Site-archief

MUGzine special

Poëzieweek 2024

.

In de Poëzieweek verschijnt de eerste special van MUGzine. Na 20 edities komt in januari 2024 een special uit speciaal voor de bibliotheken in Noord- en Zuid Holland. Deze special wordt mogelijk gemaakt door de Provinciale Ondersteunings Instelling voor bibliotheken Probiblio. Bibliotheken in deze twee provincies kunnen exemplaren bestellen van deze special met daarin aandacht voor dichters die een link of relatie hebben met de (openbare) bibliotheek.

In deze special ook aandacht voor de poëzie app Wolk. En natuurlijk een kunstenaar/illustrator, een bijzonder voorwoord van onze redactiefilosoof Marianne Hermans en een kersverse Luule. Welke dichters er in de special komen zal ik de komende maanden bekend maken. De eerste van deze dichters maak ik vandaag bekend. Dat is de Vlaamse dichter Lut De Block die bibliotheek assistent was van de Centrale Bibliotheek Gent.

Lut de Block (1952). Deze Vlaamse dichter debuteerde in 1984 met de bundel ‘Vader’ waar ze de Yang Poëzieprijs voor kreeg. In 1997 kreeg ze voor de dichtbundel ‘Entre deux mers’, de Arthur Merghelynckprijs en de Provinciale Prijs voor Letterkunde van Oost-Vlaanderen kreeg. In 2007 werd ze benoemd tot eerste plattelandsdichter van Oost-Vlaanderen. Ze bleef dit tot 2012.

In haar dichtbundel ‘Entre deux mers’ uit 1997 staat het rauwe gedicht ‘Oester’.

.

Oester

.

Ze kan haar sluitspier nauwelijks beheersen

als hij met moordend mes haar weekheid

binnendringt. En dat het toch nog zingt in haar

van zij de uitverkorene, de mooiste en dat

ze zich dan opent en geen weerstand bieden kan.

.

Zo open, zo gesloten als een oester want hij kent

haar niet. Hij laat zich ook niet kennen, viert alleen

zijn wellust bot. Och god, wat is één oester.

Wie koestert er een oester. Hij lust haar rauw,

hij zuigt haar leeg, hij gooit haar weg.

.

Redeloze rijmen

Daan Zonderland

.

Heel af en toe vind ik ergens een bundel waar ik met verbazing en plezier naar kijk. Meestal zijn dit wat oudere (maar niet exclusief), bijzonder vormgegeven bundels. Bundels waar het plezier van het maken vanaf spat. Zo’n bundel is ‘Redeloze Rijmen’ van Daan Zonderland uit 1952. Nu bezit ik geen exemplaar uit 1952 helaas, die werden bij de jaarwisseling aan vrienden en relaties van uitgeverij Het Spectrum aangeboden en zijn zeldzaam, nee ik bezit sinds kort een facsimile-herdruk uit 1976.

Deze uitgave is een feest voor vormgevers, liefhebbers van lettertypen en van een ieder die een zekere vorm van gekkigheid (nonsensrijmen) in de poëzie wel kan waarderen, zoals ik. Gedrukt op pakpapier (Beetskraft van onbestemde kwaliteit) en gezet in meer dan 50 verschillende lettertypen en voorzien van ouderwetse afbeelding in zwart en rood gedrukt en voorzien van een opdracht ( ‘Allereerbiedigst opgedragen aan al mijn vrienden die Piet heten’) is dit een bundeltje om te koesteren.

Daan Zonderland (1909-1977) was het pseudoniem van Daniël (Daan) G. van der Vat. Gedichten van hem zijn in bloemlezingen in de boekenkast van vrijwel elke poëzieliefhebber te vinden. Ook schreef hij een reeks klassieke kinderboeken, onder meer over Jeroen.

In de bundel worden nonsensrijmen en wat we tegenwoordig light verse verzen zouden noemen,  aan de hand van het alfabet (en daarna nog eens in een zelf bedacht alfabet) gepresenteerd. Om een idee te geven heb ik voor de rijmen bij de letter W gekozen en uit het ‘tweede alfabet’ voor de letter Dd(t).

.

W

.

Een rechtervoet ging door de laan.

Daar liep een linker achteraan.

Die had geen andere idealen

Dan ééns de rechter in te halen.

.

Diep ging hij onder leed gebukt,

Want nimmer was het hem gelukt

Om zelfs maar één keer in zijn leven

De rechtervoet voorbij te streven.

.

(De eigenaar van deze voet

Was slager in het plaatsje Groet.

Doch er zijn andre narigheden

Waaraan door slagers wordt geleden.)

.

Dd(t)

.

In de wei daar stond een boom.

Die boom had zeven takken.

Daar zaten zeven merels op

En zeven kakkerlakken.

.

De zeven merels zongen luid.

De kakkerlakken zwegen.

Want kakkerlakken zijn van aard

Verschrikkelijk verlegen.

.

 

Herrijzenis

Henriëtte Roland Holst

.

Ik hou erg van oude poëziebundels en vooral van poëziebundels die vlak na of zelfs nog in de tweede wereldoorlog zijn verschenen. Deze vaak broze bundeltjes appelleren aan een gevoel van eenheid, overwinning (op de Duitsers) en aan een trots op Nederland. Heel patriottistisch maar ook met gedichten van dichters die zich verzetten tegen de onvrijheid en de bezetting. Omdat de staat waarin deze bundeltjes zich meestal bevinden niet heel erg goed is, in die tijd was er vooral krantenpapier waarop gedrukt werd en de omslagen waren slap of voorzien van een dunne stofomslag, ben ik er zuinig op.

Zo heb ik eerder geschreven over de bundel ‘Geteisterd volk’ uit 1943 (gedrukt in Zweden), de bundel ‘Om land en hart’ uit 1945 (april, vlak voor de bevrijding van noord Nederland), ‘Bij Nederlands bevrijding’ uit 1945 (met gedichten geschreven tussen 1941 en 1945) en het ‘Geuzenliedboek 1940-1945.

Daar kan ik sinds een week het bundeltje ‘Herrijzenis’ aan toevoegen. In 1945 uitgegeven door uitgeverij Servire in Den Haag met 39 gedichten en tekeningen van Fr. Reitman. Naast een aantal oorlog gerelateerde gedichten als ‘De achttien doden’ van Jan Campert en ‘Het Carillon’ van Ida Gerhardt, staan er ook gedichten van algemene aard in die Holland bezingen. Een van die gedichten is van Henriëtte Roland Holst (1869-1952) getiteld ‘Holland’. Het gedicht verscheen zonder die titel overigens in haar dichtbundel ‘De nieuwe geboort’ uit 1928.

.

Holland

.

Holland gij hebt zwellende wolken-stoeten
uit verre hemel-velden aangevlogen,
gij hebt horizonnen, zacht omgebogen
van oost naar west zonder eenmaal te ontmoeten
lijn die ze snijdt; en wijd-gespannen bogen
van stranden en van zeeën om ze henen
gaand tot waar zij met heemlen zich vereenen
die uw schijn van oneindigheid verhoogen.
De lijnen van uw land en van uw water
wekken in ons onpeilbare gedachten
verlengen zich tot eindeloos begeeren.
Onze oogen proeve’ iets groots en daarvan gaat er
een trek van grootheid door ons geestes-trachten
en zijn wij thuis in grenzelooze sferen.
.
.

 

 

Etenstijd

Dubbelgedicht

.

Ik schreef al vele malen over dubbelgedichten en vandaag komt er in die categorie weer een bij. In dit geval is de link die de twee gedichten verbindt een maaltijd (en twee Vlaamse dichters). Het eerste gedicht is van Miriam Van Hee (1952) getiteld ‘Het karige maal’ uit de gelijknamige dichtbundel uit 1978.

Het tweede gedicht is van Bart Moeyaert (1964) uit de bundel ‘Dat alles over liefde gaat’ de mooiste gedichten van Bart Moeyaert gekozen door Ester Naomi Perquin uit 2023, getiteld ‘Te koop’.

.

Het karige maal

.

Onder de lamp aan tafel

zwijgend eten wij; onze handemn

als witte vlekken komen en gaan;

onze beringde vingers achteloos

met het vertrouwde brood spelend.

.

Geen vreugde niets ongewoons

is er in de klank van onze

messen en vorken.

.

En natuurlijk weten wij niets

van het geluk van reizigers

in een avondtrein.

.

Te koop

.

En ze krijsen door de avond:

‘Mama, zijn we nog op tijd?’

Al mijn broers en al mijn zussen

ben ik liever kwijt dan rijk.

Want ze schuiven mee aan tafel.

Krijg ik weer het heen en weer.

Gaan ze pannenkoeken vreten,

de hele stapel, ongeveer.

Niks blijft er nog voor me over,

niemand vindt dat ongewoon.

Morgen ga ik me verkopen

aan een moeder zonder zoon.

.

Yout scene

Linton Kwesi Johnson

.

Sinds ik mijn draaitafel weer na jaren aan de gang heb luister ik naar LP’s die ik ooit in de jaren ’80 en ’90 kocht. Daaronder zit ook de LP ‘Voices of Victory’ van de Jamaicaanse, in Engeland woonachtige zanger en dichter Linton Kwesi Johnson (1952). Van hem heb ik ook de bundel ‘Selected Poems’ uit 2006. Al eerder plaatste ik daaruit een gedicht ‘Yout Rebels’ en vandaag wil ik daar een gedicht aan toevoegen dat qua titel wel op Yout Rebels lijkt maar toch net iets anders is namelijk ‘Yout Scene’.

Op de website Vannessaak  staat een interessante verhandeling over dit gedicht. Over de plaats van zwarte dichters en schrijvers binnen de Engelstalige literatuur en ook over het gebruik van ‘non-standard dialects’ waardoor meer emotie in het gedicht komt. Linton Kwesi Johnson is een belangrijk dichter en zanger die vanuit zijn ervaringen en achtergrond zich in zijn gedichten en liedjes verzet tegen ongelijkheid en racisme. Voor een beter begrip van de tekst is het handig om het voor jezelf hard voor te lezen.

.

Yout Scene

.

last satdey

i nevah deh pan no faam,

so I decide fi tek a walk

doun a Brixton

an see wha gwaan.

.

di bredrin dem stan-up

ouside a Hip City *

as usual, a look pretty;

dem a lawf big lawf

dem a talk fread talk

dem a shuv an shuffle dem feet,

soakin in di sweet musical beat.

.

but when nite come

policeman run dem dung;

beat dem dung a grung,

kick dem ass,

sen dem paas justice

to prison walls of gloom.

.

but di breddah dem a scank:

dem naw rob bank;

is packit dem a pick

an is woman dem a lick

an is run dem a run when di wicked come.

.

.

* Desmond’s Hip City, a popular record shop in the 60’and ’70 for Jamaican music

.

Zeventien dichters

Hella Haasse

.

In antiquariaat Colette in de Reinkenstraat in Den Haag kocht ik een paar poëziebundels. Colette heeft al sinds ik van haar bestaan weet een grote aantrekkingskracht op mij. Het is, of was moet ik zeggen, een winkel van een liefhebber die nooit een boek weggooide zo leek het. Stapels boeken liggen er in de winkel en slechts via een smal paadje kun je je weg vinden. Hoewel geordend liggen eer ook enorme stapels ongeordende boeken. Een schatkamer kortom. Tegenwoordig is de winkel overgenomen door wijkgenoten die, nadat de eigenaar had aangegeven de zaak te willen sluiten, het werk voortzetten als vrijwilliger, een mooi en nobel streven. Juist dit soort winkeltjes geven sjeu aan winkelstraten.

Een van de bundeltjes die ik kocht is ‘Singel 262′ met als ondertitel: Zeventien dichters.  Singel 262 waren jaarboekjes en de bedoeling van deze boekjes, zo lees ik op de tweede pagina is “de Nederlandse poëzie de aandacht en belangstelling te geven, die zij zozeer verdient en zozeer nodig heeft”.  Wanneer ik dit lees moet ik onwillekeurig aan MUGzine denken waarbij deze reden ook een rol speelt.

Mijn exemplaar is van 1952 en opvallend is vooral dat van de 112 pagina’s die de bundel heeft er maar liefst 32! zijn bestemd voor informatie en reclame van de uitgever. Desalniettemin staat er ook veel poëzie in de bundel, deels genomen uit bestaande bundels en deels (voor die tijd) nieuw werk. De zeventien dichters die vertegenwoordigd zijn krijgen allemaal een pagina met een foto en een biografie.

Een van de dichters is Hella Haasse (1918-2011) toen nog een jong talent (ze publiceerde toen pas 5 jaar) met een prachtige foto van Hella op 34 jarige leeftijd. In de bundel zijn drie gedichten van haar opgenomen waarvan één zonder titel die ik hier wil delen. Ad den Besten schreef over deze poëzie in ‘Stroomgebied’ uit 1954: “Bijna schoolse, meestal vier-regelige strofen zonder raffinement in woordkeus of beeldvorming, maar misschien juist daardoor zo concreet. Erachter is véél meer aan de hand dan men bij eerste lezing vermoedt, volkomen pretentieloos als zij zich voordoen. Helemaal niet modern, deze gedichten, – o nee, eerder ‘ouderwets’ van vormgeving. Maar naar ik meen oorspronkelijk van besef, existentieel, bezig met de heel intrinsieke dingen van het leven, die geen opschik verdragen. Een zo ingetogen en ingebloeide poëzie, dat men zich er gemakkelijk op zou kunnen verkijken; beslist niet groot, maar van een oprechtheid en diepte die mij persoonlijk imponeren. Een poëzie bovendien, die zeer stellig ‘functioneel’ wil zijn.”

.

Wentel de steen van mijn graf,
wentel die last van mij af.
Ik wil, van windsels bevrijd,
deel aan de werkelijkheid.
.
Diep in de donkere grond
roep ik, maar zand smoort mijn mond.
Lazarus kwam hier vandaan,
mocht uit de doden opstaan,
.
wek mij, gij wekte ook hem,
ik heb geen kracht meer, geen stem,
ogen, met aarde gevuld,
lichaam in linnen gehuld,
.
stil in dit stilste verblijf.
Langzaam verpulvert mijn lijf.
Wek mij, of troost: – In jouw as
wortelt het bloeiende gras. –
.
.

School der Poëzie

Huub Oosterhuis

.

Afgelopen week overleed  (1933-2023) theoloog en dichter. Hij publiceerde een groot aantal liederen en gedichten en beïnvloedde de modernistische denkbeelden over liturgie en kerkelijk leven in Nederland. Op Facebook las ik in commentaren op zijn overlijden dat niet iedereen gecharmeerd was van zijn werk, in veel gevallen door zijn afkomst en zijn werk dat vele raakvlakken heeft met religie en de kerk.

Toch schreef Oosterhuis ook veel poëzie die geen raakvlakken heeft met religie. Hij was bijvoorbeeld de bedenker en de oprichter van de School der Poëzie. School der Poëzie ontleent haar naam aan de verzamelbundel van tachtiger Herman Gorter (1897) en het beroemde gedicht van vijftiger Lucebert (1952). Oosterhuis zocht naar een manier om jongeren te bereiken met poëzie. Van oudsher was en is de drempel naar poëzie hoog, zeker voor lager opgeleide jongeren. Intensieve lessen in poëzie én de mogelijkheid om poëzie te zien, uit te spreken en beluisteren in een wervelende show waarin de jongeren zelf de hoofdrol spelen bleek een effectieve aanpak om jongeren te bereiken.

In de bundel ‘Handgeschreven’ verzamelde gedichten 1950-2020 dat verscheen in 2020 staat het gedicht over de School der Poëzie.

.

School der Poëzie

.

Ik wou dat ik een beetje zwart was

dat ik in een ver groen land woonde

niet in een klas zat maar in een tuin-

dan komt de grote Ilonka

met tassen vol gedichten

en zegt dag donkere mooie jongen

en leert mij lezen

.

dan mocht ik van haar

ook zelf gedichten schrijven hele vele

dan zou ik schrijven

.

ik zie de zon

als watervallen stralen

ik hoor de vogels krenkelen

in de boomtoppen

van mijn geboortewoud.

.

Dan zou zij mooi mooi zeggen

en nog eens mooi-

dan zou ik zeggen dank u wel

.

maar wou liever

ik bemin u

zeggen

.

grote Ilonka lieve.

.

Poëzieweek 2023

Miriam Van hee

.

In 2023 schrijven Hester Knibbe en Miriam Van hee het Poëziegeschenk met als titel ‘Er staat te gebeuren’. Het thema van deze Poëzieweek is ‘Vriendschap’. De Poëzieweek loopt van 26 januari t/m 1 februari.

Miriam Van hee (1952) is een Vlaamse dichter en vertaler. Ze debuteerde in 1978 met de bundel ‘Het karige maal’, waarvoor ze meteen bekroond werd met de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Oost-Vlaanderen. Ook de bundels die ze daarna publiceerde werden geregeld bekroond: voor ‘Winterhard’ (1988) won ze de Jan Campert-prijs, voor ‘Reisgeld’ (1992) kreeg ze de Dirk Martensprijs, voor ‘Achter de bergen’ (1996) won ze de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Poëzie. In 2008 sloeg ze een dubbelslag met  ‘Buitenland’. Ze won zowel de juryprijs van de Herman de Coninckprijs voor de hele bundel, als de publieksprijs voor het beste gedicht voor ‘Zomereinde aan de Leie’. Voor haar recentste bundel ‘Als werden wij ergens ontboden’ (2017) ontving ze namens de Vlaamse regering in 2017 de Ultima voor de Letteren.

De poëzie van Miriam Van hee is vertaald in verschillende talen en werd ook in vertaling bekroond. In 2007 won ze de Europese poëzieprijs POESIAS voor de Franse vertaling van haar dichtbundel ‘De bramenpluk’.

Miriam Van hee vertaalde onder meer poëzie van Anna Achamatova, Osip Mandelstam, Velimir Chlebnikov en Vjatsjeslav Koeprijanov. Samen met Lisette Keustermans vertaalde ze ook gedichten van de Zweedse dichter Tua Forström. Sinds 2011 is Miriam Van hee ook lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren.

In het poëzietijdschrift  ‘Het liegend konijn’ uit 2003 komt het gedicht ‘Everzwijnen in januari’ van Van hee.

 

Everzwijnen in januari

.

je zocht een pad in het ongewisse
bij elke bocht keek je om, waar
je was, je gooide een steen
en het stoof in de struiken:
vijf kleine gestreepte coureurs
en hun moeder renden als gekken
je blikveld uit

.

je stelde je voor hoe je ’s avonds
zou bellen om hun te vragen
hoe het ze verder die dag was vergaan
om hen gerust te stellen, de jacht
was voorbij, het nageslacht veilig,
de wereld had weer
aan zichzelf genoeg

.

 

Zadkine

Lucebert

.
Uit mijn boekenkast nam ik vandaag de bundel ‘de amsterdamse school’ uit 1952 van dichter Lucebert (1924-1994). Het gedicht dat ik koos is getiteld ‘Ossip Zadkine’. Lucebert was één van de voormannen van de beweging van de Vijftigers, een groep schrijvers en dichters die vanaf einde jaren ’40 van zich lieten horen.
De Vijftigers verzetten zich tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers. ‘Er is een lyriek die wij afschaffen’, zoals ze dat stelden. In deze bundel van Lucebert veel van de kenmerken van de Vijftigers: Ze benaderden ritme en rijm op een eigen manier, braken met klassieke versvormen en lieten zich intuïtief leiden bij het opeenstapelen van reeksen klanken. De Vijftigers traden ook op de meest willekeurige plekken op, wat lang niet altijd gewaardeerd werd door de toevallig aanwezigen, iets wat tegenwoordig als heel normaal wordt ervaren.
Wat ik bijzonder vind is het gegeven dat een gedicht getiteld ‘Ossip Zadkine’ dat overduidelijk gaat over het beeld ‘De verwoeste stad’ dat hij maakte tussen 1951 en 1953, voorstellende een man zonder hart, een gedenkteken voor de verwoesting van het centrum van Rotterdam in 1940 door de nazi-Duitse Luftwaffe, in een bundel is opgenomen met als titel ‘de amsterdamse school’. Desalniettemin een indrukwekkende gedicht.
.
ossip zadkine
.
brandende straten zijn de stenen
door de poriën van de stenen zwemmen de vlammen
zij bidden en roepen
springen uit de ontstoken stenen huizen
springen uit de ontploffende wolken
gekletter gekletter gekletter
een regen van kikkers
een hagel van hagedissen
de stenen zijn een regen van bloedende schouders
zijn een stroom van blaffende handen
een stapel van schichtige spieren
zij bidden en roepen
hoor onze ruimte
hoor de drie verschrikte rinkelende triangels van onze vluchtende
           ruggen
zaad spartelt op onze stijgende paden
klimmende klimmende
klimmende zijn de geschrokken zingende stenen:
.
zwevende zwepen zijn de stenen
fluwelen snaren zijn de stenen
niet tegenstrijdig zijn de stenen
niet tegenstaande de tweedracht
de stenen bloeden en genieten
een steekvlam is hun schaduw
hologig is hun welvaart
op violen spelend zwarte explosies
in peau-de-pêche holen vechtend
vechtend met blauwe vleugels
de stenen vallen en vallen
vliegen vliegen vliegen
hier is muziek
en daar is met donkere knokels kloppen
hier is rust en liefde
ginds van distels drift en pijn is
gebouwd de minzieke ruimte
.
biddende spieren spinnewielen gewonde winden
brandende steden zijn de stenen
.
.

Kerstmis

Charles Ducal

.

In de verzamelbundel ‘Tussen zon en maan’ Onweerstaanbare poëzie van vroeg in de ochtend tot diep in de nacht, samengesteld door Herman Kakebeeke uit 2002 las ik het gedicht getiteld ‘Avondgebed’ van Charles Ducal (1952). En omdat ik nog op zoek was naar een passend gedicht voor de eerste kerstdag wist ik dit dit hem was. Het gedicht ‘Avondgebed’ gaat over hoe de godsdienst als jonge jongen aan hem als kind werd meegegeven.

En aangezien Kerstmis nu eenmaal een van origine religieus feest is, wat we er tegenwoordig dan ook van gemaakt hebben met veel en luxe eten, kerstbomen, kerstmannen en allerlei andere commerciële uitingen, vandaag op deze eerste kerstdag dit gedicht van Ducal dat oorspronkelijk in de bundel ‘De hertog en ik’ uit 1989 verscheen.

.

Avondgebed

.

Wind en regen sloten de vensters.

Wij zaten geknield bij de haard

in de godsdienst die wij zouden erven.

De vrouw die ons had gebaard

.

zei formules om ons te verkleinen.

Haar stem zeurde taai in de nek.

Wij zaten, stom, pas ingewijden.

De man die ons had verwekt

.

hief de hand. Wij boden het hoofd.

Hij prentte zijn duim in de hersens.

Wind en regen bestookten de droom.

Onder bed sliepen wolven en heksen.

.