Site-archief

Dubbelgedicht

Oma / Grootmoeder

.

In de loop der jaren heb ik een paar keer een gedicht gedeeld dat over een oma of een grootmoeder gaat. Zo deelde ik ‘De oma van mama‘ van Erik van Os, ‘Mijn oma zwemt…‘ van Kira Wuck en een titelloos gedicht van Kreek Daey Ouwens over grootmoeders en moeders. Sterker nog, ik heb zelfs al eens een dubbelgedicht gewijd aan oma’s en grootmoeders. En vandaag dus nog een keer met twee totaal andere en verschillende gedichten.

Het eerste gedicht is van Saul van Messel (1912-1993) pseudoniem van Jaap Meijer, is getiteld ‘Veenkoloniën’ uit de bundel ‘Syndroom’ Joodse poëzie uit 1971.

Het tweede gedicht is van de Vlaamse dichter Luuk Gruwez (1953), getiteld ‘Oma’s memo’, en komt uit de bundel ‘Bandeloze gedichten’ een keuze uit de poëzie 1977-1990 uitgegeven in 1996.

.

Veenkoloniën

.

mijn grootmoeder heeft

vannacht slecht geslapen

.

de joodse begraafplaats

te oude pekela werd geschonden

.

maar vreemd

zij lacht weer als vroeger

.

terwijl wij haar schedel

in de modder vonden

.

Oma’s memo

.

Zij ruimt de rommel op die niet meer dient:

een fotolijst, een hoornen bril,

verlovingsjurk van anno dertig,

de prullenkraam van een bestaan

dat eens vol meesterwerken was.

.

Haar mooiste meesterwerk ben ik,

klein mausoleum voor een dochter,

de hare, die mij baarde en toch stierf,

de missing link die ons verbindt,

gemis dat vlees werd, stof en as.

.

Uit alles blijkt dat zij zich traint in blijven,

in voortbestaan, inpakken van wat was.

En met een stem vol moederschap

laat zij een opdracht aan de planten na:

wees daar, eis water, als ik niet meer ben.

.

Alleen wat weerloos is en eindigt

verdient een voortbestaan. Geen ding.

Zo eindigt ook haar kunstgebit

met gouden stift, dat nu nog elke avond

in een glaasje gaat, straks in de kist.

.

Black and white portrait of an elderly woman.

De zomers van Watou

Luisterboek

.

Op de rommelmarkt kocht ik voor een euro twee luisterboeken met poëzie, ‘De goddelijke vonk‘ en ‘De zomers van Watou’. Die eerste had ik al maar blijft een mooi cadeau om weg te geven en de tweede kende ik nog niet. De zomers van Watou (2005), het beste uit de Poëziezomers werd uitgegeven ter gelegenheid van de 25ste editie van de Poëziezomer Watou en bevat 46 gedichten die samen een overzicht vormen van de hoogtepunten uit 25 Poëziezomers.

Veel bekende namen waaronder Hugo Claus, Herman de Coninck, Luuk Gruwez, Serge van Duijnhoven, Anna Enquist, Gerrit Komrij en Stefan Hertmans werden opgenomen en via het geluidsarchief van Radio Klara gebruikt door de samenstellers Gwy Mandelinck en Agnes Hondekijn. Een uur lang genieten van dichters en poëzie.

Op de cd staat onder andere een gedicht van Geert Buelens uit 2002 getiteld ‘Verwant’. Geert Buelens (1971) is een Vlaams dichter, essayist, columnist en hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Buelens debuteerde als dichter in 2002 met de bundel ‘Het is’. Voor zijn werk ontving hij verschillende prijzen waaronder de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs in 2003 voor zijn debuutbundel.

Buelens schreef voor De Morgen en was jarenlang redacteur van het literaire tijdschrift Yang, waarin hij gedichten en essays publiceerde. Dit was ook het geval voor onder meer Bzzlletin en Het liegend konijn. Uit Yang komt het gedicht ‘Verwant’.

.

Verwant

.

Jij bent de engel die neemt
die altijd opnieuw door hologe blikken staart
en het leven afroept als een vraag

.

Wat als we aflopen als een berg
wat als een teken dat helpt en toch
het hart doorboort

.

Wat als een oor dat door geen mens bezocht
verkapt een dak aangeboden wordt

.

Ik schroef het hoofd eraf en giet het leeg
genoeg gekelderd en gekraakt

.

Ik stel de vraag opnieuw
en verwacht niet langer wat
als dit wat als dat

.

De wagen rijdt voor en kan zo vertrekken
de deur staat zo open als

.

 

Saamhorig

Luuk Gruwez

.

Dichters kunnen in hun poëzie de wereld verkennen, leren kennen, ontdekken. Dat kan door zonder omhaal van woorden een onderwerp te pakken en dat te beschrijven of, zoals Luuk Gruwez (1953) in het gedicht ‘Saamhorig’ beginnend met de wereld en eindigend met het heelal (je kunt maar een allesomvattend onderwerp nemen nietwaar). Het aardige aan dit gedicht is dat de wereld al heel groot is en het heelal oneindig maar dat Gruwez in dit gedicht ervoor kiest aan de hand van juist hele kleine dingen die hele grote wereld daarbuiten betekenis te geven.

Toen ik het gedicht las in ‘Garderobe’ een keuze uit al zijn gedichten uit 2010, dacht ik even dat ik al eens een gedicht met die titel had geplaatst op dit blog. Als je richting de 5000 berichten gaat weet ik nou eenmaal niet precies meer waarover ik allemaal geschreven heb. Het bleek een gedicht te zijn met net een iets andere titel namelijk ‘Saamhorigheid‘ van Isis van Geffen. Dit had een aardig dubbelgedicht kunnen zijn.

.

Saamhorig

.

Er moet een wereld van verloren dingen zijn

waarin een handschoen, inderhaast vergeten,

het aanlegt met een oude krant,

een sjaal, een zakdoek of een kam.

 

De handschoen mist de hand niet meer,

de zakdoek heeft geen jammernis,

en zelfs de sjaal taalt niet meer naar warmte

van kindermeiden en van moeders.

 

Al het verlorene is saamhorig.

Maar wat met tederheid die overbodig werd,

met kippenvel dat blijven wou,

de eerste natte droom, het domste lief,

 

het speelgoed van een kind dat stierf?

En doen alsof men alles kan vergeten,

hoewel men, plompverloren als een mens,

alleen in het heelal moet zijn.

.

Daar begint de poëzie

Charlotte Van den Broeck

.

Pas geleden kocht ik in een tweedehandsboekenwinkel een drietal bundels uitgegeven naar aanleiding van de Turing gedichtenwedstrijd. Het betreft hier de edities 2013, 2014 en 2016. In deze bundels zijn de beste 100 gedichten opgenomen van elke editie. In 2013 deden er meer dan drieduizend dichters mee met in totaal bijna tienduizend gedichten. Wanneer je dan tot de beste 100 gedichten geraakt, dan kun je ervan uitgaan dat er kwaliteit wordt geleverd.

En dat klopt. Lezend in de 2013 bundel viel me op dat er dichters meededen die jaren later bekende, gepubliceerde en ‘gearriveerde’ dichters zijn. Een kleine greep uit de deelnemers uit 2013 leverde de volgende namen op: Wout Waanders, Lize Spit, Ingmar Heytze, Luuk Gruwez en Charlotte Van den Broeck. Voorwaar niet de eerste de beste. Ook in de andere edities staan zeer bekende namen maar daar zal ik later aandacht aan besteden.

In 2013 deed zoals geschreven Charlotte Van den Broeck (1991) mee. Van den Broeck  behaalde een Master Engelse en Duitse Letterkunde aan de Universiteit Gent en een Master Drama (Woordkunst) aan het Koninklijk Conservatorium, Antwerpen voor ze in 2015 debuteerde met de dichtbundel ‘Kameleon’ (dus twee jaar nadat ze meedeed aan de Turing gedichtenwedstrijd). Deze bundel werd bekroond met de Herman De Coninck Debuutprijs. In 2017 verscheen ‘Nachtroer’, waarvoor ze de driejaarlijkse Paul Snoekprijs voor de beste Nederlandstalige bundel kreeg. Haar poëzie werd vertaald naar het Duits, Frans, Engels, Spaans, Afrikaans en Servisch.

In 2020 schrijft ze het Poëzieweek essay ‘Cosmos, Texaco’ en in 2021 komt haar derde dichtbundel uit getiteld ‘Aarduitwrijvingen’. In ‘Daar begint de poëzie’ de 100 beste gedichten uit de Turing Gedichtenwedstrijd is haar gedicht ‘Jubileum’ opgenomen.

.

Jubileum

.

Wij twee herhalen niet meer,

Ik geloof niet in een convergerend heelal.

Kilometers onder de korst wist men het allang:

er bestaat een punt waarop de aarde roodverbrand zijn rondheid bewijst.

Zo zullen ook wij op een dag samenvallen op eenzelfde as:

amper man, bijna vrouw met een uniseks regenjas.

.

Wij twee kennen geen evenbeeld

uit aarde en klei zouden ze jou niet zijn.

Geen jaren in geen baard, niet het grijs op je boterhammen.

Die foto op de koelkast met je blik

die mijn rok aan mijn enkels denkt.

Ik heb een huid die enkel nog jouw vingers kent.

.

Die keer toen we de haas aanreden, in zijn ingewanden

de oorzaak van verdriet probeerden lezen.

We vreesden dat het nooit zou drogen.

Als je iets niet uitspreekt, is het niet noodzakelijk gebeurd.

‘Ons’ is een bezittelijk voornaamwoord, dat we evengoed kunnen zwijgen.

Een huis gebouwd uit taal met oneindig veel andere namen.

Het is moeilijk wonen in drie letters.

Er is zo weinig plaats.

.

foto: Kioni Papadopoulos

 

Dorre lust

Luuk Gruwez

.

In 1996 verscheen van dichter Luuk Gruwez (1953) de bundel ‘Bandeloze gedichten’ een bloemlezing uit de poëzie van voor ‘Vuile manieren’ (een bundel uit 1994). In deze bloemlezing heeft Gruwez zelf een keuze gemaakt uit zijn gedichten tot 1994. In deze bloemlezing staan soms grondig herziene gedichten van deze Vlaamse dichter.

In de bundel ‘Bandeloze gedichten’ staat een gedicht ‘Aan een lezeres’, een gedicht dat ook is opgenomen in de verzamelbundel ‘Seks de daad in 69 gedichten’ samengesteld door Vrouwkje Tuinman en Ingmar Heytze uit 2001.

.

Aan een lezeres

.

Niets wil ik nalaten van het oneindige,

een klein legaat vol dorre lust,

zodat het onverhoopt is dat, nu jij dit leest,

je vingers gaan van knoop tot knoop.

.

Dan, enkel even, wil ik tot leven komen

in de bedreven hand van wie, mij overlevend,

haar spiegel enkel dit ontvreemdt:

het minst geringe van plezier.

.

Want enkel lust, een nutteloos beleg,

is het strategisch strelen van de woorden

rondom de rondingen van eigen letters.

-Zo wil ik dood nog kakelend bestaan

.

alsof ik een paar verzen leg,

geheel toevallig om de lieve leest

van een bevallige, allene, die mij leest,

zich verwarmend aan haar kippenvel.

.

Verona

Luuk Gruwez

.

Lezend in dichtbundels kom ik altijd veel moois tegen. Zo ook in de bundel ‘Garderobe’ een keuze uit al zijn gedichten van Luuk Gruwez (1953) uit 2010. Het gedicht ‘Verona di notte’ klinkt al meteen als vakantie. Het gedicht komt uit de bundel ‘Dikke mensen’ uit 1990.

.

Verona di notte

.

Dit is het uur dat mandolines zwijgen.

Rumoer verstomt in de tavernes.

Lantaarns lijken toegewijd te nijgen

-de laatste obers van de nacht.

.

De maan, dit uur, wordt weer vermaard

als een gewiekste die die harten rooft.

Geliefden oefenen de schone schijn

zó, hand in hand, niet meer alleen te zijn.

.

Augustusnacht met lauwe bries

van lijflucht, oregano en olijven.

En dauw die aarzelt in platanen.

.

Maar niet de vroegte maakt hun zoenen koel:

Giovanni heeft Elvira tegen vijven

gewoon al minder lief dan om half drie.

.

Dichter voor dichter

Anton Korteweg

.

Een van de laatste keren dat ik live dichters hoorde voordragen was in Leiden. Dat was bij de Leidse Poëzienacht. Daar droeg onder andere Anton Korteweg voor en ik moet zeggen, zeer naar mijn genoegen. De poëzie verfijnd en grappig, de voordracht rustig en aangenaam. Nu is bij uitgeverij Meulenhoff de bundel ‘Enfin’ verschenen. Vijftig jaar na zijn debuut een nieuwe bundel met vijftig gedichten ter ere van dit jubileumjaar.

Korteweg (1944) debuteerde in 1968 in het literair tijdschrift Tirade en in 1971 met de bundel ‘Niks geen Romantic Agony’. Zijn poëzie werd aanvankelijk gekenmerkt door de beschrijving van kleine alledaagse gebeurtenissen en de melancholische gevoelens waaraan deze appelleren. Daarbij speelt de ironisering van deze gevoelens een rol die bereikt wordt door dubbelzinnig taalgebruik en toespelingen op verheven onderwerpen in een alledaagse context. Korteweg was jarenlang conservator van het Lettrkundig museum, hij verzorgde bloemlezingen en was poëzierecensent.

En nu is er dan zijn jubileumbundel ‘Enfin’ waarin ik een gedicht tegen kwam dat hij schreef voor een andere dichter Luuk Gruwez. En hoewel de categorie getiteld is ‘dichters over dichters’ kun je in het gedicht wel degelijk lezen dat het hier over een andere dichter gaat.

.

Leve de poëzie!

(voor Luuk Gruwez)

.

Of ’t nou bij meneer Tintel was op ’t gym

-mijn leraar Nederlands in Dordt met maar een arm-

of in de bloemlezing Dichters van dezen tijd,

als knaap was ik verrukt: beminde je een vrouw,

ontkwam je aan de dood en werd je even

weggerukt uit het aards bestaan. Net wat ik wou.

Ed. Hoornik kon na dit verrukkelijk perspectief

als favoriete dichter niet meer stuk;

dat kwam ook door zijn kleine dochter van Jaïrus,

van wie het dode haar een tijdje zonder zwier was.

.

Een jaar of vijftien later, pasgetrouwd, las ik

bij een gerespecteerd collega, ‘k zeg niet wie

over een voelspriet in een warme schacht

gretig de lust van de geslachten aftastend

tot aan het oerslijm. ‘k Kreeg het Spaans benauwd

en dankte God: ik had al nageslacht.

.

Tattoo

Luuk Gruwez

.

Tatoeages zijn wonderlijke dingen. Ötzi, de ijsmummie uit de Alpen, die zo’n 5350 jaar geleden leefde, had zo’n 61 tatoeëringen. Er zijn tatoeages op Egyptische mummies gevonden, die van 2000 voor Christus dateren. Ook de Oekokprinses (mummie uit de 3e tot de 5e eeuw voor de jaartelling) gevonden in Rusland, droeg tatoeages. In de klassieken wordt er gerefereerd aan tatoeages bij de oude Grieken, de Germanen en nog meer volkeren.

Tot enkele decennia geleden werden tatoeages in Nederland vooral gedragen door zeelieden en soldaten en vrijwel niet door vrouwen. Tegenwoordig hebben meer mensen tatoeages, zowel mannen als vrouwen. Soms lijkt het er weleens op dat er meer mensen met tatoeages zijn dan zonder. Ook bij de bekende Nederlanders en vooral ook de professionele voetballers zijn tatoeages niet meer weg te denken.

Over de literaire of poëzie tatoeage schreef ik al in 2013 https://woutervanheiningen.wordpress.com/2013/04/05/tattoo-you/ . In de jaren nadien werden deze tatoeages met literaire of poëtische verwijzingen alleen maar populairder. Het was dan ook onvermijdelijk dat dichters zich met deze vorm van lichaamsversiering gingen sieren en erover begonnen te dichten.

Zoals Luuk Gruwez, de Vlaamse dichter, prozaïst en essayist, in de bundel ‘Bakermat’ uit 2008. Zijn gedicht ‘Tattoo’ zoals tatoeages in toenemende mate genoemd worden geeft een kritisch beeld van de getatoeëerde mens.

.

Tattoo

.

Een na een trokken ze hun kleren uit,

vol schaamte voor wat, amper vod of lomp,

misschien maar beter kon verstookt. Of ook omdat

zij zelf in naakte ikken dreigde te verstikken:

.

snikheet was het die dag. Maar eens

ontbloot ontstonden stilaan grote grijze kiltes,

zoals die een septemberavond soms ontstaan:

eerste dressuur voor najaar en winter

wanneer de kwade hond kan komen.

.

En zij begonnen elkaar liefdevol te verven,

zo vlijtig als maar kon, op borst, op bil en overal,

alsof zij moesten uitgewist. Tattoo na tattoo

brachten zij aan. Tot zij, compleet uit zicht

verdwenen, opgelucht weer adem kregen.

.

Gruwez en de Coninck

Dichter over dichter

.

In de bundel ‘Een keuze uit al zijn gedichten’ uit 2010 van Luuk Gruwez (1953) vond ik een gedicht dat heel mooi past in de rubriek ‘Dichters over dichters’. In dit geval een gedicht van Gruwez voor Herman de Coninck, één van mijn favoriete dichters. En omdat het alweer een tijd geleden is dat ik iets van of over Herman de Coninck schreef vind ik dit een prima aanleiding om dit gedicht hier te delen.

.

Het geslacht

.

Voor Herman de Coninck

.

In mannen is het koud en vaak december.

In vrouwen is het meestal mei.

Zij willen glimmen, levenslang,

vermommen zich van top tot teen

om niet voortijdig te verschrompelen.

Zij blijven bezig met verblijven.

.

In mannen is het koud en houdt het op.

Mijn God, hoe dol zijn zij op eindigen.

Want mannen rammelen zich klaar

en zwaargewapend met zichzelf,

besteden zij hun dagen aan verstijven.

.

In vrouwen heerst een soepeler geslacht

waarin iets bloesemt, iets ontboezemt,

en waar zij tederheid bewaren

of heimwee naar een meer in Zwitserland.

Zij houden van beginnen en behouden.

.

In mannen is het oorlog, niets dan oorlog.

In vrouwen wordt geboren, totterdood.

Zij knipperen een poosje met hun ogen,

zij fonkelen, zij woelen even

en daar ontstaat een dapper nageslacht.

Eén man volstaat en het wordt afgeschaft.

.

In mannen is het koud en vaak december,

in vrouwen is het altijd mei.

.

Einde

Luuk Gruwez

.

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez (1953) debuteerde in 1973 met de dichtbundel ‘Stofzuigergedichten’ waarna vele bundels volgden. De poëzie van Luuk Gruwez wordt weleens tot de neoromantiek gerekend, een stroming die als reactie op het nieuw-realisme van de jaren ’60 weer aandacht opeiste voor de grote gevoelens omtrent leven, liefde, ziekte, vergankelijkheid en dood. Luuk Gruwez voegt aan deze vorm van romantiek altijd een stuk (zelf)ironie toe. In zijn recentere werk wordt zijn poëzie verhalender en breder.

In 2015 verscheen de bundel ‘Garderobe’ een keuze uit al zijn gedichten. Poëzie uit zeven bundels is in deze bloemlezing gebundeld. Van ‘De feestelijke verliezer’ (1985, bekroond met de Dirk Martensprijs) tot ‘Lagerwal’ uit 2008. Uit deze mooie bundel koos ik het gedicht ‘Einde’ uit de ‘Feestelijke verliezer’.

.

Einde

.

Niemand zal met mij verdwijnen,

wanneer ik straks mijn einde vind.

De wereld mag na mij wel blijven,

alleen: ik ging nooit graag alleen.

.

En dat ook dan een duivenklets

nog op mijn oude dakraam ploft

waaronder vreemde lijven woelen

in liefdes melodieus rumoer,

.

of dat, al liet ik niemand na,

het ernstig loensen van een kind

met druipneus en een uilenbril

voorgoed aan mij voorbij zal gaan,

.

ik tel dit alles niet zozeer,

bedwelm al wie mijn kist wil volgen

met fleurige ontbindingswalm.

Alleen: ik ging nooit graag alleen.

.