Site-archief

Terug naar het begin

Sholez Rezazadeh in Mugzine

.

De nieuwste editie van MUGzine is uit! In #21 hebben de dichters Bauke Vermaas, Sholez Rezazadeh en Frans Terken bijdragen geleverd. De illustraties zijn dit keer van Danièle Knirim (@hier_vandaan op Instagram). Uiteraard is er een nieuw poëtisch voorwoord en zorgde dichter Bauke Vermaas dit keer voor de @l.uule.

De nieuwe editie is zoals altijd gratis te downloaden op de website maar als je de papieren versie wil ontvangen word dan donateur. Voor twee tientjes per jaar ontvang je 5 edities van MUGzine in je brievenbus plus de extra’s die we elk jaar bedenken (GUM, ansichtkaart, Special).

Om alvast in de stemming te komen hier een gedicht van Sholez Rezazadeh (1989) kwam in 2015 vanuit Iran naar Nederland. Drie jaar na haar aankomst tekende ze een contract voor haar romandebuut ‘De hemel is altijd paars’ (2021) dat bekroond werd met de Debutantenprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 2022 en met de Bronzen Uil Publieksprijs 2021. Het stond bovendien op de longlist van de Libris Literatuur Prijs 2022 en de Hebban Debuutprijs 2022. Haar tweede roman ‘Ik ken een berg die op me wacht’ verscheen in 2023 en is genomineerd voor European Union Prize for Literature. Naast proza schrijft Sholez ook columns voor het Financiële Dagblad en dus ook poëzie.

Voor haar werk ontving Sholez de Agora Lettera (2018) schrijversprijs voor proza, de El Hizjra literaire prijs (2019) voor poëzie en de Debutantenprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (Engels: Debutantenprijs van de Vereniging voor Nederlandse Letterkunde ) (2022), voorheen de van der Hoogt-prijs.  Voor het Groningse festival Terug naar het begin, schreef ze het gelijknamige gedicht dat ook in editie 5 in 2022 van De Gids verscheen. 

.

Terug naar het begin
.
Neem me terug
naar de zomermiddagzon
naar het harde gelach van de stenen
die het geluid van mijn kleine stappen herhalen
naar de zachte stilte van het steegje
in het middagdutje
naar de straten die de taal van mijn blik begrijpen
de regen die ruikt naar het haar van mijn geliefde
naar de rust die druppel voor druppel uit mijn droge keel drupt
terwijl de tijd zweet
op de opgedroogde rimpels in mijn voorhoofd
als een rivier
die niet meer verder wil

breng me terug
naar een stukje warm brood gewikkeld in een schone doek
naar een gepelde, gesneden appel
een ketel die fluit
een pan die al uren op het vuur staat
naar de geur van de handen die ik kende

naar iemand die op mij wacht

totdat ik aan zal komen en alles als een bliksem zal omarmen
totdat ik mijn mond zal openen
en alle appels en broden lach voor lach, stuk voor stuk op zal eten
met schoenen in de kleur van de zonsopkomst
met een hoofd dat naar herfst ruikt
zal ik door alle seizoenen heen dansen
tot het eind van de vlaktes

neem me terug
zodat ik de gebroken stukken uit mijn verstoorde dromen opruim
ze op de plank leg
één voor één
met vingers druipend van gesmolten moed
leeg van de vrees
om uit elkaar te vallen
zonder een plakkerige angst
om niet meer in elkaar te passen

neem me terug
naar een plek waar ik het kronkelende lichaam van het lachen aanraken kan
ader voor ader, haar voor haar
waar ik de kleuren van de zon van haver tot gort ken
en het accent van alle golven versta

neem me terug
om mijn stem op te halen
de schaduw van hoop
die van nergens naar nergens is gestegen
om me heen te slaan
om achter elk raam een vuur te branden
mijn gisteren, mijn heden te plukken en in mijn zak te stoppen
om de doorn die in mijn voetzool is gezonken eruit te trekken
en door te lopen
door het donkerste deel van de zee
met de waterdruppels die tussen mijn sleutelbenen komen
op het zand dat zo zacht is
als de wangen van een verre droom

een ongegronde boom
met gevallen fruit
die niet tegen de winternacht kan
met bladeren die onder de wind bezweken zijn
dit is mijn verhaal NIET

neem me terug
naar het heldere hoofd van een zaadje onder de grond
dat een bos wil worden
dat met open ogen over de lente droomt
en de taal van de vogels verstaat
mijn verhaal is DIT

mijn verhaal is geen verhaal van vertrek
geen verhaal van terugkeer
mijn verhaal is alles wat het waard is om voor op te staan
opnieuw in stukken te breken
opnieuw voor te rennen
opnieuw voor te verdwalen
opnieuw te begraven
opnieuw te ontkiemen

mijn verhaal zit in mijn stem, mijn ogen, mijn longen
neem me terug
naar een verhaal dat we kennen.

 

Hop over de sofa

Remco Ekkers

.

In 2021, in het jaar van zijn overlijden, publiceerde uitgeverij Kleine Uil, de bundel ‘Hop over de sofa’ van prozaschrijver, essayist en dichter Remco Ekkers (1941-1921). Ineke Holzhaus schreef over deze bundel: “Hop over de sofa’ lijkt een opgewekte of komische titel, maar er gaat een gruwelijke werkelijkheid achter schuil in het klein en in het groot. De dichter verwondert zich over het kwaad in de wereld, over ongerijmdheden, over vreemde toevalligheden, maar ook over liefde. Alle mensen die hebben bestaan zijn vergeten op enkelen na. ”

Voorts schrijft ze: “Remco Ekkers is een denkend dichter. Hij schuwt de grote thema’s niet, maar hij kan daarbij bij het kleine alledaagse beginnen, waarna hij zich naar universele overwegingen toedicht waarbij hij alle middelen inzet, die de poëzie hem aanreikt.”

Remco Ekkers debuteerde in 1979 met de bundel ‘Buurman’ waarna er nog vele zouden volgen, een groot aantal als bibliofiele uitgave. Hiernaast verscheen zijn werk in De Gids, Maatstaf, Tirade, Bzzlletin, De Revisor en Hollands Maandblad. Van 1976 tot 2016 maakte hij deel uit van de redactie van de Poëziekrant. Daarnaast was hij van 1986 tot 1992 poëziecriticus van De Gids. In de Leeuwarder Courant verzorgde hij tien jaar lang poëzierecensies. In het blad Schrijven verschenen zijn interviews met dichters

Een mooi voorbeeld van het kleine en ‘alledaagse’ in de poëzie van Ekkers uit de bundel ‘Hop over de sofa’ is het gedicht met de titel ‘Meisje zee’ waarin hij iets groots en machtigs vergelijkt met een meisje.

.

Meisje zee

.

Je komt en je gaat

je ruist en je loopt uit

je bent wijd en geheim

je zuigt me naar je toe

en laat los, je speelt

omdat het moet

van maan en wind.

.

Ik mag komen

je omspoelt me

beantwoordt mijn hunkering

zwijgt in het ruisen.

.

Uit mijn boekenkast

E.J. Potgieter

.

Mijn poëzieverzameling groeit mijn boekenkast uit. Zelfs op een grote kast in de kamer liggen stapels met dichtbundels. Ik denk dat ik inmiddels bijna 16 meter aan dichtbundels bezit. Dat is een mooi en rijk bezit maar het is ook een ellende als ik iets specifieks zoek. De bundels staan deels op dichtersnaam en reeksen staan bij elkaar maar over het algemeen is het alsof er een blinde bibliothecaris maar wat gedaan heeft (en ik kan het weten want ik ben tenslotte bibliothecaris). Ooit (sprak hij vol goede moed) ga ik al die bundels ordenen.

Tot die tijd trek ik af en toe eens een dichtbundel uit een stapel of van een plank. Vandaag deed ik dat met een klein, oud bundeltje ‘Liederen en gedichten’ 6e druk van E.J. Potgieter. Everhardus Johannes Potgieter (1808-1875) was prozaschrijver en dichter, en de meeste mensen kennen hem waarschijnlijk van naam, van de vele straten in Nederland die zijn naam dragen. Dat Potgieter een belangrijke rol heeft gespeeld in het literaire leven in Nederland blijkt wel uit het gegeven dat hij, samen met Jan Pieter Heije (toenmalig een populaire dichter in Holland) en  Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink, het literaire tijdschrift ‘De Muzen’ oprichtte dat al snel werd vervangen door maandblad De Gids, waarvoor Potgier onder de initialen W. Dg. een groot aantal artikelen en gedichten schreef.

Het kleine bundeltje dat ik in bezit heb is uit 1900 en verscheen dus postuum. Het is een bundel met liederen en gedichten, bijeenverzameld door Joh. C. Zimmerman en is een zesde goedkoope druk. Tegenwoordig zou een dergelijke druk juist als duur en fraai uitgegeven doorgaan. Het aardige is dat iemand bij dit bundeltje een krantenstukje heeft toegevoegd. Het zit los voorin en aan de advertenties op de achterkant te lezen is het uit de tijd dat dit bundeltje werd gepubliceerd. Ik schreef al eens een blogbericht over dit gedicht.

Uit dit bundeltje koos ik een lief gedichtje uit het Oud Amsterdams Liedboeck, getiteld ‘Speelmans-deuntje’.

.

Speelmans-deuntje

.

Het mildste zonneschijntje
Verleent het landschap kleur
Noch geur,
Als ’t gulden Rijnsche wijntje,
Den roemer , dien ik beur;-
Wie zou druilen,
Wie zou pruilen,
Die ’t zag blaken,
En mogt smaken?
‘k Roep tot morgen
Vaarwel aan mijn zorgen,
Als ik druiven-zonlicht speur!
.
Hoe lokt het uit mijn vedel,-
Veel bloempjes draagt in Mei
De wei,-
Die liedenkens zoo edel,
Dat allerzoetst gevlei:-
“Vlugge lansje”
“Kom een dansje!”
“Aardig zusje!
“Geef mij een kusje!-
En de voetjes
Zij tripp’len al zoetjes,
IJlings zwiert een bonte rei!
.
Al menig scheepjes-helling
En zoo ’t pietje doet,
Ook goed!
Glijdt langs de gladde helling
Van mijn’ versleten hoed:-
Oude manneke,-
Nog een kanneke,-
En, mooi-Klaertje!
Nu je vaertje
Niet zal kijven,
Och! laat me bedrijven,
Speelmans knepen zijn ook zoet!

.

 

Brandbijt

Elegieën voor Marina Tsvetajeva

.

Toen ik dit bericht wilde gaan schrijven heb ik eerst gekeken of ik ooit eerder over Marina Tsvetajeva had geschreven. Dat blijkt niet echt het geval. Ik noem haar naam in een bericht over Erich Arendt (toen geschreven Marina Zwetajewa).

Marina Ivanovna Tsvetajeva (1892-1941) was een Russische dichter en schrijver wier werk door andere dichters geprezen wordt om zijn natuurlijkheid en diepgang. Zij liet meer dan duizend gedichten, acht toneelstukken, talrijke essays en brieven na, die nog steeds veel worden gelezen. Ze stond bekend om haar zeer sterke en onafhankelijke persoonlijkheid.

Ik kocht ‘Wegen naar Insomnia’ elegieën voor Marina Tsvetajeva van Johan de Boose (1962). De tekst op de achterflap is zowel raadselachtig als duidelijk: Wie elegieën schrijft zegt evenveel over zichzelf als over de bron van zijn droefheid, Daarom gaan de gedichten in ‘Wegen naar Insomnia’ slechts gedeeltelijk over de Russische dichter Marina Tsvetajeva. Voor de andere helft zoeken ze woorden voor de onmacht, de woede, de wanhoop en vooral de liefde van een man, die het ongeluk begaat postuum verliefd te worden.”

Johan de Boose is doctor in de Slavische Filologie, vertaler, acteur en schreef artikelen en gedichten die verschenen in Yang, De Revisor, De Gids, Poëziekrant, DWB en De Tweede Ronde. Maar in deze bundel dus elegieën (melancholische gedichten, klaagzangen) voor Marina Tsvetajeva, een dichter met een boeiend en bewogen leven.

Ze was getrouwd met Sergej Efron. Na de Russische revolutie, waarin Efron aan de zijde van de Tsaar vocht, emigreerde ze eerst naar Berlijn, daarna Praag en tenslotte Parijs. Zonder dat Marina het wist werkte haar man als geheim agent voor Stalin. Ze was veel van haar man gescheiden en onderhield talrijke onstuimige, soms platonische, soms expliciet erotische verhoudingen met diverse mannen en vrouwen waaronder Rainer Maria Rilke en Boris Pasternak. Ze onderhield nauwe banden met dichters (en lotgenoten) Anna Achmatova, Vladimir Majakovski, Osip Mandelstam en Arseni Tarkovski. Tsvetajeva keerde in juni 1939 terug naar de Sovjet-Unie. Deze beslissing werd naast isolement, armoede, heimwee en zorgen over de toekomst van haar zoon vooral ingegeven door de in de jaren dertig veranderde houding van haar man jegens de Sovjet-Unie. Uiteindelijk benam ze zichzelf van het leven na een, door de oorlog, gedwongen verhuizing naar Jelaboega.

Johan de Boose schreef en publiceerde ruim 50 jaar na haar overlijden de bundel met gedichten voor haar. Uit deze bundel koos ik het gedicht met de  titel ‘Brandbijt’ (een gat dat in het ijs wordt gehakt wanneer er water nodig is om brand te bestrijden).

.

Brandbijt

.

In je naam brandt melk. Wie drinkt

verschroeit. Wie jou bewandelt bloedt.

.

In de sterrenregen op een zwart plaveisel

heb ik jou herkend, de zilvergloed

.

geproefd, en niemand slaapt bij kreten

van wie stikt, van wie het zonlicht heeft

.

geslikt en zwijgend in de spiegel ziet

hoe vuur verdampt in de ruïne van de ziel,

.

Vallen

Emma Crebolder

.

In 2012 verscheen van Emma Crebolder (1942) de bundel ‘Vallen’ bij uitgeverij Nieuw Amsterdam. Emma Crebolder studeerde Duitse taal en letterkunde in Utrecht. Na een verblijf van enkele jaren in Tanzania deed zij aan de universiteiten van Leiden en Keulen een studie Afrikaanse talen met als hoofdvak Swahili. Zij onderwees deze taal decennia lang.

Zij was in 1993 de eerste officiële stadsdichter van Nederland in Venlo. Vanwege haar vossenpoëzie werd zij in 2006 opgenomen in de Orde van de Vossenstaart. Stijn Streuvels was de eerste die deze erkenning kreeg. In 2015 werd haar de Leo Herberghs Poëzieprijs toegekend. Crebolder publiceerde in literaire tijdschriften als De Gids, Maatstaf, Het Liegend Konijn, Terras en Hollands Maandblad.

In de bundel ‘Vallen’ las ik een mooi gedicht over haren die ‘verhalen van hemel en hellevaart’ zonder titel.

.

De haarval was al geslachten

lang zo. Sluik, maar met

.

herinneringen aan vroege

lokken die altijd met

.

oorlog of in geval van mode

afgesneden maar nooit

.

teruggedreven werden

tot de eerste zwarte krul

.

Ons vermoeden is dat haren

verhalen van hemel en hellevaart.

.

Menhir in Mexico

Jan Bervoets

.

In 2009 nam Joris Lenstra afscheid van  Ongehoord Rotterdam, een poëziepodium waar hij sinds 2006 in de organisatie zit. In 2007 wordt in de centrale bibliotheek van Rotterdam het eerste podium georganiseerd. De mensen die Ongehoord Rotterdam organiseerden waren naast Joris Lenstra, Hein van de Assem, Ton Huizer, Yvonne Koenderman en Frida Winklaar. In 2010, na het afscheid van Joris neemt een nieuw bestuur het over van deze club. Hein en Yvonne blijven, Corina Kappen en ikzelf treden toe.

Door de jaren heen heeft het podium van poëziestichting Ongehoord! vele goede en bijzondere dichters op haar podium mogen begroeten. Een selectie: Daniel Vis, Roel Weerheim, (Marieke) Lucas Rijneveld, Frans Terken, Daniël Dee, Elfie Tromp, Lotte Dodion, Gijs ter Haar, Alja Spaan, Els de Groen, Demi Baltus, Myrte Leffring, Joz Knoop, Meliza de Vries, Evy Van Eynde, Kira Wuck, Jana Beranová, Lies Jo Vandenhende, A.C.G Vianen, Judith Herzberg en natuurlijk de ons ontvallen Rieneke Minderman, Derrel Niemeijer en Wim den Hertog.

Hoewel de podia in de bibliotheek van Rotterdam inmiddels tot het verleden behoren, organiseert poëziestichting Ongehoord! nog steeds de Ongehoord! Poëziewedstrijd (twee jaarlijks) en worden er incidenteel podia georganiseerd in Maassluis, Den Haag en Rotterdam.

Toen Joris Lenstra in 2009 afscheid nam van Ongehoord Rotterdam verscheen een klein bundeltje met gedichten van dichters die ooit het podium betraden. Een van die dichters was Jan Bervoets (1942). Bervoets publiceerde vanaf de jaren ’80 in onder andere Maatstaf, De Revisor en De Gids. Van zijn hand is het gedicht ‘menhir in mexico’ opgenomen in de bloemlezing van Poëziepodium Ongehoord Rotterdam uit 2009.

.

menhir in mexico

.

verschrikkelijk zoals dit weer is voorspeld

met een saffieren mes

zijn ingewanden blootgelegd

en alle gieren vreten aan de wolken

.

welke tornado wil hier nog aarden

als zelfs de huizen onhandelbaar blijken

en er dagelijks doden vallen

in een ritmiese kadans

.

zoveel natuurgeweld lijkt wel retories

de geldigheidsduur van een ademtocht

is zevenmaal verzekerd

men staat in de rij voor het product

.

slechts een oude galsteen blijft nog achter

en wijst de laatkomers de weg

.

Niet nog een boek

Kees Winkler

.

Zoals de regelmatige lezer van dit blog wel weet ben ik van beroep bibliotheekdirecteur, maar mijn vak (waar ik voor geleerd heb) is bibliothecaris. Een mooi vak dat vrees ik helaas aan het uitsterven is. Er is (vooralsnog) geen opleiding meer voor het vak van bibliothecaris. Nu is dat ook niet zo heel vreemd, het vak is de laatste 20 jaar ingrijpend veranderd. Naast dat ik bibliothecaris ben, ben ik ook dichter.

Ik moest even slikken toen ik het gedicht ‘Toekomstbeeld’ van Kees Winkler las in de bundel ‘Niet nog een boek’ gedichten over boek, bibliotheek en lezer uit 2001. Dit was wel een confrontatie met mijzelf. Zou ik dit ook mee kunnen maken? Ook mijn bundel staat in mijn bibliotheek op de plank. Kom ook ik ooit in de categorie (bijna) vergeten dichters? Dat laatste is waarschijnlijk overigens. Het leeuwendeel van alle dichters treft dit lot en daar is ook niks mis mee. Poëzie is van alle tijden en elk tijdsgewricht kent haar eigen dichters. Het is slechts voor een enkeling gegeven dat zijn of haar poëzie de tand des tijds  doorstaat en dat, jaren nadat het tijdelijke is verruild voor het eeuwige, een dichter nog gelezen wordt.

Kees Winkler (1927-2004) was overigens zelf geen bibliothecaris maar dichter, bloemlezer en arts verbonden aan het Herseninstituut te Amsterdam. Met ondermeer Hans Vervoort en Rogier Proper richtte hij in 1970 de Stichting Propria Cures op, die sindsdien het gelijknamige (sinds 1890 verschijnende)  blad uitgeeft. Gedichten van zijn hand verschenen in onder andere De Tweede Ronde, Tirade, De Gids, Het Hollands Maandblad en Avenue.

.

Toekomstbeeld

.

De vergrijsde bibliothecaris
liet zijn blik weiden langs de planken
en hij pakte er een boekje uit
wat hij zelf geschreven had

.

Hoofdschuddend om zijn overmoed van vroeger
herkende hij zichzelf als een vergeten dichter
en hij wist dat dichters vergeten worden
als hun werk niet best is

.

Maar om in de herfst van zijn leven
te erkennen dat hij gefaald had
dat was teveel voor de grijze man
en hij zette het boek weer terug.

.

Gelieve u eerst aan te melden

Tania Verhelst

.

In juli van dit jaar schreef ik al over de bundel ‘U kunt uw lichaam hier achterlaten‘ van Tania Verhelst (1974) en deelde toen het gedicht ‘Homeless Jezus’. Toen ik weer in deze bundel aan het lezen was bleef ik hangen bij het gedicht ‘Gelieve u eerst aan te melden’. Toen ik dit gedicht las moest ik onwillekeurig denken aan iets dat ik eerder deze week op de radio hoorde. Het ging over het gegeven dat je een abonnement kon krijgen bij Meta (Facebook, Instagram, WhatsApp)) zonder advertenties maar daar zaten wel kosten aan. Per account leveren advertenties Meta € 7,- per maand op.

Er werd ook nog bij gezegd dat je data (bij een betaald abonnement ) veilig was en verder niet gebruikt werd. Maar bewijzen deed Meta dat verder niet. Ik denk dan meteen, ze gebruiken het dus wel degelijk. Maar los van dit geval zijn steeds meer zaken die voorheen gewoon gratis en voor niets te genieten waren, niet meer gratis. Als je je nou maar aanmeldt, lid wordt, je gegevens achter laat dan kun je ‘gratis’ gebruik maken. Daar gaat dit gedicht over. En over de consumeerdrift van de moderne mens. Instant hapiness van plastic en piepschuim. Betaald of gratis maar nooit voor niets.

.

Gelieve u eerst aan te melden

.

de binnenkant van een zakdoek

het vruchtvlees van een hand

ze zijn van u voor vijf euro

.

een stad in een glazen bol, goede schudden voor gebruik en kijk

deze nacht van sneeuw is uw deel voor 10 euro

tussen haakjes: mogen wij u erop attent maken dat uw winkelmandje nog steeds leeg is?

en nee, niemand valt erover dat de sneeuw van piepschuim is

en dat de binnenkant van een zakdoek verassend goed lijkt op zijn buitenkant

tenminste toch voor er wordt gesnoten

.

zelfs de zee is van u maar vanaf de branding moet u betalen

en ja, zelfs de zee past in een winkelmandje

wij verpakken haar golven in zilverpapier

wat dacht u van elke maand een golf in de bus?

na een jaar hebt u een meer

.

u hoeft zich enkel aan te melden

hier

nu

.

De uitvinder

Chris Honingh 

.

In een tweedehandsboekenwinkel (mooi scrabble/wordfeudwoord) kwam ik de bundel ‘De uitvinder’ van Chris Honingh (1951) tegen uit 1991. Beeldend kunstenaar en dichter Chris Honingh debuteerde met deze bundel in 1991 bij uitgeverij Querido. Tot 2004 werden door deze uitgeverij nog 5 dichtbundels uitgeven van Honingh en na 2004 begint hij met het in eigen beheer uitgeven van proza, meer poëzie en later ook poëzie in het Engels in eigen beheer. Zijn laatste dichtbundel in het Nederlands is alweer uit 2017 en is getiteld ‘De Schaal van Richter’. Honingh publiceerde werk in de tijdschriften Tirade, De Gids, Het Liegend Konijn, DW en B, De Tweede Ronde, Maatstaf en De Revisor. Maar ook hier zijn zijn bijdragen van voor 2016. Misschien is dat de reden dat ik deze dichter nog niet kende.

In de bundel ‘De uitvinder’ worden pioniers als Jacob van Lennep en de Franse fortograaf Nadar en hun werkzaamheden vanuit onverwachte invalshoeken belicht. De analogie tussen uitvinder en dichter lijkt hierbij evident, beiden ontginnen onbekende terreinen. Ik heb echter een gedicht over Baudelaire gekozen. Misschien op het eerste oog geen uitvinder maar door zijn werk op het snijpunt van romantiek en realisme wordt hij als een van de grondleggers van het decadentisme gezien.

.

Baudelaire I

.

Vloeipapier waarin men kaas verpakt lag

volgeschreven, plotseling vervuld van kracht.

Oppervlakte leek een gloeiend bad, of

het retourneerde wat hij in een ogenblik

van zwakte dacht. door huid scheen schemerinkt,

zoals in matglas zon verdicht.

.

Had zich langzaam opgericht van schaduw af

tot licht, zijn door de pen ontwrichte hand op

uitgestoken knie. Notities voor een verder leven

op een tafelblad, verzonken in het witte gat

omdat hij hen fixeerde als hem het harde oog.

.

Overlopend staren, kramp kroop uit een been omhoog,

hij werd zich zeer bewust van zitten. Maar het blad

verdonkerde, letters keerden om, toen de spiegel

toonde wat tussen vlindervleugels in gevangen zat.

,

Aandacht, schichtig wezens dat steeds vlucht bij

nadering, het zet hem aan tot opstandigheid; de blik

waarin men wordt verpakt, vingers die hem weigeren

te raken, omdat zijn afstand niet in alledaagsheid past.

.

 

 

Zomernacht

C.O. Jellema

.

De zomer loopt ten einde, tragisch maar waar, en hoewel de temperaturen deze week er geen aanleiding toe geven komt de herfst eraan. Maar nu zijn er nog die lange zomernachten. Zwoel, plakkerig en helder. En gisteravond terwijl ik ’s avonds nog een korte wandeling maakte moest ik denken aan een gedicht van C. O. Jellema dat ik afgelopen week las.

Van mijn broer kreeg ik maar liefst 5 bundeltjes van Jellema uit de kringloopwinkel. Het gedicht waar ik aan moest denken  komt uit een van die bundels ‘Stemtest’ uit 2003. Cornelius Onno (Cor) Jellema (1936-2003) was dichter en essayist. Hij debuteerde in 1961 met enkele gedichten in literair tijdschrift De Gids. Aanvankelijk kreeg zijn werk weinig aandacht, maar in 1981 brak hij definitief door met de bundel ‘De schaar van het vergeten’.

In zijn vroege gedichten zocht Jellema naar een relatie tussen de ‘verteller’ in het gedicht, en de wereld buiten die ‘verteller’. Later speelt ‘de tijd’ een belangrijke rol in zijn werk. In enkele bundels probeert hij een synthese tussen ‘voelen’ en ‘denken’, ofte wel emotie en ratio, te bewerkstelligen. De gedichten van C.O. Jellema zijn gekenmerkt door een strakke vorm, en geregeld maakt hij gebruik van de sonnetvorm.

Na enig onderzoek kwam ik erachter dat het gedicht ‘Zomernacht’ ook voorkomt op de onvolprezen website straatpoezie.nl. Het gedicht werd in 2008 aangebracht aan de Oude Kerkhof Noordzijde 1 in Leens (Groningen) waar Jellema lange tijd woonde.

.

Zomernacht

.

Doe nu die gedachten dicht van je.
Denk nu eens liever niet na over morgen.
Kijk niet steeds weer die bosrand van gisteren
na, bramenplukker die je bent zoals vroeger
maar nu. Maak even geen onderscheid tussen
een wie en hoezo en de kans op anders.
.
Doe in je hoofd uit de lamp, hoor wat er is,
ademt en ritselt, kwaakt in de kikkers.
Leef met je lichaam van nachtwind de koelte.
Geeuw je een gat in het hart en proef het
zo rood al sap van bramen. Wees langzaam
door vogels gezongen het wordende licht.

.