Site-archief

Graffiti gedicht

Joris van Casteren

.

De Rotterdamse dichter, schrijver en journalist Joris van Casteren(1976) werd in 1997 werd op zijn eenentwintigste redacteur bij het weekblad De Groene Amsterdammer, alwaar hij tot medio 2002 in dienst bleef. Naast zijn werkzaamheden als journalist was Van Casteren redacteur van de Poëziekrant en publiceerde hij gedichten in onder meer Maatstaf en Passionate. Zijn poëzie verscheen onder meer in bloemlezingen als ‘De 100 beste gedichten van 2001’ (2002) en in ‘Nederlandse poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw’ (2004) van Gerrit Komrij.

Na het overlijden van F. Starik werd hij coördinator van de stichting De Eenzame Uitvaart te Amsterdam in november 2018. Maandelijks schrijft hij in De Volkskrant over zijn belevenissen in deze functie, waarbij de levens van de eenzaam overledenen centraal staan.

In De Academische Boekengids 43 uit 2004 is een gedicht van Van Casteren opgenomen met als titel ‘Graffiti’.

.

Graffiti

.

Het rangeerterrein en
ter reiniging een trein

.

Kleerscheuren van het
overklommen hekwerk

.
Begonnen met een letter
over cijferklasse 1 heen

.
Morgen door het glas geen
forens of koe te zien, alleen

.
over de coupé, van oord
tot oord, terug en heen

.
m’n buitenboordse woord
waarvoor ik deze trein leen

.

Femicide

Froukje van der Ploeg

.

Femicide wordt vaak als synoniem gebruikt voor vrouwenmoord. De term ‘vrouwenmoord’ omvat iedere moord op een vrouw. Maar de term ‘femicide’ legt de focus op de motieven van deze moorden. Zij zijn gendergerelateerd. De Amerikaanse onderzoeker, oud-hoogleraar en activist dr. Diana E. H. Russell was  de eerste gebruiker van de term femicide in feministische context. Dat deed zij tijdens het eerste International Tribunal on Crimes Against Women in 1976. Dit was een bijeenkomst waarin voor het eerst de misdaden tegen vrouwen in kaart werden gebracht.

Russell gebruikte de volgende omschrijving: Femicide is het doden van vrouwen door mannen, omdat ze vrouwen zijn. In 2023 waren er 26 gevallen van femicide in Nederland. In dat jaar ook schreef dichter / vormgeefster Froukje van der Ploeg (1974) het gedicht ‘Femicide’ voor Internationale Vrouwendag. Het gedicht werd dit jaar in Hollands Maandblad nummer 2 geplaatst.

.

Femicide

.

Neem altijd de kortste route door het park
kijk, je ogen wennen aan het donker zie
scherp de sterren boven de bomen, de egel
in de bosjes, slapende mannen zonder dak

De maan fietst met je mee want de dood
wacht voor jou nooit in dit park
87 procent van je gevaar woont achter
de voordeur, je vriend of bijna ex

Je vader, broertje, buurman. Zij willen
bezit van je nemen weten waar je was
met wie je sprak, wat je zei, fiets verder
door vergeten wijken van een stad

En leer nieuwe vrouwen kennen
in je klas, in de kroeg, als je rent
langs het water en neem soms een man mee
door het bos want met jou zijn ze veilig.

.

Hop over de sofa

Remco Ekkers

.

In 2021, in het jaar van zijn overlijden, publiceerde uitgeverij Kleine Uil, de bundel ‘Hop over de sofa’ van prozaschrijver, essayist en dichter Remco Ekkers (1941-1921). Ineke Holzhaus schreef over deze bundel: “Hop over de sofa’ lijkt een opgewekte of komische titel, maar er gaat een gruwelijke werkelijkheid achter schuil in het klein en in het groot. De dichter verwondert zich over het kwaad in de wereld, over ongerijmdheden, over vreemde toevalligheden, maar ook over liefde. Alle mensen die hebben bestaan zijn vergeten op enkelen na. ”

Voorts schrijft ze: “Remco Ekkers is een denkend dichter. Hij schuwt de grote thema’s niet, maar hij kan daarbij bij het kleine alledaagse beginnen, waarna hij zich naar universele overwegingen toedicht waarbij hij alle middelen inzet, die de poëzie hem aanreikt.”

Remco Ekkers debuteerde in 1979 met de bundel ‘Buurman’ waarna er nog vele zouden volgen, een groot aantal als bibliofiele uitgave. Hiernaast verscheen zijn werk in De Gids, Maatstaf, Tirade, Bzzlletin, De Revisor en Hollands Maandblad. Van 1976 tot 2016 maakte hij deel uit van de redactie van de Poëziekrant. Daarnaast was hij van 1986 tot 1992 poëziecriticus van De Gids. In de Leeuwarder Courant verzorgde hij tien jaar lang poëzierecensies. In het blad Schrijven verschenen zijn interviews met dichters

Een mooi voorbeeld van het kleine en ‘alledaagse’ in de poëzie van Ekkers uit de bundel ‘Hop over de sofa’ is het gedicht met de titel ‘Meisje zee’ waarin hij iets groots en machtigs vergelijkt met een meisje.

.

Meisje zee

.

Je komt en je gaat

je ruist en je loopt uit

je bent wijd en geheim

je zuigt me naar je toe

en laat los, je speelt

omdat het moet

van maan en wind.

.

Ik mag komen

je omspoelt me

beantwoordt mijn hunkering

zwijgt in het ruisen.

.

Hamlet

Willem M. Roggeman

.

De Vlaamse dichter, schrijver, essayist Willem M. Roggeman (1935) mag dan niet zo bekend zijn in Nederland, in België is hij een grote dichter. Roggeman studeerde aan het Koninklijk Atheneum te Etterbeek waar hij de dichter Erik Van Ruysbeek als leraar Nederlands had. Hij studeerde economische wetenschappen aan de Rijksuniversiteit te Gent waar hij bevriend werd met Paul Snoek. Van jongs af aan kwam hij dus in aanraking met dichters en poëzie.

Vanaf 1959 tot 1981 was hij journalist op de culturele redactie van Het Laatste Nieuws. Hij publiceerde er artikelen over literatuur, beeldende kunst en jazz. Van 1981 tot 1993 was hij adjunct-directeur en waarnemend directeur van het Vlaams Cultureel Centrum De Brakke Grond te Amsterdam, waarvoor hij tentoonstellingen van belangrijke Vlaamse kunstenaars en literaire avonden met Vlaamse en Nederlandse auteurs organiseerde. Van 1982 tot 1989 was voorzitter van het Louis Paul Boon Genootschap en sinds 2006 opnieuw.

Hij was lid van de redacties van de literaire tijdschriften Diagram (1963-1964), Kentering (1966-1976), De Vlaamse Gids (1970-1992), Argus (1978-1981), Atlantis (2001-2002) en Boelvaar poef (vanaf 2006). Hij droeg voor op allerlei internationale poëziefestivals, zijn werk werd vertaald in vele talen, componisten hebben muziek geschreven bij zijn gedichten en kunstschilders hebben zijn verzen in beeld gebracht. Roggeman is kortom, niet de eerste de beste dichter.

In 1958 debuteerde Roggeman met de bundel ‘Rhapsody in blue’ waarna nog tientallen bundels zouden volgen. Zijn laatste dichtbundel verscheen in 2022 en is getiteld ‘Bewegend portret’. In 1972 verscheen een overzicht van zijn werk ‘Gedichten ’57 ’70’ en in die bundel staat het gedicht ‘Hamlet’.

.

Hamlet

.

Ik besta
dit betekent
ik leef, ik adem
ik heb pijn.

.

Ik besta
dit betekent
ik lees, ik schrijf,
ik eet
wanneer ik iets te eten heb.

.

Ik besta
dit betekent
ik denk na,
ik vraag mij af
of ik besta.

.

 

Twee gezichten

Riekus Waskowsky

.

Over de Rotterdamse dichter Riekus Waskowsky (1932-1977) schreef ik al eerder. Pas geleden las ik in ‘Verzamelde gedichten’ uit 1985 en wat me opviel was dat Waskowsky zowel een serieuze dichter was getuige bijvoorbeeld het gedicht ‘Archeoloog’ uit 1966, maar ook een kant had die helemaal niet serieus was. Die laatste vrolijke kant van zijn dichterschap doet denken aan gedichten van Jules Deelder. Een voorbeeld van deze vrolijke kant is bijvoorbeeld het gedicht ‘Lourdes’ uit deze ‘Verzamelde gedichten’.

Om deze twee kanten van Waskowsky nog eens te benadrukken wil ik hier nog twee gedichten van hem plaatsen. Allereerst het gedicht ‘Park’ wat een serieus gedicht is, gevolgd door een gedicht zonder titel uit 1976 dat vrolijk maakt.

.

Park

.

Stadspark in de middag…

‘Ik ben nog maagd’

zegt de achterkant van een eik.

.

De spreeuwen op het grintpad

schrikken en vliegen weg.

De huisvrouw op de bank,

zij volle chinese godin

haar boezem bloost over en over,

zucht,

en staat op en gaat verder.

.

Koester dan traag de rode zon

een licht ontgoochelend gebeuren.

.

*

Een vrouw mag dan

pakweg duizend gezichten hebben

haar borsten

zijn op een hand te tellen

 .

 

 

Stasi poëzie

Wolf Biermann

.

Ik kreeg het boek ‘The Stasi Poetry Circle’  the creative writing class that tried to win he cold war, van Philip Oltermann cadeau en ben er momenteel in aan het lezen. Een wonderlijk, bizar maar waargebeurd verhaal over een groep Stasi agenten (de Stasi was de afkorting voor het Ministerium für Staatssichterheit) die een werkgroep creatief schrijven (dichten) vormen. Dit werd gedaan onder begeleiding van een gevestigd schrijver om poëzie te schrijven die uitdrukking moest geven aan de wil om de staat en maatschappij van de DDR te dienen én die voldeed aan eisen van literaire kwaliteit.

De reden om een werkgroep van medewerkers met dichterlijke ambities te vormen was omdat men zich ernstig zorgen maakte in de jaren 1970  over de hang naar westerse muziek en literatuur onder haar jongeren, een hang die ze interpreteerde als sociaal-culturele staatsondermijning. Al te populaire, kritische kunstenaars, zoals Wolf Biermann, konden onschadelijk worden gemaakt door ontneming van het DDR-burgerschap en uitzetting naar West-Duitsland, maar dat middel kon alleen al om praktische redenen slechts incidenteel, in individuele gevallen, worden toegepast. Daarom was het noodzakelijk om te tonen dat zuiver dichterschap en absolute loyaliteit aan DDR-staat hand in hand konden gaan: ook de Stasi had zijn dichters en – na een poëziecursus te hebben doorlopen – wellicht goede dichters bovendien.

Omdat ik nog aan het lezen ben wil ik hierbij graag verwijzen naar het uitstekende artikel van Hans van der Heijde op Tzum uit 2022 over dit boek. In dit artikel (en ik het boek) wordt verwezen naar een bundel ‘Wir über uns’ waarin de pennenvruchten van deze groep in zijn opgenomen. Aan het einde van het artikel schrijft van der Heijde dat dit boek, ook antiquarisch, nergens te vinden is. Ik heb nog gezocht op namen van de dichters die in het boek voorkomen maar ook daar vond ik niets van.

Wolf Biermanns teksten werden in de jaren 60 en 70 steeds kritischer voor het DDR regime, hij mocht dan ook niet in het openbaar optreden in de DDR. Na een tournee door West-Duitsland in 1976 werd hem de toegang tot het land ontzegd en werd hij geëxpatrieerd. Vanaf dat moment werd Biermann, levend in de Bonds Republiek Duitsland (West Duitsland), een van de belangrijkste invloeden op vele politieke zogenaamde Liedermachers en ontving hij vele prijzen voor zijn werk.

Een liedtekst / gedicht van Bierman (1936) dat tot op de dag van vandaag actueel is, is ‘Soldaat, soldaat’ of in het Duits ‘Soldat, Soldat’ dat Biermann schreef in 1965.

.

Soldaat soldaat

.

Soldaat soldaat in grijze standaard
Soldaat soldaat in uniform
Soldaat soldaat, je bent zo veel
Soldaat soldaat, dit is geen spel
Soldaat soldaat, ik denk het niet
Soldaat soldaat, jouw gezicht
Soldaten lijken allemaal op elkaar
Levend en als lijk
.
Soldaat soldaat, waar gaat dit heen?
Soldaat soldaat, wat heeft dat voor zin
Soldaat soldaat, in de volgende oorlog
Soldaat soldaat, er is geen overwinning
Soldaat, soldaat, de wereld is jong
Soldaat soldaat, zo jong als jij
De wereld heeft een diepe duik genomen
Soldaat, je staat op de rand
.
Soldaat soldaat in grijze standaard
Soldaat soldaat in uniform
Soldaat soldaat, je bent zo veel
Soldaat soldaat, dit is geen spel
Soldaat soldaat, ik denk het niet
Soldaat soldaat, jouw gezicht
Soldaten lijken allemaal op elkaar
Levend en als lijk

.

Soldat Soldat

.

Soldat Soldat in grauer Norm
Soldat Soldat in Uniform
Soldat Soldat, ihr seid so viel
Soldat Soldat, das ist kein Spiel
Soldat Soldat, ich finde nicht
Soldat Soldat, dein Angesicht
Soldaten sehn sich alle gleich
Lebendig und als Leich
.
Soldat Soldat, wo geht das hin
Soldat Soldat, wo ist der Sinn
Soldat Soldat, im nächsten Krieg
Soldat Soldat, gibt es kein Sieg
Soldat, Soldat, die Welt ist jung
Soldat Soldat, so jung wie du
Die Welt hat einen tiefen Sprung
Soldat, am Rand stehst du
.
Soldat Soldat in grauer Norm
Soldat Soldat in Uniform
Soldat Soldat, ihr seid so viel
Soldat Soldat, das ist kein Spiel
Soldat Soldat, ich finde nicht
Soldat Soldat, dein Angesicht
Soldaten sehn sich alle gleich
Lebendig und als Leich

.

Concrete poëzie

Eugen Gomringer

.

Ik heb op dit blog al vaker over concrete poëzie geschreven, meestal aan de hand van een voorbeeld of naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen binnen de concrete poëzie. Nu heb ik echter een klein boekje op de kop weten te tikken dat over dit onderwerp gaat. Het betreft hier ‘Concrete poëzie’ van Erik Slagter, een vijfde deel uit de reeks Moderne Literatuur Nederlands uit 1971.

Het boekje begint met een voorwoord van Slagter waarin hij eigenlijk de essentie van concrete poëzie in de laatste alinea weet te pakken: “Maar in deze tijd van massacommunicatie telt het gevoel van één mens nog nauwelijks mee. De kunstenaar zoekt daarom naar iets anders. Hij wil met gebruikmaking van de nieuwste technieken en materialen iets vinden dat iedereen aanspreekt en verrast doordat het de dingen ineens vanuit een onverwachte hoek laat zien. Met de klank of met de vorm van het woord is dat te bereiken. Dat wil nu concrete poëzie.”

De term concrete poëzie stamt uit begin jaren ’50 van de vorige eeuw. In 1953 schreef de Zwitserse dichter en beeldhouwer Eugen Gomringer (1925) gedichten die hij konstellaties noemde. In die periode reisde hij naar Zuid-Amerika en besloot samen met enkele Braziliaanse dichters om hun poëzie voortaan concrete poëzie te noemen. De naam verspreidde zich over Amerika en Europa waar veel dichters de naam gingen gebruiken, zodat het niet lang duurde voordat bijna niemand precies meer wist wat de naam inhield.

In 1967 verscheen in Amerika een bloemlezing met concrete gedichten van vijfenzeventig dichters uit 20 landen. Hoewel Gomringer in 1955 besloot zijn poëzie concrete poëzie te noemen, was hij niet de eerste die dat deed. In 1953 schreef al een Zweedse dichter Öyvind Fahlström (1928-1976), een manifest voor concrete poëzie. Dit manifest verscheen in een kleine oplage en Fahlström was toen een bekende abstracte kunstschilder. Maar in de jaren ’50 van de vorige eeuw waren er meer dichters die zich bezig hielden met een vorm van poëzie die later concrete poëzie genoemd zou worden. In Italië was er een groepje dichters in Milaan onder leiding van de dichter en futurist Carlo Belloli (1922-2003) die zijn gedichten al ‘visuele woorden’ noemde. Maar ook in Oostenrijk en Duitsland waren er dichters die met hun poëzie nauw aansloten bij deze vorm.

Wat was er nu nieuw aan deze vorm van poëzie? Gomringer wilde gedichten schrijven die zoveel mogelijk uitdrukten met zo weinig mogelijk middelen. Hij ‘ontdekte’ dat het mogelijk is poëzie te schrijven met bijvoorbeeld maar één woord, zodanig op een vel papier geschreven dat er evenveel mee wordt uitgedrukt als met een gedicht met veel woorden. Een mooi voorbeeld is zijn gedicht uit 1953 ‘ping pong’.

.

ping pong

ping pong ping

pong ping pong

ping pong

.

De dichter laat met dit voorbeeld zien dat het ping pong-spel kan worden uitgedrukt met de taal zelf, door de woorden zo te plaatsen dat het spelverloop uit het beeld is af te lezen. Wanneer je dit gedicht hardop voorleest komt de klank overeen met het geluid van de ping pong-bal op de speeltafel, wat dit gedicht niet alleen een beeldtekst maar ook een klankgedicht maakt.

Naast deze voorbeelden staan er nog vele andere concrete dichters in dit heerlijke boekwerkje. Van de Belgische dichters Mark Insingel en Ivo Vroom, de Nederlandse dichters Herman Damen en Hans Clavin en uiteraard misschien wel de bekendste concrete dichters de Fransman Stéphane Mallarmé en natuurlijk Jan Hanlo.

.

 

 

 

Redeloze rijmen

Daan Zonderland

.

Heel af en toe vind ik ergens een bundel waar ik met verbazing en plezier naar kijk. Meestal zijn dit wat oudere (maar niet exclusief), bijzonder vormgegeven bundels. Bundels waar het plezier van het maken vanaf spat. Zo’n bundel is ‘Redeloze Rijmen’ van Daan Zonderland uit 1952. Nu bezit ik geen exemplaar uit 1952 helaas, die werden bij de jaarwisseling aan vrienden en relaties van uitgeverij Het Spectrum aangeboden en zijn zeldzaam, nee ik bezit sinds kort een facsimile-herdruk uit 1976.

Deze uitgave is een feest voor vormgevers, liefhebbers van lettertypen en van een ieder die een zekere vorm van gekkigheid (nonsensrijmen) in de poëzie wel kan waarderen, zoals ik. Gedrukt op pakpapier (Beetskraft van onbestemde kwaliteit) en gezet in meer dan 50 verschillende lettertypen en voorzien van ouderwetse afbeelding in zwart en rood gedrukt en voorzien van een opdracht ( ‘Allereerbiedigst opgedragen aan al mijn vrienden die Piet heten’) is dit een bundeltje om te koesteren.

Daan Zonderland (1909-1977) was het pseudoniem van Daniël (Daan) G. van der Vat. Gedichten van hem zijn in bloemlezingen in de boekenkast van vrijwel elke poëzieliefhebber te vinden. Ook schreef hij een reeks klassieke kinderboeken, onder meer over Jeroen.

In de bundel worden nonsensrijmen en wat we tegenwoordig light verse verzen zouden noemen,  aan de hand van het alfabet (en daarna nog eens in een zelf bedacht alfabet) gepresenteerd. Om een idee te geven heb ik voor de rijmen bij de letter W gekozen en uit het ‘tweede alfabet’ voor de letter Dd(t).

.

W

.

Een rechtervoet ging door de laan.

Daar liep een linker achteraan.

Die had geen andere idealen

Dan ééns de rechter in te halen.

.

Diep ging hij onder leed gebukt,

Want nimmer was het hem gelukt

Om zelfs maar één keer in zijn leven

De rechtervoet voorbij te streven.

.

(De eigenaar van deze voet

Was slager in het plaatsje Groet.

Doch er zijn andre narigheden

Waaraan door slagers wordt geleden.)

.

Dd(t)

.

In de wei daar stond een boom.

Die boom had zeven takken.

Daar zaten zeven merels op

En zeven kakkerlakken.

.

De zeven merels zongen luid.

De kakkerlakken zwegen.

Want kakkerlakken zijn van aard

Verschrikkelijk verlegen.

.

 

Sneeuw en vuur

A. Roland Holst

.

Omdat ik inmiddels meer dan 15 meter poëzie in mijn boekenkasten heb staan (in en op!) weet ik soms niet meer goed welke bundels ik bezit. Staand voor mijn boekenkast word ik dus nog weleens verrast. Vandaag was ik wat aan het zoeken en dan probeer ik tegelijkertijd wat systeem in die meters te krijgen (lukt nog niet erg, ik vrees dat alles er ooit een keer uit en weer in moet), toen ik op het bundeltje ‘Vuur in sneeuw’ van A. Roland Holst (1888-1976) stuitte.

Ik wist bij nader inzien wel dat ik die bundel had maar wat ik erg leuk vond was dat een halve meter verder de liefdescorrespondentie van Ingrid Jonker (1933-1965) en André Brink (1935-2015) stond met de titel ‘Vlam in de sneeuw‘ uit 2015. Blijkbaar is de tegenstelling tussen sneeuw aan de ene kant en vlam/vuur aan de andere kant een interessante voor dichters.

Teruglezend op dit blog zie ik dat ik wel over de bundel ‘Vuur in sneeuw‘ heb geschreven (dat ik de bundel samen met ‘Een winter aan zee’ kocht in een kringloopwinkel) maar dat ik er verder geen gedicht uit gedeeld heb. Daar komt vandaag dus verandering in. ‘Vuur in sneeuw’ uit 1969 bevat gedichten uit de jaren 1966 tot en met 1968 met uitzondering van twee kwatrijnen die uit 1948 komen (wonderlijke keuze).

Wat me opvalt in deze bundel is dat het werk van A. Roland Holst zo divers is. In thematiek maar ook in vorm en lengte. Er staan gedichten in van 5 pagina’s maar ook een gedicht van 4 regels. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om, met al die prozalange teksten van hedendaagse dichters. Juist die verscheidenheid en afwisseling neemt me in voor deze bundel maar natuurlijk ook de taal en de poëzie van A. Roland Holst.

Ik heb gekozen voor een kort gedicht maar met een reden. De titel van het gedicht is, hoewel dus al 54 jaar oud, nog steeds actueel. Lees voor U.S.S.R Rusland en je begrijpt waarom.

.

U.S.A., U.S.S.R., etcetera

.

In water en in wolken werd geschreven,

en ging teloor, de zinspreuk van dit leven.

Doch toornend hakt de wereld in graniet:

‘Ik ben de weg- de rest is om het even’.

.

Bevlogen en bevangen

Marcel van Maele

.

In het M HKA (Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen) in Antwerpen was een tentoonstelling gewijd aan de dichter en kunstenaar Marcel van Maele (1931-2009). Deze dichter, beeldhouwer, prozaïst en toneelschrijver schreef ‘rebelse’ poëzie, in taal vol neologismen die breekt met semantische en syntactische  regels. Hij was een van de leidende figuren van het tijdschrift Labris (1962-1976), waarin een experimentele stijl prominent aanwezig was. Hij was lid van de Zestigers . Van Maele was de laatste 20 jaar van zijn leven volledig blind.

Uit zijn bundel ‘Over woorden gesproken’ uit 2006 het gedicht dat hij opdroeg aan de dichter Guido Gezelle (1830-1899). Gezelle was een Vlaamse rooms-katholieke priester, lyrisch dichter en hekeldichter, taalwetenschapper, leraar, journalist en vertaler, die vooral schreef over onderwerpen als natuur, vriendschap, religie en de dood. De toon en de manier van aanspreken deed me heel erg denken aan het gedicht dat ik schreef met de titel ‘Open brief aan professor Rümke’.

.

Bevlogen en bevangen

Voor Guido Gezelle

.

Het woord aanroepen en de zinnen belagen,

het woord dat bindt, het woord dat breekt,

dat tiert en en giert en verder viert,

dat kruipt en sluipt en zich verderstrekt

of dichtgeklapt wat bekken trekt.

.

Ik luister naar uw gedicht

dat mij soms wankelen doet en schrijf

het mijne met mijn ogen dicht.

Ik huiver als ik op uw schaduw trap

als gij mij met uw god belast en

in al wat zoet is zijn gebaar herkent.

Gij schrijft me neer en meer en smeert me

keer op keer dat godbestaan weer aan.

.

De stem die zich verheft en stilte gebiedt

als het woord de taal verlaat en zwerven gaat.

Aanhoor nu dat zwijgen langs alle kanten,

de wind die liggen gaat,

gekust de bloem en uitgelezen

de lamme die de trommel slaat.

.