Categorie archief: Dichter op verzoek
Jij de wereld
Jeroen van Kan
.
Op verzoek van de Rotterdamse Truus van der Voet, die mij verzocht wat aandacht te besteden aan de dichter Jeroen van Kan, hier het gedicht ‘Jij de wereld’ uit Het liegend konijn uit 2008. Jeroen de Kan (1968) is journalist, presentator en dichter. Sinds 2016 presenteert hij, aanvankelijk als invaller, het televisieprogramma ‘Boeken’. Na het overlijden van Wim Brands werd hij de vaste presentator. Vanaf januari 2017 doet hij dat in afwisseling met Carolina Lo Galbo.
Jeroen van Kan is actief als redacteur van literaire tijdschriften. Tot 2007 maakte hij deel uit van de redactie van ‘De Tweede Ronde’. Daarna stapte hij over naar ‘Tirade’. In 2017 werd bekend dat hij jarenlang in literair tijdschrift ‘Het liegend konijn’ gedichten had gepubliceerd onder het pseudoniem Wesley Albstmeyer. In juni van dat jaar verscheen onder eigen naam zijn debuutbundel ‘De wereld onleesbaar’.
.
Jij de wereld
Stel vier bomen
Rein Bloem
.
Op verzoek van oud collega en literatuurliefhebber Leo Willemse schenk ik vandaag aandacht aan de dichter Rein Bloem (1932 – 2008). Rein Bloem was dichter, vertaler en criticus. Hij publiceerde enkele bundels poëzie waarin wordt geëxperimenteerd met de taal. Bloems debuut ‘Overschrijven’ uit 1966 vertoont al in de titel zijn preoccupatie met intertekstualiteit, het verwerken van bestaande teksten om daar een eigen interpretatie aan te verlenen. Bloem stelde zich op aan de kant van de dichter Ezra Pound, die met verstand en inlevingsvermogen culturele gegevens reconstrueert om er een nieuwe bezieling aan te geven.
Als vertaler vertaalde hij werk vanonder andere Pound, Joyce, Baudelaire en Mallarmé. Hij was medewerker van de literaire bladen Merlijn en Raster en verzorgde poëziekritiek in dag- en weekbladen (onder andere in Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer).
Een belangrijk aspect in zijn werk is de taal, Bloem is met dichters als Kouwenaar, Ten Berge, Faverey, Mallarmé, Reverdy Du Bouchet en anderen van mening dat persoonlijke en actuele aanleidingen moeten worden weggewerkt in een spel van taal en ritme. In het gedicht ‘Stel vier bomen’ uit de bundel ‘Scenarios’ uit 1970 komt dat goed naar voren.
.
Stel vier bomen
.
Stel vier bomen
op onderling gelijke
afstand van elkaar.
Eén speler in het midden
wiens taak het is
eerder bij een boom
te zijn dan de andere
spelers die rennen
van stam tot stam
en wisselen van plaats.
Lukt het –
een ander komt
in het midden.
Lukt het niet –
hij mag het
nog eens proberen.
Als je hier goed
over nadenkt
is het om gek
van te worden.
.
Ik heb mij met moeite alleen gemaakt
Hans Lodeizen
.
Zeger de Ruiter reageerde op mijn verzoek om dichters te noemen waaraan ik aandacht zou kunnen besteden met de dichter Hans Lodeizen. Nu vind ik Hans Lodeizen een geweldig dichter dus dat doe ik met alle liefde. Lodeizen (1924 – 1950) schreef slecht één dichtbundel ‘Het innerlijk behang’ (en wat nagelaten werk) maar hij verwierf zich desalniettemin een heel eigen plaats in net literaire landschap. Hij had een vernieuwende invloed op de poëzie in het Nederlands taalgebied en geldt min of meer als voorloper van de Vijftigers.
Peter Berger schreef over het werk van Lodeizen: Weliswaar vertoont Lodeizen een zekere verwantschap met deze naoorlogse dichters, maar bij lezing van zijn werk valt het eigen, persoonlijke karakter op. ‘De gedichten van Hans Lodeizen, met hun sfeer van jong-zijn en kleurige feestelijkheden, lijken in hun luchtige elegantie een beetje boven de wereld te zweven. Ze zijn licht en onaards, maar toch zeer autobiografisch’. (Bron: Wikipedia)
.
ik heb mij met moeite alleen gemaakt
.
je zou niet zeggen: je zou niet zeggen dat
het zoveel moeite kost alleen te zijn als
een zon rollende over het grasveld
neem dan – vriend!- de mieren waar
wonend in hun paleizen als een mens
in zijn verbeelding -; wachten zij op regen en
graven dan verder: het puur kristal
is hen zand geworden.
in het oog van de nacht woon je als een merel,
of als een prins in zijn boudoir: de kalender
wijst het zeventiende jaar van Venetië en
zachtjes, zachtjes slaan zij het boek dicht.
kijk! je schoenen zijn van perkament
o – mijn vriend – deze wereld is niet de echte.
.
O, was ik maar de wereld uit
Else Lasker-Schüler
.
Alweer een dichter op verzoek en dit keer op speciaal verzoek van de Vlaamse dichter Evy Van Eynde, van wie ik afgelopen februari de bundel ‘Zal ik liefde noemen’ uitgaf via mijn uitgeverijtje van poëzie MUG books. Evy verzocht om een gedicht van Else Lasker-Schüler. De poëzie van Else Lasker-Schüler (1869 – 1945) is bewust irrationeel en werkt met associaties en aaneenrijgingen. De figuren die ze in haar proza ten tonele voert, zijn vaak vermomde mensen uit haar omgeving. Ze spint allegorische constellaties van sprookjesachtige situaties en laat een grote verscheidenheid aan emoties de revue passeren.
Nadat in 1912 haar tweede huwelijk strand begint het leven van Lasker-Schüler meer en meer onthecht te raken. Ze trok van het ene pension naar het andere, werd een bekend gezicht in het Café des Westens, leed vaak honger en begon bedelbrieven te schrijven. In een editie van Awater uit 2002 staat geschreven over deze periode:
Halverwege 1912 werd ze verliefd op een dichtbundel, ‘Morgue und andere Gedichte’. De dichter van dat boek was Gottfried Benn, een 26-jarige patholoog-anatoom die in een Berlijns armenziekenhuis werkzaam was. De ellende die hij daar onder ogen had gekregen deed hem in één week tijd een spookachtig mooie dichtbundel schrijven. ‘Lang voordat ik hem kende,’ schreef Lasker-Schüler, ‘was ik zijn lezeres; zijn dichtbundel ‘Morgue und andere Gedichte’ lag op mijn deken; gruwelijke kunstwonderen, doodsdromerij die contouren kreeg. Kwellingen sperren hun muil open en verstommen, kerkhoven wandelen de ziekenzalen binnen en schieten wortel voor de bedden van zware patiënten.’
En over de dichter schreef ze: ‘Dr. Benn is half tijger, half havik en staat in de kelder van zijn ziekenhuis lijken open te snijden. Hij is stug en stevig, zacht en teerhartig.’
Het gedicht ‘O, was ik maar de wereld uit’ schreef ze in een staat van verliefdheid voor Dr. Benn. De vertaling is van Menno Wigman.
.
Een ware geschiedenis
Karel ten Haaf
.
In de reeks dichter op verzoek vandaag een dichter op verzoek van Daniël Dee en wel de dichter Karel ten Haaf. Op zich zelf snap ik de keuze van Daniël heel goed, daar hij samen met Karel een Blog schrijft op http://kortsluiting.blogspot.com/. Gedichten van Karel ten Haaf werden gepubliceerd in tijdschriften maar ook in negen in eigen beheer uitgegeven bundels. Zijn tiende dichtbundel was niet alleen zijn officiële debuut als dichter, maar tevens het dikste poëziedebuut uit de geschiedenis van de Nederlandstalige letteren. Deze 544 pagina’s tellende bundel is getiteld ‘Meisjespijn’ werd uitgegeven door uitgeverij Passage in 2007. De poëzie van ten Haaf wordt ook wel omschreven als een merkwaardig mengsel van light verse, tegeltjeswijsheden, moppen, literaire spelletjes, anarchisme, dadaïsme en onverbloemde pornografie. Sommigen zien dit als hoogste vorm van non-poëzie.
Van de blog van Karel en Daniël plukte ik dit gedicht van ten Haaf.
.
Ware geschiedenis
.
Dat ik wanneer ik in een advertentie zie staan
lkkr ppn
dat automatisch aan- en invul tot
lekker poepen
.
en pas later bedenk dat ik had moeten lezen
lekker pijpen
is ongetwijfeld te wijten aan mijn gevorderde leeftijd en de
daarmee gepaard
.
gaande afname van de biologische drang tot procreatie.
Dat geeft toch wel een hoop rust hoor
ouder worden
hoor ik nu natuurlijk te zeggen
.
enorm wijs kijkend.
En daar heb ik op zich ook wel gelijk in
natuurlijk maar toch
vind ik het jammer dat ik nooit meer
.
de fanmail ontvang
die vroeger wel
mijn deel
werd.
.
Foto’s waarop lezeressen
hun bewondering voor werk en
persoon van de dichter ken- en zichtbaar maken
door te poseren met in de hand een bundel van mij
.
en bovenal met fier ontbloot gemoed.
.
Alpenlied
Leo van der Zalm
.
Harme van der Kamp vroeg om aandacht voor de dichter Leo van der Zalm op mijn verzoek om dichter te noemen waaraan ik aandacht zou moeten besteden. Leo van der Zalm (1942 – 2002) wordt op zijn Wikipedia pagina omschreven als een dichter in de marge. Hij was lid van het Amsterdams Ballon Gezelschap, een artistieke groepering met wisselende bezettingen afkomstig uit en gevestigd in het dorpje Ruigoord. Leo van der Zalm drukte jarenlang gedichten op een oude degelpers in het ruim van zijn schip.
Hij debuteerde in 1978 met de bundel ‘Het beestenspul van A’dams Blijdorp’ en zou in de jaren daarna als ‘Portier van de Drempeldichters’ vooral jonge dichters als Carla Bogaards, Pieter Boskma en Diana Ozon op weg helpen. Ook was hij enkele jaren medewerker van het One World Poetry festival. Dat waren meerdaagse poëziefestivals waar dichters uit de Amerikaanse beatgeneratie als Allen Ginsberg en William Burroughs optraden. Later zou dat overgaan in wat nu nog steeds het Crossing Border festival is. Met Jules Deelder, Johnny van Doorn en Simon Vinkenoog toerde hij door de Verenigde Staten. Van der Zalm publiceerde een aantal dichtbundels bij In de Knipscheer en hij publiceerde veel in eigen beheer.
.
In ‘De Tweede Ronde’ (een Nederlands literair tijdschrift met ruime aandacht voor vertalingen, en met een vaste rubriek Light Verse) verscheen in jaargang 12, 1991 het gedicht ‘Alpenlied’ van van der Zalm.
.
Alpenlied
.
Jana Arns
Twaalf ribben
.
Opnieuw een dichter op verzoek, dit keer op verzoek van Luce Rutten. De Gentse Jana Arns (1983) is muzikant (dwarsfluit), fotograaf en dichter. Met haar debuut ‘Status: het is ingewikkeld’ uit 2016 won zij de prijs Letterkunde Oost-Vlaanderen 2017. Haar tweede bundel ‘Nergens in het bijzonder’ verscheen in februari 2018 . Ze publiceerde in De poëziekrant, Deus ex Machina, Gierik & NVT, Meander, Het Gezeefde Gedicht, Het Liegend Konijn en won de eerste prijs van de Literaire Prijzen Stad Sint-Truiden (2018) én Literatuurprijs Zeist (2018). Ze was ook meermaals genomineerd voor de Melopee poëzieprijs. Enkele gedichten werden opgenomen in de bloemlezing ‘De 100 beste Nederlandstalige gedichten’ van de VSB Poëzieprijs uitgegeven door De Arbeiderspers 2018.
Samen met dichters Roel Richelieu van Londersele en Charles Ducal maakte ze de voorstelling ‘Het muzikale huwelijk’ en met dichters Frouke Arns en Astrid Arns vormt ze ‘Drie maal Arns en daarmee BASta!’.
Met het gedicht ‘Twaalf ribben’ won met ze de Literatuurprijs Zeist 2018
.
Twaalf ribben
Ons kind is bang voor suikerspinnen.
Het spiegelpaleis in haar hoofd is beslagen.
Zij is de schim binnen dit spookhuis.
met rijstkorrels na de komma,
tafels gedekt met breuken.
Samen snijden ze het brood van de korsten.
Lopen op eetstokjes over onaangeroerde borden.
Zij is twaalf ribben,
aangelengd met water.
Komt Jan langs
Dichter op verzoek
.
De eerste dichter op verzoek in April is Bert Schierbeek (1918 – 1996) . Elske Zwart vroeg om het gedicht ‘Komt Jan langs’ en hoewel ik ergens een vorm van herkenning dacht te hebben heeft het me nog even gekost het gedicht te vinden. De titel is niet ‘Komt Jan langs’ maar ‘Beginselen’ en is geschreven door Bert Schierbeek. In een aflevering van Raster uit 1996 schrijft Jan Sierhuis (de betreffende Jan uit het gedicht) hoe dit gedicht van Bert Schierbeek tot stand kwam. Jan Sierhuis (1928) is kunstschilder en hij stond samen met Karel Appel, Corneille en Lucebert (en dus ook Bert Schierbeek) in het centrum van de naoorlogse ontwikkelingen in de kunst. In Raster staat over de totstandkoming van het gedicht ‘Beginselen” het volgende geschreven:
“Hij heeft die prachtige tekst geschreven bij dingen van mij, ‘komt Jan langs’. Ik was op een avond bij hem langs gegaan om hem tekeningen te laten zien waar ik mee bezig was. Het waren geen affe tekeningen, maar aanzetten welke kant het op moest, ideeën. Ik zei zoiets als ‘beginsels’. Je weet hoe dat gaat, we raakten aan de praat, tot diep in de nacht, en we hebben toch zeker een paar flessen wijn opgedronken, dus erg helder was het allemaal niet meer. Voor mij niet, althans, maar voor Bert kennelijk wel. Want een paar dagen later kwam hij dus ineens met die tekst, en daar stond alles in, precies zoals ik het gezegd had. Nee, niet eens precies zoals ik het gezegd had, er stond wat ik had willen zeggen. Dat kon ie.”
De tekst van het gedicht is als volgt:
.
Beginselen
Voor Jan Sierhuis
.
Komt Jan langs
en zegt
zie je
ik heb tekeningen
dwz.
geen tekeningen
maar meer
Aanloopsels
zie je
wanneer ik dan later
wel of niet
iets doe.
daarom kom ik langs
omdat ik dacht
misschien
als je er naar kijkt
naar de beginselen
zou men kunnen zeggen
kun je er iets mee doen
omdat het beginsels zijn
niet af
met alles wat er in zit.
niet af.
omdat ik weet
wat de afbrokkeling is.
er is eigenlijk
niks gaaf.
.
Je leest het hele artikel op: https://www.dbnl.org/tekst/_ras001199601_01/_ras001199601_01_0108.php
Dichter op verzoek
Zondagen in April
.
Ik weet dat er veel lezers van dit blog zijn met duidelijke voorkeuren als het gaat om dichters. De een houdt van de wat oudere gedichten van de Vijftigers, de ander van Tsjechische en Russische dichters, weer een ander van Ierse dichters, weer anderen van Vlaamse dichters als Herman de Coninck en Hugo Claus en er zijn er die liever dichters van nu lezen. Zoals jullie weten maak ik geen onderscheid ( ik hou van een heel breed spectrum aan dichters al heb ook ik mijn voorkeuren) en daarom wil ik jullie vragen om namen van dichters waar ik er dan telkens één van uitkies om op de zondagen in april iets over te schrijven en een gedicht van te plaatsen. Heb je daarnaast nog een voorkeur voor een gedicht van die specifieke dichter dan zal ik proberen dat erbij te plaatsen. Voorwaarde is wel dat ik dat gedicht dan niet eerder al geplaatst heb.
Dus kom maar op met de suggesties. De laatste dichters op verzoek waren: Ida Gerhardt, Miguel Santos en Antoinette Sisto maar zoals gezegd ook buitenlandse dichters mogen genoemd worden. Vandaag plaats ik hier een gedicht van een dichter die ik tot een van mijn favorieten reken namelijk Jules Deelder. Uit de bundel ‘Moderne gedichten’ uit 1979 het gedicht ‘Orpheus Descending’.
.
Orpheus Descending
.
Als hij zijn hand te luisteren legt
op de warme buizen in haar buik,
hoort hij de trein al komen.
.
Een doffe donder in de diepte dat
aanzwelt tot geraas.
.
En het moment is dáár
.
Als het felverlichte voertuig uit
het zwarte gat gespoten komt,
en hij zichzelve ziet.
.
Gekleed in teder lila achter één
der duizend ramen.
.
‘Mind the doors please! Mind the
doors!’
.



















