Site-archief

Diane di Prima

Beatdichter

.

Ergens in het afgelopen jaar (het zal juni geweest zijn) las ik in een rubriek achterop de Volkskrant (Dagboek) een stuk dat uit het dagboek van Dick Hillenius (1927-1987) bioloog en schrijver. Hij schreef in zijn dagboek over taalmuziek. “Taalmuziek heeft al gauw de betekenis van flauwekul. Maar zang en poëzie ontstonden misschien wel uit één bron, lang samen gebleven en door de drang van tijd uit elkaar gedreven.”

Dan gaat hij verder over een avond waarop Diane di Prima (1934 – 2020) Amerikaanse dichter, kunstenaar, prozaschrijver en docent, bekend om haar betrokkenheid bij de Beat-beweging, met een mooie dwingende stem vol stuwing en meeslepend haar poëzie voordraagt. Zoals je begrijpt maakte het me toen al nieuwsgierig maar het bericht was wat op de achtergrond geraakt. Tot ik het nu weer tegenkwam.

Ze ging naar de academisch zeer prestigieuze Hunter College High School, waar ze deel uitmaakte van een kleine vriendengroep, waaronder klasgenote Audre Lorde (schrijfster, professor , filosofe , intersectionele feministe , dichter en burgerrechtenactiviste), die een soort ‘Dode Dichtersgenootschap’ oprichtte en zichzelf ‘de Branded’ noemde. Ze spijbelden om door de stad te zwerven, rond te hangen in boekwinkels, hun eigen gedichten te delen en seances te houden voor dode dichters. Ze bracht de late jaren vijftig en vroege jaren zestig door in Manhattan , waar ze deelnam aan de opkomende Beatbeweging. Ze was redacteur van de krant The Floating Bear en was medeoprichter van het New York Poets Theatre en oprichter van de Poets Press.

Van 1974 tot 1997 gaf di Prima les in poëzie aan de Jack Kerouac School of Disembodied Poetics van het Naropa Institute in Boulder , Colorado, waar zij het programma deelde met mede-Beats Allen Ginsberg en Anne Waldman (medeoprichters van het programma), William Burroughs , Gregory Corso en anderen. Van 1980 tot 1987 doceerde di Prima hermetische en esoterische tradities in de poëzie, in een kortstondig maar belangrijk masterprogramma in poëzie aan het New College of California, dat ze samen met de dichters Robert Duncan en David Meltzer had opgezet.

In 1979 verscheen bij In de Knipscheer haar bundel ‘Revolutionaire brieven’ met gedichten in een vertaling van Simon Vinkenoog. Haar meest vermaarde gedicht ‘April Fool Birthday Poem for Grandpa’ gaat over haar anarchistische grootvader. Di Prima heeft altijd benadrukt hoe belangrijk geschiedenis voor haar is. Dat komt in dit gedicht goed tot uiting.

.

April Fool Birthday Poem for Grandpa

.

Today is your

birthday and I have tried

writing these things before,

but now

in the gathering madness, I want to

thank you

for telling me what to expect

for pulling

no punches, back there in that scrubbed Bronx parlor

thank you

for honestly weeping in time to

innumerable heartbreaking

italian operas for

pulling my hair when I

pulled the leaves off the trees so I’d

know how it feels, we are

involved in it now, revolution, up to our

knees and the tide is rising, I embrace

strangers on the street, filled with their love and

mine, the love you told us had to come or we

die, told them all in that Bronx park, me listening in

spring Bronx dusk, breathing stars, so glorious

to me your white hair, your height your fierce

blue eyes, rare among italians, I stood

a ways off, looking up at you, my grandpa

people listened to, I stand

a ways off listening as I pour out soup

young men with light in their faces

at my table, talking love, talking revolution

which is love, spelled backwards, how

you would love us all, would thunder your anarchist wisdom

at us, would thunder Dante, and Giordano Bruno, orderly men

bent to your ends, well I want you to know

we do it for you, and your ilk, for Carlo Tresca,

for Sacco and Vanzetti, without knowing

it, or thinking about it, as we do it for Aubrey Beardsley

Oscar Wilde (all street lights shall be purple), do it

for Trotsky and Shelley and big/dumb

Kropotkin

Eisenstein’s Strike people, Jean Cocteau’s ennui, we do it for

the stars over the Bronx

that they may look on earth

and not be ashamed.

 

Diane di Prima en Allen Ginsberg

Ik heb meermaals

Bart Plouvier

.

Het is vrijdag dus sta ik weer eens voor mijn boekenkast en pak, ongezien een bundel uit mijn boekenkast. Dit keer is dat ‘De 100 mooiste wielergedichten uit de Vlaamse & de Nederlandse literatuur’, verzameld door Patrick Cornillie uit 2014. Vervolgens open ik de bundel op een willekeurige pagina en daar staat het gedicht van Bart Plouvier, getiteld ‘Ik heb meermaals de Tour de France gewonnen’ eerder verschenen op het blog geelzucht.wordpress.com.

Bart Plouvier (1951-2021) was een Vlaams schrijver en dichter. Plouvier (pseudoniem van Bart Van Schaeren) leverde sinds zijn debuut met de roman ‘De maquette’ in 1987 bijdragen aan talloze tijdschriften en publiceerde hij journalistieke verslagen, diverse romans, theaterteksten, kinderboeken, poëzie, verhalenbundels en reisimpressies.

.

Ik heb meermaals de Tour de France gewonnen

.

Plastic wielen zonder spaken

mijn hoofd kan er door en ik zie

veel kleuren, groen en geel

en het blauw dat niet bestond

mijn vader was God in Frankrijk

hij groef de bergen en de dalen

trok de meten met een regel

plantte mensen langs de geul

mul zand was mijn terrein

sneller dan de buren was ik

de dobbelstenen en Bahamontes

.

ik heb mijn fiets aan de haak gehangen

het peloton is voorbijgezoefd

ik hoor alleen nog ’t kraken van hun banden

.

Esthetiek van de baviaan

Maria Bochicchio

.

In het laatste nummer van Deus ex Machina met als thema Moedertaal. lees ik poëzie van de Italiaanse dichter Maria Bochicchio (1987) is een Italiaanse schrijver en dichter en woonachtig in België. Ze studeerde moderne literatuur en is auteur van de roman Cazzamala (2020) en de dichtbundel ‘Accùra, complementi d’arredo’ (2022). Haar werk is verschenen in bloemlezingen, blogs en literaire tijdschriften – van La Repubblica tot Corriere della Sera , naast Ellin Selae, Poesia del Nostro Tempo en vele andere.

Ze is onderzoeker gespecialiseerd in literatuurwetenschap en dan met name de Portugese en Italiaanse literatuur. Haar expertise ligt bij filologie, linguïstiek, vertalen en tekstkritiek. Voor Deus ex Machina vertaalde ze zelf een aantal van haar gedichten. Ik koos er een van zonder titel.

.

de maag

de ingewanden

het vlees

.

het onzichtbare werk van je botten

levert aan de woestijn

zijn eerste doorn

.

het waakt

op het ritme van de trommels

het open hart van een pad

.

je ziel verslindt de aarde

wachtend op een gebaar,

je zit waar de wind spreekt.

.

 

Telescoop

Lotte Dodion

.

In tegenstelling tot meestal op vrijdag of zaterdag ben ik vandaag niet voor mijn boekenkast gaan staan om zonder te kijken een bundel te pakken. Dit keer heb ik gewoon de bundel ‘Verzachtende omstandigheden‘ van de Vlaamse dichter Lotte Dodion (1987) gepakt om nog een gedicht met jullie te delen omdat mij deze bundel uit 2025 gewoon erg bevalt.

Dit keer heb ik gekozen voor het gedicht ‘Telescoop’ omdat er op de een of andere manier een vorm van troost uit spreekt. En ik denk dat veel mensen behoefte hebben aan troost. En de vondst van Duisterniets (in plaats van duisternis) vind ik persoonlijk heel prachtig.

.

Telescoop

.

Soms is het genoeg

getuige te zijn. Niet de ster,

maar de kijker.

.

Soms is het genoeg

onze blik als de arm van een telescoop

steeds dieper de nacht in te schuiven

tot die een omarming wordt die alles kan dragen.

.

Soms is het genoeg

ons te herinneren dat wij ons opbranden aan lichtsnelheid

terwijl sterren daar miljarden jaren ruim(te)tijd voor nemen.

.

Soms is het genoeg

het licht uit te laten,

ons sterrenstof op te laden aan dit magische Duisterniets.

.

Hier in het donker staan

heelt alles.

.

Favoriet Fins

Sirkka Turkka

.

In een post over vrouwelijke schrijvers op Facebook lees ik dat de favoriete dichter van schrijfster Heleen van Royen de Finse dichter Sirkka Turkka is. Nu kende ik deze dichter niet dus ik ben op zoek gegaan.

Finland is, al zou je dat misschien niet denken, een tweetalig land. Van oudsher was het Zweeds de taal van de heersende klasse en de culturele elite. Het Fins werd gesproken door de boerenbevolking die wel degelijk een eigen literaire cultuur bezat: de grootste verzameling orale poëzie ter wereld ligt waarschijnlijk in de archieven van het Genootschap voor Finse literatuur in Helsinki.

Er zijn dus wel degelijk vele goede Finse dichters. Een van die dichters id Sirkka Turkka (1939-2021). Haar gedichten beschrijven de menselijke emoties die verbonden zijn met de dood, vervreemding en eenzaamheid. Turkka gebruikt veelvuldig beelden uit de natuur in haar gedichten, en het is er vaak donker, duister en grijs, avond en nacht. Hoewel ze door de vele lagen niet altijd eenvoudig te verklaren zijn, zijn Turkka’s gedichten allesbehalve zwaar en hebben ze een heldere en oprechte toon.

Sirkka Turkka debuteerde in 1973 met de bundel ‘Huone avaruudessa‘ (Een kamer in de ruimte). Ze stond op Poetry International in Rotterdam en ze ontving voor haar poëzie de Finlandia-prijs in 1987 en de Eino Leino-prijs (voor haar hele oeuvre) in 2000. Uit ‘De hond zingt in zijn slaap’ uit 2005 in een vertaling van Adriaan van der Hoeven en met een nawoord van Tonnus Oosterhoff, komt het onderstaande gedicht.

.

Alleen, ging in verwondering een herfstbloem,
zat op de tak van een boom zwijgend
een bedrupte vogel,
een waardige gast, ver uit het Oosten.
En ’s nachts, precies achter mijn raam,
gleed een grote eland in slaap,
als een groot verdriet, een boodschapper
van dat er nu gewoon iets voorbij is,
en dat er nu gewoon iets begint.
.
De sterren lijken weer een huilerige ballade, en iedere avond
stemmen de honden hun gebarsten violen.
Ik geef het verdriet geen ruimte,
laat het niet dichtbij komen.
Duizend meter sneeuw op mijn hart.
Ik mompel veel in mezelf, op straat
zing ik hardop.
Ik zie mezelf soms in het voorbijgaan, met een hoed op, prima voer
voor de wind, en een scheve gedachte.
Ik praat over de dood als ik het leven bedoel. Gooi m’n papieren
door elkaar, heb geen enkele theorie, alleen een vloekende hond.
Als ik om een borrel vraag, krijg ik een ijsje,
misschien ben ik toch een Spanjaard, met zo’n lage
haargrens, nee echt:
ik ben niet van hier, denk ik.
Ik zweet, probeer te praten, af en toe
tril ik weer.
Bijna meer dan dat ik moet sterven betreur ik dat ik geboren ben.
En alles wat ik vraag
is duizend meter sneeuw op mijn hart.
.
Ik ben dunner geworden, bij mijn weten. Maar hoe.
Op mijn rechter duim heb ik
de tekens van een paard en een hond.
Het ene van het hoefmes, het andere
van een hoektand.
Het leven groeit uit littekens
en het hart is een open massagraf
vol grijs loden tranen,
in de wind klapperende identiteitsplaatjes.
In het najaar, als de kalkoenen geslacht worden,
rijd ik altijd met vier honden, de vijfde
huppelt aan de lijn als een reservepaard,
als een koude wind de bossen schoonveegt en
op de akkers de goed bewaakte vuren branden.
De paarden van de dood zijn vurig,
klein en venijnig, en de herfstwind
rood als bloed, als de lijsterbessen.
En aan de hemel een donkere wolk als een tengere jongen
die wil trouwen.
Trouwens, de wolk wordt opgestuwd als een scheve tand.
Mijn God, hoe wij niet reden, langs de weg
verwanten suizend als lege hulzen,
het schuim spatte van de sterren, de hemel
als de bodem van een fles, voorbij fluit
één enkele baal ter grootte van een akker.
Wij reden naar het huis van het Grote Zwijn,
wij hadden haast: dokter, dokter
de haas is ziek.
Afschuwelijke kolendamp in het huis van dat zwijn,
hij draaide zijn vrouw in de muur:
één zwaai, maar twee schaduwen.
Daarom gingen zijn dijen uiteen, spreidden zich
in een kosmische kikkerstand.
Haar pijn steeg op ten hemel, deed de
spanten en balken trillen, doofde de sterren.
Vergeleken met haar pijn, mijn God, is wat je zegt
niet meer dan een vuil veertje.
.
Wij rijden onder de grote nacht en het onweer.
De riemhond, het vicepaard, hinkt,
roept in zichzelf:
ook ik heb gevoelens, poëzie in mijn hoofd,
er staan kleverige flessen en vingerafdrukken in het ijs.
Zo is de weg van een gekerstende
geplaveid met eieren, zijn leven
gezegend met bruine schapen.
Wij rijden van nacht naar dag, totdat een
droom met een schok ontwaakt.
En het is weer zomer en de seringen bloeien weer.
En de mouw van de bediende hangt
zoals gewoonlijk in de koffie
en in een prieeltje in de buurt zitten
de resterende Russische intellectuelen vrolijk te mompelen.
En ik wil dat jij
tenslotte trilt,
als het meer nat van de regen
de zomer vleugels geeft,
de zwanen.
Als ze nog even boven
de bomen in het park,
boven het alom geliefde goud
blijven hangen.
Als hun kleur
al witter is dan sneeuw,
witter dan de kleur van scheiding.
.
Ik vond het pootje van een haas op het erf
wit en stil
als een bloem op een graf.
Op de weg vond ik het gewei van een eland,
juist uitgebot,
en in het bos een kreupele eekhoorn,
voordat ik hem van hier de leegte in liet suizen
vouwde hij zijn kleine achterpoten in gebed.
Onder een cotoneaster vond ik
een uitgeholde valk
zijn vleugels gespreid in de wind.
In mijn zak had ik verweesde, gewonde
stenen, op mijn schouders de dood van menig dier.
Ik wist: spoedig begint het zacht te sneeuwen,
als lelies, spoedig is ons rust vergund,
en als teken van liefde valt er
een gebroken kruis op de trap van de winter
als een zwarte tak.
.
Het is avond geworden. Alsof er een vleugel
voor de dag is getrokken.
Met opgetrokken ooglid, wenkbrauw,
stijve nekwervel ga ik
door het leven, augur.
Een aureool van modder glinstert
om de snuit van mijn hond.
En een beurs voor ten minste honderd jaar
                     vanaf nu.
.
Een raaf op schoot. Ziedaar.
Wat mij opstandig maakte.
Het is als de geur van een roos, die je niet vergeet.
Deze vleugelbewegingen en kreten.
En de hielslagen in de brand
van de ondergaande zon.
.
Ik kwam door het donkere bos, door de sneeuw.
Zo ongeveer als Tapani Löfving,
met zijn schoenen achterstevoren, om de dood niet te ontmoeten,
de dood zou vlekken in het zachte vlees slaan.
Ach moeder, ach broer, waar je nu ook maar bent.
Vader, die lang geleden op een zonnige dag
lang en smal
tegen de vleugel van een vliegtuig geleund stond.
Blijf daar nog, wacht daar nog even.
Een onzichtbare glimlach op je gezicht,
in je handen en je ogen het licht van de dood.

.

Liefde

Max Dendermonde

.

Een dichter waar je tegenwoordig nog maar zelden iemand over hoort is Max Dendermonde (1919-2004). Max Dendermonde is het pseudoniem van Hendrik Hazelhoff. Ik schreef al een paar keer over hem, in beide gevallen betrof het erotische gedichten uit zijn bundel ‘Soms een paar uur van tweezaamheid’ uit 1987. Dendermonde schreef echter ook andere poëzie. Zo publiceerde hij in 1954 de bundel ‘Tot zover voorlopig’ en in die bundel staat een sonnet getiteld ‘Liefde’.

.

Liefde

.

De dingen hebben soms een zelfde naam:

een lichte kus, elkaar verwilderd bijten,

zacht mokken, blindelings met huisraad smijten,

vreemd, het valt alles onder liefde saam.

.

Wie liefheeft en daar langzaam aan gewent,

ontdekt verbijsterd achter maan en rozen

het kleine strijdperk van twee tomelozen,

waar men elkaar om beurten tart en temt.

.

Eerst zacht van zin, later snel uitgestoeid,

elkander prikkelen, dan ronduit haten,

en ouder wordend: zacht weer, en vermoeid.

.

Zó gaat het ons, misschien in milder mate…

Twee slingerplanten in één wilde groei,

die ondanks alles elkaar niet verlaten.

.

Verzachtende omstandigheden

Lotte Dodion

 

De Vlaamse dichter Lotte Dodion (1987) heeft na haar debuut als dichter in 2016 met de bundel ‘Kanonnenvlees‘ best lang over gedaan om met een tweede bundel te komen. Dat wil allerminst zeggen dat ze stil heeft gezeten, integendeel zou ik zeggen. Zo bracht ze via poëzie slachtoffers en daders van zware misdrijven bij elkaar, schreef korte verhalen met overlevers van de Tweede Wereldoorlog en begeleidde een theatertraject waarin chronisch zieke patiënten ervaringen delen met vrienden en familie.

In 2020 richtte ze STUDIO HAIKU op, een mobiel haiku-atelier waarmee ze het land doorkruist om o.a. in ziekenhuiskantines, vrouwenshelters, rust-en-verzorgingstehuizen samen met bezoekers en bewoners haiku-medailles te maken: alternatieve medailles voor de atleten van het gewone leven’. Naar aanleiding van de oprichting van STUDIO HAIKU verscheen in 2022 ‘’STUDIO HAIKU, een handleiding voor haiku-avonturiers’.

Daarnaast deed ze een aantal cross-over projecten met verschillende muzikanten en was ze onafhankelijk stadsdichter van Antwerpen in 2023-2024. Werk van haar werd opgenomen in verschillende bloemlezingen en literaire tijdschriften. Haar gedichten werden vertaald naar het Frans, Engels, Duits, Slowaaks, Turks en Arabisch. In 2018 was ze een van de oprichters van de Partij voor de Poëzie (samen met Jan Ducheyne, Michaël Vandebril en Laurence Vielle).

Maar nu is er dus haar tweede dichtbundel met de titel ‘Verzachtende omstandigheden’. In deze bundel, zo verteld mij de tekst achterop de bundel “onderzoekt Lotte de wonderlijke, maar grillige loop van het verschijnsel hoop. Waar verstopt hoop zich? Hoe roepen we haar krachten aan? In toegankelijke taal smeedt Dodion observaties en ervaringen van pijn, rouw, twijfel en boosheid om, tot ze weer vonken van verwondering, engagement en levenslust.”

Als voorbeeld koos ik het gedicht ‘Dingen die ik leerde van droominfo.nl’ uit de bundel.

 

Dingen die ik leerde van droominfo.nl

 

je bent meer een volger dan een leider

als je droomt van een aanhangwagen

sleep je te veel bagage mee

 

je bent een parkeervak

dat buiten de lijntjes wil

experimenteren

 

ook jij

kan een cavia zijn

live the dream

 

de parabel van de paperclip:

je wil dingen samen houden?

begin bij je benen

 

zet je uit de wind en

sta in je kracht

zak door de grond

 

als een betontegel

je bent nu

een prachtig terras

 

’s nachts sluimert in ons

de droefheid van verlepte groenten

we kunnen er niets aan doen

 

dan bouillon leren maken

onze tranen laten trekken

tot ze smaken.

 

Structureel geweld

Gerard Reve

.

Dat Gerard Reve (1923-2006) niet alleen wereldberoemd in Nederland is door de roman ‘De Avonden’ mag de regelmatige lezer van dit blog wel bekend zijn. Overigens een leuk feitje; in het voormalig museum Meermanno Westrenianum, tegenwoordig het museum van het boek in Den Haag, is een zaal helemaal gewijd aan deze roman. In een groot aantal vitrines zijn van elke druk van de roman een exemplaar te zien, in totaal maar liefst 70 drukken. Nog een weetje; Er is drie keer een 4de druk gemaakt, twee keer een 59ste en twee keer een 61ste. En de 47ste druk ontbreekt, heb je die in huis kun je contact opnemen met het museum, ze zouden hem graag toevoegen.

Maar dit blog is gewijd aan poëzie, dus terug naar Reve als dichter. Schreef ik al eerder over het reisbrievenboek ‘Nader tot U‘ uit 1966, ‘Het zingend hart‘ uit 1973 en ‘Verzamelde gedichten’ uit 1987, vandaag wil ik het nogmaals over zijn bundel ‘Zingend hart’ hebben. In deze bundel weer veel gedichten die over het geloof gaan of daar mee te maken hebben. Zusters, heiligen en God, ze worden allemaal meegenomen in de gedichten van Reve. Maar er is ook voor hen die niets met het geloof te maken (willen) hebben veel te genieten. Zo is er een gedicht gewijd aan kunstbroeder Carmiggelt, de Boekenweek in 1973 en een gedicht voor zijn 47ste verjaardag. En het gedicht ‘Structureel geweld’. En dat wil ik hier graag met jullie delen.

.

Structureel geweld

.

Terwijl hij zijn 14de flesje pils uit de krat trekt

en met de wipper, zonder kijken, kreunend openduwt

-zoals de orang oetan, zonder zijn blik van het publiek te

wenden,

een pinda tussen zijn duim en dierenvinger knappend pelt-

klaagt Hugo R. luid tot mij voort:

‘Mijn lijn wordt afgetapt. Al maanden.’

‘Je wàt wordt afgetapt?’

‘Mijn telefoon. Ik wordt afgeluisterd: het klikt.’

‘Ongehoord,’ zeg ik, terwijl ik denk:

‘Wat valt er bij jou af te luisteren?’

.

Take it easy

Ellen Warmond

.

Schrijver en dichter Ellen Warmond (1930 – 2011) werd geboren in Rotterdam. In het literaire en persoonlijke leven van Warmond had Anna Blaman een prominente plek. Blaman woonde ook in Rotterdam, waar ze een literaire kring had opgericht. Blaman had een spilfunctie in het literaire leven en heeft een cruciale rol gespeeld in het debuut van Warmond door haar in contact te brengen met uitgever Bert Bakker. Warmond debuteerde  in 1953 met de bundel ‘Proeftuin’. In dat jaar kreeg ze voor haar debuut de Reina Prinsen Geerligsprijs (samen met Remco Campert). Later zou ze nog de Jan Campertprijs in 1961 krijgen en de Anna Bijnsprijs in 1987.

Haar poëzie kreeg een plek in ‘Nieuwe griffels, schone leien’ (1954), een bloemlezing met Nederlandse avant-gardistische poëzie, samengesteld door Paul Rodenko, die Warmond ‘een van onze belangrijkste moderne dichteressen’ noemde. In de biografie van Ellen Warmond getiteld ‘Geef niet mee!’ uit 2024 plaatst Trudy van Wijk de poëzie van Ellen Warmond in de stroming van het atheïstisch existentialisme, gebaseerd op de filosofische publicaties van onder andere Sartre, De Beauvoir en Camus. Als kind had Warmond de verschrikkingen van de oorlog meegemaakt en ze herkende zich in deze filosofische stroming.

In 1958 werd Warmond redacteur van Gard Sivik, het belangrijkste literaire tijdschrift voor experimentele poëzie van die tijd. Dichters als K. Schippers, J. Bernlef en Armando publiceerden ook in dit tijdschrift. Hun werk wordt door de literatuurgeschiedenis gerekend tot de Zestigers. De Zestigers wilden poëzie maken die midden in de werkelijkheid staat. De werkelijkheid wordt beschouwd als bron voor de poëzie. Het hoeft niet verheven of diepzinnig te zijn, het alledaagse is óók de moeite waard.

Een mooi voorbeeld van een gedicht in die traditie van alledaagse werkelijkheid, verschoont van verhevenheid of diepzinnigheid is het gedicht ‘Take it easy’ uit haar bundel ‘Geen bloemen Geen bezoek‘ uit 1968

.

Take it easy

.

Je moet poëzie nemen
Zoals je de tram neemt
(een bewegende inhoudsmaat
waar iedereen iedereen
en alles alles aanstoot)
.
geen middel tot vervoering
maar middel van vervoer
(op weg naar iets
om maar eens iets te noemen)
en nog niet eens zo bijster
comfortabel.

.

Geest

Hera Lindsay Bird

 

Ik was was aan het zoeken op mijn website (wanneer er bijna 5.400 berichten op je blog staan vergeet je weleens of je iets geplaatst heb of niet) en ik stuitte op het heerlijke maar wonderlijke gedicht ‘Keats is Dead so Fuck me From Behind’ van Hera Lindsay Bird (1987) uit Nieuw Zeeland. Toen ik verder zocht bleek dit de enige keer te zijn geweest dat ik iets van of over haar geplaatst had.

Op zoek naar meer poëzie van haar hand kwam ik op haar website waar nog veel meer heerlijks en absurds te lezen is. Uiteindelijk kwam ik weer op een andere pagina, dit keer van thespinoff.co.nz en daar las ik het gedicht met de intrigerende titel ‘Bruce Willis You Are The Ghost’. In eerste instantie dacht ik dat dit gedicht over de huidige toestand van Bruce Willis ging, hij lijdt namelijk aan frontotemporale dementie. Tot dat ik onder het gedicht las dat dit al een veel ouder gedicht was van Bird. Na lezing realiseerde ik me dat dit gedicht gaat over de film ‘The Sixth Sense’ uit 1999.

In het gedicht wordt Bruce Willis aangesproken als het geestpersonage dat hij in de film speelt, waarbij wordt verwezen naar het feit dat zijn vrouw hem niet kan horen omdat hij is overleden en nu een geest is, wat overeenkomst met de plottwist van de film waarin blijkt dat het personage van Bruce Willis dood is.

 

Bruce Willis You Are The Ghost

 

It’s not that your wife doesn’t love you. It’s because you died and now you are a

ghost and she can’t hear you talking to her. That time you saw her taking off her

wedding ring? It’s because you’re her dead husband and she can’t continue to

mourn your absence with heterosexual jewellery indefinitely. Stop haunting her

already, Bruce Willis! Bruce Willis, it’s hard to be a ghost and not know you are

a ghost. Haven’t you noticed that the only person you’ve talked to in a year is a

supernaturally gifted child? Don’t you think it’s weird your wife just cries alone in the

living room every night, rewatching your wedding tape and never looking or

speaking to you? Don’t you remember being fatally shot in the stomach at the

beginning of the movie? Walk towards the light, Bruce Willis. Walk towards the light.