Site-archief

Anton Korteweg

Brief

.

Schreef ik een paar dagen geleden nog over een gedicht van Willem van Toorn getiteld ‘Brieven’, vandaag voeg ik daar een gedicht aan toe getiteld ‘Brief’. Ik kocht afgelopen weekend in een kringloopwinkel in Brugge de bundel ‘Gedichten 1992’ uit de Poëziereeks van het David Fonds, samengesteld door Hubert van Herreweghen (1920-2016) en Willy Spillebeen (1932).

In die bundel staat dus het gedicht ‘Brief’ van Anton Korteweg (1944). Dit gedicht werd eerder gepubliceerd in het tijdschrift Maatstaf. jaargang 39 uit 1991.

.

Brief

.

Wat ik niet kan! Op dezelfde rij tegels

honderden meters fietsen als een streep

en nooit de randen zelf maar raken. Als

aan elke kant van me het land ook maar

tien centimeter lager lag, hoe snel

verzwolg de afgrond me. Tennissend met

m’n zoon mis ik geen bal, in het echt

maakt m’n vader me in. Maar je weet,

er is bij ons geen afgrond meer en

mijn vader, hoe lang is hij dood al.

.

Rimbaud

Enid Starkie

.

Ik hou van oude dichtbundels en van oude boeken over poëzie. En soms kom ik in zo’n oud boek brieven of briefjes of krantenknipsels tegen. Zo ook afgelopen week. In een oud boek (ik weet niet eens meer precies wat voor boek, het had niets met poëzie van doen in ieder geval) kwam ik een krantenknipsel tegen met als titel ‘Een dichtersleven’.

Het betreft hier een recensie van ‘Arthur Rimbaud’ van schrijfster Enid Starkie uit 1961. Uit welke krant dit artikel komt is niet duidelijk maar interessant is het wel. Zo lees ik over Rimbaud (1854-1891): Het is het verhaal van een hyperintelligente en bandeloze jongeman, die zijn leven lang door een ware honger naar macht werd voortgedreven, zich een tijdlang reëel verbeeldde God te zijn en op een leeftijd, waarop de meeste toekomstige schrijvers nog een schoolblaadje redigeren, gedichten schreef, die de richting der Europese poëzie geheel zouden veranderen, om tenslotte, nog geen 20 jaar oud, de literatuur en de visoenen vaarwel te zeggen en een avonturier te worden, op zoek naar materieel fortuin.

Na een meer dan heftige relatie met de dichter Verlaine en de publicatie van ‘Une saison en enfer’ in 1876 neemt Rimbaud voorgoed afscheid van de literatuur. Hij zal geen gedicht meer schrijven. Hij begint een zwerftocht door Europa en het Midden-Oosten, leert Engels, Duits, Italiaans, Spaans, Russisch, Grieks en Arabisch, loopt in Italië een zonnesteek op, neemt in Harderwijk dienst als koloniaal (de 300 gulden die hij hiervoor ontving, verbraste hij met Rotte Pietje, een beruchte prostituee), deserteerde op Java, kwam terug naar Europa en had allerlei baantjes. De laatste jaren jaren van zijn leven zijn wazig, hij onderneemt nog trektochten door Afrika, wordt vlijtig en zuinig, accuraat en maakt zich op om te trouwen en als eerzaam burger ergens in Frankrijk te settelen.  Op een goede dag begint zijn knie te zwellen. Doodziek wordt hij naar de kust vervoerd om terug te keren bij zijn moeder. Daar belandt hij met een geamputeerd been en vol zweren in een ziekenhuis in Marseille waar hij zich bekeerdt en op 37 jarige leeftijd overlijdt.

Het hele stuk leest als een sensationeel levensverhaal waarvan ik het deel over zijn relatie met Verlaine nog heb weggelaten. Dat Rimbaud nog steeds gelezen wordt en in Frankrijk nog altijd geëerd en bewonderd, blijkt uit de vele standbeelden die er van hem zijn, een museum gewijd aan hem en  een bewegwijzerde autoroute-Rimbaud-Verlaine van zo’n 150 km door de Franse Ardennen. In 1992 vertaalde dichter Jan Kal voor De Tweede Ronde drie gedichten van Rimbaud uit diens bundel ‘Une saison en enfer’ getiteld ‘Rêvé pour l’hiver, A… Elle’ of zoals het in het Nederlands is getiteld ‘Droom voor de winter, Aan … Haar’.

.

Droom voor de winter
Aan… Haar

We rijden van de winter in een roze rijtuig
met blauwe kussentjes.
We zitten goed: de hoekjes, als ik mij opzij buig,
zijn nestjes vol gekus.
.
Je sluit je ogen voor de aanblik door de ruitjes
van ’t avondduister, het gespook
van grimmige gedrochten, van die louche luitjes:
zwarte demonen, wolven ook.
.
Dan voel je op je wang iets kriebelen als strootjes:
een kusje, net een spin met wriemelende pootjes,
die langs je halsje daalt.
.
Je zal me zeggen: ‘Zoek!’, en ’t hoofdje laten hangen.
Dan nemen we de tijd om ’t beestje te gaan vangen,
dat zeer reislustig dwaalt…
.
.

Houtskoolgedicht

Anton Martineau

.

Op een website van een kunstveiling kwam ik een houtskoolgedicht tegen van Anton Martineau waarin kunst en een gedicht samenkomen. Antoon Peter Johan Martineau (1926-2017) was een Nederlands beeldend kunstenaar en dichter. Hij werkte als kunstschilder, tekenaar, graficus en beeldhouwer in de stijl van het figuratieve expressionisme. Martineau was docent voor schilderkunst aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam (1978‐1988). Ook was hij docent aan de Vrije Academie in Den Haag (1969) en gastdocent aan de Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam.

Als dichter zocht Martineau naar een sterke zeggingskracht door zijn materiaal te ‘kneden’, te herordenen en herschrijven, tot de meest expressieve vorm gevonden is, zonder daarbij te willen vervallen in effectbejag door een opzettelijk vuurwerk van krachttermen; ook rustige momenten en leegte hebben naar zijn zeggen hun waarde. Hoewel hij al veel langer schreef debuteerde hij als dichter pas in 1992, met de bundel ‘Martineau, poëzie van een dubbeltalent’.

Het houtskoolgedicht gemaakt in de periode 1945-1999 luidt:

.

ik ruil een regenbui

voor jouw handgemeen

verstrikt in je

franje, een

zwetend houvast

suiker op

je wangen

niets mag

gemorst want

altijd die

honger, die

honger

kijk ik naar

jou

.

Aan zee

Dag 5: Dirk Kroon

.

Uit de bundel ‘Deelgebieden’ uit 1992 van de Rotterdamse dichter Dirk Kroon (1946) nam ik het vakantiegedicht ‘Aan zee’.

.

Aan zee

.

De gouden vrouwen die hier stonden,

aarzelden en speelden met het

gretig water, een pijn voorwendend

in hun zingenot als zij tot hun dijen

golven lieten komen om vervolgens

weg te glijden, te verzinken

in het wonder van hun oorsprong.

De jongelingen die hun trots

hier torsten om zich blindelings

te storten op de woeste vloed die hen

bekoelde. Hun aantal door de eeuwen heen

verklaart waarom jij nu je blik

afwendt, waarom jij de vergeefsheid zoekt

in de kastelen die de kinderen hier bouwen.

.

16 bit Intel 8088 chip

Charles Bukowski

.

Even los van alle digitale toestanden deel ik graag het gedicht ’16 bit Intel 8088 chip’ van Charles Bukowski (1920-1994) hier met jullie. Want ondanks alle bits en bytes waait de wind nog steeds over de savanne en schreef Bukowski het liefste gedichten op zijn typemachine. Het gedicht verscheen in zijn bundel ‘The last Night of the Earth Poems’ uit 1992.

.

16 bit Intel 8088 chip

.

with an Apple Macintosh
you can’t run Radio Shack programs
in its disc drive.
nor can a Commodore 64
drive read a file
you have created on an
IBM Personal Computer.
both Kaypro and Osborne computers use
the CP/M operating system
but can’t read each other’s
handwriting
for they format (write
on) discs in different
ways.
the Tandy 2000 runs MS-DOS but
can’t use most programs produced for
the IBM Personal Computer
unless certain
bits and bytes are
altered
but the wind still blows over
Savannah
and in the Spring
the turkey buzzard struts and
flounces before his
hens.

.

Dat ijsberen eieren eten

Margreet Schouwenaar

.

Dichter Margreet Schouwenaar (1955) schrijft al lang poëzie en kinderboeken. In 1992 debuteerde ze met de bundel ‘De drempel die vertrek is’ maar in 1994 werd ze al genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs voor vier gedichten van haar die gepubliceerd werden in De Revisor. Inmiddels is haar nieuwe bundel ‘Dat ijsberen eieren eten’ (2024) die bij uitgeverij P is gepubliceerd haar 14e poëziebundel.

Regelmatig verschijnen er publicaties van haar in literaire bladen zoals de Revisor, Tirade (voorheen  ‘Nieuwe Wereld Tijdschrift’) en de Poëziekrant. Daarnaast werden er gedichten van haar hand opgenomen in verzamelbundels als “Volmaakte aanwezigheid, volmaakt gemis”,  “Vrouwen dichten anders”, en ‘De 100 beste gedichten van 2000’.

In 2009 volgde zij Joost Zwagerman op als stadsdichter van Alkmaar (tot 2018). In deze functie initieerde zij in navolging van F. Starik ‘De eenzame uitvaart’ in Alkmaar. Zij richtte tevens een dichtersgilde op en gaf de aanzet voor een poëzieroute door de binnenstad van Alkmaar.

Maar nu is er dus een nieuwe bundel. Taal voor Margreet Schouwenaar is een dankbaar middel, een gereedschap om haar poëzie te maken, fysieke en zintuigelijke poëzie, waarin steeds opnieuw iets denkt te herkennen, maar vervolgens verrast bent over dat wat getoond wordt. In de recensie van Pom Wolf schrijft hij dat de titel van de bundel de lading (van deze bundel) niet dekt maar dat het gedicht ‘De weg naar huis’ dit wel doet. Ik ben het met Pom eens, in deze bundel komt de reis die Margreet Schouwenaar heeft afgelegd naar de dag van vandaag, in vele aspecten van haar leven, aan de orde. Er wordt teruggekeken, soms met enige melancholie, soms met een blik naar de toekomst. Persoonlijk en poëtisch.

Het was voor mij een eerste uitgebreide kennismaking met het werk van Schouwenaar en die is me zeer bevallen. Uit de bundel koos ik het gedicht ‘Lucht’ uit het hoofdstuk dat dezelfde titel draagt als de bundel.

.

Lucht

.

De droge lucht laat naalden vallen. De wind windt

klittenband. De kaart met het paradijs is kwijt. Zo

groeit wanhoop. Beloften worden gevouwen en

als vliegtuigjes omhoog gegooid. Zoals altijd

tarten ze de rechte baan, het naadloos scheren.

.

Alles valt op z’n plaats. Misschien is dood

te licht; de hand die aarzelend het water raakt, half

koel, half warm, tot met een beweging in het deinend

oppervlak elk beeld verdwijnt. Onderbreek me maar,

ik wacht op woorden die de weg naar huis weten

.

en zet tot die tijd de ramen open, zodat

de hitte niet verstikt.

.

 

Hop over de sofa

Remco Ekkers

.

In 2021, in het jaar van zijn overlijden, publiceerde uitgeverij Kleine Uil, de bundel ‘Hop over de sofa’ van prozaschrijver, essayist en dichter Remco Ekkers (1941-1921). Ineke Holzhaus schreef over deze bundel: “Hop over de sofa’ lijkt een opgewekte of komische titel, maar er gaat een gruwelijke werkelijkheid achter schuil in het klein en in het groot. De dichter verwondert zich over het kwaad in de wereld, over ongerijmdheden, over vreemde toevalligheden, maar ook over liefde. Alle mensen die hebben bestaan zijn vergeten op enkelen na. ”

Voorts schrijft ze: “Remco Ekkers is een denkend dichter. Hij schuwt de grote thema’s niet, maar hij kan daarbij bij het kleine alledaagse beginnen, waarna hij zich naar universele overwegingen toedicht waarbij hij alle middelen inzet, die de poëzie hem aanreikt.”

Remco Ekkers debuteerde in 1979 met de bundel ‘Buurman’ waarna er nog vele zouden volgen, een groot aantal als bibliofiele uitgave. Hiernaast verscheen zijn werk in De Gids, Maatstaf, Tirade, Bzzlletin, De Revisor en Hollands Maandblad. Van 1976 tot 2016 maakte hij deel uit van de redactie van de Poëziekrant. Daarnaast was hij van 1986 tot 1992 poëziecriticus van De Gids. In de Leeuwarder Courant verzorgde hij tien jaar lang poëzierecensies. In het blad Schrijven verschenen zijn interviews met dichters

Een mooi voorbeeld van het kleine en ‘alledaagse’ in de poëzie van Ekkers uit de bundel ‘Hop over de sofa’ is het gedicht met de titel ‘Meisje zee’ waarin hij iets groots en machtigs vergelijkt met een meisje.

.

Meisje zee

.

Je komt en je gaat

je ruist en je loopt uit

je bent wijd en geheim

je zuigt me naar je toe

en laat los, je speelt

omdat het moet

van maan en wind.

.

Ik mag komen

je omspoelt me

beantwoordt mijn hunkering

zwijgt in het ruisen.

.

Hamlet

Willem M. Roggeman

.

De Vlaamse dichter, schrijver, essayist Willem M. Roggeman (1935) mag dan niet zo bekend zijn in Nederland, in België is hij een grote dichter. Roggeman studeerde aan het Koninklijk Atheneum te Etterbeek waar hij de dichter Erik Van Ruysbeek als leraar Nederlands had. Hij studeerde economische wetenschappen aan de Rijksuniversiteit te Gent waar hij bevriend werd met Paul Snoek. Van jongs af aan kwam hij dus in aanraking met dichters en poëzie.

Vanaf 1959 tot 1981 was hij journalist op de culturele redactie van Het Laatste Nieuws. Hij publiceerde er artikelen over literatuur, beeldende kunst en jazz. Van 1981 tot 1993 was hij adjunct-directeur en waarnemend directeur van het Vlaams Cultureel Centrum De Brakke Grond te Amsterdam, waarvoor hij tentoonstellingen van belangrijke Vlaamse kunstenaars en literaire avonden met Vlaamse en Nederlandse auteurs organiseerde. Van 1982 tot 1989 was voorzitter van het Louis Paul Boon Genootschap en sinds 2006 opnieuw.

Hij was lid van de redacties van de literaire tijdschriften Diagram (1963-1964), Kentering (1966-1976), De Vlaamse Gids (1970-1992), Argus (1978-1981), Atlantis (2001-2002) en Boelvaar poef (vanaf 2006). Hij droeg voor op allerlei internationale poëziefestivals, zijn werk werd vertaald in vele talen, componisten hebben muziek geschreven bij zijn gedichten en kunstschilders hebben zijn verzen in beeld gebracht. Roggeman is kortom, niet de eerste de beste dichter.

In 1958 debuteerde Roggeman met de bundel ‘Rhapsody in blue’ waarna nog tientallen bundels zouden volgen. Zijn laatste dichtbundel verscheen in 2022 en is getiteld ‘Bewegend portret’. In 1972 verscheen een overzicht van zijn werk ‘Gedichten ’57 ’70’ en in die bundel staat het gedicht ‘Hamlet’.

.

Hamlet

.

Ik besta
dit betekent
ik leef, ik adem
ik heb pijn.

.

Ik besta
dit betekent
ik lees, ik schrijf,
ik eet
wanneer ik iets te eten heb.

.

Ik besta
dit betekent
ik denk na,
ik vraag mij af
of ik besta.

.

 

Een prettige avond

Rozalie Hirs

.

Dat dichters maar zelden alleen dichter zijn, dat bleek al uit eerdere berichten op dit blog. Heel uiteenlopende professies houden dichters er naast hun dichterschap op na. Die van romancier is waarschijnlijk wel de bekendste. Logisch want van de poëzie kan niemand leven.

Rozalie Hirs (1965) is hierop geen uitzondering. Naast dichter is zij vooral componist. In 1992 debuteerde Hirs in het literaire tijdschrift De Revisor. In 1995 ontving zij de eerste prijs voor poëzie tijdens De Pythische Spelen in Amsterdam. Em. Querido’s Uitgeverij publiceerde haar debuutbundel ‘Locus’ (1998), waarna verschillende bundels volgden. Haar laatste bundel is van 2023 en getiteld ‘Ecologica’, deze bundel werd bekroond met de Jan Campert-Prijs. Haar werk is vertaald in verschillende talen waaronder het Spaans, Russisch, Deens en Duits.

Haar stijl is beeldrijk, associatief, en is zowel klank- als betekenisgericht te noemen. Vanaf 2008 publiceert Hirs bundels die zich kenmerken door hun speelse, autonome stijl met een voorliefde voor contrapunt en simultane leesmogelijkheden. Haar muzikale achtergrond en professie zijn op verschillende manieren terug te lezen in haar poëzie.

In 2008 verscheen van haar hand de bundel ‘Geluksbrenger’. Daaruit nam ik het gedicht ‘Een prettige avond’ waarin de simultane leesmogelijkheden duidelijk naar voren komen.

.

Een prettige avond

.

Je zit daar als een heilige in een nacht die als vele andere

de maan ongeduldig laat rijzen langs een boog onzichtbaar

.

secondenlang voorstelbaar een uur uit de hand loopt tussen

op komst en ondergang een onvolledige ingeving het uitzingt

.

waartoe zo’n haast te gaan in tegenovergestelde richtingen

een berg beklimmen om naar huis te gaan verlangen

.

in het luchtledige uitgesproken op dagen zonder datum

aangetekend het eigen leven dan zomaar binnentreden

.

Een kinderspiegel

Poëzie voor jongeren

.

Op de geweldige informatieve website DBNL.org lees ik een artikel uit het tijdschrift Tsjip/Letteren (tijdschrift voor literaire vorming van de stichting Promotie Literatuuronderwijs) uit jaargang 7 (1997). In totaal heeft dit tijdschrift 15 jaargangen bestaan tot en met 2005. In dit artikel van Kees Combat beschrijft de auteur ‘De 30 mooiste gedichten uit de Nederlandse literatuur’ van dichter en poëziekenner Remko Ekkers dat verscheen in 1992.

Deze bundel werd door Ekkers ‘onmiskenbaar een kleine canon van de Nederlandse poëzie, een gestaald kader van veel geciteerde en vaak gebloemleesde gedichten’ genoemd. De gedichten werden gekozen op basis van een enquête onder leraren met als enige vraag: ‘Als u het voor het zeggen had, welke gedichten zouden uw leerlingen dan eigenlijk uit het hoofd moeten kunnen opzeggen?’

De lijst bestaat uit 30 gedichten waarvan de meest recente uit eind jaren ’60 begin jaren ’70 zijn. Je zou zeggen dat de voorkeur van de docenten (uit hun jeugd) duidelijk naar voren komt en waarschijnlijk ook toen al (jaren ’90) niet echt meer aansloot bij de belevingswereld van jongeren die toen literatuuronderwijs genoten. Wat dat betreft sluiten de boeken van ‘Woorden temmen’ deel 1 en deel 2 vele malen beter aan bij waar jongeren mee bezig zijn en in geïnteresseerd zijn.

Desalniettemin levert het overzicht van Ekkers wel een mooie doorsnee op van bijzondere gedichten door de eeuwen heen. Opmerkelijk voor mij was het gedicht ‘Een kinderspiegel’ van Judith Herzberg (1934). Ik had het gedicht ooit wel gelezen in haar bundel ‘Beemdgras’ uit 1968 maar dat het op dit lijstje zou belanden had ik niet kunnen bevroeden. In de serie Meander Klassiekers beschrijft Inge Boulonois hoe dit gedicht nog altijd actueel is.

.

Een kinderspiegel

.

Als ik oud word neem ik blonde krullen
ik neem geen spataders, geen onderkin,
en als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben
dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond
alleen wat kraaiepootjes om mijn ogen.

.
Ik ga nooit liegen of bedriegen, waarom zou ik
en niemand gaat ooit liegen tegen mij.
Ik neem niet van die vieze vette
grijze pieken en ik ga zeker ook niet
stinken uit mijn mond.

.
Ik neem een hond, drie poezen en een geit
die binnen mag, dat is gezellig,
de keutels kunnen mij niet schelen.
De poezen mogen in mijn bed
de hond gaat op het kleedje.

.
Ik neem ook hele leuke planten met veel bloemen
niet van die saaie sprieten en geen luis, of zoiets raars.
Ik neem een hele lieve man die tamelijk beroemd is
de hele dag en ook de hele nacht
blijven wij als maar bij elkaar.
.