt als freelance journaliste, o.a. voor Knack. In 1984 debuteerde ze met de bundel ‘Vader’. In haar werk is één van de kernthema’s de vader-dochter relatie (evenals de natuur en de dood). Reden hiervan ligt in het feit dat ze in februari 1963 haar vader dood aan de keukentafel vond. Dit trauma was een belangrijke inspiratiebron voor haar vroege werk. Lut de Block heeft inmiddels 7 poëziebundels en een roman gepubliceerd.
In Vlaanderen heeft ze een aantal literaire prijzen gewonnen. Haar werk is in het Engels, Frans en Afrikaans vertaald.
Uit:’De luwte van het late middaguur’ uit 2002 een gedicht geschreven voor Harry Mulisch.
.
Otiot
.
Het vlees komt los van de botten. De ziel zingt
zich weg van het lichaam. De klinkers botsen
tegen het karkas van tweeëntwintig letters aan.
In den beginne was het woord. Een alefbeet
van slijk en klei. Hoor ik haar heer of huur haar hier.
Kon ik maar al jouw klinkers zijn en weerklinken
in de klankkast van je lijf. Ik koester het skelet van
zachte consonanten. De meester van ‘de procedure’
noemde hen het zichtbare lichaam van de woorden.
De klinkers noemde hij hun ziel en dus onzichtbaar.
D KLNKRS ZN HN ZL N DS NZCHTBR. Zo bijbels
klinkt het niet in onze ingedijkte moddertaal. en ander-
maal stoor ik je rust, staar je me aan, stuur je me weg.
.
Co. 7
Eriek Verpale
.
Eriek Verpale (1952 – 2015) zijn werkelijke naam was Eric Verpaele was een Vlaams dichter,schrijver, toneelschrijver. Hij werd opgevoed door zijn uit Litouwen afkomstige joodse overgrootmoeder, die vlak naast hem woonde. Hierdoor werd zijn belangstelling gewekt voor de Joodse cultuur. Hij heeft dan ook verschillende vertalingen uit het Jiddisch en Hebreeuws op zijn naam staan (hij studeerde onder andere twee jaar Hebreeuws). Verpale ontving in 1992 de prestigeuze NCR literatuurprijs in België voor ‘Alles in het klein’ uit 1990.
Uit “Op de trappen van Algiers’ uit 1980 het gedicht Co. 7
.
Co. 7
.
Geen foto wil ik van je dragen, geen brieven –
zelfs geen zakdoek die ooit jouw lippen vond:
niets daarvan wil ik bewaren, laat staan
in een verouderd vers als dit verdoken
tot het mijne maken
.
Maar het dunne stof, geschud
uit diepe mantelzakken, oud
speelgoed dat eens op je kamer stond,
of de beduimelde bril
– ik bewonder de dikke glazen –
.
Alleen dàt wil ik van je sparen.
.
Wat een ander niet krijgen wil
zal ik van je hebben:
.
Het hoogste bod zal de wereld
niet eens verbazen.
.
Najaar
Paul Van Loon
.
In een Kringwinkel (Kringloopwinkel) in de Kempen kocht ik voor 50 cent de bundel ‘De vrede ligt in je armen’ van Paul Van Loon (1952). Over de dichter Paul Van Loon (niet te verwarren met de Nederlandse kinderboekenschrijver Paul van Loon) is weinig te vinden op het internet. Op de website van Ronny De Schepper ( http://ronnydeschepper.com/) vond ik het volgende commentaar over de debuutbundel van deze Gentse dichter.
‘De vrede ligt in je armen’ (Bladen voor de Poëzie, jrg.33, nr.2, 1985, 295 fr.) is de debuutbundel van Paul van Loon. In de serie liefdesgedichten identificeert de dichter zich met de geliefde. Klassieke beelden worden in nieuwe, verrassende vorm gegoten. Is van Loon niet altijd origineel in zijn beeldvorming, hij klinkt verfrissend in de verwoording. Teder en gevoelig ook.
Soms is de auteur niet van enige pathos vrij te pleiten (cyclus De Danser). De teksten van ‘Op doorreis’ klinken dan weer speelser, terwijl de 13 gedichten van ‘De laatste einder’ dezelfde gebalde rust als de liefdesgedichten uitspelen tegen een doordachte, rijke inhoud. Een debuut met reminiscenties, maar met ook waardevolle eigen klank (J.d.B. in De Rode Vaan nr.24 van 1986).
Uit deze bundel het gedicht ‘Najaar’ (De laatste einder)
.
Najaar
.
Vandaag heb ik het teveel aan woorden
bij elkaar geharkt, het overtollige
gesnoeid en alle dorre takken
uit mijn taal in as gelegd
.
Mijn einder heb ik bijgekleurd
met het weemoedige oker van oktober,
de kruiden uit de tuin vergaard
voor de geur van een gedicht
.
En ’s avonds bij de wijn, hoe
wij ons leegstaand hart verwarmen
aan de open haard van ons verlangen
.
en hoe wij zwijgzamer dan ooit
ons koesteren aan de nagloei, onder
de uitgedoofde ogen van de nacht.
.
Danseres
Een (bijna) vergeten dichter
.
Michael Deak (1920), ik had nog niet van hem gehoord, staat met een gedicht opgenomen in de bundel ‘Liefde is het enige’. Ik kende zijn naam niet maar in de Nederlandse Poëzie Encyclopedie op http://www.nederlandsepoezie.org/ staat onder andere te lezen:
Pseudoniem van Simon Kapteijn, journalist, docent en dichter. Simon Kapteijn had eigenlijk priester willen worden. Maar op het Warmondse seminarie kwam hij erachter dat hij een ongelovige was. De celibaatsverplichtingen zaten hem nogal in de weg. Door middel van poëzie zocht zijn libido een uitweg. Lectuur Repertorium oordeelde in 1952 zo over zijn dichtwerk: ‘Sterk erotische, zangerige poëzie, die als decadent-verfijnde rederijkerskunst aandoet,’ alleen geschikt voor gevormde tot welgevormde lezers.’
Deak publiceerde in 1941 in Criterium en in Roeping, en vanaf 1942 in Groot Nederland. De oude redactie van dit in 1903 opgerichte tijdschrift werd in 1943 door SS-Verwalter Reinier van Houten vervangen door een SS-redactie. Deak bleef tot en met 1944 medewerker aan dit collaborerende tijdschrift. Naast ‘normale gedichten’ leverde hij ook uitgesproken ‘nationaal-socialistische gedichten’ aan. Hij behoorde in 1948 tot de katholieke ‘jeugdige dichtersbent’. Naar eigen zeggen was in 1950 de inspiratie op en schreef hij geen nieuw werk meer.
In 1950 publiceerde Deak de bundel ‘Aphroditis’ en daaruit het gedicht ‘Danseres’.
.
Danseres
.
Zij ligt naast mij, reebruin; zij rekt zich uit
en laat mij zacht de lof der minnen spellen.
Met vingers die haar edeltenen tellen
streel ik de dieren achter in haar huid.
.
Wanneer de gemshoorn in het orgel fluit
dan zijn haar voetjes spitse springgazellen
waarin de welpen van haar enkels zwellen,
en die zijn snel en breekbaar als geluid.
.
Haar voeten zijn van Venus en volmaakt
met sterren om haar tenen te versieren
en als zij danst breekt er de melkweg uit.
.
Zij ligt naast mij, reebruin, als zij ontwaakt
en in mijn handpalm ademen de dieren,
slaags met haar hartslag waar mijn vinger sluit.
.
Hoekkamer
Clara Haesaert
.
Vandaag wil ik een vrouwelijk Vlaamse dichter Clara Haesaert belichten. En wel om de volgende reden. Toen ik informatie over haar las waarin stond dat ze zich professioneel inzette voor bibliotheekvoorzieningen en de kwaliteit van jeugdboeken scoorde ze als mens al punten bij me, toen ik op zoek ging naar haar poëzie was het duidelijk; ik ging een blogpost over haar schrijven.
Geboren in 1924 was Clara Haesaert na haar studie werkzaam als ambtenaar bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur (kom daar tegenwoordig nog maar eens om, ministeries met zulke ronkende namen). In die functie zette ze zich dus in voor bibliotheekvoorzieningen en de kwaliteit van jeugdboeken.
Op 29 jarige leeftijd debuteerde ze als dichter met de bundel ‘De overkant’ waarna er nog 8 bundels volgden. Haar laatste bundel ‘Voorbij de laatste vijver’ verscheen in 1995. Ze was medeoprichtster en redacteur van het tweemaandelijkse tijdschrift ‘De Meridiaan’ tijdschrift voor kunst en letteren, en oprichtster van Internationaal Kunstcentrum Taptoe in Brussel. Tot slot was ze mede-stichtster van de “Middagen van de Poëzie” en van het Haiku-centrum voor Vlaanderen in Overijse.
Naast de Basiel de Craeneprijs voor haar gedicht ‘de Man’ in 1952 , de Mathias Kempprijs voor Poëzie voor haar bundel ‘Medeplichtig’ in 1984 en ‘Het gulden boek voor Verdiensten bewezen aan het Boekwezen’ in 1991 werd ze in 2001 bevorderd tot Officier in de Leopoldsorde.
Uit jaargang 8 van De Brakke Hond uit 1991 het gedicht Hoekkamer van haar hand.
.
Hoekkamer
Het gulden boek voor verdiensten bewezen aan het boekwezen, bibliotheken, jeugdboeken,














