Site-archief

Aan het woord

Joost Zwagerman

.

Toen in 2015 bekend werd dat Joost Zwagerman (1963 – 2015), schrijver van poëzie, romans, novellen, verhalen, essays en columns, een einde had gemaakt aan zijn leven, kwam dat voor heel veel mensen als een schok.  Ik kende Zwagerman van zijn roman ‘Gimmick!’ uit 1989 waarna ik nog enige romans van hem las voordat ik erachter kwam dat hij ook poëzie schreef. Gek genoeg duurde het vervolgens nog best lang voor ik zijn poëzie ging lezen.

In 2005 verscheen zijn bundel ‘Roeshoofd hemelt’ wat bijzonder goede kritieken kreeg in de pers. Toch waren er ook recensenten die de bundel niet konden waarderen. Zo schreef Edwin Fagel op De recensent “Toegegeven, Zwagerman heeft een taalgevoel waar menig dichter jaloers op zal zijn, en de bundel is goed gecomponeerd. Maar hij is geen dichter en de bundel is op een verschrikkelijke manier mislukt.” In Trouw werd de bundel als een van zijn meest indringende bundels bestempeld. In 2007 kreeg Joost Zwagerman de Paul Snoek Poëzieprijs voor ‘Roeshoofd hemelt’ wat maar illustreert dat er verschillend gedacht werd over de poëzie in deze bundel.

Een deel van de kritiek begrijp ik wel, Zwagerman schrijft in Roeshoofd hemelt’ feitelijk een roman in poëtische verzen. De gedichten zijn wisselend van vorm wat het lezen niet makkelijker maakt. De bundel dient ook chronologisch gelezen te worden want los van elkaar missen de gedichten betekenis en context. Toch zijn er een paar gedichten die wel los van de rest gelezen kunnen worden zoals het gedicht ‘Aan het woord (1)’. Hoewel je kunt afdingen op het poëtisch gehalte van het gedicht (maar wie doet dat bij de poëzie van bijvoorbeeld Jules Deelder, die gelijksoortige gedichten schreef) is de situatie die Zwagerman beschrijft herkenbaar

.

Aan het woord (1)

.

Wilt u uw tas even openmaken?

Uw tas.

Mag ik de bon zien?

De bon.

De kassabon graag.

Dit hier staat dus niet op de bon.

En dit ook niet.

Wilt u met mij meegaan.

Als u nu even meewerkt.

Dat is voor ons allebei het gemakkelijkst.

Die deur door graag.

Hier naar beneden.

Straks komt er iemand bij u.

Weet ik niet.

Meneer. Dat zei ik net. Ik weet niet hoelang.

Nee, langer dan dat. Langer.

.

Beste meneer Bloem,

Selectie uit 20 jaar Mr. J.C. Bloemprijs

.

In 2001 werd voor de 1e keer de Mr. J.C. Bloemprijs beschikbaar gesteld door de gemeente Steenwijkerland waar dichter J.C. Bloem (1887-1966) de laatste jaren van zijn leven woonde. Sindsdien wordt de prijs elke twee jaar uitgereikt aan een dichter uit het Nederlandse taalgebied. Het geld is bedoeld (als aanmoedigingsprijs) voor een tweede bundel (Inleiding pagina 6). Dit laatste klopt niet helemaal, je zou denken dat het hier dus een prijs voor debutanten betreft maar een snelle check levert meteen al op dat niet klopt. Neem bijvoorbeeld Hagar Peeters die in 2005 de prijs kreeg voor ‘Koffers zeelucht’. Peeters debuteerde in 1999 met de bundel ‘Genoeg gedicht over de liefde vandaag’. Een ander voorbeeld is Maria Barnas, winnaar van de prijs in 2009 met ‘Er staat een stad op’ uit 2007, terwijl zij als dichter debuteerde in 2003 met ‘Twee zonnen’.

Wanneer een dichter is genomineerd wordt deze gevraagd een gedicht te schrijven op de persoon Bloem, zijn werk of een regel of titel uit zijn oeuvre. Niet alle dichters gaven hieraan gehoor. Van de gedichten die wel geschreven werden daaruit is een overzicht gemaakt (van dichters uit Nederland en Vlaanderen). Deze zijn in de bundel bijeengebracht samen met twee lezingen van Willem Thies over Bloem die rijk zijn aan zijwegen die je na lezing verder wil bewandelen maar de hoofdweg die hij kiest (het hart in het werk van Bloem en de betekenis, een analyse, van het gedicht ‘November’) is duidelijk analytisch en zeer verteerbaar.

De dichters die in de bundel zijn vertegenwoordigd worden geïntroduceerd middels een korte biografie, citaten, een overzicht van hun werk en iets over het gedicht dat is opgenomen. In de inleiding wordt de dichters die genomineerd zijn geweest voor de Mr. J. C. Bloemprijs en geen gedicht hebben aangeleverd gevraagd dit alsnog te doen. Alle genomineerden staan vermeld achterin de bundel. Men hoopt dat men zo een tweede (vermeerderde druk) van deze bundel kan uitgeven waarin meer genomineerde dichters staan.

Als ik kijk naar dichters die wel zijn genomineerd maar die geen bijdrage in de vorm van een gedicht hebben geleverd dan zijn dit niet de minste: Ilja Leonard Pfeijffer en Rodaan al Galidi (2003), Mark Boog (2005), Micha Hamel en Erik Jan Harmens (2007), Peter Swanborn (2011), Maud Vanhauwaert (2015) Maarten van der Graaff (2017), Daniel Vis en Charlotte Van den Broeck (2019) en Marieke Lucas Rijneveld (2021), en dit is nog maar een greep. Me dunkt dat je met gedichten van deze dichters een aardige (extra) bundel kunt vullen.

Desalniettemin staan er nog genoeg dichters van naam in deze bundel met een gedicht die deze bundel bijzonder de moeite waard maken. Zoals het gedicht van Sylvie Marie (1984) ‘Het leven zou zoveel leuker zijn’. Sylvie Marie werd in 2013 genomineerd met de bundel ‘Toen je me ten huwelijk vroeg’.

.

Het leven zou zoveel leuker zijn

.

zonder aanmodderen, deze lamme sofa,

staren, sterren, altijd dat raam.

.

ik zocht het op ; er zijn geen wedstrijden,

noch is er een wereldrecord janken

en toch trekken we jassen aan

als zwachtels, slenteren we ons suf.

 

waarom kiezen we niet eens

voor de donder, vegen we met regen

nooit gewoon de vloer aan,

wie weet wat er dan komt aangewaaid?

.

ja, waarom hebben de tegels

waarop we onze schoenen slijten geen

namen als martha, albert, julia, roger ?

heel eenvoudig hinkelspel had dan gezegd

wie van wie moet houden.

.

 

Mantelzorg

Dubbelgedicht

.

Ik schreef al over de dichtbundels die werden uitgegeven naar aanleiding van de Turing gedichtenwedstrijd. Zo ook in 2014. Al bladerend in ‘Liegen op een hoger plan’ viel me iets op: twee gedichten die het tot de beste 100 gedichten van dat jaar brachten hebben de identieke titel ‘Mantelzorg’.  Even dacht ik dat het woord Mantelzorg in 2014 voor het eerst gebruikt werd maar dat blijkt niet het geval. De term ‘mantelzorg’ is in 1972 bedacht door hoogleraar ziekenhuiswetenschappen Johannes Hattinga Verschure (1914-2006). Hij duidde hiermee de zorg aan die als vanzelfsprekend binnen een sociaal netwerk wordt geboden, zoals de zorg voor een zieke door familieleden en vrienden.

Puur toeval dus en nog een groter toeval dat beide gedichten de beste 100 van de Turing wedstrijd haalden. De twee gedichten werden geschreven door Gerrit Massier en Lotte Methorst. Van Gerrit Massier (1944) werden gedichten gepubliceerd in De Revisor, De Tweede Ronde en Tirade. In 2007 verscheen zijn bundel ‘Zacht graniet’ en in 2017 de bundel ‘Even is het stil’. Over Lotte Methorst is behalve haar deelname aan de Turing gedichtenwedstrijd als dichter niets te vinden.

Beide gedichten dus met dezelfde titel maar zo verschillend van aard en inhoud.

.

Mantelzorg (Gerrit Massier)

.

Gelanceerd door je stoel tot voetstand.

Op defecte hartklep laatste kraakbeen naar de voordeur.

.

Verhalen oud en krom, chaos van geld

en goed, pil en paperas, vlees dat is aangebrand.

.

Gele vlekken die nog troebel werden; turen

door je ooghoeken naar mij, je eigen bloed. Een knipoog

.

en het is goed, een sprankje lente

in een eindeloze winter die geen cyclus kent.

.

Mantelzorg (Lotte Methorst)

.

Dat heb ik weer

Dacht ik

Misschien is zij wel de eerste mens op aarde

Die niet doodgaat

De allereerste mens die niet dood kan

Niet kapot te krijgen is

En hier eeuwig blijft

Zingen en tieren!

Eén seconde maar hoor…

Maar de volgende dag weer

En de volgende dag weer

En de volgende dag weer

En alle daarop volgende dagen weer

Tot de rits het niet meer deed

.

 

Binnenhof

Aad Nuis

.

Aad Nuis (1933-2007) was politicoloog, literatuurcriticus, bestuurder, journalist, columnist, essayist, publicist, politicus (D66) en dichter. Reden voor mij om tijdens ‘Dichter bij de dood’ op begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag, op 2 november aanstaande tijdens Allerzielen, deze dichter (die op de begraafplaats begraven ligt) te kiezen als dichter om iets over te vertellen en een gedicht van hem voor te dragen (naast een gedicht van mij over de dood).

Nuis was redacteur van het literaire tijdschrift Tirade. Hij schreef in Propria Cures, Hollands Weekblad, Tirade, Haagse Post, Ons Erfdeel en de Volkskrant. In 1963 debuteerde hij als dichter met de bundel ‘Wisselend weer’ die hij opdroeg aan Renate Rubinstein met wie hij van 1956 – 1963 getrouwd was.

Uit de bundel ‘Het land der letteren’ Nederland door schrijvers & dichters in kaart gebracht, uit 1982 komt het gedicht ‘Binnenhof’ waar Nuis dicht over zijn werk als politicus in de Tweede Kamer (waar hij volksvertegenwoordiger was van 1981-1982).

.

Binnenhof

.

Het stille hart van wervelwinden
in dit glas water, Nederland,
waar ik mij steeds terug moet vinden
naast dagtoerist en demonstrant.
.
Bestaat dit echt of zijn wij spoken,
figuren dansend hand in hand,
gedurig in koud vuur ontstoken
door woorden van dor zand?
.
Ga maar bij dichter, boeren kijken:
hun taal, hun grond, vast in de hand.
Hier blijft de werkelijkheid ontwijken –
net naast de rand.
.
Toch zoemt en trilt het hier van krachten,
huist hier het hart (meer dan ’t verstand)
van wat ik grijnzend hoog blijf achten:
mijn land.

.

Stadsdichters

Harry Zevenbergen

.

Op de zeer interessante website Neerlandistiek.nl lees ik in een artikel van Anke Martens over stadsdichters. Anke deed voor haar  bachelorscriptie aan de Radboud Universiteit onderzoek naar wat het stadsdichterschap nou precies inhoud. Ze onderzocht de ontwikkelingen van het stadsdichterschap tussen 2005 en 2020 in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Eindhoven en Groningen. Natuurlijk zijn er veel meer stadsdichters (en gemeente-, dorps-, wijk-, provincie- en gemeentedichters maar ik begrijp dat ze zich heeft beperkt tot deze grote steden. Waarbij Den Haag heel pijnlijk ontbreekt.

Opvallend was dat de genoemde steden rond 2005 voor het eerst een stadsdichter benoemden waarbij er echter ook grote verschillen zijn. Zo ligt bijvoorbeeld niet vast door welke instantie het stadsdichterschap gefaciliteerd wordt. In de meeste gevallen speelt de gemeente een rol, maar of de gemeente de stadsdichter ook daadwerkelijk zelf aanstelt varieert. Vaak worden er bij de benoeming of het ondersteunen van stadsdichters organisaties die zich met literatuur bezig houden of bibliotheken gevraagd een rol te spelen. Ik ken zelfs een voorbeeld waar de stadsdichter vanuit een samenwerking van een kerk met een sociaalmaatschappelijke organisatie werd geïnitieerd.

Dan zijn er verschillen in de financiering, de bedragen die stadsdichters krijgen, het aantal aan te leveren gedichten, hoe en door wie de stadsdichter wordt benoemd en wat voor soort dichters er gevraagd worden (of verkozen). Een korte conclusie van Anke: “Zoals wel is gebleken, wordt het stadsdichterschap op veel verschillende manieren vormgegeven. Ook de ideeën over de inhoud van het ambt verschillen. Het stadsdichterschap is dus geen vastomlijnd fenomeen, maar kan in allerlei gedaantes gerealiseerd worden. Het is dan ook niet gek dat zich nog steeds nieuwe ontwikkelingen voordoen.”

Wat je er ook van vindt, het stadsdichterschap is in Nederland inmiddels aardig geworteld. Steeds meer steden en gemeenten gaan over tot het benoemen van een stadsdichter of gemeentedichter. Op deze manier worden mensen op een laagdrempelige manier geconfronteerd met poëzie (net als met bijvoorbeeld straatpoëzie) waardoor de belangstelling voor poëzie en (misschien zelfs) het lezen van poëzie wordt bevorderd. En daar mogen we alleen maar blij mee zijn.

Zelf mag ik aanstaande woensdag voor de 4e keer alweer juryvoorzitter zijn bij de verkiezing van de stadsdichter van Maassluis, terwijl in mijn woonplaats nog steeds geen stadsdichter actief is. De enige en meteen laatste stadsdichter van Den Haag (2007-2009) was Harry Zevenbergen (1964-2022) en sindsdien is het stil. Als enige van de grote steden heeft Den Haag het al die tijd zonder moeten doen. Daarom en omdat Harry een goede bekende dichter was hier een stadsgedicht van zijn hand getiteld ‘De was moet schoon’.

.

De was moet schoon
.
kleurrijk aroma in de wasmand
mijn terugblik op een week
zweet, eten, deo en jouw resten
gevangen in textiel en ik weet
.
precies waar, wanneer en waarom
voor de deur wordt het leven
in tien minuten geknipt en geschoren
het is zomer in de Boekhorststraat
.
terwijl wit en bont zich mengt
worstelen fietsen met de autostroom
westwaarts het centrum in en verder
oostwaarts lonkt de Schilderswijk
.
wanneer ik klungel met de machine
staan er altijd mensen klaar om me
te helpen het duurt een paar weken
voor ik door heb wie er werkt
.
Achmed vertelt van de broek in vijf
die eruit kwam met slechts één pijp
Harry vult aan dat de andere
terug werd gevonden in machine vier
.
van buiten roept Ria: “Ben je nieuw hier?”
en dat ik ze niet moet geloven
maar dat van die broek is echt waar
het is zomer in de Boekhorststraat

.

Geluk

Maarten Willems

.

Voor sommige mensen staat vakantie of op vakantie gaan gelijk aan geluk. Voor anderen (Maarten ’t Hart, Maarten van Rossem) is op vakantie gaan een gruwel (zou het aan die voornaam liggen?) en kun je het best thuis blijven en lezen over verre bestemmingen. Want dan heb je geen last van wachttijden op Schiphol, irritante buitenlandse taxichauffeurs, zonnesteek, diarree, ongemak van een vreemd bed of erger. Maarten Willems (nog een Maarten) kijkt anders naar geluk. In onderstaand gedicht uit zijn bundel ‘Tenslotte wint de liefde’ uit 2007.

.

Allen weten wat

geluk is, zolang zij

niet gelukkig zijn.

.

Uitgerekt heet het

‘niet houdbaar’

of noemt men het

‘geduldig zijn’.

.

Mijn liefste…

je bent te mooi

om niet waar te zijn.

.

Hap

Ruth Lasters

.

De Vlaamse Ruth Lasters (1979) schrijft romans, poëzie en regelmatig opiniestukken voor het Vlaamse dagblad voor De Standaard over onder andere onderwijs. Ze studeerde Romaanse filologie in Brussel en debuteerde met de roman ‘Poolijs’ in 2007. In 2009 verscheen haar poëziedebuut ‘Vouwplannen’ dat werd bekroond met de Debuutprijs Het Liegend Konijn 2009.

In 2015 verscheen haar tweede dichtbundel ‘Lichtmeters’. Deze bundel werd genomineerd voor de Herman De Coninckprijs die ze ook won. Zelf zei ze hierover:  “Via Herman de Coninck kwam ik in contact met poëzie. Zijn keuze voor broosheid en directheid, heeft mijn eigen poëtica mee bepaald.” Waarschijnlijk is dat waarom ik haar poëzie zo bijzonder waardeer (als groot bewonderaar van het werk van Herman de Coninck).

In 2016 verscheen haar bundel ‘Lichtmeters’ (nominatie voor de VSB-poëzieprijs 2017) en in 2022 won ze de Gedichtenwedstrijd (voorheen de Turing Gedichtenwedstrijd) met het gedicht ‘Abrikozen’. Ook is ze voor de periode 2022-2023 één van de vijf Stadsdichters van Antwerpen.

Op haar website kun je veel meer over haar lezen alsmede een aantal gedichten waaronder het gedicht ‘Hap’.

.

Hap

.

Omdat appels zo mooi stapelen wou ik er
stapelen onder je huid. Je benen, schedel, borst

.

vol appels, van die gele die vol vlekken en vol
builen. Slechts één rode, glanzende

.

volmaakte die zich tijdens het bewegen door je lijf
verplaatst. En dan te kunnen raden waar, in welke van je

.

ledematen hij precies verborgen zit, om telkens ik
het juist gok hem eruit te halen, er

.

een hap uit nemen, nietig weliswaar maar maal oneindig maakt
onloochenbaar geschonden.

.

Aad Nuis

Dichter bij de dood

.
Voor het jaarlijkse project ‘Dichter bij de dood’ op begraafplaats Oud Eik en Duinen koos ik dit keer voor politicus (D66) maar ook dichter Aad Nuis (1933 – 2007). In het Hollands Weekblad, Jaargang 2, 1960-1961, verschenen verschillende gedichten van zijn hand. Het gedicht ‘Een moeilijke tijd sprak me door de titel meteen aan (ik denk dat veel mensen deze tijd als moeilijk ervaren). Daarom hier dit gedicht.
.
Een moeilijke tijd
.
Fluiten als een regenvogel
Zoals je doet bij namiddagverdriet
Tegen de pijn van die kleine kogel
Helpt niet.
Werken als een man van zaken
Zoals je ze in kantoren ziet
Tussen hun telefoons die waken
Dat zij niet verloren raken
Helpt niet.
Leeghoofdige wandeltochten maken
Op reis gaan naar verre hotelkamers –
Ook het schrijven van een papieren lied
Helpt niet.
.

Dichter over dichter

Het beginsel van stof

.

In de categorie dichters over dichters vandaag een gedicht van de Zuid Afrikaanse dichter Breyten Breytenbach (1939) dat hij schreef voor collega dichter Hans ten Berge (1938). Hans ten Berge is behalve dichter ook prozaschrijver, essayist en vertaler en ook Breytenbach is naast dichter ook schrijver en schilder. In de bundel ‘Het beginsel van stof’ uit 2007 staat een gedicht van Breytenbach voor Hans ten Berge met de titel ’22-12-07′.

.

22-12-07

.

 (voor Hans ten Berge)

winter en blauw

voor het zware hek van de Jardin du Luxembourg

verkoopt een zigeunerin met lange zwarte nagels

dampende kastanjes in puntzakjes

.

kijk omhoog

daar hoog het zilveren vaandel

van de dampstreep achter een straalvliegtuig

kijk omhoog, kijk omhoog

.

in de diepte die de verbeelding

te boven gaat

in het afsterven van de nacht

dieper dan het geboortevlies van de Melkweg

zo’n zevenduizend lichtjaren verwijderd van Urd

waar het glinsterend en galmend is

op de Bergen der Schepping

in het fonkelbeeld Cassiopeia

waar een spiraalkolk van baring

de nevel openbreekt in brokken

om ruim baan te maken onder hun eigen gewicht

om te verschieten          om te gaan schijnen

met de levensgeheimen van kool- en zuurstof in het hart

kijk omhoog, kijk omhoog

onze blauwe zilverige planeet

als een eenzame barensvrucht van ondenkbaarheid

in een wieg van adem

siembamba           siembamba*

in het afsterven van de nacht

waar het glinsterend en galmend is

.

zo ver van de zee

lopen meeuwen met klinkerende nagels

over het bevroren oppervlak

zo dik als een blinde bril

van de vijver in de Jardin du Luxembourg

.

*regel uit een Afrikaans wiegeliedje

.

 

 

Ik heb je lief

Nâzim Hikmet

.

Nâzim Hikmet (1902-1963) is de meest geliefde en gelezen dichter van Turkije. Met zijn poëzie veranderde hij het aanzien van de Turkse literatuur. Naast dichter was hij roman-, toneel- en memoiresschrijver. Tijdens de Eerste Wereldoorlog begint hij in Istanboel gedichten te schrijven. Hij studeert politieke economie aan de universiteit en moet omwille van zijn communistische gedachtegoed uit Turkije vluchten. In 1928 keert hij terug en wordt in 1938 opgepakt en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 jaar; zijn boeken zouden aanzetten tot ongehoorzaamheid en rebellie. In 1950 komt hij eindelijk vrij en vlucht naar de Sovjet-Unie. In 1963 sterft hij er en wordt in Moskou begraven.

Als dichter wilde Hikmet schrijven over de universele gevoelens, hij zei daarover: “Ik wil dat alles wat eigen is aan de mens ook eigen is aan mijn poëzie”. Hij schreef over de liefde, de dood, vrede en revolutie, vreugde en verdriet, hoop en hopeloosheid. Ook zei hij: “Als de lezer een gedicht wil lezen over het 1 meifeest dan moet hij bij mij zijn, en als hij een gedicht wil lezen over zijn onbeantwoorde liefde, dan moet hij ook mijn boeken lezen”, om zijn brede interesse en thematiek maar aan te geven.

Ik koos uit de bundel ‘De mooiste gedichten van Nâzim Hikmet’ uit 2007 een liefdesgedicht getiteld ‘Ik heb je lief’ geschreven op 27 augustus 1960.

.

Ik heb je lief

.

Zoals men brood in zout dipt en eet, zo heb ik je lief,

zoals ik ’s nachts, door koorts uit mijn slaap gehaald,

mijn brandende mond aan de waterkraan druk, zo

[heb ik je lief,

zoals men een zwaar pakje van de post waar men inhoud, noch

[afzender van kent,

haastig, blij en nieuwsgierig opent, zo heb ik je lief,

zoals ik voor de eerste keer over de oceaan zou vliegen

[zo heb ik je lief,

zoals de avond zacht over Istanbul valt

en me ontroert, zo heb ik je lief,

zoals ik zou roepen ‘Goddank, we leven!’, zo heb ik je lief.

.