Site-archief
Antilliaanse poëzie
Luis H. Daal
.
Ik schreef al eerder over de Antilliaanse en Surinaamse poëzie en dat ik eigenlijk maar weinig weet van de dichters en poëzie van deze twee landen. Nu ben ik in het bezit gekomen van een dubbelbundeltje, eerder een tijdschrift, dat twee voorkanten heeft en getiteld is ‘kennismaking met de antilliaanse poëzie / kennismaking met de surinaamse poëzie’. Deze uitgave werd aan de hoogste klassen van de scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen aangeboden door de Nederlandse Stichting voor Culturele Samenwerking met Suriname en de Nederlandse Antillen (Sticusa) in het jubileumjaar 1973.
In deze bundel zijn gedichten opgenomen die zijn gekozen en ingeleid door dr. J. Ph. de Palm en mr. H. Pos. In de bundel namen die ik ken (Edgar Cairo, Michaël Slory, Albert Helman, Tip Marugg en Alette Beaujon) maar ook, voor mij, nieuwe namen als Elis Juliana, Thea Doelwijt en Bernardo Ashetu. En ook dichter Luis H. Daal.
Luis Daal was de schrijversnaam van Luis Henrique Plácido Daal (1919 – 1997), was een Curaçaos schrijver, dichter, essayist, columnist, vertaler en kinoloog. Hij was werkzaam op de Antillen en in Spanje. Van 1968 tot 1975 was hij werkzaam op het Bureau Toezicht Curaçaose bursalen. En vanaf 1975 tot zijn pensionering in 1984 was hij hoofd Culturele Zaken op het voormalige Antillenhuis in Den Haag. Hij was 10 jaar lid geweest van het bestuur van Sticusa (Amsterdam) en 6 jaar lid van de adviesraad voor Culturele Samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk.
Daal publiceerde in het Spaans en het Papiamentu, hij vertaalde veel poëzie naar het Papiamentu en hij werd voor zijn werk verschillende malen onderscheiden in Nederland, Spanje, België en Venezuela. In de bundel is het gedicht ‘Gebed voor alle dag’ opgenomen (in het Papiamentu ‘Orashón di tur dia’) in een vertaling van Jules de Palm.
.
Gebed voor alledag
.
Lieve vader in de hemel,
zorg dat ik het brood, dat ik eet,
nooit dat zal zijn, dat ontbreekt
op de tafel van een vriend,
noch is onttrokken aan de dorre mond
van het kind van een verachte moeder.
.
Maak dat mijn vreugde
nooit de wijn zal worden
die mij of mijn vrienden
zal benevelen;
.
Zie ook toe
dat in de nog reine ziel van uw zoon
zich nimmer zullen nestelen
het gif van de haat,
de azijn van de afgunst,
de aloë van de wrok.
.
Orashön di tur dia
.
Tata dushi, den bo shelu,
hasi pa e pan ku mi ta kome
nunka tá esún ku falta
riba mesa di un amigu
ni ranka foí boka seku
di un ju dio mama ultrahá.
.
Mira pa mi alegria
nunka jega ‘i tá en biña
ku lo tin di burachá
ni mi mes mi mi amígunan;
.
mira tambe pa den alma
te aínda limpi di bo ju,
nunka n’forma nan bibá
ni venenu di un odio,
ni binágr di envidia
ni sentebibu di renkor….
.
De keuze van Frankrijk in 1968
Henry Hes
.
In het kader van (bijna) vergeten dichters wil ik vandaag de dichter Henry Hes bespreken. Henry Hes, of H.Hes of ook wel H.H.J. Hes (1946) is een dichter en prozaschrijver uit Groningen. In de jaren ’60 was hij actief in de Groningse Provo beweging en Ín de jaren zeventig en tachtig was Hes betrokken bij literaire activiteiten in en rond Groningen-stad. Hij was onder meer redacteur bij de kleine uitgeverij De Zon. Henry Hes was medewerker aan onder andere ‘Krödde’ (Groninger poëzie pop) en Remco Camperts tijdschrift ‘Gedicht’.
Uit deze laatste uitgave nummer 6 uit 1975 nam ik het gedicht ‘de keuze van Frankrijk in 1968’.
.
de keuze van Frankrijk uit 1968
.
aan la frontière moetsen de spullen
uitgepakt worden, waaronder
een gave paardenschedel
gerold in een regenjas
.
afgrijzen bij de douane
om al die loszittende tanden
opluchting omdat het geen
mens was, al dat schrijfwerk
.
de verbeelding was nog niet aan de macht
de schedel werd te licht bevonden
en mij werd de ruimte keuze gelaten
.
niet naar Parijs te gaan
aan de belgische kant van de grens
te blijven of erg snel te verdwijnen
.
Staatsmijn Wilhelmina
Manuel Kneepkens
.
In ‘Gedicht’ een driemaandelijks tijdschrift voor poëzie onder redaktie van Remco Campert, nummer 6 uit 1975 staat het gedicht van dichter, publicist, politicus en jurist-criminoloog Manuel Kneepkens (1942) met de titel ‘Staatsmijn Wilhelmina’.
.
Staatsmijn Wilhelmina
.
Zomers rolde je er met de bolderwagen of autoped
Moedertje Rusland in: de toendras en de steppen
van de Slikvijvers
die zwarte open wonden van de Hades, verraderlijk
achter hun camouflage van de prinsesmargrieten
.
op vrijdagavond, na werktijd, mochten de kompels er
tussen knoopkruid, bereklauw, de geur van kruizemunt
een kruiwagen slik weghalen, extra loon
.
eigenlijk waren die vijvers zwaar Verboden Toegang
want het Meisje van Hans Andersen, die van het
Wittebrood
was daar verdronken en ook de plompe groene kikkers
op late zomeravonden kwaakten er zo zwaarmoedig
dat men zich waande onder de grote grauwe
.
paddestoel
.
boven de verlaten parken van Hiroshima
.
Het liegend konijn
Serge van Duijnhoven
.
Het Liegend Konijn is een tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie onder redactie van Jozef Deleu. Twee keer per jaar – in april en oktober – brengt het blad een gevarieerd beeld van onze actuele Nederlandstalige poëzie. Het bevat uitsluitend nieuwe, niet eerder gepubliceerde gedichten: uit het nest geroofd, zoals op de website van het tijdschrift te lezen is. Het eerste nummer verscheen in 2003 en elke uitgave is eigenlijk een gedichtenbundel op zich maar dan met gedichten van verschillende dichters. Mooi uitgegeven door Van Haewyck, Leuven & Meulenhoff leest elk exemplaar heel prettig. Je kunt een abonnement nemen op dit tijdschrift (€ 35,- per jaar) of de nummers los kopen (€ 17,50). Met gemiddeld 150 pagina’s is dat een hele mooie prijs voor zoveel poëzie.
Uit het oktober exemplaar van 2005 (jaargang 3 nummer 2) koos ik voor een gedicht van Serge van Duijnhoven. Serge ken ik al heel lang (van lezen) en wat minder lang (van correspondentie). Zo schreef ik in 2014 nog een recensie van zijn bijzondere bundel en cd ‘Vuurproef’ https://woutervanheiningen.wordpress.com/2014/02/24/dichters-dansen-niet-2/
Uit Het Liegend Konijn koos ik voor zijn gedicht ‘Paragoniet’ (een mineraal met een parelachtige gloed).
.
Paragoniet
.
Er is te weinig weinig. De vergevingsgezindheid
van het niets waarin wij, als we eveneens
niets zouden zijn, zouden passen.
.
Begraaf mijn lot in het stof.
Begraaf mijn lot in perceptie.
Begraaf mijn lot in de handen
.
van een vadsige God
die handelt in de Liefde per opbod:
de aandelenzwendel van Eros.
.
‘Funny how dreams can die…’ zingt Astrud Gilberto
in eem van haar bossanova cantates.
Maar het tegenovergestelde is juist opmerkelijk:
.
‘Funny how dreams can survive…’
De onverbeterlijke neiging van de mens
om te willen geloven in illusies, tegen beter weten in.
.
We zijn aan verschillende onverzoenbare machten
ten prooi. Niets komt terecht. Niets is terecht.
En wat je verdient heeft er niets mee te maken.
.
Up-Hill
Christina Rossetti
.
Christina Georgina Rossetti (1830 – 1894) was een Engels dichteres en prozaschrijfster. In haar werk zijn een aantal thema’s herkenbaar zoals haar preoccupatie met de dood, religie en het afstand doen van aardse liefde. Ze komt uit een beroemde familie, zo was haar broer Dante Gabriel Rossetti lid van de Prerafaëlieten, haar broer William Michael Rossetti kunstcriticus en haar zus schrijfster Maria Francesca Rossetti. In 1850 publiceerde zij onder het pseudoniem Ellen Allayne in ‘The Germ’, het tijdschrift van de Prerafaëlieten. In 1862 verscheen haar beste en bekendste bundel, ‘Goblin Market and Other Poems’. Haar werk (niet alleen gedichten, maar ook verhalen en sprookjes, grotendeels gericht op kinderen) wordt gekenmerkt door een zekere zwaarmoedigheid, maar ook door een diep geloof. De toon van de gedichten is eenvoudig en natuurlijk. Met kunstenaars als John Donne en William Blake wordt zij gerekend tot de grote mystieke Engelse dichters.
In de bundel ‘Favourite’ an anthology of poems, illustrated with nostalgic photographs from the Francis Frith collection, staat het gedicht ‘Up-Hill’ van Rossetti.
.
Up-Hill
.
Rijmenderwijs
Jan Prins
.
In 1964-1965 werden op de schoolradio (ja die bestond toen) gedichten voorgelezen. De Stichting Nederlandse Schoolradio bracht in 1965 het bundeltje ‘Rijmenderwijs’ uit met de gedichten die op de radio werden voorgedragen. Samensteller was Jaap Maarleveld. In dit mooi geïllustreerde bundeltje staan vele grote namen zoals Willem Elsschot, Bertus Aafjes, A. Roland Holst, H. Marsman en Leo Vroman en Jan Prins.
Jan Prins (1876 – 1948) was een Rotterdamse dichter die actief was in de kring rond het tijdschrift ‘De Beweging’ van Albert Verwey. Prins (pseudoniem van Christiaan Louis Schepp) debuteerde in 1903. Zijn eerste dichtbundel verschijnt in 1911 en is getiteld ‘Tochten’. Prins vertaalde vele gedichten en in zijn eigen werk komt de liefde voor zijn geboortestad Rotterdam regelmatig voorbij. Of hij voor het gedicht ‘De zwerver’ uit ‘Rijmenderwijs’ inspiratie heeft opgedaan in Rotterdam is onduidelijk.
.
De zwerver
.
Door de leegen kouden akker
Loopt een oude, arme stakker,
Zoekend in den harde grond
Of-ie geen petatters vond.
.
Wroetend gaan de zwarte handen,
Klapperend de zwarte tanden,
Gulzig glimt de grauwe mond
Of-ie geen petatters vond.
In de avond nog, bedrogen,
Ging de moede schim gebogen,
Kroop de zwarte schaduw rond
Of-ie geen petatters vond.
.
En alvorens te beginnen
Aan het maal, zei de bazinne
Hoe een groote, vreemde hond
Zocht, of-ie petatters vond
.
De beer
Chronogram
.
Toen ik een kast aan het opruimen was kwam ik een paar bladzijden uit een tijdschrift tegen. Ik wist eerlijk gezegd niet meer waar en wanneer ik deze bladzijden uit had gescheurd maar na een snelle zoekactie op internet wist ik het weer. Een aantal jaar geleden was ik met mijn gezin in de Verenigde Staten op vakantie, onder andere in de staat New York. Dwars door deze staat (en nog een aantal staten) stroomt de rivier De Hudson. Langs dit stroomgebied wordt een tijdschrift gedistribueerd met de titel Chronogram. Naast een tijdschrift is er ook de website https://www.chronogram.com.
In zowel het tijdschrift als de website wordt poëzie gepubliceerd. Dichter Philip Levine (Poet Laureate van de Verenigde Staten in 2011 en 2012) verzorgt de redactie en iedereen mag gedichten inzenden. Op mijn twee bladzijden met gedichten staan naast wat plaatselijk regionale gedichten toch ook wat aardige voorbeelden van aansprekende poëzie. Bijvoorbeeld het gedicht ‘The bear’ van Andrew F. Popper, dat over een dementerende vader gaat.
.
The bear
.
A few weeks before his death
My father told me of a bear.
He saw it one morning
On the nursing home lawn.
.
It ambled, sniffing air and ground.
It was startled by a car horn.
Crossed the stone wall
And in an instant was gone.
.
An ancient physician from Oslo believes me.
He’s the only one, my father says.
The staff? They nod and whisper, he says.
Such inhumanity in this place called a home.
.
You don’t believe me, he says.
Am I losing his mind?
After all, he is 87, unable to walk.
Deaf without hearings aids.
.
It is possible you saw a bear.
Possible? he asks.
A bear is or is not.
It is not the subject of debate.
.
There are two possibilities, he says.
Either it was there or I am mad.
Then it was there, I say.
Go home, he says.
.
It’s time for my lunch, he says.
My day is meals and sleep.
I’ll stay and eat with you.
Go home, he says. and do’t hit the bear.
.
Haar mond
Hugo Claus
.
Op de onovertroffen website https://www.dbnl.org lees ik over de poëzie van Hugo Claus dat deze ‘in de tijdsleutel van de agressie staat, het is een poëzie van drift en actie’. Voor wie het werk van Hugo Claus kent zal dit niet als onbekend voorkomen. In ‘De Oostakkerse gedichten’ uit 1995, van Hugo Claus, die voor het eerst onder de titel ‘Nota’s voor een Oostakkerse cantate’ in het tijdschrift Tijd en Mens werden gepubliceerd staat het gedicht ‘Haar mond’ . In dit gedicht komt de drift en de actie duidelijk terug.
.
Haar mond
.
Haar mond: de tijger, de sprong, de tol
Om en om naar zeven maanden Zomer.
Haar lijf:”de liane die te laaien lag,
Korenschelp.
.
Vlak is mijn wit,
En wit als een stenen vis.
Onthuisd is mijn vel.
Ontvolkt ben ik.
.
Zij is een ander geworden. Mijn oog ontwend,
Die hoog als de zee en stollend in mijn nekvel woonde.
.
Simon Vinkenoog
gedicht
.
In 1973 richtte Remco Campert het tijdschrift ‘gedicht’.op dat werd uitgegeven door de Bezige Bij. ‘gedicht’ was een tijdschrift dat uitsluitend gewijd was aan poëzie en het vertegenwoordigde geen stroming in de Nederlandse letteren, maar wilde poëzie brengen van goede kwaliteit, of wat de redacteur daarvoor aanzag. Het tijdschrift stond open voor debuterende en gevestigde dichters. Het tijdschrift ‘gedicht’ verscheen 4 maal per jaar. Uit nummer 5 van de tweede jaargang (1975) koos ik voor een gedicht van de dichter Simon Vinkenoog getiteld ‘Anna sunya’.
.
anna sunya
.
in de fontein
van het licht
dat alle dorst lest
is alles waar
.
alles leeft
.
voor haar
is alles
een, vanuit
haar is alles
waar
.
anna sunya
zuiver niets
teder levend
kwetsbaar
wonder
.
dochter
.
je bent volmaakt
hoe is het mogelijk?
maar- het is waar-
je bent volmaakt
.
Goed mens
Tonnus Oosterhoff
.
Via een rare link (namelijk die van brugwachtershuisjes.nl ) kwam ik erachter dat de Oost-Groningse dichter Tonnus Oosterhoff reservebrugwachter is geweest. Bij een brugwachter kan ik me wel wat voorstellen maar reservebrugwachter? Mag die komen opdraven als de reguliere brugwachter met vakantie is? Geen idee. Hoe dan ook, ik kwam op deze manier in aanraking met Tonnus Ooosterhoff en deze is dichter en dus, in mijn geval dan toch, ga ik op zoek naar zijn poëzie.
Tonnus Oosterhoff blijkt geen rasechte Groninger (want geboren in Leiden in 1953) maar woont daar al wel bijna zijn hele leven. Hij studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de universiteit van Groningen en hij schreef, voor hij literair werk publiceerde, verhalen voor Mijn Geheim. Voor wie Mijn Geheim niet kent, dit was een tijdschrift voor en door vrouwen waarin individuele levensverhalen centraal stonden. Eerlijk gezegd weet ik niet of het nog bestaat maar wat ik me er van kan herinneren stond het altijd bol van verhalen over relatieproblemen, echtscheiding, ziekte, de dood van een naaste, zwangerschap en traumatische ervaringen.
In 1990 debuteert Oosterhoff met de poëziebundel ‘Boerentijger’. Zijn oeuvre kenmerkt zich door een onderkoelde humor en verraadt de neiging zichzelf met ieder boek radicaal te willen vernieuwen. In 2001 initieerde hij bijvoorbeeld een website met bewegende gedichten. Voor zijn werk ontving hij vele literaire prijzen zoals de Herman Gorterprijs, de Multatuliprijs, de Jan Campert-prijs en de P.C. Hooft-prijs.
Uit zijn bundel ‘Wij zagen ons in een kleine groep mensen veranderen’ uit 2002 een gedicht zonder titel.
Een goed mens is iets heel eenvoudigs
maar laat je hem vallen, dan kun je hem weggooien.
Als het verband eruit is, krijgen
de knapste vaklui dat er nooit meer in.
Je kunt hem weggooien, hij is niets meer waard.
.
Koeien worden als ze gedwongen
elkaars merg en kop hebben gedronken
bij duizenden over de kling gejaagd:
want er mocht eens één zo’n kostbaar, uniek…!
.
Een mens is echter zo vervangbaar als een gloeilamp.
Draai in de fitting van een kapot goed mens
een nieuw goed mens en je hebt licht.
.
Ook een goed gedicht is eenvoudig.
.
Nooitvanzijnlangzalhijleven
.
Ik houd een onderdeel over
.















