Site-archief

Gesprek in de trein

Frank Koenegracht en Gust Gils

.

Als je op dit blog zoekt op de term trein, en je zou alle berichten lezen waarin de trein een rol speelt of genoemd wordt, dan heb je vele uren nodig en misschien wel een dag. De trein, perrons, aankomsthallen, de NS, de treinreis, alles komt voorbij. Toch heb ik nog geen dubbelgedicht gewijd aan personen in de trein. In dit geval twee gedichten over situaties in de trein.

Het eerste gedicht is van Frank Koenegracht (1945) en is getiteld ‘Lekker dood in eigen land’. Dit gedicht komt uit de bundel ‘Poëzie is een daad’ gedichten voor Remco Campert uit 2009. Het tweede gedicht is getiteld ‘Gesprek in de trein’ van Gust Gils (1924-2002) en komt uit de bundel ‘Een vingerknip’ uit 1983.

.

Lekker dood in eigen land

.

In de trein zitten twee heren die elkaar

vasthouden.

.

Als de trein de tunnel inrijdt

snijden zij elkaar de polsen door

.

en zeggen daarbij ‘pardon’.

.

Maar jullie, bloeddruppeltjes, die uit

het raam waaien, jullie zijn vrij.

.

Gesprek in de trein

.

nu direct niet kijken mevrouw

maar die wanstaltige krompraterij

van een landschap waardoorheen wij treinen

is toch merkaardig om gade te slaan.

.

zo’n landschap uit het buitenland

wat dat zich vaak inbeelden kan

moet je hebben meegemaakt

om het te geloven.

.

ik bedoel maar: onschatbaar voordeel

hier slechts toerist te zijn!

ach ja mevrouw de eenvoud

is nooit zo eenvoudig als ie lijkt.

.

Roken!

Aan de laatste roker

.

Afgelopen week hoorde ik een bericht op de radio dat de inflatie maar een klein beetje gedaald was. Dat het niet meer gedaald was kwam vooral door de accijnsverhoging op tabak. Dat roken inmiddels een hele dure (en slechte) hobby is geworden toen ik hoorde wat je tegenwoordig voor een pakje sigaretten moet betalen. Nu is het natuurlijk het verstandigst om meteen te stoppen als je nog rookt, en het is alweer bijna stoptober (maand waarin het stoppen met roken wordt gepromoot),  maar ik weet dat dat makkelijker gezegd is dan gedaan.

Ik moest ook meteen denken aan een bundel poëzie over roken. Dus in mijn boekenkast gekeken en daar de bundel ‘De laatste roker’ uit 2014 samengesteld door Henny Vrienten (1948-2022) en voorzien van heerlijke tekening door peter van Straten. In deze bundel staan gedichten van verschillende dichters waarbij roken het verbindende thema is. Gedichten over roken, waar sigaretten en sigaren de hoofdrol hebben en gedichten over stoppen of waarin het roken (min of meer toevallig) voorkomt.

In het gedicht ‘De laatste roker’ van Driek van Wissen (1943-2010), dat hij schreef in zijn periode als dichter des vaderlands (2005-2009) en dat in zijn bundel ‘Voor het vaderland weg’ verscheen, steekt hij de draak met de ‘stop met roken’ lobby.

.

De laatste roker

.

Hier zit ik in mijn stamcafé en paf

Nog vrolijk witte kringen in het rond

En weer steek ik mijn bolknak in mijn mond,

Want wie vandaag met roken stopt, is laf.

.

Mij nemen ze mijn levensvreugd niet af:

In weerwil van het antirookverbond

Blijf ik gewoon gezellig ongezond

En wacht als straffe roker op mijn straf.

.

Wanneer de klok straks twaalf uur heeft geslagen

Belt vast een fan van het gezond regime

Onmiddellijk “Meld misdaad anoniem”

Om zich over mijn houding te beklagen,

Waarna ik door een arrestatieteam

Word meegenomen in de boevenwagen.

.

Driek van Wissen en Jean Pierre Rawie

Dichtung und Wahrheit

Jules Deelder

.

Een van de favoriete onderwerpen van dichters is het dichterschap, de poëzie en alles wat daarmee samenhangt. In 1994 werd een bloemlezing door Atte Jongstra (1956) en Arjan Peters (1963) gepubliceerd met de veelzeggende titel ‘Dichten over dichten’. Bloemlezing uit de Nederlandse poëzie van de 19e en 20ste eeuw. Meer dan 600 pagina’s poëzie over poëzie, het dichterschap, de dichtbundel, het proces van het schrijven, vormen van poëzie en nog veel meer.

Een dichter die regelmatig de poëzie en het dichterschap als onderwerp nam is Jules Deelder (1944-2019). Deelder was serieus over zijn dichterschap maar hij mocht er ook graag op schertsende op kolderieke wijze over schrijven. Een voorbeeld van dat laatste is het gedicht ‘Dichtung und Wahrheit’ uit de bundel ‘Interbellum’ uit 1987.

.

Dichtung und Wahrheit

.

‘Heb je ’t al gehoord

van de dichter D.?’

.

‘Nee, wat is er dan

met D.?’

.

Die heeft z’n lier

aan de wilgen gehangen

.

‘Is dàt alles? Nee

dan E.!’

.

‘Wat is er dan met E.?’

.

‘Die heeft zichzelf

aan z’n lier gehangen

.

Schilderij: Dick Bakhuizen van den Brink (1950)

 

Herman de Coninck

Twee gedichten voor Hans Lodeizen

.

Het is alweer enige tijd geleden dat ik een gedicht van één van mijn meest favoriete dichters aller tijden, Herman de Coninck (1944-1997) hier op dit blog deelde. In ‘De gedichten’ uit 1998, is een gedicht opgenomen bij de verspreidde gedichten, dat komt uit  ‘Ruimten’ jaargang 4 nummer 13/14 uit 1965. In dit literair magazine verscheen het gedicht van de Coninck getiteld ‘twee gedichten voor hans lodeizen’.

Dit magazine met nieuwe realistische poëzie verscheen tussen 1961 en 1973. Ruimten werd opgezet met de bedoeling de lezer kennis te laten maken met de literaire producten van de allerjongste generatie, studenten aan de universiteiten van Gent, Brussel, Leuven en aan de hogeschool van Antwerpen.

En, zoals de redactie het in 1961 in het eerste nummer in het voorwoord schreef: ” de redaksie houdt zich geen vast (politiek) programma voor ogen, wat aan de gemiddelde lezer van vlaamse tijdschriften hoogst ongeloofwaardig en ongebruikelijk zal voorkomen. wij zullen echter met genoegen alle politieke kwesties, die in ons laag landje zoveel geesten tot op zo verafgelegen gebieden blijken geboeid te houden, naar het andere einde van de wereld wensen bij onze literaire bezigheden. dit betekent helemaal niet dat wij ons buiten het aktuele tijdsgebeuren plaatsen om ons op te sluiten in een ivoren toren.”

Het gedicht van Herman de Coninck is geschreven voor mededichter Hans Lodeizen (1924-1950), waarmee hij zich in goed gezelschap begeeft. Andere dichters die gedichten over Lodeizen schreven waren Simon Vinkenoog (1928-2009) en  Heere Heeresma (1932-2011). Het gedicht van Herman de Coninck bestaat uit twee gedichten.

.

Twee gedichten voor Hans Lodeizen

.

1.

.

voor ik zal sterven wil ik

alle mensen toelachen zei hij

en ging op reis naar alle mensen

en lachte en lachte

.

maar onderweg stierf hij

van verdriet.

.

2.

.

sterven is mooi dacht hij

kijk maar naar de zon

en ze stierven lang samen

tot het water van de nacht

hen overspoelde hij deinde uit

zo wijd als hij maar wezen wilde

en werd het water

waarin hij verdronken was.

.

Vijf variaties op een misverstand

Kees Stip

.

Pyramus en Thisbe is een verhaal uit de Griekse mythologie over de onmogelijke liefde tussen twee jonge mensen uit Babylon. Anders dan in de meeste mythologische verhalen, spelen de Griekse godenwereld en bovennatuurlijke nimfen en saters geen enkele rol. In 1950 verscheen van de hand van Kees Stip (1913-2001) het kleine bundeltje ‘Vijf variaties op een misverstand’ een droevige geschiedenis behandeld in de trant van enige Nederlandse dichters.

Die dichters zijn (Koos) Speenhoff (1869 – 1945), Jan Prins (1876-1948), (Martinus) Nijhoff (1894-1953), (Herman) Gorter (1864-1927) en (Joost van den) Vondel (1587-1679). In een herdruk in 1984 werd nog een variatie naar Gerrit Achterberg (1905-1962) toegevoegd. De vijf variaties zijn dus geschreven in de stijl van deze dichters.

De variaties zijn nogal lang en daarom heb ik er één uitgelicht, namelijk die van Speenhoff. Ik vind de vindingrijkheid van Stip, het verweven van alledaagse dingen (C&A, Circus Barnum en Bailey) bijzonder grappig.  De Rotterdamse illustrator, dichter/zanger en kunstschilder Speenhoff was daarnaast een variété-artiest en raakte bekend met zijn liedjes over het volkse leven. Een gegeven dat Stip mooi verwerkt heeft in deze variatie.  Wil je ze alle vijf lezen ga dan naar de website waar ze te vinden zijn.

.

Pyramus en Thisbe

Naar Speenhoff

 

Dit is het bloedig moordverhaal van Pyramus en Thisbe

De een, een schone jongeling, wiens ouwe heer in vis dee

De andere, miss Babylon, de dochter van de buurman,

Bij wie hij op beperkte schaal des avonds door de muur kwam.

 

Die muur had namelijk een spleet (het ding zat er al jaren),

maar in die tijd had Babylon gebrek aan metselaren.

De ‘Aziatische idee’, zo heette het, ging voor—en

men bouwde tegen wil en dank aan de mislukte toren.

 

De huisbaas schreef in spijkerschrift, hetgeen een hele toer was,

een lang request waarin stond dat bij hem de muur ajour was.

Maar toen het aankwam op de plaats waar zo’n request moest wezen,

toen brak de spraakverwarring uit en niemand kon het lezen.

 

Door deze spleet nu wurmde Thisbe ’s avonds hare lippen

en Pyramus placht dan daaraan een poze-lang te nippen.

Dat was misschien wel aardig, doch hoezeer zij ook genoten,

toch waren beiden er op uit hun afzet te vergroten.

 

Dus Thisbe op een goede dag sprak in het Babylonisch,

die muur is toch maar niks gedaan, hij maakt mijn hele koon vies.

Je hebt gelijk sprak Pyramus, die muur dat is een vieze,

vanmiddag bij het eten, zat de kalk nog in mijn kiezen.

 

Ik heb een plan, we gaan eruit, we doen het clandestien zus

achter het Wilhelminapark, daar ligt het graf van Ninus.

Dat is een plekje waar geeneen ons kan bespioneren,

ik wil nu weleens weten wat wij zonder muur presteren.

 

En zo begaven beiden zich met uitgedachte smoezen

apart naar wijlen Ninus toe om daar te rendez-vousen.

Doch Thisbe die het eerste kwam werd bleek gelijk een lelie

toen zij een leeuw trof, juist ontsnapt uit Barnum en Bailey.

 

Die leeuw zat daar op Ninus’ graf en at wat eens een ree was

en keek precies of in zijn maag nog plenty plaats voor twee was.

Het arme kind wist weliswaar het ondier te ontkomen

maar het kostte haar d’r mantel, die ze pas had laten stomen.

 

Toen nu de leeuw verdwenen was kwam Pyramus haar vrijer

en las op het verscheurde flard de naam van Brenninkmeijer.

Hij wist dat dit de firma was, waar Thisbe vaste klant was

en snapte dus direct wat of er met haar aan de hand was.

 

Zijn haren rezen overeind, z’n wangen werden sneeuw-wit,

hij dacht het heeft er alles van dat Thisbe in een leeuw zit.

Ach waren we nu nog maar thuis, zelfs met de muur er tussen

want iemand binnen in een leeuw die laat zich lastig kussen.

 

Vaarwel mijn ouders, nimmermeer keert Pyramus uw zoon thuis,

ik sla nu mijn penaten op in huize Aidoneus.

Hij trok daarop een slagersmes, hij stak het in zijn baadje

en zonk toen rochelend ineen op Thisbe’s C&A-tje.

 

Toen Thisbe hem daar liggen vond,—gij raadt het reeds, eilasie

een mens is van nature toch geneigd tot imitatie!—

trok zij het mes uit Pyramus en stak het in haar sinus.

Toen lagen twee kadavers daar, nog afgezien van Ninus.

 

Moraal

 

Dit drama leert ons iets omtrent de ouderlijke plichten.

Men dient de gaten in zijn huis terstond te laten dichten.

Wie dit niet doet die brengt zichzelf in vele ongemakken,

Dus hebt gij jonge dochters thuis; laat er dan behang op plakken!

.

Nog een Vlaming

Kris Lauwereys

.

De Vlaamse dichter Kris Lauwereys (1979) kwam al eerder voorbij op dit blog als partner van Elise Vos maar deze teamcoach timmert zelf ook aan de poëzieweg. Van Lauwereys (niet te verwarren met de literair vertaler Kris Lauwerys met een -e-  minder)  werden gedichten gepubliceerd in Het Gezeefde Gedicht, Deus Ex Machina, Kunsttijdschrift Vlaanderen, en bekroond in diverse poëziewedstrijden zoals de Poëzieprijs Harelbeke, de Interuniversitaire Prijs Babylon en de Kunstprijs Lint.

Hij werkt momenteel aan zijn debuutbundel die eind 2024 zal verschijnen. Hij droeg zijn poëzie voor bij Perdu (Vers van het Mes) en Noordwoord (Dichters in de Prinsentuin). Daarnaast is Lauwereys  medewerker van Roer.me (een bijzonder fijne website met veel poëzie) waar hij onder andere in de reeks Gruis een gedicht heeft gepubliceerd en waar hij begonnen is met recensies schrijven. Het gedicht dat ik met jullie wil delen is getiteld ‘Sisyphus’ en komt van de site van de universiteit Leuven.

.

Sisyphus

.

Hij weet dat niemand na de jaren
hem komt halen
geen hand wrikt zijn schouder
vanonder de rots
steen kleeft aan hem als eelt

.

schraapt hij zijn weg
de helling op
de kwelling is sinds lang
tot sleur gesleten

.

van vooruit en terug verlost
is alles een kring
die hem verslindt

.

steeds maakt hij rond
wat hij nooit meer begint

.

Of de macht van het woord

Drs. P

.

Dichtbundels zijn er vele vormen en dikten, saai vormgegeven tot verrassend vormgegeven, rechthoekig, vierkant tot soms zelfs schuin in de band. Ik ben sinds kort in het bezit van een dichtbundeltje dat in je binnenzak past. Een lang reepje van 20 cm lang en 6 cm breed. Het is het door Wolters bijzonder vormgegeven bundeltje ‘Esmeralda’ of de macht van het woord van Drs. P (1919 – 2015). In 1989 werd dit bundeltje met stevige kartonnen kaft, aangeboden aan alle taaldocenten in Nederland als dank voor de bijna 100 jaar lange betrokkenheid bij de ontwikkeling van Wolters’ Woordenboeken.

Drs. P begint deze bundel met een ingeleide waarin hij de beperkingen die Wolters’ hem oplegt uit te leggen (formaat van de bundel). Zo schrijft hij: “Korte regels / moest ik hebben / door elkaar / een woord of drie / wat zich daarbij / onweerstaanbaar / opdrong / was de poëzie.

En verderop: “Maar sonnetten / en rondelen / zijn voor dit formaat / niets waard / noch kwatrijnen / villanellen / en balladen / uiteraard.”

Hij benoemt de vorm waarvan hij zich bediend de Spicht. Een paar regels: “Een woord van vier lettergrepen / plaatst u steeds / in regel 6”  en 8 regels. Als voorbeeld schrijft hij: “uren, dagen / maanden, jaren / vlieden als / een schaduw heen / ambtenaren / uitgezonderd / geldt die wet / voor iedereen.”

Een kostelijk klein bundeltje kortom. Als volledig gedicht koos ik ‘Raamvertelling’.

.

Raamvertelling

.

Jantje zag eens

Pruimen hangen

(zo begon het

Zangbetoog) –

Levensgroot en

Allersappigst

Maar ze hingen

Veel te hoog

.

“Plukken mag ik niet”

Dacht jantje

“Zou ik dan

Om één of twee

Handvol pruimen

Ongehoorzaam 

Wezen? 

Ja, een goed idee”

.

Hoe de vruchten

Te bereiken

Goede raad

Was hier te duur

Jantje nam een

Opsteekladder

Bij zijn vader 

Uit de schuur

.

Menend dat

Zijn handelswijze

Niets te wensen

Overliet

Dank zij goede

Brandpreventie

Miste men

Zo’n ladder niet

.

Jantje klom

Gezwind naar boven

En hij naderde

Alras

Het niveau waar

Veelbelovend

Ooft ruimschoots

Voorradig was

.

Maar temidden

Van dit voedsel –

Naar bij nader inzien

Bleek – 

Zat een oude

Neushoornvogel

Die hem 

Vreugdeloos bekeek

.

“Heeft dit dier”

Zo peinsde Jantje

“Iets boosaardigs

In de zin?

Nu, hier is mijn

Zakagenda

En daar

Staat het vast wel in”

.

Plotseling 

Weerklonken kreten

Want er was iets

Aan de hand

Ja, hij hoorde

Zevenstemmig

“Brand! Brand! Brand!

Brand! Brand! Brand! Brand”

.

Mark Insingel

Vlaams dichter

.

Afgelopen juli overleed de Vlaamse schrijver (proza, essays, hoorspelen) en dichter Mark Insingel (1935-2024). Insingel was het pseudoniem van Marcus Henri Laurent Thérèse Donckers. In 1956 debuteert Insingel met de bundel ‘Panorama’ onder zijn eigen naam Mark Donckers in de reeks ‘Bladen van de Poëzie’. Insingel evolueerde als dichter van vrij conventionele poëzie (zijn debuut en de drie bundels die tussen 1958 en 1966 werden gepubliceerd) via de concrete poëzie (‘Perpetuum mobile’ uit 1969, ‘Modellen’ uit 1970 en ‘Posters’ uit 1974) naar inhoudelijk zeer pure poëzie.

Vanaf 1963, met de publicatie van zijn bundel ‘Drijfhout’ gebruikt Insingel zijn pseudoniem als dichtersnaam. Zijn bundel Perpetuum mobile’ uit 1969 wordt beschouwd als de eerste bundel concrete poëzie in het Nederlands. Met zijn concrete gedichten nam hij deel aan internationale tentoonstellingen in Amsterdam, Neurenberg, Stuttgart, Liverpool en Oxford. Na zijn concrete poëzieperiode gaat hij een zowel vormelijke als inhoudelijk uitgepuurde (zoals men in Vlaanderen zegt) poëzie schrijven, opgebouwd rond zorgvuldige spiegelstructuren en herhalingen. De formuleringen zijn beknopt, de woorden zorgvuldig gekozen, de taal ontdaan van alle franjes. Zijn verzen leunen bijgevolg dicht aan bij de ‘poësie pure‘ van een Paul Van Ostaijen. In 2017 brengt het Poëziecentrum te Gent al zijn gedichten uit in één band getiteld ‘Het doel is wit’.

Insingel was naast schrijver en dichter onder andere Penningmeester P.E.N.-centrum voor Vlaanderen, redacteur Literair Akkoord en Kritisch Akkoord, docent aan de Schrijversacademie in Antwerpen en werkend lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Zijn werken werden meerdere malen bekroond.

In 2005 verschijnt van zijn hand de bundel ‘Niets’ en twee jaar later in 2007 de bundel ‘Iets’ die thematisch op elkaar aansluiten. Beide bundels bestaan uit liefdesgedichten waarin Insingel voor de verlatenheid van ‘niets’ en het verlangen naar ‘iets’ woorden en een ritme zoekt. In deze twee bundels zoekt hij naar het ongrijpbare van de liefde, naar haar waarom. Insingel zei hier zelf over:  ‘Het iets dat niets is, het niets dat iets is – de liefde zoals ze onmogelijk wordt als ze absoluut wil zijn, zoals ze slechts zichzelf wordt in dit absolute. En wie is uiteindelijk de minnaar, wie is de geliefde?’

In 2010 werden beide bundels uitgegeven onder de naam ‘Iets & Niets’. Uit deze bundel komt het gedicht zonder titel hieronder.

.

Toen jij niet klaar was –

en ik wachtte al.

.

Want jij zou klaar zijn –

en ik wachtte al.

.

En toen ik wachtte

dacht ik: zij is klaar,

.

ze zegt zo dadelijk:

je wachtte al.

.

En jij was klaar,

je zei: je wachtte al.

.

 

 

Poëziepodia

September

.

Naast dit dagelijks blog, mijn bemoeienissen met De Zoek naar Schittering, Poëziestichting Ongehoord! en Meander, MUGbooks, MUGzine en nog zo wat dingen die ik rond poëzie doe, mag ik ook graag voordragen op podia. Natuurlijk zou ik dat graag doen op grote bekende podia in den landen maar daarvoor moet je gevraagd worden (wat overigens ook regelmatig gebeurt). Maar het is misschien wel net zo leuk om ook op podia in de omgeving voor te dragen. Dit zijn vaak wat kleinere podia, plaatselijk of regionaal met een vaste kern van dichters. Ik ken er vele en deze podia bieden beginnende en ervaren amateurdichters de ruimte en de mogelijkheid om hun poëzie ten gehore te brengen.

Komende weken ben ik op een aantal van deze podia te zien en te horen. Allereerst op 8 november in Wageningen bij Poëzie leeft! van uitgeverij Leeuwenhof. In het depot in Wageningen (Arboretumlaan 4) zal tussen 12 en 16 uur niet alleen de nieuwe bundel van Johan Meesters worden gepresenteerd maar er zal ook een rondwandeling zijn door het Arboretum waar een aantal dichters zal voordragen bij beelden in de beeldentuin. Ik zal daar als één van die dichters voordragen.

Op dinsdag 10 september draag ik voor bij podium Woordkunst in Maassluis. Oude bekende en een mooi initiatief in de gemeente waar ik werk. Vanaf 20.00 uur aan de P.C. Hooftlaan 6 in Maassluis.

En daags erna zal ik voordragen bij het vijfjarig bestaan van Podium Mooie Woorden van Literair De Lier. Vanaf 19.00 uur in De Vlietwoning aan de Bruidsbogerd 11 in Naaldwijk.

Van Johan Meesters hier een gedicht als voorproefje getiteld ‘Ik ben een ander als geen ander’.

.

Ik ben een ander als geen ander

.

in Leeuwenhof loopt geen leeuw

ik ben een valse Brabander

en ook geen echte Zeeuw

hooguit een Nederlander

.

mijn echte naam heb ik verbloemd

tot Johan – naar een voetballer

ook als filosoof beroemd

.

en al ben ik niet zo schrander

Meesters heb ik mij genoemd

.

ik ben een ander als geen ander

.

 

Stof

Redbad Fokkema

.

Lezend in de bundel ‘Je bent mijn liefste woord’ Gedichten voor bijzondere momenten uit 2015 en samengesteld door Anne Vegter, kwam ik een gedicht tegen van een mij volledig onbekende dichter. Deze dichter Redbad (Ludger Klazes) Fokkema (1938-2000) was naast dichter, literatuurhistoricus en docent moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Utrecht. Daar promoveerde hij in 1973 op de poëzie van Gerrit Achterberg met ‘Varianten bij Achterberg’. In 1979 schreef hij over de Vijftigers de studie ‘Het komplot der Vijftigers’. In 1999 stelde hij de bundel ‘Aan De Mond Van Al Die Rivieren’ samen, een geschiedenis van de Nederlandse poëzie sinds 1945.

In 1980 debuteerde hij als dichter met de bundel ‘Elke dag is de eerste’ waarna het tien jaar duurde voordat hij met een opvolger kwam getiteld ‘Het doek van de dag’ (1990). Thema’s in de poëzie van Fokkema zijn tijd en eeuwigheid, taal en verbeelding en het eigen verleden. Voor de poëziecriticus die Fokkema was, was poëzie een vorm van communicatie waarbij vorm en inhoud beide een centrale rol spelen. Wie dit communicatieproces wil doorgronden, dient zijn aandacht te vestigen op de manier waarop de taal in een bepaald gedicht gestructureerd is. Goede poëzie koppelt een oorspronkelijke thematische inhoud aan een ingenieuze en verzorgde poëtische vormgeving.

Het is bij deze twee bundels gebleven. De bundels werden niet in grote oplages gedrukt dus Fokkema heeft nooit een groot publiek gekend. De weinige aandacht die er was voor de bundels was wel positief. Niet dat ik alle dichters uit het Nederlands taalgebied ken, verre van, maar het maakte me wel duidelijk waarom ik de naam van Fokkema als dichter niet kende. In ‘Je bent mijn liefste woord’ is het gedicht ‘Stof’ opgenomen uit de bundel ‘Het doek van de dag’.

.

Stof

.

Als ik van je dood mag gaan

leg mij dan weg en zeg: het

is zo niets. Strijk de plooien

glad, en laat in godsnaam

bloemen na die niet bestaan.

.