Site-archief
Moederdag
Neeltje Maria Min
.
Op zoek naar een geschikt gedicht voor Moederdag kwam ik in de bundel ‘Kindsbeen’ van Neeltje Maria Min (1944) uit 1995 een gedicht tegen zonder titel dat over een moeder gaat en waarbij op de een of andere manier meteen aan mijn moeder moest denken. Waarschijnlijk door de eerste twee zinnen. Maar ik denk dat elke moeder dit gevoel herkent.
En wanneer ik dan ook nog zo’n prachtig ‘vergeetwoord’ lees (ze beidt haar tijd wat ‘ze wacht haar tijd af’ betekent) dat ik me herinner uit mijn studietijd (ik las het elke dag op de klokkentoren van de Beurs van Berlage wanneer ik naar de Frederik Muller Akademie liep) dan is de keuze snel bepaald.
.
Vanavond is ze oud en moe.
Een man had haar iets aangedaan.
Ze weet niet eens meer wat en hoe.
Ze wacht en wachtend geeft ze toe:
haar zonen hebben nooit bestaan.
.
-Hem ogen toebedacht die klaar
staan om haar terug te zien. Hem van
een mond voorzien die praat en lacht.
De zekerheid van zijn besluit. –
.
Ze ziet zich in de ruit weerkaatst.
Ze beidt haar tijd. Het vuur gaat uit.
Ze wacht het af te wachten uur.
.
Op deze plaats sluit draad voor draad
de mousseline van haar gewaad.
.
Geest
Hera Lindsay Bird
Ik was was aan het zoeken op mijn website (wanneer er bijna 5.400 berichten op je blog staan vergeet je weleens of je iets geplaatst heb of niet) en ik stuitte op het heerlijke maar wonderlijke gedicht ‘Keats is Dead so Fuck me From Behind’ van Hera Lindsay Bird (1987) uit Nieuw Zeeland. Toen ik verder zocht bleek dit de enige keer te zijn geweest dat ik iets van of over haar geplaatst had.
Op zoek naar meer poëzie van haar hand kwam ik op haar website waar nog veel meer heerlijks en absurds te lezen is. Uiteindelijk kwam ik weer op een andere pagina, dit keer van thespinoff.co.nz en daar las ik het gedicht met de intrigerende titel ‘Bruce Willis You Are The Ghost’. In eerste instantie dacht ik dat dit gedicht over de huidige toestand van Bruce Willis ging, hij lijdt namelijk aan frontotemporale dementie. Tot dat ik onder het gedicht las dat dit al een veel ouder gedicht was van Bird. Na lezing realiseerde ik me dat dit gedicht gaat over de film ‘The Sixth Sense’ uit 1999.
In het gedicht wordt Bruce Willis aangesproken als het geestpersonage dat hij in de film speelt, waarbij wordt verwezen naar het feit dat zijn vrouw hem niet kan horen omdat hij is overleden en nu een geest is, wat overeenkomst met de plottwist van de film waarin blijkt dat het personage van Bruce Willis dood is.
Bruce Willis You Are The Ghost
It’s not that your wife doesn’t love you. It’s because you died and now you are a
ghost and she can’t hear you talking to her. That time you saw her taking off her
wedding ring? It’s because you’re her dead husband and she can’t continue to
mourn your absence with heterosexual jewellery indefinitely. Stop haunting her
already, Bruce Willis! Bruce Willis, it’s hard to be a ghost and not know you are
a ghost. Haven’t you noticed that the only person you’ve talked to in a year is a
supernaturally gifted child? Don’t you think it’s weird your wife just cries alone in the
living room every night, rewatching your wedding tape and never looking or
speaking to you? Don’t you remember being fatally shot in the stomach at the
beginning of the movie? Walk towards the light, Bruce Willis. Walk towards the light.
De dichter vertelt
Colette
.
Afgelopen zaterdag was ik in, wat misschien wel mijn meest favoriete antiquariaat in Den Haag is, Colette & Co. in de Reinkenstraat. Ik kom er al jaren zo nu en dan want de hoeveelheid boeken die in de loop der jaren het pand zijn ingedragen nemen bijna alle vloeroppervlak in. Stapels en stapels aan boeken over alle onderwerpen denkbaar. Voor hele fijne kleine prijsjes. Ik kom er regelmatig maar niet heel vaak want elke keer loop ik er tegen aan dat ik er zo hebberig van word. En mijn huis heeft ook maar beperkte ruimte. Mijn poëziecollectie nadert de 17 meter boekenkastruimte en mijn huis groeit niet mee.
Toch kon ik het niet laten en heb ik een paar dichtbundeltjes gekocht. Twee keer een ‘Literair paspoort’ uitgegeven ter gelegenheid van het gelijknamige poëziefestival in Den Haag en Wassenaar in 2002 en 2004, een bundel ‘Dichter aan huis’ uitgegeven door de gelijknamige stichting die dit festival jarenlang organiseerde in wijken in Den Haag en, misschien wel de leukste maar zeker de oudste bundeling poëzie ‘De dichter vertelt’.
Deze bundel, samengesteld door dichter Gabriël Smit (1910-1981) als uitgave van K.R.O. Schoolradio Publicatie no. 105 in 1957, is een heerlijk ouderwetse bundeling van dichters die hun wortels hebben in de katholieke poëzie (Michel van der Plas, Jan Engelman, Anton van Wilderode, Anton van Duinkerken), de christelijke poëzie (Martinus Nijhoff, Guillaume van der Graft) maar ook naast een aantal wat meer moderne dichters als Jan Hanlo, Harriet Laurey, Paul van Ostayen en M. Vasalis, een aantal klassieke dichters als P.C. Boutens, Aart van der Leeuw en J.C. Bloem. Een klein overzicht van beroemde en bekende dichters uit eind 19e en begin 20ste eeuw.
Opmerkelijk is dat er maar twee vrouwelijke dichters zijn opgenomen en dat alle dichters inmiddels reeds enige of langere tijd zijn overleden terwijl ten tijde van publicatie slechts drie dichters waren overleden (P.C. Bouitens, M. Nijhoff, Aart van der Leeuw en Paul van Ostayen. Op de omslag de samensteller (met in de hand een sigaret) in een typisch jaren vijftig interieur omringd door geïnteresseerden jongelui. In het voorwoord schrijft hij: “de meeste mensen en ook nog veel jonge mensen vinden dichten en dichters eigenlijk wel een beetje raar. Er is sport er is film, er worden voortdurend mooiere en grotere auto’s gemaakt, straks worden we met een raket naar de maan geschoten.” Wat dat betreft is er niets veranderd behalve dan dat de verleidingen anders en diverser zijn geworden en dat tegenwoordig zelfs commerciële ruimtevluchten worden georganiseerd.
Een aantal bekende gedichten zijn opgenomen maar ook iets minder bekende gedichten zoals het onderstaande gedicht van Bertus Aafjes uit ‘Gedichten’, een bundel met sonnetten uit 1947, getiteld ‘De laatste brief’.
.
De laatste brief
.
De wereld scheen vol lichtere geluiden
En een soldaat sliep op zijn overjas.
Hij droomde lachend dat het vrede was
Omdat er in zijn droom een klok ging luiden.
.
Er viel een vogel die geen vogel was
Niet ver van hem tusschen de warme kruiden,
En hij werd niet meer wakker want het gras
Werd rood, een ieder weet wat dat beduidde.
.
Het regende en woei. Toen herbegon
Achter de grijze lijn der horizon
Het bulderen – goedmoedig – der kanonnen.
.
Maar uit zijn jas, terwijl hij liggen bleef,
Bevrijdde zich het laatste wat hij schreef:
Liefste, de oorlog is nog niet begonnen.
.
Ik zie je nog altijd liggen
Herman de Coninck
.
Voor de nieuwe MUGzine zijn we in het kader van het nieuwe onderdeel ‘Muggenbeet’ op zoek naar gekruide uitspraken over dichters en poëzie maar ook naar mooie zinnen. En dat mogen zinnen zijn uit een gedicht maar juist ook uit proza, toneelwerken, desnoods managementboeken zolang ze maar poëtisch zijn. Voorwaarde is dat ze in het Nederlands zijn of vertaald naar het Nederlands. Dus mocht je een suggestie hebben laat deze dan achter in een reactie op dit bericht.
Uiteraard houden wij onze ogen ook open voor mooie zinnen. En lezend in de vuistdikke bundel ‘Ik ben genoemd meisje en vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde uit 1980, samengesteld door Christine D’haen. kwam ik bij het gedicht ‘Ik zie je nog altijd liggen’ van één van mijn favoriete dichters aller tijden Herman de Coninck (1944-1997) uit. De laatste strofe van dit gedicht dat oorspronkelijk verscheen in ‘Zolang er sneeuw ligt’ uit 1978, is zo’n zin die blijft hangen en die in al haar poëtische schoonheid een mooi voorbeeld is van wat we bedoelen.
.
Ik zie je nog altijd liggen
.
ik zie je nog altijd liggen, je vingers
smal en paars als asperges,
deze hele bleke stille vorm van jezelf-zijn
die je altijd wel had,
een streepje gestold bloed uit je mond:
niks-zeggen was ook vroeger jouw manier
van gekwetst-zijn, ik denk: sluit nu maar
je ogen, kom, ik zal je helpen –
.
dit is al wat ik nog kan doen:
dit niet-meer-weten-wat-zeggen
en het zeggen.
.
Sweet Bahnhof
Wilfred Smit
.
Wilbinus Hendrik Coenraad Smit (1933-1972) of Wilfred Smit onder welke naam hij beter bekend was, moet wel een van de meest bijzondere voornamen hebben die ik ooit gelezen heb. Wilbinus is niet een naam die ik ooit eerder hoorde of las. Smit werd geboren in Nederlands-Indië en op 15 jarige leeftijd verhuisde hij met zijn ouders naar Nederland. Hij studeerde vanaf 1953 Slavische taal- en letterkunde in Leiden. In 1969 werd hij docent geschiedenis van de Russische Letterkunde.
In 1959 debuteerde Wilfred Smit met de bundel ‘Een harp op wielen’. In 1963 volgde de bundel ‘Franje’ en in 1971 ‘Verzamelde gedichten’. Een jaar later stierf hij op jonge leeftijd aan een hersentumor. Weinig mensen zullen deze dichter kennen van naam en of van werk. Toch heeft een gedicht van Smit uit 1956 enige vorm van eeuwigheidswaarde gekregen. In 1983 verscheen dit gedicht in een Themanummer van BZZLLETIN 110 en een jaar later, in 1984, werd dit gedicht door de Nederlandse popband The Nits gebruikt voor hun lied “Adieu Sweet Bahnhof”, en dan vooral de twee na laatste zin. Dit nummer werd een grote hit in Nederland.
.
Sweet bahnhof
.
Drijft men dan steeds verder
uit elkaar? het afscheid schuift
een opdringerige oom tussen ons in.
sluit de ogen af- ja dit is vlucht,
een handvol kaarten laten vallen
omdat men in onze vingers knipt.
wurg alle lichten – rasse schreden
maakt mijn vertrek, reusachtig,
als op stelten wadend door de mist.
adieu adieu sweet bahnhof –
een convooi melaatsen wacht
in alle stilte de nalaatste trein.
.
4 mei
Jaap Zijlstra
.
Vandaag is het 4 mei, de dag dat we in Nederland de doden herdenken. De doden uit de tweede wereldoorlog en de doden die na de oorlog in conflictgebieden vielen. Er is zelfs een initiatief om ook alle doden te herdenken die nu nog in conflictgebieden vallen te herdenken overal ter wereld. Ik vind dat een mooi initiatief omdat het een accent toevoegt aan de dodenherdenking. Het doet niets af aan de twee minuten stilte om 20.00 uur op 4 mei ter herdenking aan hen die vielen, het verrijkt deze herdenking én ik denk dat door dit soort initiatieven (waar je ook het herdenken van Nederlanders in conflicten na de tweede wereldoorlog onder mag scharen) juist bijdraagt aan het in leven houden van deze mooie traditie.
Toch wil ik vandaag een gedicht plaatsen dat juist een directe relatie heeft met 4 mei 1945. Het is het gedicht ‘4 mei’ van Jaap Zijlstra (1934) en ik nam het uit de bundel ‘De mooiste gedichten over verzet en bevrijding’, verzameld door Sipke van der Land uit 1994.
.
4 mei
.
De oorlog is al jarenlang voorbij.
Men zegt het, maar het is niet waar.
Ik zie ze nog, gebonden aan elkaar
gaan naar hun graf. De duinenrij
ligt in de zon, de wind streelt door hun haar.
.
Voorover liggen. het is niet voorbij.
Wachten met het gezicht op de grond.
Roepen tot God met een gesloten mond.
Mijn God, mijn God, ontferm U over mij.
.
Nog klopt hun bloed tegen het witte zand.
Nog zoekt hun hart de verre overkant.
Ik hoor de schoten. het is niet voorbij.
.
Bevrijdingsdaggedichten
Rogi Wieg
.
Het is bijna 4 mei (dodenherdenking) en 5 mei (bevrijdingsdag) en op de website van Nationaal Comité 4 en 5 mei, is een mooi overzicht te downloaden van gedichten die zijn geschreven door de jaren heen (tussen 1995 en 2005) in opdracht van het Comité, door gerenommeerde dichters. Zo is er poëzie van Jana Beranová, Toon Tellegen, Gerrit Komrij, Remco Campert, Karel Eyckman, Ankie Peypers, Eva Gerlach, Anna Enquist en nog vele anderen te lezen.
Uit 1997 is onder andere een gedicht van Rogi Wieg (1962-2015) opgenomen getiteld ‘Inktvlekken’. In een tijd waarin in de Verenigde Staten de dagboeken van Anne Frank op sommige scholen wordt verboden, is een gedicht als dit harder nodig dan ooit.
.
Inktvlekken
.
Dagboeken zijn als levens, data, dag in dag
uit. Blauwe, strakke hemels, regen. Als het aan mij lag
zou ik zeggen: laat men de dagboeken voltooien,
handschriften, thema’s doen er niet toe. Gooien
.
we de mens voor leegoogige, gladgeschoren leeuwen
die om het bestaan van een dagboek slechts geeuwen,
dan zijn we niet die betere, verre vriend of goede buur,
al kleden we ons naar de tijd en betalen we zuivere huur.
.
Er zijn slechte buren geweest. Het theeservies
van de mens wiens dagboek als een raam
werd dichtgeklapt – glasgerinkel, inktvlekken – staat vies
op andermans aanrecht. Maak het nu beter, was het af en breng het terug.
.
Maar alleen de doden mogen vergeven en zij kunnen niet spreken.
Hun buren zijn andere doden, eindelijk veilig, zij hebben geen mond
of een kaarsrechte rug.
.
Vrijdag
Miriam Van hee
.
In 1996 publiceerde Mirjam Van hee de bundel ‘Achter de bergen’. Haar dichterlijke stem ligt dichtbij de spreektaal. Haar poëzie is, zoals ik achter op deze bundel lees, de poëzie van iemand die stamelend haar eigen kwetsbaarheid verwoordt om daardoor sterker te worden, iemand die tracht met zichzelf in het reine te kome, die zich oefent in weerbaarheid tegen de grote onverkwikkelijkheden van het leven: de onwetendheid, het verraad, de vergankelijkheid.
Ronkende taal van de uitgever en zeker ik lees in deze bundel gedichten die bij deze beschrijvingen aansluiten maar ook gewoon mooie gedichten. Zoals de gedichten die de dagen van de week als titel hebben. En omdat het vandaag vrijdag is hier het gedicht ‘vrijdag’ uit deze bundel.
.
vrijdag
.
de nacht was al over de helft
op de radio werd bach
op piano gespeeld
.
ik wilde niet slapen
maar waken opdat je zou komen
en zien maar misschien
wilde jij net hetzelfde en zo
.
werd het ochtend met sneeuw
op de daken die
tegen de middag
verdween
.
Boos
J.A. Emmens
.
Ik bladerde door ‘De Nederlandse poëzie in pocketformaat’, samengesteld door Philip Hoorne en Chrétien Breukers uit 2012 en ik ontdekte dat deze handige, kleine uitgave destijds is uitgegeven door Compaan uitgevers uit Maassluis. Nu twijfelde ik even maar na een korte zoektocht bleek dat ik voor mijn werk daar ook een keer een boek heb uitgegeven: ‘Balkonscènes aan het water’ uit 2010 met onder andere poëzie van Pero Senda en Henriette Faas. Ik had de regie over dit boek gekregen van de gemeente (naar aanleiding van de bouw van een nieuwe wijk) en schreef er een inleiding voor.
Maar terug naar ‘De Nederlandse poëzie in pocketformaat’. Een pocket zonder inleiding, nawoord of enige duiding maar wel heerlijk gevuld met ruim 300 pagina’s gedichten van alle tijden. Waaronder een gedicht van de Rotterdamse dichter J.A. Emmens (1924-1971). Emmens was naast dichter ook doctor in de Kunstgeschiedenis en van 1958 tot 1961 directeur van het Nederlands Kunsthistorisch Instituut in Florence. Vanaf 1967 was J.A. Emmens hoogleraar algemene kunstwetenschap en ikonologie aan de Rijksuniversiteit in Utrecht.
Na zijn zelfverkozen dood in 1971 verscheen tussen 1979 en 1981 zijn ‘Verzameld werk’ in vier delen: zijn proefschrift, twee delen Kunsthistorische opstellen en een deel ‘Gedichten en aforismen’, dat veel meer materiaal bevat dan de drie kleine, tijdens zijn leven gepubliceerde bundels ‘Kunst- en vliegwerk’, ‘Autobiografisch woordenboek‘ en ‘Een hond van Pavlov’.
Uit ‘Gedichten en Aforismen’ uit 1980 van deze dichter hebben de samenstellers het gedicht ‘Boos’ opgenomen. Een grappige titel als je het gedicht leest. Ik weet niet precies waar en waarom Emmens ‘Boos’ werd maar het lijkt me een heel milde boosheid.
.
Boos
.
Het is bepaald overdreven te denken
dat het gedicht een poging betekent
om iets verstaanbaar te maken, laat staan
een uiting van priesters die god zien.
.
Een gedicht is niet meer dan een oor, om te grijpen
wanneer men geen woorden meer heeft
in officiële gesprekken, een railing
bij zeeziekte in de salon.
.














