Site-archief
Verbinding
Ester Naomi Perquin en Rick Keus
.
Afgelopen zaterdag was ik bij de open dagen van NE Studio’s op het Noordereiland in Rotterdam. Naast de kunst van de verschillende kunstenaars en fotograaf kwam ik voor Marjoke Schulten. In de zomer van 2023 was zij de stuwende kracht achter het poëzie- en kunstfestival Raamwerk | Dichtwerk op de ramen van de NE studio’s en in de tuin van het gebouw waar de NE studio’s zijn gevestigd.
Toen ik rondliep in het gebouw kwam ik de fraai vormgegeven (door Bart van BRRT.Grapgic.Design die ook de MUGzines vormgeeft) catalogus van dit project tegen met daarin foto’s van de verschillende kunstwerken op de ramen en de gedichten van Rotterdamse dichters die daarin verwerkt waren. Een van de dichters was Ester Naomi Perquin (1980), oud stadsdichter van Rotterdam die samen met fotograaf Rick Keus een raam hadden gedaan.
Rick Keus en Ester Naomi Perquin bleken elkaar direct uitstekend te verstaan. De foto’s van Rick, even verstild als beweeglijk, deden Ester Naomi denken aan de rol van ruis in dagelijkse communicatie. En zo ontstond een totaalwerk waarin afstand centraal kwam te staan. Of zoals Ester Naomi Perquin het stelde: “Niet iedere verbinding is immers meetbaar, nodig of zelfs wenselijk – een groot deel van ons uitzicht is een waas, een vorm van ruis. Soms is dat precies wat we nodig hebben”.
.
Rampverlof
Jana Arns
.
Vandaag voor één van mijn boekenkasten gaan staan (je kent de traditie inmiddels) en met de ogen dicht een bundel eruit gepakt. Dit keer was dat ‘Ten minste houdbaar tot‘ uit 2022 van de Vlaamse dichter Jana Arns (1983). Opnieuw met gesloten ogen de bundel geopend en meteen een verrassing: ik opende de bundel op twee pagina’s met foto’s van Jana. Geen probleem, gewoon nog eens doen. En nu opende ik de bundel op pagina 30 en daar staat het gedicht ‘Rampverlof’.
.
Rampverlof
.
De straat met zorgen aangelengd.
Wagens varen voorbij.
.
Recht onder ons slaapkamerraam
legt het cruiseschip aan.
.
Aan boord: duikplanken vol boeken.
De personages springen in het diepe.
.
Er komen woorden aangedreven:
wie zal de wolkbreuk spalken?
.
Men bouwde huizen met dominostenen.
Wij vouwen bootjes van verzekeringspapieren.
.
I.M. Marilyn Monroe
Hans Clavin
.
In september vorig jaar schreef ik al een stuk op dit blog over het boekje ‘Concrete Poëzie‘ deel 5 uit de reeks Moderne Literatuur Nederlands door Erik Slagter uit 1971. In dit boekje staan een aantal prachtige voorbeelden van concrete poëzie en in het laatste gedeelte gaat het over een vorm van beeldpoëzie namelijk gemaakt met collages en foto’s waarmee een meer plastische wijze van uitdrukken wordt nagestreefd. Poëzie zonder tekst of slechts met enkele woorden, letters en beelden.
Een dichter die nader wordt bekeken (en die ik ook al in mijn vorige blogbericht over dit boekje noemde) is Hans Clavin (1946-2016). Clavin is het pseudoniem van Hans van der Heijden, een dichter en uitgever van de tijdschriften Subvers, uitgegeven tussen 1970 en 1976 (en waar tegenwoordig grote bedragen voor wordt betaald bij veilinghuizen) en Clavin, dat onregelmatig verscheen sinds 1990.
Clavin debuteerde in 1967 in het Rotterdamse tijdschrift Vers-Univers. Ook publiceerde hij gedichten in De Tafelronde en hij schreef en publiceerde meerdere dichtbundels bij verschillende uitgeverijen (waaronder zijn eigen uitgeverij The Subvers Press) en in eigen beheer.
In 1970 publiceerde hij de bundel ‘Holland var. 969’ bij De Tafelronde. De Poëzie in deze bundel verrast door haar vormgeving. Het woord wordt herhaald of afgebroken en op die manier visueel in beeld gebracht, soms met behulp van kleur, met rekenkundige tekens, verschillen in de lettergrootten of met letters in een afwijkende stand. Het is zuivere concrete poëzie, speels en beweeglijk.
Zo ook het ‘gedicht’ getiteld ‘I.M. Marilyn Monroe’. In dit gedicht zien we een combinatie van een sjablone en het spel met het letterpaar ‘MM’.
.
Terugkijken
Van Zeggelen en Uilenspiegel
.
Afgelopen vrijdag was de negende editie van Dichter bij de Dood, een bijzonder evenement met dichters en troubadours. Normaal gesproken is dit evenement op 2 november (Allerzielen), de dag dat de doden herdacht worden, maar dit jaar was het, door omstandigheden, op 1 november (Allerheiligen). Ook dit jaar was begraafplaats Oud Eik en Duinen onze gastheer en de medewerkers zorgden weer uitstekend voor de dichters en de bezoekers.
Op de begraafplaats werd, zoals ook de afgelopen jaren, een route uitgezet in de buurt van de Aula (waar regelmatig poëziemiddagen worden georganiseerd door Dichter bij de Dood en poëziestichting Ongehoord!) waar middels fakkels de bezoekers langs de deelnemende dichters werden geleid. En in tegenstelling tot vorig jaar toen het koud en stormachtig weer was, was het dit jaar droog en niet al te koud.
Dat was te merken aan het aantal bezoekers. Meer dan 150 mensen namen de moeite om langs de dichters te lopen om de gedichten of liederen te beluisteren en wat meer informatie te krijgen over de bekende mensen waarover geschreven was. Zelf had ik dit jaar voor Willem van Zeggelen (1811-1879) gekozen. Deze dichter is vrijwel vergeten, behalve misschien nog door mensen die op de Van Zeggelenlaan in Den Haag wonen. En dat is niet terecht. In zijn tijd was van Zeggelen een bekend en zeer gewaardeerd dichter die de verhalen van Tijl Uilenspiegel berijmde.
Omdat in de tijd waarin van Zeggelen leefde de dichtkunst gebogen ging onder een brommerige serieuze preektoon, was van Zeggelen een verademing. Hij schreef in het begin van zijn dichterschap ook dit soort gedichten (die hij later misbaksels noemde) maar stapte later over op een meer komische toon. Hij schreef verzen met humor en publiceerde dichtbundels met titels als ‘Lach en luim’ (1864) en ‘Vrolijke schetsen’ (1853).
Over deze bijzondere dichter schreef ik het gedicht ‘Willem van Zeggelen’ dat ook terug te vinden is in het bundeltje ‘In het licht’ dat alle bezoekers op deze avond gratis aangeboden kregen. In deze bundel alle gedichten en bij elk gedicht een prachtige tekening van Geert Snijders. Ik heb mijn gedicht iets aangepast, je kan het hieronder lezen. En ik heb een paar sfeerfoto’s van de avond zelf toegevoegd van mijzelf en van Hanco van Geest. Op een van de foto’s staat Simon Mulder, deelnemend dichter, waarvan opnamen gemaakt werden voor een documentaire over de dichter P.C. Boutens (1870-1943) die begraven ligt op de begraafplaats.
.
Willem van Zeggelen
Het was de taal van Uilenspiegel, een lach om de
mond, een vrolijk gegeven vol streken en anekdoten,
grappen en grollen. Licht vermaak in
een serieus leven. Geen brommerige preek-
toon, geen opgeheven vingertje, Het leven moest
gevierd, langs omwegen en middels verhalen.
De bombast voorbij, het sentiment begraven;
misbaksels van taal en opvoeding. Vanaf dan nog
slechts de vreugde van een schelm uit een ver
verleden. De streken van zijn penseel in de vorm
van woorden als bron van vermaak, een sprankeling
van kwikzilverige verhalen.
.
De werkelijkheid
David Muiderman
.
In 2007 werd Harry Zevenbergen (1964-2022) de eerste en tot nu toe enige stadsdichter van Den Haag. Een van de opdrachten die hij mee kreeg was om poëzie op verschillende manieren in de stad op te laten duiken. Hij organiseerde de Stadsdichterskrant, de junior stadsdichter (die zijn toenmalige vrouw Diann van Faassen inmiddels nieuw leven in heeft geblazen), Guerillapoëzie en een poëtische wandeling tijdens het Uitfestival.
Maar hij organiseerde ook ‘Dichter op locatie’. Vijf dichters kregen de opdracht om een week lang te verblijven op een locatie naar keuze in de stad. De ervaringen van deze dichters werden vastgelegd in een dagboek met foto’s en gedichten getiteld ‘Met beide voeten in de modder’. In de eerste editie van 2008 (in 2009 zou een vervolg komen met bijbehorend dagboek) waren dit de dichters Jeroen de Vos, Gilles Boeuf, Jet Crielaard, Anne-Tjerk Mante en David Muiderman.
Deze laatste dichter, David Muiderman (1972) verbleef een week op de Haagse markt, de grootste markt van Nederland en een van de grootste onoverdekte markten van Europa waar mensen uit alle windstreken hun boodschappen doen. Uit zijn verslag van deze week komt het gedicht ‘De werkelijkheid’.
.
De werkelijkheid
.
Als in alle vroegte de mens
Als een bloem te slapen ligt
Alleen de dichter nog zijn hart verliest
Trekken de eerste voertuigen
Ten volle gevuld met fruit en derivaten
Als muizen uit hun huizen
.
Lichtvoetig betreden zij de straten
Bewegen op de muren
Als de schaduw van een kater
In de richting van het marktplein
.
Vlak voor de nacht is afgelopen
De dag is aangekleed
De kelen met koffie en teer gesmeerd
De appels één voor één op tafel uitgespreid
De bloemen uit hun knop getrokken
Blaast de dichter zijn hart uit
.
Nieuwe Nederlandse Lyriek
Russisch gebed
.
Wanneer je een bundel koopt met de titel ‘Nieuwe Nederlandse Lyriek, dan is het maar de vraag hoe nieuw die lyriek eigenlijk is. Zeker als de bundel is vormgegeven in een stijl die heden ten dagen niet gewoon is. Een klein onderzoekje (je verwacht het bij het colofon of op de titelpagina maar daar is niets te vinden) wijst uiteindelijk uit dat het hier een uitgave betreft uit 1927.
Het is een bloemlezing van 100 Noord-Nederlandse, Vlaamsche en Zuid-Afrikaanse Gedichten voor Middelbaar Onderwijs, samengesteld door P. van Renssen. En het is een fraaie bloemlezing met portretten (foto’s en tekeningen) van veel van de dichters. Naast veel bekende dichters toch ook heel wat (voor mij) onbekende namen. Vooral in de Vlaamsche en Zuid-Afrikaanse sectie maar toch ook bij de (Noord) Nederlandse dichters.
Zo is Johan Theunisz opgenomen met het gedicht ‘Russisch gebed’. Het gedicht is genomen uit ‘Het klare dagen, een Sonate in Verzen. Johan Theunisz (1900-1979) was historicus , schrijver, vertaler, essayist en dichter en werd in Groningen (Stadskanaal) geboren. Zijn eerste gedichten werden opgenomen in het tijdschrift Het Getij. In 1923 debuteerde Theunisz met zijn verzenbundel ‘Het klare dagen, een sonate in verzen’. In de jaren 1920-1924 behoorde hij tot de Groninger kunstenaarsgroep De Ploeg.
In 1941 ging het de verkeerde kant op met Theunisz. Hij werd sympatiserend lid van de NSB en de Kultuurkamer. In de volgende jaren bekleede hij verschillende functies in organisaties die door de Duitsers toegelaten werden. Als onderstormleider (de rangen waren toen nog Nederlands) van de SS maakte hij in 1942 een studiereis door Duitsland in opdracht van de SS-organisatie Das Ahnenerbe, een nazi onderzoeksinstituut dat als taak had om “wetenschappelijke” bewijzen voor de herkomst en superioriteit van het zogenaamde arische ras te vinden. Voor zijn toewijding aan de SS werd hij op 22 oktober 1942 – als een van de weinige Nederlanders – door Heinrich Himmler onderscheiden met de SS-Totenkopfring.
Na de oorlog werd hij tot maart 1948 geïnterneerd. Op 2 november 1948 werd hij door de kantonrechter-plaatsvervanger te Zwolle veroordeeld tot een vrijheidsstraf gelijk aan de periode van voorlopige internering. Ook werd hij ontzet uit het kiesrecht, uit het recht om ambten te bekleden en om een functie bij het onderwijs uit te oefenen. De Centrale Eereraad legde hem een publicatieverbod tot 15 mei 1950 op. De Commissie voor de Perszuivering sloot hem uit tot 5 mei 1965. Hierna zou hij nog leraar worden in West-Duitsland en uiteindelijk naar Spanje verhuizen.
Maar van al die foute activiteiten was in 1927 nog niets bekend. Daarom is het niet zo vreemd dat hij in deze bloemlezing werd opgenomen. Hij is overigens niet de enige ‘foute’ dichter in deze bundel. Ook Martien Beversluis (1894-1966) is opgenomen met een gedicht.
.
Russisch gebed
.
Heer, langs de steppe trekken vreemde paarden.
De dag was dor, en de avond droef en zwaar.
Heer, op het veld, het rood-en-zwart bezwaarde,
brandt laag de zon, als kaars op een altaar.
.
Heer, dorpen aan de doez’lig’ einder branden;
de stroom die langs de dorpen spoelt, is rood.
Heer, stilten, vreemd als schepen, die gaan landen
aan verre kust, staan bij ons, stom en groot.
.
Heer, machten, angsten die we nauw’lijks kennen,
zinkt nu de nacht op onze schouders neer.
Heer, om ons al gevaren, ongewende
en ongetelde. En gij zo ver, O Heer!
.
Immervoort en nimmerpoos
Marten Toonder
.
Soms weet ik even niet waar ik over zal schrijven. Zoals nu. Wat ik dan doe is in mijn foto’s kijken of en waar ik mogelijk aanknopingspunten kan vinden voor een nieuw bericht. Dat heb ik gedaan en ik vond een aanleiding in een foto van een vrolijk gezicht. Dit gezicht is ooit door mijn oudste dochter met een lippenstift op de muur van haar kamer getekend. Omdat het zo’n vrolijkmakende tekening is en omdat je zoiets gewoon wil bewaren hebben we de tekening altijd laten zitten.
Dat is stap 1, een foto waar je dan een gedicht bij zoekt. Toen ik het gedicht ‘Immervoort en nimmerpoos’ van Marten Toonder (1912-2005) tegenkwam wist ik het; dit was het gedicht. Dit gedicht is zo heerlijk mal en vrolijk, ik had bij het lezen van dit gedicht een zelfde ervaring als ik had bij het voor het eerst zxien van deze tekening. Uit de bundel ‘Aan het werk’ uit 1981 het gedicht ‘Immervoort en nimmerpoos’.
.
Immervoort en nimmerpoos
.
Opgetoerd en stripbeloerd
fieber ik een inktselploert,
en brouw het fabelsoort
waaraan geen einder gloort,
want toefselwalm geeft luierroos.
Immervoort en nimmerpoos.
.
De fantadoos, die trillers boort,
Smiespert grollig maar gesmoord.
En ik fieber dan een lang morso
van doening en van vermiso,
Maar prusel pal, want toef is voos.
Immervoort en nimmerpoos.
.
Strand
Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot
.
In een antiquariaat in Roosendaal vond ik een soort tijdschriftje dat werd uitgegeven door de Nederlandse Filmacademie in Amsterdam. Ik heb er naar gezocht maar kon er niets over vinden op het wereldwijde interweb. Ik heb wel wat foto’s genomen van een artikeltje. Het betreft hier een gedicht en een foto van twee jonge mannen die toen nog volkomen ombekend waren; Boudewijn de Groot (1944) en Lennaert Nijgh (1945 – 2002). De Nijgh was in 1965 student aan de Filmacademie en had blijkbaar een gedicht ( of een ‘zegliedje’ zoals Marijke het in haar redactioneel commentaar noemt) ingestuurd naar dit magazine en om het wat extra cachet te geven was hij samen met zijn jeugdvriend Boudewijn de Groot naar het strand getrokken om daar in het zand het gedicht in het zand te schrijven. Fotograaf Peike Reintjes legde dit tafereel vast. Ik vond dit zo heerlijk obscuur en bijzonder dat ik het jullie niet wilde onthouden.
.
Strand
.
Waar kan je liggen in het zand
totdat je hele lijf verbrandt;
waar kan je zuipen als een beest,
waar vind je vrienden voor elk feest,
waar kan je zwemmen als een rat,
waar word je zelfs van binnen nat?
Dat is aan de rand van Nederland,
dat is aan ons onvolprezen strand.
.
Het oog dat vangt
Saskia van Leendert
.
In mijn brievenbus vond ik een alleraardigst boekje met de titel ‘het oog dat vangt’. Ik wist dat het ging komen want dichter Saskia van Leendert had contact met me opgenomen over dit bundeltje met gedichten en (kunst) fotografie van fotograaf Ineke van Middelkoop. In april van dit jaar vond in de Stevenskerk in Nijmegen de achtste editie plaats van de Kunstraffinaderij, een multidisciplinair kunstspektakel waarbij zo’n 70 kunstenaars, de meeste uit de regio, nieuw werk presenteerden.
Het Poëziecentrum Nederland, gevestigd in Nijmegen, heeft speciaal voor deze editie een aantal dichters gevraagd te reageren op het werk van een kunstenaar naar keuze. Ik vind dit soort multidisciplinaire projecten altijd erg interessant. Zo werd ik in 2009 gevraagd door kunstenaar Nancy Demeester om in gedichten te reageren op haar kunstwerken die in de tentoonstelling Godenspijs in taal en teken in Ieper werden getoond. En dit jaar ben ik verbonden aan het project Raamwerk | Dichtwerk waar 20 dichters gedichten gaan schrijven bij 20 kunstwerken op ramen in Rotterdam bij de NE studio’s.
Maar terug naar ‘het oog dat vangt’. Zoals gezegd betreft het hier 10 kunstzinnige foto’s en 10 daarbij geschreven gedichten van Saskia van Leendert. Saskia van Leendert (1972) is dichter, therapeut en mindfulness trainer. Haar gedichten werden gepubliceerd in diverse tijdschriften en bloemlezingen en ze won een aantal poëzieprijzen onder andere in Nieuwegein en Zeist. Na de bundels ‘Hoe zij mij leest’ (2009), ‘Een doodgewone donderdag’ (2012) en ‘Restwarmte’ (2021) is er dus nu nieuw werk.
In ‘het oog dat vangt’ associeert van Leendert in haar gedichten op de kunstfoto’s van Van Middelkoop. Deze foto’s van vormen, kleuren en structuren zijn op twee na ‘Sea and bulbfields’ en ‘Ooypolder hoog water’ niet echt te duiden. Het is bij deze acht foto’s aan de fantasie en creativiteit van de dichter wat zij erin ziet. Dat kan zijn een vertaling van het getoonde zoals in het gedicht ‘variaties van verval’ of een interpretatie zoals in het gedicht ‘Uggianaqtuq’ wat in het Inuit zoveel betekent als ‘onverwacht of op een onbekende manier gedragen’ meestal gebruikt om het weer te duiden.
Een aantal gedichten gaan over landschappen maar het gedicht waarbij een landschap is te zien op de foto ‘Warming-up’ bij de foto ‘Ooypolder hoog water’ gaat dan weer over overleven en klimaatverandering. Zoals gezegd is het een kleurrijk, mooi uitgegeven bundeltje dat ik met plezier gelezen en bekeken heb.
.
Warming-up
.
Vooruitzien is heersen over de tijd
die komen gaat, als het moet
jarenlang tegen de stroming in.
.
Op een dag zoek je met droge lippen
naar land en je rotsvaste geloof vertelt je
dat ergens in het water het wijken begint.
.
Tot die tijd bouw je een ark
die bij vloed blijft drijven.
.






















